3
Punt 3.
De Voorzitter: Weth. Weide is met vakantie. Hij is
daar deze zomer niet zo erg aan toegekomen. Hij rust
nu uit, niet alleen van de vermoeienissen die aan het
wethouderschap vastzitten, maar ook van de werkzaam
heden voor het Indoor Concours Hippique.
De heer P. P. de Jong (secr.): Bericht van verhin
dering is binnengekomen van mevr. G. Bakker-van Dier-
men en de heren J. Schaafsma en P. van der Veen.
Mevr. L. Woudstra-Peene. De heren S. Bouma en
J. Wiersma zullen iets later ter vergadering komen.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A en B.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub C.
Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Sub D.
Deze rapporten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub E.
Dit beroepschrift wordt in handen van de Commissie
Beroepschriften Bouwverordening gesteld om preadvies.
Sub F.
De Voorzitter: Dit punt kan van de mededelingen-
lijst worden afgevoerd. Nadat de mededelingen klaar
waren, is het preadvies gereed gekomen. Dit staat als
punt 13a op de agenda van deze vergadering.
Sub G.
De heer Janssen: Deze brief van de bewoners van
de Verlengde Schrans zult U tot U nemen voor pre
advies. Ik zou dit advies gevoeglijk kunnen afwachten,
ware het niet, dat bij mij nog enkele vragen rijzen.
Het is mij niet recht duidelijk, of in dit geval een
bouwvergunning voor het plaatsen van een luifel is
verleend, en zo ja, op welke gronden die is verleend.
Het is een hoog en nogal kermisachtig geval en ik ben
wel benieuwd naar de motieven die voor het verlenen
van die vergunning gegolden hebben.
Verder zou ik graag zien, dat bij het uitbrengen van
Uw preadvies ook het rapport van de Schoonheidscom
missie en/of de opinie van de Directeur van Bouw- en
Woningtoezicht omtrent deze luifel ter inzage zullen
liggen.
Ik hoop, dat U erin zult slagen spoedig met een pre
advies in de Raad te verschijnen, opdat de adressanten
eventueel van deze inbreuk op hun woongenot verlost
zullen kunnen worden.
De heer Tïekstra (weth.): De betreffende luifel is
gebouwd op voet van een bouwvergunning, die via de
normale procedure is verleend en waarvoor geen wei-
geringsgronden voorhanden waren.
Uiteraard zijn wij wel met deze zaak bezig, maar
wij hangen af van de welwillendheid van de desbetref
fende eigenaar. De resterende antwoorden kan de heer
Janssen bij het preadvies tegemoet zien, mogelijk ook
het resultaat van onze bemoeiingen terzake.
De heer Visser: Ik vraag mij af, of het nodig is,
dat het College over deze kwestie met een preadvies
komt. De adressanten hebben kennelijk geen gebruik
gemaakt van de bevoegdheden die hun gegeven zijn in
de Hinderwet.
De heer Tiekstra (weth.)Een aantal raadsleden is
het verschil tussen de procedure Hinderwet en de pro
cedure Bouwverordening niet ontgaan. Inderdaad is de
hinderwetprocedure zonder bezwaren afgewikkeld. Bij
de bouw van de luifel is niet de hinderwetprocedure
aan de orde, maar puur de procedure ingevolge de
Bouwverordening. Daar gaat het op dit moment om.
Ik dacht, dat B. en W. in elk geval welke inhoud
het preadvies ook moet hebben met een preadvies
zullen moeten komen.
De brief wordt in handen van B. en W. gesteld om
preadvies.
Punt 4 (bijlage no. 354).
De heer Van Haaren: In deze raadsbrief worden
percelen genoemd die in de Landbuurt liggen. T.a.v. het
passief aankoopbeleid in deze buurt dat in wezen is
omgeslagen in een actief aankoopbeleid hebben wij
reeds enkele malen gevraagd de aangekochte percelen
zoveel mogelijk hun oorspronkelijke woonbestemming
te doen behouden. Bij geruchte heb ik thans vernomen,
dat panden in de Landbuurt die eigendom van de Ge
meente zijn, bestemd zullen worden voor studenten
huisvesting. Ik zou van de Wethouder willen weten, of
dit gerucht juist is. Als het juist is, dan juicht mijn
fractie dergelijke aankopen toe, al zouden wij het be
grip studentenhuisvesting graag vervangen door jon
gerenhuisvesting (waarbij jeugdige mensen de kans
wordt geboden met eigen middelen de bewoonbaarheid
van deze panden volgens eigen inzichten te verbeteren).
In Uw raadsbrief motiveert U de aankoop van een
aantal percelen met de opmerking: „De eigendom van
de bovenbedoelde percelen is voor de Gemeente van be
lang, omdat zij zijn gelegen in een te saneren stads
wijk, dan wel benodigd zijn voor de realisering van
een toekomstig bestemmingsplan." Met dit zo ruime,
algemene uitgangspunt is mijn fractie het niet eens.
Wij geloven, dat het niet juist is in saneringswijken,
die vaak nog zeer veel jaren overeind blijven staan,
panden te kopen, als men van te voren niet duidelijk
weet wat men voorlopig met deze panden wil doen,
terwijl wij t.a.v. de bestemmingsplannen alleen dan
aankoop juist en verantwoord vinden, als er een vast
gesteld bestemmingsplan is. Een aankoopbeleid geba
seerd op de argumentatie van de voor ons liggende
raadsbrief kost de Leeuwarder gemeenschap alleen maar
zeer veel geld, meer geld dan we eigenlijk kunnen uit
geven, en het schaadt de mogelijkheden van huisves
ting van minder-draagkrachtigen of van speciale groe
pen woningzoekenden, zoals de jongeren.
De hear Miedema: Itjinge hjir krekt nei foaren
brocht is, libbet ek wol by üs. Mar wy hawwe der by
in foarige gelegenheit al by it Kolleezje op oantrune
de Ried in nota oer de sanearringsbuerten yn bi-
hanneling to jaen. Ik leau net, dat wy ridlik oer dizze
problematyk prate kinne, as dy nota net op tafel leit.
Dêrom freegje ik it Kolleezje nochris mei klam sa gau
mooglik mei dy nota to kommen, sadat wy hjiroer in
iepen bisprek hawwe kinne. Dan witte wy hwat wy
dogge. Ik bin it mei de hear Van Haaren iens, dat wy
sa net trochgean kinne.
De heer Tiekstra (weth.)Allereerst wil ik een mis
verstand uit de weg ruimen. Het is niet waar, dat in
de Landbuurt een actief aankoopbeleid wordt gevoerd.
Het aankoopbeleid is puur passief. Wij kopen alleen
percelen die ons worden aangeboden; iets anders is er
in de Landbuurt op dit moment niet aan de orde.
Vervolgens zou ik willen zeggen, dat de formulering
die in de raadsbrief voorkomt, niet toevallig is. Die
heeft n.l. betrekking op de verwerving van vast goed
door de Gemeente in het belang van wat men vroeger
noemde „het belang van de volskhuisvesting". Nu staat
het er zo in, eenvoudig omdat bij die verwerving be
paalde formele zaken een rol kunnen spelen, zoals b.v.
registratierechten. Aankoop van panden voor de ge
noemde doeleinden zijn vrij van registratierechten.
Op dit moment is er een duidelijk vaststaand beleid
en van het College is op het ogenblik geen ander be
leid te verwachten dan tijdige verwerving van de voor
de uitvoering van bestemmingsregelingen ook in de
toekomst benodigde panden. De theorie van de heer
Van Haaren is, met de verwerving te wachten tot
een bestemmingsplan gereed is. Wij hebben vaak ge
noeg met bitterheid ervaren, dat we een te traag aan
koopbeleid voerden. Tussen ons beleid en dat wat de
heer Van Haaren wil schijnt wel enige ruimte te zijn,
maar die ruimte wordt bepaald door de praktische
mogelijkheden. Ik geloof, dat het verstandig is het
huidige verwervingsbeleid voort te zetten. Het is zelfs
de vraag, of de betrokken groepen die woningzoekend
zijn met dit beleid niet beter zijn gediend, dan wanneer
de Gemeente niet aankoopt. In het laatste geval zou
de Gemeente vermoedelijk worden geconfronteerd met
de wens van de particuliere eigenaren deze pandjes voor
allerlei andere doeleinden te gebruiken dan voor bewo
ning. Dat betekent dan, dat er een proces op gang
komt waar de Gemeente bij gebrek aan bereidheid om
te kopen weinig aan kan doen en het betekent ook,
dat op den duur de problematiek van sanering en re
constructie nog veel groter wordt.
Oan it adres fan de hear Miedema woe ik sizze, dat
ik deselde soarch haw as hy oangeande it op tiid oan-
bieden fan de nota dy't nei myn bitinken al ré wêze
kind hie. Ik hoopje, dat dy op de aginda komt to stean
fan de earstkommende gearkomste fan de Kommisje
Grounbidriuw, sadat dy kommisje by steat wêze sil
advys üt to bringen op dit stik fan saken. As dat sa
is, soe it bitsjutte kinne, dat de nota oer trije wiken
yn de Ried komt.
De heer Van Haaren: In de eerste plaats zou ik de
Wethouder willen vragen, of hij niet kan antwoorden
op mijn zeer concrete vraag, n.l. of de aangekochte
panden in de Landbuurt bestemd zijn voor studenten
huisvesting. Op die vraag heb ik geen antwoord ge
kregen.
Verder heeft de Wethouder gezegd, dat het een
passief aankoopbeleid is en blijft, en dat is formeel na
tuurlijk wel juist. Ik wilde alleen maar stellen, dat het
aankoopbeleid een sneeuwbaleffect heeft veroorzaakt,
zodat het er als het ware op gaat lijken, dat er een
actief aankoopbeleid wordt gevoerd. Wij weten ook wel,
dat zoals de Wethouder zei het aankoopbeleid
van deze Raad duidelijk vaststaat.
Ik geloof overigens, dat het goed was, dat ik hier
een standpunt formuleerde, maar ik geloof ook, dat
het goed is, dat wij uitvoerig op deze hele kwestie te
rugkomen bij de algemene beschouwingen. Wij willen
deze zaak dan opnieuw in discussie brengen. Wij blijven
ernstige bezwaren houden tegen een aankoopbeleid op
basis van deze zeer ruime criteria en wij zien bepaald
niet het gevaar voor een veel te traag verwervings
beleid dat de heer Tiekstra signaleerde.
Wij komen hier dus gaarne uitvoerig op terug (niet
n.a.v. deze raadsbrief, maar bij de algemene beschou
wingen), met dien verstande, dat wij dan, gewoon ver
wijzend naar wat hier vandaag is besproken, in een
heleboel gevallen zullen zeggen, dat wij wensen te wor
den geacht tegen te hebben gestemd.
De heer Tiekstra (weth.)Het is mij bekend en
dat is ook het enige, dat ik kan zeggen dat onder
meer m.b.t. het te verwerven woningbezit in de Land
buurt gepraat wordt over de mogelijkheid van een vorm
van huisvesting, zoals de heer Van Haaren die noemde.
De heer Van Haaren krijgt nog veel eerder dan hij
aangaf de gelegenheid over het verwervingsbeleid te
spreken aan de hand van de toegezegde nota aan de
Raad. Hij hoeft echt niet te wachten tot de algemene
beschouwingen van de begroting; hij kan hopelijk over
deze kwestie spreken over drie, maximaal zes weken.
Ik ken nu al het standpunt van de heer Van Haaren.
Hij is knapper dan ik; hij bepaalt zijn standpunt al bij
voorbaat.
De heer Ten Brug (weth.): N.a.v. de opmerking van
de heer Van Haaren over de studentenhuisvesting wil
ik nog wel even iets zeggen. Er moet niet het misver
stand ontstaan, dat er in de kringen waar men zich op
het ogenblik bezig houdt met o.m. de huisvesting van
de studenten, alleen maar gedacht wordt over huisves
ting van studenten en niet over huisvesting van an
dere jongeren. De stichting die straks zal ontstaan
i.v.m. de toename van het hoger beroepsonderwijs, zal
niet de naam dragen Huisvesting Studenten, maar
Huisvesting Jongeren.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 5 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 361, 355, 352 en 353).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8a (bijlage no. 372).
De heer Rijpma: Ik geloof, dat het bestuur van de
H.T.S. het standpunt van de Gemeente deelt, dat er op
het terrein van de school nog een aantal parkeerplaat
sen moeten komen.
Het schoolbestuur heeft zich, dacht ik, een beetje in
een moeilijke positie gemanoeuvreerd door, alvorens het
standpunt van de Staatssecretaris te kennen, al een
brief te schrijven aan het Gemeentebestuur, waarin ge
zegd wordt, dat het op het beding sub 4 graag zou
willen ingaan. Voor zover mij bekend, is het ook het
vaste voornemen van het H.T.S.-bestuur om op deze
plaats parkeervoorzieningen te realiseren. Alleen
komt dit bestuur voor een dubbele moeilijkheid te zit
ten. In de eerste plaats kan het niet beschikken over
het geld, dat nodig is om de terreinaankoop te reali
seren. In de tweede plaats is er geen geld het terrein
de bestemming te geven die het graag eraan zou willen
geven en waarvoor de Staatssecretaris -in ieder ge
val op dit moment niet bereid is de nodige midde
len ter beschikking te stellen. Nu acht ik het H.T.S.-
bestuur wel in staat om uit deze problematiek te ko
men, tenslotte heeft het bepaalde relaties en die re
laties zouden misschien wel in staat zijn met het be
stuur het uiteindelijke doel te bereiken, dat zou moe
ten worden bereikt.
Ik dacht, dat het in het belang was van het H.T.S.-
bestuur, dat deze Raad duidelijk uitspreekt, dat hij er
op staat, dat dit terrein bestemd wordt voor parkeer
ruimte en ik dacht, dat wij het H.T.S.-bestuur alleen
maar een dienst bewezen om bij de Staatssecretaris
met meer succes te kunnen aankloppen door het
standpunt in te nemen, dat art. 4 onder geen voor
waarde wordt opgeheven. De Staatssecretaris zou ook
moeten inzien, dacht ik, dat de prijs die de Gemeente
aan het H.T.S.-bestuur berekent, zo schappelijk is, dat
het bijna onredelijk is om de voorwaarde te laten ver
vallen, want dan zou de Staatssecretaris toch bereid
moeten zijn hier f 70,dat is de normale prijs die
de Gemeente berekent te betalen. Voor de f 60,-
die per m2 minder wordt betaald, zou hij ongetwijfeld
in staat zijn dit parkeerterrein te realiseren.
Ik stel dus voor, dat U het H.T.S.-bestuur laat we
ten, dat art. 4 niet geschrapt wordt, maar dat U be
reid bent met dit bestuur bij de Staatssecretaris stap
pen te ondernemen die mogelijkerwijs zullen leiden tot
een wijziging van het standpunt van de Staatssecre
taris.
De heer Wiersma is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Snel: Ik kan mij aansluiten bij hetgeen de
heer Rijpma heeft gezegd. Onze fractie is ook van me
ning, dat dit terrein als parkeerruimte moet worden
gebruikt. Het heeft ons alleen in ernstige mate gesto
ten, dat de Staatssecretaris op geen enkele wijze met
argumenten is gekomen, waarom hij van mening is, dat
dit perceel niet als parkeerterrein mag worden ge
bruikt. Wij weten natuurlijk wel wat hij wil, maar hij
had in zijn brief, naar ons gevoel, duidelijk moeten
stellen: De Gemeente moet maar voor die parkeer
ruimte zorgen. Want ik dacht, dat hij dat bedoelt.
Verder zou ik willen vragen, of het H.T.S.-bestuur
ook nog andere plannen heeft met dit terreintje; ligt
er ergens uitbreiding van de school in het verschiet
o.i.d. Naar mijn gevoel is dat niet het geval, want
het onderhavige terrein is daarvoor niet geschikt, maar
misschien kan de Wethouder daar nog even op ingaan.
Mevr. Woudstra-Peene komt ter vergadering.
De heer Tiekstra (weth.): De gedachtengang die
hier in het bijzonder door de heer Rijpma ontvouwd is,
is bij het doen van dit voorstel aan de toenmalige Raad
en in de onderhandelingen met het bestuur van de
H.T.S. ook de gedachtengang van het College geweest.
Verder worden wij in ons standpunt nog in hoge mate
gesterkt doordat wij weten, dat het Rijk probeert be
paalde kostenelementen die in feite tot de school be
horen in het bijzonder van parkeervoorzieningen
op de gemeentelijke overheid af te schuiven. Het Col
lege heeft destijds gemeend en het neemt ook nu
nog steeds dat standpunt in dat het de Gemeente