14
15
aanvoer van 11.2 op 15.4 en de schapenaanvoer van
8.5 tot 10.8. (De heer Knol: Heeft U geen cijfers om
trent de varkens?) De varkens zijn hier buiten gelaten;
die spelen hier geen rol. (De heer Tiekstra (weth.):
Geiten staan er ook niet bij.) (Gelach.) (De Voorzitter:
Attentie!) De motivering i.z. de Leeuwarder markt is
niet zozeer in de richting van de dieren waarnaar de
heer Knol vraagt, te zoeken, maar juist in de richting
van de rundveemarkt. Die is voor Leeuwarden zo van
belang, omdat de grote runderslachterijen in Friesland
gevestigd te Leeuwarden, Dokkum, Murmerwoude en
Franeker behoefte hebben aan een slachtveemarkt
in het begin van de week. (Dat is weer een motief om
ons goed op te oriënteren.) Deze slachterijen betrekken
vandaag-de-dag hun vee nog van Groningen en Hooge-
veen, niet van Sneek, want Sneek heeft praktisch geen
runder handel.
Een volgend punt is, dat wij, als wij hier tot een
tweede veemarktdag overgaan, bepaald niet belang heb
ben bij de maandag, want, als er naast de vrijdag een
andere marktdag komt, dan zullen we er een moeten
hebben, die iets verder van de vrijdag af ligt dan de
maandag. Dan is de dinsdag beter gekozen. (De heer
Knol: Er zitten twee dagen tussen.) Ja, maar tussen
de maandag en de vrijdag zit een groter verschil in
dagen dan tussen de dinsdag en de vrijdag. (De heer
Knol: Dat maakt toch niets uit.) Voor U misschien
niet, maar voor de mensen, die hierbij betrokken zijn,
maakt dat wel terdege verschil en die hebben juist
gepleit voor een dinsdag en niet voor een maandag. Dit
motief speelt dus ook wel terdege mee. Daarom hebben
wij gesteld: Als het toch de richting van een tweede
marktdag uitgaat en er moet een claim gelegd wor
den, laten we dan duidelijk in Den Haag zeggen: Wij
claimen de dinsdag. Dat is een Leeuwarder belang.
De heer Wiersma zit met het tijdstip in de maag,
waarop zo'n tweede marktdag gerealiseerd zal worden,
maar daar hebben B. en W. geen moeite mee. Dat kun
nen we nog wel eens nader bekijken. Het gaat er ons
voorlopig om, dat die claim op tafel ligt. En we moe
ten ook claimen, dat het een dinsdag wordt en niet
een maandag, want de dinsdag past bij de Leeuwarder
situatie. Daarmee zijn de belangen van Leeuwarden en
Friesland gediend. Groningen en Sneek mogen hun
belangen hebben, maar wij zitten hier niet in de eerste
plaats om de markten van Groningen en Sneek groter
te maken. Wij zitten hier om de Leeuwarder belangen
te behartigen en daarbij kunnen we tevens oog hebben
voor de instanties, die hier ook mee te maken hebben.
Als tot realisering van een tweede marktdag zal moe
ten worden overgegaan, dan zullen we overleg moeten
plegen met degenen, die hierbij betrokken zijn. Ook de
veehandel zal om de tafel moeten gaan zitten, als wij
hier over een x-aantal jaren verder mee geconfronteerd
worden. Maar vandaag-de-dag is dit punt van beslis
sende betekenis: Zijn wij bereid onze claim op tafel te
leggen? En ik dacht, dat het een gemeentelijk belang
was, duidelijk te stellen, dat dat wèl het geval is. Nu
geloof ik wel, dat de vragen, die de heer Hemstra ge
steld heeft, nog blijven bestaan. Ik vind het op zichzelf
terdege juist, als hij vraagt: Hoe komt dit en hoe komt
dat? Hij zegt: Het zijn de slachthuizen of de verzend-
grossiers, die misschien wel graag een tweede vee
marktdag willen. Maar daar moeten we ook rekening
mee houden! Dat zijn de klanten, die van ons moeten
kopen. En wat er in Sneek zal moeten gebeuren Sneek
zal ongetwijfeld met de ontwikkeling van de veehandel
tussen 1964 en 1970 voor ogen terdege moeten weten,
dat het niet aan de landelijke veemarktkalender voorbij
kan gaan, maar dat moet Sneek weten. Wij hebben een
gesprek met Sneek gehad. Sneek heeft zich met een
tweede marktdag in Leeuwarden niet akkoord ver
klaard. Dat is ook wel te begrijpen, maar we hebben
wel getracht tegenover Sneek duidelijk te maken, dat
wij aan de bestaande ontwikkeling niet voorbij kunnen
gaan. We hebben gezegd: „Dit is onze positie en wij
hopen, dat U er begrip voor heeft, ook al kunnen wij
van U accepteren, dat U Uw bezwaren kenbaar maakt,
maar wij komen voor de Leeuwarder belangen op." De
besprekingen zijn in een plezierige sfeer gevoerd, maar
toch is er een duidelijk verschil van standpunt na de
besprekingen gebleven. We hadden ook niet anders ver
wacht.
Ik geloof, dat ik de heer Hemstra de duidelijkheid
die hij gevraagd heeft, nu wel verschaft heb. Hij vroeg
nog: Kan in de toekomst misschien wel één veemarkt
dag in stand gehouden worden Dat is voor ons ook
een probleem. Als we alleen voor de toekomst op één
dag, die nogal kwetsbaar is, de vrijdag, zouden blijven
„gokken", dan zouden we juist te weinig speelruimte
hebben om aan de ontwikkelingen, die zich hier voor
doen, het hoofd te kunnen bieden. Juist om ons risico
zo klein mogelijk te maken, hebben we onze claim op
tafel willen leggen.
Mevr. Dijkstra heeft ook een aantal bezwaren op
genoemd. Zij heeft tegenstellingen in de raadsbrief ge
vonden. Zij heeft daarin gelezen, dat deze zaak niet
incidenteel bekeken moet worden en toch komt Leeu
warden nu met een h.i. incidenteel voorstel. Maar dat is
het juist niet. Als mevr. Dijkstra de achtergrond, die
ik getracht heb in enkele woorden te schetsen, duide
lijk is, dan zal zij het met ons eens moeten zijn, dat
wij, gezien de structurele ontwikkelingen, tijdig onze
claim dienen te stellen. Maar wij zullen in september in
Den Haag als bestuurders van 13 steden met grote vee
markten overleg moeten voeren over de veemarktka
lender en we zullen ook plaatselijk moeten overleggen
met de veehandel. We zullen nooit tegen de veehandel
in moeten gaan en we zullen, als het aan de realisering
van een tweede veemarktdag toe komt, met de vee
handel moeten spreken over de vraag: Hoe kunnen we
de zaak op de juiste wijze tracteren?
Mevr. Dijkstra heeft ook nog de veemarkten van
Purmerend, Doetinchem en Groningen erbij betrokken.
Maar niet alleen met de claims van die markten, ook
met die van Den Bosch en Utrecht op maandag en
dinsdag hebben we te maken. Die komen er nu bij en
daar mogen we juist niet aan voorbijgaan. We geloven
wel, dat de tendens is, dat de grootste markten groter
worden en de kleinste markten kleiner. En dan moeten
wij zorgen, dat wij, als het kan, de groei, die hier tot
nog toe valt te constateren en Leeuwarden is van
die grotere markten gelukkig het sterkst gegroeid
bijhouden. We moeten in dezen goed op onze tellen
passen
Ik dacht, dat de heer Wiersma zich in hoofdzaak
toch wel achter dit voorstel gesteld heeft. Hij heeft
m.b.t. punt III gevraagd, of het niet mogelijk is, dat
wij voor „Burgemeester en Wethouders" lezen „de Ge
meenteraad". Ik til daar persoonlijk niet zo zwaar aan,
maar ik dacht, dat de redactie „Burgemeester en Wet
houders, de Raad gehoord" meer in de lijn was van het
normale bestuurlijke overleg. B. en W. voeren uit wat
de Raad beslist. En als het in die zin bedoeld is, dan
dacht ik wel namens het College te kunnen zeggen,
dat wij daar geen bezwaar tegen hebben. Het gaat ons
er echt niet om dat realiseringsproces zo snel op ons
toe te halen. Het gaat er ons voorlopig maar om die
claim op tafel te leggen en dan kom ik helemaal in
de lijn van de heer De Jong, die duidelijk gesteld heeft,
dat dat het probleem is, waarmee we te maken hebben
en daar zullen we ons nu vanavond over moeten uit
spreken. Ik dacht dan ook, dat, als wij het voorstel van
de heer Wiersma in de door mij genoemde zin opvatten
en realiseren, dit misschien niet eens aan de orde zou
behoeven te komen. Ik zou hem althans willen vragen,
dit nog eens te bekijken.
De heer De Jong wil ik dank zeggen voor de steun,
die hij aan het College heeft gegeven.
De heer De Vries wil ik antwoorden, dat inderdaad in
tweede instantie overleg gevoerd zal moeten worden,
maar niet omtrent de dag. Dat moet vast staan. In
tern en ook in de commissie hebben wij destijds duide
lijk gesteld, dat het de dinsdag moet worden, maar er
is niets op tegen omtrent de realisering van een tweede
marktdag zo breed en zo royaal mogelijk overleg te
voeren.
De heer Knol: Bestaat de mogelijkheid nu, dat Gro
ningen de vrijdag kan claimen?
De heer Wiersma: In grote lijnen ben ik wel te
vreden gesteld door het antwoord van de Wethouder
n.a.v. de verschillende hier gestelde vragen. Ik ben ook
bereid mijn voorstel eventueel te wijzigen in de zin,
die de Wethouder bedoelt, mits dus wel in het besluit
sub III zal worden vermeld, dat de Raad zal worden
gehoord. Daar kan ik me volledig mee verenigen. Ik
ben blij, dat inderdaad blijkt, dat de dinsdag en de vrij
dag vastgelegd moeten worden om nader overleg te
kunnen plegen met al de gemeentebesturen van de an
dere steden, waar veemarkten gevestigd zijn. Daar ben
ik absoluut voor en ik wil herhalen, dat ik aan de be
zwaren, die m.b.t. Sneek en Groningen gemaakt wor
den, beslist niet zo zwaar til, zeer zeker niet wat be
treft Sneek, gezien het karakter van de markt daar.
De heer De Vries: Ik begrijp het antwoord van de
Wethouder niet helemaal. Ik dacht, dat het er om gaat
een nationale marktkalender samen te stellen en dat
wij dus als Leeuwarder Raad een dag claimen, maar
dan moet er overleg plaats hebben. Want gesteld nu,
dat het overleg erin uitmondt, dat men landelijk be
sluit: „Leeuwarden krijgt niet de dinsdag, maar wel
de maandag" (of eventueel de woensdag) overleg
houdt toch in, dat er verschuivingsmogelijkheden moe
ten zijn; anders behoef je niet te overleggen ac
cepteren wij het dan niet?
De heer Van der Veen: Ik ben het met een paar van
de mij voorafgaande sprekers wel eens, dat de maandag
geen geschikte dag is en de dinsdag wel, maar daar
wilde ik het niet over hebben.
De heer Wiersma heeft voorgesteld sub III van het
ontwerp-besluit aldus te lezen, dat het tijdstip van in
werkingtreding van het besluit vastgesteld wordt door
de Raad, terwijl in het voorstel staat, dat Burgemeester
en Wethouders dat doen. De Wethouder zegt: „Als het
nu zó gebeurt, dat B. en W. het doen, gehoord de Raad,
dan heb ik er geen bezwaar tegen." Nu is mijn vraag:
Wat is het feitelijke verschil tussen de redactie van de
Wethouder en de eerste redactie van de heer Wiersma?
Ik vind n.l. die redactie van de heer Wiersma simpel
en voor geen tweeërlei uitleg vatbaar. En ik ben, wat
dat laatste betreft, niet helemaal overtuigd van de
simpelheid en de duidelijkheid van de redactie van de
Wethouder. Maar als hij nu werkelijk meent, dat het
op precies hetzelfde neerkomt, dan zou ik toch nog de
redactie van de heer Wiersma prefereren.
De heer De Jong (weth.): De heer Knol heeft ge
vraagd: Kan Groningen de vrijdag claimen? Ja, dat is
theoretisch altijd mogelijk, maar ik dacht, dat de situ
atie juist zodanig is, dat de andere gemeenten de dagen
in het begin van de week claimen.
De heer Wiersma is wel tevreden gesteld als de re
dactie van het sub III gestelde wordt gewijzigd in de
zin als door mij bedoeld, maar de heer Van der Veen
heeft toch liever de eerste redactie van de heer Wier
sma. Het zegt mij niet zo veel. Wij voeren normaliter de
besluiten uit, die de Raad heeft genomen. Maar wil de
Raad het toch nog royaler gesteld zien door de re
dactie van het gestelde sub III te wijzigen in die zin,
dat de Raad beslist, nu, dan is dat voor ons geen pro
bleem. Laten we dan de eerste redactie van de heer
Wiersma maar overnemen. (De heer 15. P. van der
Veen: Dan is het dus niet hetzelfde.) (De Voorzitter:
Ik stel voor van het gestelde sub III te maken: „te be
palen, dat de Raad het tijdstip, waarop dit besluit in
werking treedt, nog nader vaststelt." Dan is het heel
duidelijk. Dan komt het College natuurlijk t.z.t. met
een voorstel. Gaat Weth. De Jong daar ook mee ak
koord?) Van ganser harte.
Dan komt de heer De Vries met de vraag: Als nu
uit het overleg blijkt, dat er geschoven moet worden
met de dagen? Wij hebben een duidelijke claim voor
de dinsdag op tafel gelegd. Zou bij het overleg blijken,
dat het er niet in zit en dat de tweede marktdag op een
maandag moet zijn, dan zullen we zo spoedig mogelijk
weer bij de Raad terug moeten komen. Maar we heb
ben bewust voor de dinsdag gekozen. We moeten ook
niet de maandag en de dinsdag claimen, want dat zou
de indruk wekken, dat we te veel vragen. Wij menen
echter, dat de dinsdag als tweede marktdag een Leeu
warder belang is.
De Voorzitter: Verlangt nog iemand het woord
i.v.m. de correctie, die ik zojuist naar aanleiding van
het voorstel-Wiersma en de opmerking van de Wet
houder daaromtrent, heb voorgesteld, het woord?
Geen der raadsleden verlangt meer het woord.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W„ met inachtneming van de mondeling,
door de Voorzitter aangebrachte wijziging i.z. het ge
stelde sub III van het ontwerp-raadsbesluit no. 10596.
Punt 38 (bijlage no. 251).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 39 (bijlage no. 273).
De heer Van Haaren: We zijn het volledig eens met
dit voorstel de vermakelijkheidsbelasting voor kermis-
bedrijven en circussen af te schaffen. Het bezoek aan
vermakelijkheden is, zoals U zelf al stelt, een normale
uitgaaf voor de burger en rechtvaardigt in onze tijd
geen hogere belastingen. Het is verder ook vreemd, dat
vermakelijkheden, als bezoek aan bars, dancings of des
noods prostituée's, niet extra zijn belast en andere sec
toren van vermaak nog steeds. Wij zouden U dan ook
in overweging willen geven verder te gaan dan U in Uw
raadsbrief doet en wij willen voorstellen de vermake
lijkheidsbelasting nu al over de gehele linie af te
schaffen.
De hear Klomp: Ik wit wol, dat de formeitsbilêsting
in öfrinnende saek is, mar om foar in pear groepen dy
bilêsting nou al óf to skaffen, achtsje ik net goed. Dan
foar allegearre tagelyk, gjin bifoarrjochting fan in
pear groepen. En dêrom soe ik wol graech wolle, dat
der yn 'e notulen opnommen wurdt, dat ik tsjin dit
ütstel bin.
De heer De Jong (weth.): De heer Van Haaren
heeft gevraagd, of verder gegaan kan worden dan in
dit voorstel is aangegeven. Wij hebben gemeend, dit
niet te moeten doen, omdat wij de financiële consequen
ties daarvan niet kunnen overzien en ook, omdat wij we
ten, dat wij tot 1979 de tijd hebben. Dit is dus een stukje
afbraak van de vermakelijkheidsbelasting, die aansluit
bij de situatie, waarin de beide betrokken groeperingen
zich op het ogenblik bevinden. Wat de kermisstand-
plaatsenverpachting betreft, maakt het eigenlijk niets
uit. De kermisexploitanten hebben er veel last van, en
het brengt ons nog geen f 1000,per jaar op. Je kunt
het ook zo stellen, dat ze wat ze meer betalen aan ver
makelijkheidsbelasting minder aan pacht betalen. Als
ze weten, dat er geen vermakelijkheidsbelasting meer
behoeft te worden opgebracht, dan kunnen ze misschien
wat hoger inschrijven. En ze zijn heel veel administra
tieve rompslomp, waarvan ze zo graag af willen, kwijt.
Wat de circussen betreft, het is bekend, dat deze het
over het algemeen bijzonder moeilijk hebben. Willen
we nog circussen naar Leeuwarden toe trekken, dan
zullen we hun tegemoet moeten komen door moeilijk
heden weg te nemen. Vandaar, dat we gezegd hebben:
Laten we voor deze twee groepen een uitzondering ma
ken, maar laten we nu niet verder gaan. Als er zich
straks nieuwe behoeften voordoen om de vermakelijk
heidsbelasting verder te gaan afbreken, dan zou het in
het kader van onze financiële positie, die bijzonder
slecht is, bekeken kunnen worden.
Ik kan me het standpunt van de heer Klomp voor
stellen. Hij heeft nu onze motivering gehoord, en ik
stel me voor, dat wij met kennis te nemen van wat
hij gezegd heeft en dat straks bij de stemming aange
tekend zal worden, kunnen volstaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de heer Klomp ge
acht wil worden tegen dit voorstel te hebben gestemd.
Punt 40 (bijlage no. 267).
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk vind de kwestie van de
procentuele loonsverhoging een moeilijk verteerbare
zaak. In de afgelopen jaren is hierdoor de kloof tus
sen de laagstbetaalden en de hoogstbetaalden veel gro
ter geworden. Ik weet, dat dit een rijksregeling is,
waarbij het steeds weer opvalt, dat in het rijksoverleg
overeenstemming is verkregen. En toch ben ik van
mening, dat men zich steeds meer ook bij monde van
de vakbeweging hiertegen verzet. De moeilijkheid is,
dat je als gemeenteraadslid niet het volledige stand
punt van de bonden in het rijksoverleg onder ogen