4 waar vermoedelijk veel meer kantoren zullen verrijzen. Dus daar kan niet zo maar een ditje of een datje ge bouwd worden; dat moet af zijn. En dat gun ik de Sociale Dienst best. Maar daar zit een heel gevaarlijke kant aan. En dat hebben we nu juist wel gezien bij het gebouw voor de Giro. Ais we plotseling een goede vesti ging kunnen krijgen van een dienst, een rijksdienst o.i.d., en we moeten betrokkenen iets aanbieden, dan zeggen we: „We hebben een gebouw in aanbouw, dat klinkt als een klok. Het is eerste stand en U kunt er direct terecht." Zo kunnen we de Sociale Dienst na tuurlijk niet op de tocht houden. (De heer De Vries: Dat kan één keer.) Ja, dat kan één keer en niet weer. Dus rijzen er in mijn fractie bedenkingen tegen de plaats, omdat die plaats onherroepelijk voorname eisen aan het gebouw stelt. Bovendien is het een ter rein van 100 m x 65 m 6500 m2, waarvan, zoals ge woonlijk op de bestemmingsplannen staat aangegeven, ongeveer de helft zal mogen worden bebouwd. Dan zou je daar dus een gebouw kunnen of moeten stichten van ruim 3000 m2. Dat is alles wat de Sociale Dienst nodig heeft. Maar zo'n gebouw van één verdieping kunnen we daar niet zetten. Denkt U zich maar eens even in het gebouw van de Belastingdienst in de Boterhoek zoiets past hier niet. Bovendien is de grond bij het Rengerspark bestemd voor een gebouw van 16 m hoog; dat staat n.l. op het bestemmingsplan. Dat komt zo ongeveer neer op 5 lagen. Als we daar een gebouw van 3000 m2 stichten, dan kunnen we dus 15.000 m2 vloer oppervlak krijgen. Daarom vragen wij ons af: Is het hier nu echt wel de plaats voor de Sociale Dienst Toen we met onze gedachten zover gekomen waren, hebben we bepeinsd: Is er nu niet een ander, kleiner, terrein, waar we niet zo gemakkelijk het gebouw voor de Sociale Dienst weer verliezen? Ik heb persoonlijk gedacht aan het gedeelte van het Vliet dat reeds enige tijd gedempt is. Daar hebben we een aantal open ter reinen liggen. Ik noem als eerste dat, waar de villa „Welgelegen" gestaan heeft, als tweede de plaats waar de voormalige zand- en grindhandel van Van der Noord gevestigd was, en als derde dat even verderop waar de sloperij en autohandel van Hoeben geweest is. Daar liggen drie behoorlijke terreinen naast elkaar. Daar is, voor zover ik het kan bezien, zeker één bij, waarop een knap gebouw voor de Sociale Dienst kan staan. Zou het nu echt niet verstandiger zijn daar een gebouw voor die dienst te zetten? Neem bijv. het eer ste terrein, waar vroeger het huis „Welgelegen" stond. Dat ligt niet zo ver van de Bleeklaan, ook niet zo ver van het centrum af. Het Vliet is nu geheel gedempt; je komt gemakkelijk bij de Tuinen uit. Dat zou o.i. bepaald wel een geschikte plaats zijn. Daarmee ontko men we aan eventuele moeilijkheden, die we straks met een gebouw bij het Rengerspark weer kunnen krij gen. Ik hoop n.l., dat er voor het terrein bij het Ren gerspark veel kansen komen. Zouden B. en W. een daar gezet gebouw voor een rijksdienst of een andere grote instelling beschikbaar stellen, dan zijn we blij, dat zo'n dienst hier komt en dat gebouw dan maar betrekt, maar dat kunnen we de Sociale Dienst niet aandoen. We moeten nu een plaats vinden voor deze dienst, waar die op korte termijn terecht kan. Wat zegt het College van zo'n terrein aan het Vliet De Voorzitter: Wij stemmen natuurlijk graag in met de woorden, door verschillende sprekers geuit, waaruit duidelijk blijkt, dat wij allen ten zeerste zijn ingenomen met het feit, dat de Regering na moeizame onderhande lingen heeft beslist, dat de Girodienst deels naar Leeu warden komt. Ik moet U zeggen, dat het College van B. en W. zeer erkentelijk is voor de wijze, waarop de vorige bewindslieden van Verkeer en Waterstaat en van Sociale Zaken, de Ministers Bakker en Roolvink, met ons dit overleg hebben willen voeren en wat veel belangrijker is hebben willen afronden. Ons College is unaniem van mening dat begrijpt U dat dit een heel goede zaak is. Uit de opmerkingen, die van Uw kant zijn gemaakt, blijkt, dat U instemt met de oplossing, die van onze kant is aangegeven voor de vestiging van de Schoolad viesdienst. Daar behoef ik dus niet verder op in te gaan. Die vestiging kan ook op vrij korte termijn wor den gerealiseerd. De financieringsmiddelen zijn daar voor ook reeds beschikbaar. Weth. Ten Brug en ik hebben daar direct een gesprek over gehad met een aantal leden van G.S. en wij zijn zeer erkentelijk, dat wij ook onmiddellijk alle medewerking van die zijde heb ben gekregen om voor deze dienst zeer snel een defi nitieve oplossing te vinden. Wij stonden daarna dus nog voor de kwestie van het binnen afzienbare tijd reali seren van een betere huisvesting van de G.S.D., een punt, dat wij ook heel erg belangrijk vinden. Dit is wel net onderdeel van de gemeentedienst, dat het slechtst gehuisvest is. We hebben er dus echt voor te zorgen daarvan is zowel de Raad als het College van B. en W. overtuigd dat hiervoor binnen de kortst mo gelijke tijd een andere oplossing komt. Helaas moeten we een bepaald offer brengen. Ik stem in met de opmerkingen, die de heer Heidinga heeft gemaakt, dat dit absoluut moet betekenen een zekere vertraging in het tot stand komen van een nieuwe huisvesting voor de G.S.D., want we waren al aan een oplossing Dezig en wélke keus we nu ook maken, een zekere vertraging zal ontstaan. Het College van B. en W. is echter unaniem van mening, dat wij ervoor moeten zorgen deze vertraging tot het uiterste te be perken. Hier heeft U dan ook al de belangrijkste mo tivering, waarom wij hebben voorgesteld thans een ge bouw te stichten in het Rengersparkkwartier, naast het Rengerspark. Een eerste voorwaarde moest n.l. zijn, dat we snel konden beginnen. Deze terreinen zijn eigendom van de Gemeente; wij kunnen daarop, zodra een nieuw plan klaar is, zodra dus de architect zijn plan heeft omgebouwd, onmiddellijk uit de voeten, zodat wij niet eerst nog voor allerlei handicaps zouden komen te staan om een terrein beschikbaar te krijgen. Er is nog een tweede, heel belangrijke, factor in het spel. U weet, dat wij, wat de Tesselschadeflat betrof, een regeling hadden getroffen, dat het Sociaal Fonds voor de Bouwnijverheid het zou financieren; wij zouden het voor 25 jaar huren met het recht van koop na die tijd. Als wij geen belangrijke vertraging willen, zullen wij tot eenzelfde regeling moeten komen, want het ligt met in de lijn der verwachting, dat wij op korte termijn de financieringsmiddelen beschikbaar zullen kunnen krij gen om direct een nieuw G.S.D.-gebouw te stichten. Zou dat wel het geval zijn, dan zouden wij andere be langrijke offers moeten brengen; dan zouden wij andere objecten moeten laten schieten die ook zeer urgent zijn. Wij hebben dus onmiddellijk een bespreking ge had, wederom met het Sociaal Fonds voor de Bouw nijverheid, en met klem gevraagd om ook dan, als wij een G.S.D.-gebouw op een andere plaats zouden zetten, te willen financieren, op een wijze, die in grote lijnen zou overeenstemmen met de regeling die we reeds hadden getroffen voor de flat aan de Tesselscha- destraat. We hebben in principe overeenstemming be reikt met genoemd Fonds. Maar dat betekent ook, dat we een terrein moeten nemen, dat voor deze financier acceptabel is, want als wij zelf bouwen, zouden wij vrijer zijn. Nu kom ik heel concreet op de kwestie van het Vliet; de heer Heidinga heeft terzake een suggestie gedaan En ik wil niet zeggen, dat er niet een gebouw op een der door hem genoemde terreinen gezet zou kunnen worden, maar niet een gebouw, dat naar onze mening zou voldoen aan eisen, die we ten minste menen te moeten stellen aan een nieuw G.S.D.-gebouw, ook al zullen we de nodige beperking in acht moeten nemen. Daar komt dan nog bij, dat de terreinen aan het Vliet een andere bestemming hebben gekregen. Nu kan men daarop terugkomen; de Raad zou kunnen beslui ten die bestemming te wijzigen, maar we koersen heel duidelijk in de richting op het Vliet terreinen vrij te krijgen voor een aantal bedrijven, die uit de binnen stad weg moeten en die niet op het industrieterrein thuis horen of geplaatst kunnen worden, dus meer de ietwat kleinere, maar toch werkelijk levensvatbare be drijven in onze gemeenschap. Ik kan U meedelen, dat er ook zelfs al verschillende gesprekken gaande zijn met eigenaren van dergelijke bedrijven in de stad. En wij zouden het dus betreuren, als daar weer een rem op zou komen, want we hebben voor dit soort bedrij ven ook niet zóveel geschikte terreinen beschikbaar, die dicht genoeg bij het centrum van de stad liggen. Dit zijn zo een aantal argumenten, die ons aanleiding hebben gegeven om, nadat wij een aantal terreinen hadden bekeken, toch uiteindelijk voor de G.S.D. de keus te laten vallen op een terrein in het Rengerspark kwartier. Nog een laatste opmerking. De heer Heidinga heeft even genoemd de oppervlakte van 6500 m2. De plan nen moeten nader worden uitgewerkt, maar ik kan U al wel zeggen, dat we als College hebben afgesproken, dat natuurlijk geen grotere oppervlakte in dit Ren gersparkkwartier voor de G.S.D. zal worden bestemd dan noodzakelijk is. Maar dit moet nog worden uitge tekend; de Raad krijgt nog nadere voorstellen. Wij zijn wel tot de conclusie gekomen, dat, willen we zo weinig mogelijk tijd verliezen, we inderdaad weer met het Sociaal Fonds voor de Bouwnijverheid in zee die nen te gaan, daar dit ons de grootst mogelijke waar borg biedt om snel te kunnen werken, maar ik plaats hierbij de kanttekening, dat er altijd een vertraging zal ontstaan. Ik weet niet, of Weth. Heetla nog behoefte heeft op de kwestie als zodanig in te gaan. De heer Heetla (weth.)Ik geloof, mijnheer de Voor zitter. dat U duidelijk genoeg geweest bent. Het alter natief was het Rengersparkkwartier, en met deze plaats heb ik wel genoegen kunnen nemen. Andere vestigingsplaatsen zouden ongeschikter zijn; dat heeft U reeds uiteengezet. De heer Heidinga: U heeft wel een leuk verhaal gehouden, mijnheer de Voorzitter. Ik hoop echter niet, dat U het mij kwalijk neemt, als ik zeg, dat de uiteen zetting van de zakelijke kant van deze aangelegenheid meer op de weg van een der Wethouders had gelegen. Dat moet me nu toch maar eens van het hart. (De Voorzitter: Dit is een CollegezaakAlle wethou derszaken zijn collegezaken. (De Voorzitter: We zijn er allemaal bij betrokken ik moet even interrum peren en dat is de enige reden, dat ik als Voorzitter van het College het woord heb gevoerd; minstens vier leden van het College zijn bij deze materie betrokken.) In het algemeen ga ik er volledig mee akkoord, dat U de algemene zaken beantwoordt, maar m.i. zoudt U moeten trachten de taken, zoals die in het College ver deeld zijn, aan iedere Wethouder te laten. U zei: „Het terrein aan de Spanjaardslaan is be schikbaar." Het staat op het ogenblik vol woonwagens; die staan er al enige jaren. Kunt U die a bout portant er af dirigeren Waar gaan ze dan heen Is daar rekening mee gehouden? Is daar plaats voor? (De heer De Vries: In Zierikzee!) (De heer Tiekstra (weth.): Katwijk!) Het nieuwe gebouw voor de G.S.D. kan op dezelfde manier gefinancierd worden als het gebouw aan de Tesselschadestraat. Het verblijdt mij bijzonder, dat wij die mogelijkheid hebben, want wij weten als Raad ook wel, hoe moeilijk het met de financiën van de Gemeente gesteld is. Dus akkoord en dank, dat U dat hebt kunnen bereiken. U zegt vervolgens: Het terrein moet voor de finan cier acceptabel zijn. Dus dat houdt in, dat we het al lerbeste terrein van de stad Ik gebruik Uw woor den; niet de mijne. Wij hebben vanuit de Raad al meer malen gevraagd: Kan er een verzorgingshuis o.i.d. staan En dat kon nooit. beschikbaar stellen, omdat deze financier het gebouw voor de Sociale Dienst wil financieren. Ik weet niet. Om nu te zeggen: Dat doen we niet, gaat mij te ver, maar ik wil U wel zeggen, dat het mij niet erg ligt. U zegt zonder meer: Op het Vliet is het niet mogelijk het gebouw voor de G.S.D. te zetten. U toont dat helemaal niet aan en dat kunt U ook niet, want ik neem niet aan, dat er ooit nog een schets van dit gebouw gemaakt is. We hebben des tijds eens een paar lijnen op papier gehad voor een ge bouw aan het Schoenmakersperk, maar verder zijn we ook nooit gekomen. Het gebouw aan de Tesselschade straat was niet zo gemaakt, dat het strookte met onze inzichten, maar dat konden wij huren en wij konden dat gebruiken. Het was van een andere ontwerper en bet was niet speciaal voor de G.S.D. opgezet. Dan zegt U, mijnheer de Voorzitter, dat wij met het Vliet andere bedoelingen hebben. Het moet toch pot verdikke niet gekker worden. Wij hebben het bestem mingsplan Het Vliet in de Commissie Ruimtelijke Or dening gehad. Er waren voor die terreinen kantoren gepland, mijnheer de Voorzitter! En als we in de Bis schopstraat een pand moeten aankopen, dan komt er in de stukken te staan: „Dit is een saneringsbuurt.", op grond van datzelfde plan, dat in de Com missie Ruimtelijke Ordening geweest is Dan loopt U daarop vooruit en U koopt daar een huis aan om het te laten verkommeren en U verspijkert het op grond van datzelfde bestemmingsplan! En als ik hier dan in de Raad opper, dat daar kantoren kunnen staan, omdat die op dat bestemmingsplan staan, dat al in de Commissie Ruimtelijke Ordening is geweest, dan zegt de Voorzitter van het College gewoonweg: Daar heDben we andere bedoelingen mee; daar willen we be drijven hebben. (De hear Miedema: Dan haldt alles op.) Ja, dan houdt alles op. Dan kunnen we wel op houden met praten. (Stem: Dat is de oplossing.) Nie mand weet er iets van en zoiets wordt dan hier zo maar klakkeloos meegedeeld. Maar mijnheer de Voor zitter: Er ligt een bestemmingsplan, dat al enige com missies gepasseerd is, en volgens dat plan zijn die ter reinen bestemd voor kantoren. Dan vind ik het t.o.v. de Raad geen stijl, dat U met deze dingen zo voor den dag komt. De Voorzitter: Misschien wil Weth. Tiekstra nog een enkel woord zeggen over het bestemmingsplan als zodanig, waar de heer Heidinga zojuist op doelde. De heer Tiekstra (weth.): Uitgaande van a. de ver onderstelling, dat de heer Heidinga zijn betoog en ik dacht, dat hij dat in eerste instantie duidelijk heeft ge daan baseert op de opvatting, dat t.a.v. de realise ring van nieuwe elementen in de „woeste" of „verwoes te" gebieden in deze stad toch in die zin zorg nodig is en dat men de kwaliteit van de betreffende terreinen daarbij goed in het oog te houden heeft, en b. de ver onderstelling, dat zijn gedachtengang is, dat het reali seren van nieuwe elementen een zeer duidelijke eerste aanzet is van het hele proces van gezondmaking van dit soort omgevingen, kan ik mij volledig voorstellen, dat hij dit betoog houdt. Maar ik dacht, dat er op een bepaald ogenblik keuze gemaakt wordt en ik wil de heer Heidinga niet onthouden ik praat niet over de situering van het G.S.D.-gebouwdat uiteraard bij de keuze van het terrein een aantal terreinen een rol heb ben gespeeld. Ik wil daarbij nadrukkelijk zeggen, dat in de beschouwingen het Zuidvliet niet heeft meege speeld. Dat is niet zó toevallig. En ongetwijfeld heeft de heer Heidinga gelijk, als hij tot de Voorzitter zegt: U kunt nu wel zeggen, dat daar bedrijven zullen ko men, maar daarover bestaat nog geen raadsbesluit of raadsbeleid. Maar anderzijds is er t.a.v. de bestemming van de terreinen aan het Zuidvliet overleg gaande met bedrijven uit de binnenstad, die daarheen wel verplaat sing willen overwegen, om het heel voorzichtig uit te drukken. Daarbij gaat het niet zozeer om industrieën, want de heer Heidinga weet evengoed als ik, dat men allerhande variatie in de economische sfeer kan be denken en dat bepaalde bedrijven zonder enig bezwaar buiten de industrieterreinen geplaatst kunnen worden. Denkt U maar aan drukkerijen, ateliers e.d. In dat ka der bezien, is dus de functie, die in het beleid van B. en W. toegedacht is aan de terreinen aan het Zuidvliet, anders dan die, beoogd voor de terreinen bij het Ren gerspark. En ik dacht, dat het verstandig was over deze nuance overigens een belangrijke nuance te praten. Daarbij komt, dat op basis van het ontwerp plan, zoals het nu dus in bewerking is, de afmetingen van de terreinen aan het Vliet voor een kantoorge bouw, als voor de G.S.D. nodig is, waarschijnlijk iets ongunstiger zijn. Ik zeg „iets ongunstiger", want als de heer Heidinga zou opmerken: „Het kan er altijd op.", dan heeft hij natuurlijk gelijk. Als een flat van zoveel lagen aan de Tesselschadestraat kan staan, dan kun je ook wel een gebouw met zoveel lagen aan het Vliet stichten, maar natuurlijk kan ook weer niet elk gebouw overal in de stad staan. Uiteindelijk hebben B. en W„ nadat een aantal terrei nen de revue zijn gepasseerd, op grond van de over wegingen die de Burgemeester heeft genoemd, hun oog laten vallen op het terrein bij het Rengerspark en ik wil er wel aan toevoegen, dat uiteraard ook daarbij de voorkeur van de belegger voor de situering van dit ter rein een rol heeft gespeeld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3