dat behelst een opgaan van het gemeentelijk gasbe drijf in een provinciaal bedrijf, met alle consequenties op financieel gebied van dien. Wij beseffen daarbij, dat Leeuwarden dan absoluut en relatief het grootste financiële offer zal moeten brengen. We zijn ook be reid medewerking te verlenen aan een samenwerkings verband met andere gasbedrijven op het gebied van het gezamenlijk runnen van storingsdiensten, het beschik baarstellen van de „know how", die bij de Energiebe drijven aanwezig is, het gezamenlijk voeren van een verbruikersadministratie zonder op dit ogenblik het eigen bedrijf al vast te pinnen. Wij zijn echter niet bereid tot het op dit moment onderbrengen van het gemeentelijk gasbedrijf in een N.V., omdat wij er stel lig van overtuigd zijn, dat een dergelijke constructie slechts vertragend gaat werken bij het tot stand bren gen van een provinciaal gas- of energiebedrijf. En om een en ander te onderstrepen, wil ik samen met mevr. Visscher-Bouwer, de heer J. de Jong, mevr. Woudstra- Peene en de heer Hovinga de volgende motie indienen: „De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 24 mei 1971; gehoord de bespreking over het voorstel over de N.V. Frigas; van oordeel, dat op het terrein van de gasvoorziening naar grotere samenwer kingsverbanden moet worden gestreefd; stelt voor het nu in behandeling zijnde voorstel aan te houden, aan B. en W. te verzoeken in nauw overleg met het Pro vinciaal Bestuur opnieuw te proberen de gewenste sa menwerkingsverbanden tot stand te brengen en daar bij ook de elektriciteitsvoorziening te betrekken." Mevr. Woudstra-Peene: Ik heb intussen van de iets oudere en veel wijzere raadsleden begrepen, dat de brief van de Vereniging Dorpsbelang Hempens-Teerns in de volgende raadsvergadering onder het punt Mededelin gen aan de orde zal komen en dat we er hier nu niet verder over behoeven te praten. We hopen alleen, dat het College met een positief preadvies zal komen. De heer Engels: De PvdA-PPR-fractie doet nu met enige andere fracties samen het voorstel de zaak aan te houden en opnieuw met het Provinciaal Bestuur en met de betrokken gemeenten in gesprek te gaan om alsnog' de gewenste samenwerking tot stand te bren gen en daar eventueel de elektriciteit bij te betrek ken. Als ik dat op mij in laat werken na het betoog van de heer Knol, dan moet ik dit opmerken: De heer Knol begon met een verschil van cijfers met de Wet houder te demonstreren. Ik wil daar kortheidshalve van zéggen, dat ik dat respecteer, maar dat ik niet kan controleren, hoe hij aan die cijfers of aan die be rekeningen komt. En ik geef dan toch de benefit of the doubt aan het College, dat met een stel ambtena ren zijn eigen cijfers wel heeft gecontroleerd en ge verifieerd. Het tweede punt, waarom de heer Knol met een motie komt, is, dat hij de voordelen niet ziet, ook niet voor de gemeente Leeuwarden. En even later zegt hij, dat hij bereid is een motie te steunen die inmiddels is ingediend met alle financiële consequenties van dien en beseffend, dat Leeuwarden het grootste offer zal brengen. Dan begrijp ik niet, wat hij voor bezwaar heeft tegen de conceptie, die B. en W. voorstellen, ook als Leeuwarden dat offers zou kosten, zoals hij die bij zijn eigen berekening becijferd heeft. Daarmee kom ik op de vraag: Is het wel verstan dig(De heer Knol: Het door B. en W. voorge stelde samenwerkingsverband achten wij te klein en we pinnen ons nu te veel vast op bepaalde overeenkom sten betreffende overdracht activa. Dat is ons be zwaar.) Dat U het samenwerkingsverband te klein vindt, omdat dit misschien financiële risico's inhoudt, kan ik mij voorstellen in Uw redenering, maar ik be grijp niet goed, hoe U daar iets op tegen kunt hebben, als U tegelijkertijd stelt, dat U een andere vorm, van concentratie „met alle financiële consequenties van dien" en beseffend, dat Leeuwarden de grootste offers dat heeft U letterlijk gezegd zal moeten brengen, aanvaardt. Wat de kwestie van de activa betreft, deze zijn dui delijk berekend en ook controleerbaar. Als hij daar be zwaren tegen heeft, dan moet hij ze ook gefundeerd naar voren brengen. (De heer Knol: Door deze ma nier van berekenen pinnen we ons vast en wie zegt mij, dat andere gasbedrijven wel met deze overdracht akkoord gaan? Dat is mijn bezwaar.) Als die wijze van berekenen overigens goed is, dan pinnen we ons op dc juiste manier vast. De manier is volgens U goed? (Da heer Knol: Ik heb bezwaar tegen de berekenings methode.) Dan zie ik helemaal het bezwaar niet, want als het een goede berekeningsmethode is, dan zal die ook voor andere gasbedrijven aanvaardbaar moeten zijn. Ik vind Uw argumentatie dus zwak. Ik zit met deze moeilijkheid, dat ik niet precies weet, hoe politiek de kaarten liggen en hoe de koppentellerij in deze Raad verloopt. Ik heb bezwaar tegen uitstel en mijn fractie met één uitzondering heeft er bezwaar tegen, dat dit voorstel vanavond niet aangenomen zou wor den. Wij vinden, dat dit wel zou moeten geschieden. Desalniettemin hebben we natuurlijk liever uitstel en geen afwijzing, als ons dat enig perspectief in de toe komst biedt. Ik vind het onjuist de zaak uit te stellen. Ik vind, dat wij nu ten principale een beslissing moe ten nemen, maar ik vind ook, dat daarvoor belangrijk is, dat het voorstel Knol c.s. (aanhouden van het voor stel van B. en W., het uitstellen en het opnieuw in studie geven) als eerste in stemming wordt gebracht. Ik wil U wel zeggen, dat wij dan tegen dit uitstel zullen stemmen en hopen, dat de Raad later voor het voor stel, zoals het hier ligt, zal stemmen. Ik heb over het voorstel zelf nog een paar opmer kingen. De kwestie Hempens-Teerns heeft mevr. Woudstra al aan de orde gesteld. Ik ben er ook zonder meer van uitgegaan, dat we dit adres straks bij de Mededelingen terug zullen vinden en dus een preadvies krijgen over wat we met Hempens zullen doen, wat betreft onren dabele aansluitingen. Ik ben erkentelijk voor het feit, dat de intussen wel begrepen opmerkingen over de werknemers door het College zijn overgenomen. Ik wil er nog met nadruk bij stellen, dat ik in de werknemerssfeer toch nog wel enige moeilijkheden zie. Ik lees, dat U bereid bent sommigen, die dat verlangen, eventueel op 60-jarige leeftijd op wachtgeld te stellen. Ik realiseer me, dat een aantal mensen zullen moeten verhuizen. Ik heb ook gelezen, dat het niet altijd eenvoudig zal zijn voor ho ger administratief personeel opnieuw een juiste functie te vinden. Ik zie dit soort moeilijkheden ook wel meer bij fusies e.d. Die zullen op ons af komen. Ik hecht daarom ook bijzonder veel waarde aan de werknemers commissarissen, die juist op dat punt bijzonder diligent zullen zijn en U zullen houden aan de toezeggingen, die U in deze Raad gedaan heeft. Wat de kwestie van de commissies betreft, de Wet houder heeft de gedachte gelanceerd de commissaris sen te binden aan een soort vooroverleg met commis sies. Ik heb U, mijnheer de Voorzitter, al nee zien schudden. Ik vind het zelf ook wat moeilijk een com missaris met mandaat te sturen. Ik heb overwogen het is overigens maar een bijdrage tot gedachtevorming, die, hoop ik, in Uw College nog verder zal doorwer ken dat eigenlijk de centrale figuur in een derge lijke N.V., net als bij een gemeentelijk bedrijf, dé-di recteur zal worden. En ik heb me afgevraagd, of het niet juist zou zijn, de directeur te binden aan het voor overleg met commissies, waarin U bijv. zou kunnen op nemen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, con sumenten en een aantal dames, die over het algemeen nogal prijsbewust zijn. En wanneer U de directeur zou verplichten het advies van die commissie ter kennis te brengen van de commissarissen, dan, dacht ik, zullen ook van die kant de commissarissen wat beter gewa pend het overleg met de directie kunnen voeren. Resumerend, kan ik mededelen, dat mijn fractie, met uitzondering van de heer Heidinga, volledig bereid is Uw voorstel te ondersteunen. De heer Vellenga: De heer Knol heeft zich beijverd te reageren op datgene wat de Wethouder naar voren had gebracht en heeft toen een brug geslagen naar de indiening van het voorstel, waarvan hij de eerste on dertekenaar is. Daardoor heeft hij mogelijk even geen aandacht geschonken aan de zaak van Hempens, maar gelukkig zijn anderen daarop teruggekomen. Ik geloof, dat de voorgestelde procedure juist is en ook ik heb begrepen aan de toezegging van de Wet 11 houder, dat de zaak van de werknemerscommissarissen nu of later toch wel zo wordt behandeld, als deze Raad dat wil. Ik heb eigenlijk hoofdzakelijk het woord gevraagd, om nog even te reageren op de korte gedachtenwisse- ling tussen de heer Engels en mijn fractiegenoot Knol over het financiële offer, dat de gemeente Leeuwarden wil brengen. Er lijkt n.l. een bepaalde tegenstrijdigheid te zijn in het verhaal, dat de heer Knol heeft gehouden, maar ik geloof niet, dat dat het geval is. Hij heeft n.l. duidelijk willen maken, dat het financiële offer, dat wij in dit verband zouden moeten brengen dus afgewo gen tegen het kleine samenwerkingsverband dat nu wordt voorgesteld groot is, in de gehele verhouding van nut en offer, maar dat wij wel bereid zijn offers te brengen, als dat de prijs waard is, als er inderdaad grotere samenwerkingsverbanden tot stand kunnen ko men. Dit is de bedoeling van het betoog van de heer Knol geweest: Nu is het ons de prijs niet waard, in oen groter verband wel. (De heer Engels: Naar mijn gevoel is het op dit moment de prijs niet waard, maar de woorden van de Wethouder en de cijfers die daar over in het rapport verschenen zijn, zijn van dien aard, dat je rustig mag aannemen, dat het offer voor ons niet zo zwaar is.) Het is dus niet het punt, dat het wel of niet zo zwaar is. (De heer Engels: Wel het nut, dat het heeft voor Franeker, Harlingen enz.) Daar hebt U gelijk in. Dat begrijp ik, maar onze gedachtengang is dus deze: Op de kwestie van de grootte van het offer zou nog af te dingen zijn; dat is het eerste stuk van het verhaal, maar op een bepaald moment ga je dan zeggen: Als er dan toch samengewerkt moet wor den, dan liever in grotere verbanden, ga dan de cirkels wijder trekken; dan krijgen de cijfers een heel ander beeld; dan komen ze in een heel ander perspectief te staan. Het is logisch, dat de heer De Jong vanuit zijn gehele conceptie hij is een van degenen, die achter dit groene rapport staan natuurlijk een lijn van die gedachtengang gaat volgen; de gehele prognose is op die manier opgesteld. (De heer Engels: Vooral tegen de achtergrond van zijn ervaring en die van het College en gesprekken met de andere gemeentebesturen, die niet willen.) Een van onze vragen was ook, waarom er niet een soort rapportage is geweest van het overleg met die gemeenten, omdat je dan geweten had wat de werkelijke motieven geweest zijn; wat er achter schuilt. En dan had je je nog kunnen afvragen: Zijn er nog openingen? Zijn er nog bruggen te slaan? Dat kan misschien vanuit de positie van Leeuwarden t.o.v. die gemeenten psychologisch, mentaal vrij moeilijk liggen, maar vanaf het moment, dat je het Provinciaal Be stuur inschakelt als een soort overkoepelend orgaan, zou je die mogelijkheden beter kunnen benutten. Het kan mislopen en ik zou dat jammer vinden, maar we wilden die kans aangrijpen. (De heer Engels: En als dat niet gelukt, wilt U dan alsnog voor het voorstel stemmen Daarom wilden wij voorstellen het voorstel van B. en W. vanavond niet af te stemmen, want dan zouden we de deur definitief naar de gemeenten, die nu bereid zijn mee te doen, dichtgooien. Dat willen wij per se niet. Die gemeenten verdienen dat niet aan de gehele onderhandelingspositie en ook de opstellers van het rapport verdienen dat niet. (De heer Engels: Dus ik moet concluderen, dat U per se bereid is die deur open te houden en dat U, als het niet gelukt met G.S., dan voor het voorstel van B. en W. stemt.) Dat bete kent, dat, totdat alle pogingen zijn gedaan om tot gro tere samenwerkingsverbanden te komen, die deur open blijft staan en dat wij ons in een nieuwe situatie op nieuw gaan bezinnen op het voorstel van de kant van het College van B en W., dat dan overeind blijft staan. (De heer Engels: U doet dus geen enkele concessie?) Nee, omdat intussen zoveel kan veranderen, ook in een stuk landelijke politiek, dat het onverstandig zou zijn, je daar nu al op vast te leggen. (De heer Engels: Ook in de grote politiek kan door open of dichte deuren gevaar ontstaan.) Dat hoort dikwijls bij elkaar; dat is heel duidelijk. En als ik over landelijke politiek spreek (De Voorzitter: Zullen we daar maar niet mee doorgaan?) dan denk ik aan de mededelingen, die Weth. De Jong ook heeft gedaan U merkt, hoe volgzaam ik vaak ben over de rapporten, de gehele elektriciteitsvoorziening, de gehele nationale aanpak èn van de zaken van de elektriciteit èn van de zaken van het gas. De voorstellen, die wij nu doen, zijn dus: Houd de deur open, ga niet het voorstel vanavond verwerpen, kom zo nodig met het voorstel later terug, maar we hebben liever, dat U met breder gefundeerde voorstel len komt. Daarmee handelt mijn fractie helemaal in de lijn van vroeger hier verdedigde opvattingen en dit is ook helemaal nog te zien tegen de achtergrond van het rapport van de P.v.d.A., dat de Wethouder hier zo goed heeft verdedigd. Het is nu nog wel de vraag, of er bereidheid bij het Provinciaal Bestuur leeft om hier aan mee te werken wij menen enige ritselingen op dit punt bespeurd te hebben maar dat wachten wij af. Het leek ons echter zinvol om dat te doen. En ik heb dus ook de hoop, dat het College mogelijk in zijn beantwoording - al of niet na schorsing, maar dat maakt U zelf altijd uit enigermate tegemoet zou kunnen komen aan de dingen, die door een groot deel van de Raad worden voorgesteld. De hear Miedema: Nei itjinge hjir allegearre sein is, mien ik dochs noch in opmerking meitsje to moat- ten. Ik bispeur n.l. by de fraksje fan de P.v.d.A.-P.P.R. dizze stimming Wy wolle wol hwat, mar dan moat it provinsiael wêze, dan moat it forban great wêze. En nou kin men der fan miening oer forskille, hoe't men ta dat ideael komme sil. De P.v.d.A.-P.P.R.- fraksje seit: Wy dogge op dit momint neat; wy halde de boat öf en wy geane nei G.S. om to freegjen üs to helpen, omdat wy in provinsiael gasbidriuw wolle; dêr wolle wy oer prate. (De hear Vellenga: Dat stiet net yn üs ütstel; der stiet: „grotere samenwerkingsverban den".) Ja, mar dat provinsiale forban woene Jim dochs wol it leafst. (De heer Vellenga: Dat weet ik nog niet.) Ik tocht, dat hwat it Kolleezje hjoed-de-dei üt- stelt, in bettere wei wie om to birikken, hwat it ütstel oantsjut, hwant hwat is it gefolch fan it oannimmen fan dit ütstel? (Alteast nei myn miening; lit ik my biskieden opstelle.) Ik leau, dat, as wy nou op 'e nij it Kolleezje in opdracht jowe ta ünderhannelingen yn in greater gearwurkingsforban - de ütfiering fan üs earste opdracht hat seis jier duorre dan wurdt it wer in kwestje fan jierren; dat kinne wy rêstich stelle. Dat kin wolris ynhalde, dat de lytsere gemeenten yn de rounte fan Frigas, dêr't wy joun oer prate, net de tiid hawwe om de resultaten fan dat ünderhanneljen eventueel it greate gehiel, dat Ljouwert great ge- nöch is öf to wachtsjen. Hja moatte yntusken foar- sjenningen treffe. De iene moat byg. in nije direkteur hawwe. Dy bidriuwen moatte trochdraeije en dan tocht ik, dat it oannimmen fan it ütstel fan it Kolleezje in sounere saek wie, in saek mei mear ütsjoch op it idéael, dat de P.v.d.A. sjocht, mar dat wy ek sjogge. Ik leau, dat it doel, hwer't wy nei stribje, oan beide kanten gelyk is. Allinnich de wize om it to birikken, is for- skillend. Ik tocht, dat wy it ütstel fan it Kolleezje, sa't it nou foar üs leit, akseptearje moatte en dat wy dan nei G.S. geane. Dan kinne wy sizze: Wy hawwe nou in lytse Frigas, mar wy wolle dy graech greater haw we; kinne Jimme üs ek helpe? Dan hawwe wy in po sitive died steld, dan is de earste oanset der, en it soe ek noch wêze kinne, dat, as it safier is (seis sünder in bisprekmeiG.S.),Noardeast-Fryslan, it Hearrenfean of in oare gemeente it ynteressant genöch fynt om mei to dwaen. Ik tocht, lyk as ik al sei, dat dit in fluggere wei wie om it doel to birikken, as in greater forban öf to wachtsjen, nou neat to dwaen en alles yn 'e döfpot to stoppen. Ik soe it bisünder bitreurje, as Frigas net ta stan komt. Frigas is lyts, mar nei myn bitinken wurdt it wol great. De heer J. de Jong: Ik heb in eerste instantie de onderdelen van deze zaak niet aangesneden. Ik heb geprobeerd om in een „algemene beschouwing" onze zienswijze weer te geven. En deze is, dacht ik, zeer zeker overeenkomstig de motie. Hiermee heb ik dus een stemverklaring willen geven. Mevr. Visser-van den Bos: Ik wilde nog een paar dingen vragen, die tot nu toe vergeten zijn. Waarschijnlijk is het op een van beide punten, waar over ik iets wilde vragen, mijn ondeskundigheid, die me de vraag doet stellen, maar dan word ik er dus wat wijzer door. Hoe stelt U zich voor, dat de N.V. aan het kapitaal komt om de gemeenten die geweldige

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 7