8 9 X -Vifiit 'W. Tenslotte heeft mevr. Visser gevraagd, hoe het zit met de leeftijdsopbouw van de categorie mensen die van deze badhuizen gebruik maakt. Nu kennen we al leen de cijlers, op oepaalde data geënquêteerd, van het badhuis in de Van Ostadestraat. Het Groene Kruis heeft indertijd die enquête gehouden voordat men het voorstel bij ons aanhangig maakte dit badhuis te slui ten. Terecht op grond van die overwegingen vraagt mevr. Visser ook naar deze situatie. Die is als volgt: Tussen 0 en 20 jaar waren er 100 bezoekers, tussen 21 en 40 jaar 74, tussen 41 en 50 jaar 24, tus sen 51 en 64 jaar 33 en boven de 65 jaar 15. Het zwaar tepunt ligt dus in de groepen van o20 en van 2140 resp. 100 en 74. Ik dacht, dat dit ook wel een duidelijke indicatie gaf, want ik heb geen enkele reden om aan te nemen, dat de situatie bij het badhuis Wis- sesdwinger hier in sterke mate van zal afwijken. De heer De Jong (weth.)De heer Van Haaren heeft gevraagd naar de mogelijkheid van verhoging van de bijdrage van de Gemeente ingeval van het aanbrengen van een douche-installatie in woningen. We heboen hieromtrent een regeling van rijkswege, die we al jaren toepassen. Om de zaak nu nog wat meer vaart te geven, doen we nog iets in het kader van renovatie plannen i.z. vooroorlogse gemeentewoningen en woning wetwoningen. In die plannen zit dit punt goed ver werkt. En we hopen in deze richting nog iets meer te kunnen gaan doen, maar we hebben niet de middelen voor datgene wat de heer Van Haaren vraagt. De heer Van Haaren: Weth. Ten Brug komt met twee argumenten, n.l., dat er toch tariefsverhoging zou zijn gekomen voor de baden in de nu te sluiten bad huizen en dat er geen grond voor verlaging van de tarieven van de Overdekte is, omdat we in het geheel niet kunnen overzien wat de consequenties daarvan zijn. Ik vind, dat we wèl kunnen overzien, dat al met al de Gemeente, ook bij een verlaging van 40 ct., aan de sluiting van de twee badhuizen verdient. Zonder meer. En nu is er voor mij gewoon een materiële grond om de prijzen te verlagen. Daarnaast is er en dat is door andere raadsleden ook betoogd een sociale grond, omdat hier nu weer de minst-draagkrachtigen worden gedupeerd door deze tariefsverhoging. Ik blijf dus pleiten voor een verlaging van de prijzen met 40 ct.; de Gemeente zal dan toch nog aan de sluiting van de badhuizen verdienen. Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb het gevoel, dat ik de heer Van Haaren een beetje ga tegenspreken. Hij heeft het over „verdienen" van de Gemeente. Ik kan hoogstens denken aan de mogelijkheid, dat de Gemeente er minder op verliest, maar dat is een zaak, die de Wethouder beter zal kunnen beantwoorden dan ik. Het gaat mij hier ook niet om. De heer Van Haaren zegt, dat de minst-draagkrachtigen gedupeerd worden. En dat waag ik te betwijfelen. Vandaar mijn belangstel ling voor de leeftijdsgroepen. Ik ben er door het ant woord van de Wethouder niet helemaal uit gekomen, maar toch ben ik blij, dat er enige indicatie is. 020 jaar (als ik dat tenminste goed heb verstaan) is na tuurlijk een bijzonder grote groep. 015 jaar zou mij dierbaarder zijn geweest, want de groep vrijgezellen- op-kamers, die nu eenmaal geen gebruik mogen ma ken van de douche- of badinrichting van degenen, bij wie ze op kamers wonen, kunnen meestal het nemen van een douche wel betalen. En ik voel me helemaal niet geroepen te pleiten voor de minst-draagkrachti gen, als ik aan die groep denk. En daarom was ik er zo in geïnteresseerd nu eens te weten, hoeveel gezin nen hoeveel kinderen beneden 15 16 jaar dus van de badinrichtingen gebruik maken. Daar heb ik jammer genoeg geen antwoord op kunnen krijgen, maar misschien kan dat aantal toch aangetoond wor den. Dan zouden we allen hier het antwoord hebben op de vraag: Worden inderdaad de minst-draagkrach tigen gedupeerd door deze maatregel De heer Knol: De Wethouder stelt, dat de tarieven voor de Overdekte indertijd zijn aangenomen door de Raad. Dat zal wel zo zijn, maar ik neem aan, dat ze gebaseerd zijn op het toen bekende aantal van onge veer 7000 baden. Komen daar nu 23.000 baden bij, zoals in de raadsbrief wordt verondersteld, dan neem ik aan, dat de tariefstelling wel iets anders komt te liggen. De heer Ten Brug (weth.)Wat de kwestie van het verdienen van de Gemeente betreft, mevr. Visser heeft de heer Van Haaren daar juist op geantwoord: Het is geen kwestie van verdienen, maar van minder ver liezen. De heer Van Haaren heeft vervolgens gezegd, dat ik zou hebben beweerd, dat er geen enkele grond is om de tarieven van de Overdekte te verlagen, dat we geen gegevens hebben om dat te kunnen bekijken. Ik heb gezegd: We hebben op dit moment geen gege vens beschikbaar, maar ik heb erbij gezegd, dat er mij in ieder geval aanleiding toe lijkt te bestaan, dat de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie het probleem van de tarieven en knipkaarten op zichzelf eens bekijkt. Ik heb in het algemeen de opmerking willen maken, dat er zo op het eerste gezicht naar mijn idee direct geen aanleiding zou zijn voor een be langrijke verlaging in de richting van 40 ct. dat is een belangrijke verlaging op een tarief van f 1, gezien het feit, dat wij kortgeleden het tarief op dit bedrag hebben vastgesteld en gezien ook het feit, dat je tarieven van 1966 op dit moment niet meer kunt hanteren als uitgangspunt voor 1972. Maar deze zaken komen dat mag toch wel duidelijk zijn en mijn col lega de heer Weide heeft mij dat toegezegd in de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie. Daarbij zal dan ook kunnen worden bekeken, in hoe verre een eventuele verhoging van het aantal bezoe kers van 7000 tot misschien 30.000 invloed zal hebben op de tarieven, zoals die destijds zijn vastgesteld öf laten we elkaar niet al te gauw blij maken met een dode mus misschien zullen de tarieven van de Over dekte in een langzamer tempo moeten worden ver hoogd dan waarvoor wij anders zouden zijn gesteld. Ik dacht, dat wij het in die sfeer nog eens met elkaar zullen moeten bekijken. Mevr. Dijkstra-Bethlehem wenst aantekening, dat zij geacht wil worden te hebben tegen gestemd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat mevr. Dijkstra- Bethlehem tegen is. Punt 15 (bijlage no. 282). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijlage no. 266). De heer Van Haaren: Uit de ons voorgelegde raads brief van 4 augustus j.l. blijkt, dat de heer secretaris van de Monumentenraad er 4y2 jaar over heeft moeten doen om te kunnen constateren, dat de behandeling van ons beroep van 14 november 1966 zeer veel werkzaam heden zal vereisen. De conclusie van deze secretaris, dat wij ons beroep na 4% jaar, nog voor hij de voor bereiding van de behandeling ter hand heeft genomen, beter kunnen intrekken, zou een lachertje kunnen zijn, als dit soort bureaucratische krankzinnigheden niet zo ergerlijk zijn. Maar in de raadsbrief zit naar onze me ning een lelijke adder onder het gras. U motiveert Uw instemming met het intrekken van het beroep met erop te wijzen, dat er t.a.v. de betreffende panden voor beide partijen wel een bevredigende oplossing kan worden gevonden. Die oplossing kennen wij. Het be tekent afbraak van deze panden, een oplossing, waar wij en met ons „Het kloppend hart", het Comité Binnenstad en vele burgers, die de binnenstad niet willen opofferen aan het verkeer, ons fel tegen ver zetten. Wij zijn dan ook mèt U vóór intrekking van het beroep, maar op grond van heel andere overwe gingen. Wij hopen misschien tegen beter weten in dat de Monumentenwet t.a .v. deze panden alsnog niet zo soepel werkt en zo steun kan geven aan het verzet tegen een steeds verder slopen van monumenten ten behoeve van het rijdend blik. Want van een achter gesloten deuren door een commissie over een periode van jaren bijgeschaafd, z.g. nieuw, binnenstadsplan verwachten wij voor onze binnenstad helaas niet veel goeds. De Voorzitter: In ieder geval bent U het eens met ons voorstel. (Dat is belangrijk op het moment.) (De heer Van Haaren: Ja.) Ik dacht, dat de Wethouder nauwelijks behoefte heeft om te antwoorden. De heer Tiekstra (weth.) heeft er geen behoefte aan te antwoorden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 268). Mevr. Woudstra-Peene: Wij zijn het graag eens met het restauratiesubsidie voor dit pand, maar we zouden even graag willen weten, hoe het staat met het aan grenzende pand in de Bagijnestraat. Dat ziet er wer kelijk zo zielig uit, dat het gevaar voor instorting waarschijnlijk niet denkbeeldig is. Nu vermoed ik wel, dat dit pandje in particuliere handen zal zijn, maar zou den we dan niet kunnen proberen het aan te kopen voor restauratie We kopen zoveel huizen aan met het doel ze af te breken en dan konden we nu misschien eens eentje kopen met het doel om het te herstellen. De heer Tiekstra (weth.): Hier past een heel een voudig antwoord op. Enkele raadsvergaderingen gele den heeft de Raad besloten het betreffende pandje aan te kopen. (Gelach) De Voorzitter: Mevr. Woudstra is met vakantie ge weest en heeft, neem ik aan, in die tijd geen stukken gelezen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 275). De Voorzitter: Voordat ik dit punt in discussie geef, moet ik U mededelen, dat het niet, zoals in de laatste alinea van de raadsbrief staat, behandeld is in de Com missie voor de Energiebedrijven. Er is besloten het als nog in de eerstvolgende vergadering van die Commissie aan de orde te stellen. Verder staat er in het ontwerp-besluit een fout be drag. Er staat onder II f 210.000,dit moet zijn f203.000,—. Zo klopt het dan ook met de raadsbrief. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de correctie, die bij monde van de Voorzitter is aangebracht. Punten 19 t.e.m. 26 (bijlagen nos. 247, 256, 246, 260, 261, 263, 264 en 265). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 257). De heer Visser: Ik heb niet een vraag over de cij fers, die hier allemaal in verwerkt zijn, maar een pro- cedurevraag. Ik zou kortweg willen vragen, wat de reden is, dat hier de wettelijke termijn, zoals die om schreven is in art. 55 van de L.O.-wet, overschreden is. Dit geldt niet alleen voor dit voorstel. Ik ben zo vrij de twee volgende voorstellen ook in mijn vraag te be trekken. Dan behoef ik daarbij niet op dit onderwerp terug te komen. De heer Ten Brug (weth.)Domweg drukke werk zaamheden op de afdeling Onderwijs zijn de oorzaak van deze overschrijdingen. Aan de onderwerpen van de vorige punten zijn fatale termijnen verbonden, dus de werkzaamheden, daaraan verbonden, gingen voor. Bij de onderwijs-onderwerpen, die thans aan de orde zijn (komen), zijn geen fatale termijnen verbonden. Ik kan U wel mededelen, dat ik op het moment het gevoel heb, dat we enigszins inhalen en ik kan de heer Visser ook mededelen, dat er een zekere voorschottenregeling ge troffen wordt, zodat de nadelen wel worden genivel leerd. De heer Visser: Eigenlijk is dit wel een wat ver velende zaak. De Wethouder heeft al gezegd, dat men bezig is in te lopen, en nu 1969 op deze agenda vermeld staat, heb ik het gevoel en de verwachting, dat, wat 1970 betreft, misschien aan de wettelijke bepalingen kan worden voldaan. Aan de andere kant vind ik het sympathiek van de Gemeente het is in het verleden al eens eerder gebeurd dat zij een aanvullende kostenvergoeding beschikbaar heeft gesteld. Er zitten hier weer een paar van die vergoedingen in. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de aangebrachte correctie op blz. 2 van het besluit no. 10467b, zoals in een nota aan de Raad is voorgesteld. Punten 28 t.e.m. 34 (bijlagen nos. 258, 259, 274, 271, 254, 262 en 255). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 35 (bijlage no. 269). De heer Visser: N.a.v. hetgeen ik zopas gesteld heb bij vorige voorstellen zou ik nu willen vragen: Is het mogelijk, dat ook hier aanvullende bedragen beschik baar worden gesteld Ik ben ervan overtuigd, dat de pijn van de achterstand bij het kleuteronderwijs veel sterker is dan bij het lager onderwijs. Als in deze be groting voor het kleuteronderwijs een tekort van 3 ton zit, dan volgen daaruit vrij forse overschrijdingen. De cijfers wijzen dat ook uit. De heer Ten Brug (weth.)Het verlenen van voor schotten als de heer Visser bedoelt, is, wat het kleuter onderwijs betreft, in strijd met de wet. En dan is het voor een wethouder uiteraard moeilijk op de suggestie van de heer Visser in te gaan, maar ik kan hem zeg gen, dat wij dit probleem ook geconstateerd hebben bij het opmaken van deze berekeningen. We zullen morgen in B. en W. bekijken, in hoeverre wij, de wet niet al te zeer geweld aandoende door de geest boven de tekst te laten prevaleren, hier iets aan kunnen doen. De Voorzitter: Is de heer Visser akkoord met deze mededeling van de Wethouder? De heer Visser: Ja, mijnheer de Voorzitter. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 36 (bijlage no. 290). De heer Schaafsma: Het is niet een speciaal belang van de gemeente Leeuwarden om de Stichting School- tandverzorging Leeuwarden te vergroten tot een Stich ting Schooltandverzorging Friesland Noord. Indien ech ter het dienstbetoon in Leeuwarden niet vermindert en de kosten voor onze inwoners en deelnemers niet ver meerderen ten gevolge van deze begroting, dan verdient deze nieuwe opzet onze steun. Op het stuk van het dienstbetoon lijkt me de nieuwe stichting een verbete ring, omdat een eventuele vacature soepeler kan wor den opgevangen in een groter team dan in een kleiner. Bij de financiële opzet vraag ik me echter af, of die voor de deelnemers in de gemeente Leeuwarden niet zal leiden tot een forse verhoging van de prijs. Ik neem aan, dat de Schooltandverzorging van Harlingen plus Barradeel geen materiaal inbrengt, omdat de correctie factor tussen de buitengemeenten en Leeuwarden Har lingen en Barradeel niet uitsluit. Wij alleen brengen dus materiaal in. Dat zijn drie caravans, die van school naar school worden gesleept. Voor de buitengemeenten zal dus een essentieel stuk duurder materiaal moeten worden aangeschaft, n.l. een auto, waar Leeuwarden geen speciaal belang bij heeft. Zijn de gebruikte cor rectiefactoren nu niet aan de lage kant? En ik vraag me af: Moet na drie jaar deze correctiefactor niet blij ven bestaan? Deze auto is speciaal voor de buitenge meenten, niet voor ons. Een kleine berekening leert, dat wij zo'n 6000 deelnemers inbrengen. Zoals uit de derde alinea van de raadsbrief blijkt, start men met een deel van de klassen van de buitengemeenten. Laten we veronderstellen, dat we in drie jaar hierdoor 6000 deelnemers er bij krijgen, zoals de begroting deze noemt. Uitgaande van het bedrag, dat tot op heden bekend is, n.l. f 30,78, en dit drie jaar vasthoudende, zal, door de correctiefactor toe te passen, ongeveer f 80.000,door de buitengemeenten meer worden be taald dan door de deelnemers uit de gemeente Leeuwar den. Dit lijkt een vrij groot bedrag, maar hier moet in ieder geval dus het prijsverschil van auto en caravans uit worden betaald, want na drie jaar betaalt iedere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5