2 3 Sub G. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub H. De heer Schaafsma: Ik kan niet veel met het ant woord van B. en W. Er wordt hier gevraagd adhesie te betuigen aan de motie van de Gemeenteraad van Terschelling i.z. het voortbestaan van de Hogere Zee vaartschool „Willem Barentsz", omdat dit een eminent Fries belang zou zijn. Is dat zo? Een Fries onderwrjs- belang zou volgens mij zijn, dat zo'n zeevaartschool in Harlingen of Leeuwarden zou staan. Het is voor de 62 pet. der leerlingen die, zoals men zelf zegt, uit Friesland komen, toch altijd nog 2y2 uur reizen en de verbinding munt bepaald niet uit door frequentie. Ik dacht, dat de brief, waarin men voor het behoud van deze zeevaartschool pleit, duidelijk is en dat we daar ook wel achter kunnen gaan staan, maar het argument, dat het een Fries onderwijsbelang zou zijn, acht ik een verkeerd argument, want dan kun je wel gaan pleiten voor elke zeevaartschool, die op 2 J/2 uur afstand van het centrum van Friesland staat. Ik dacht, eerlijk ge zegd, dat er andere argumenten zijn. Als men bang is, dat er van de drie zeevaartscholen in het .Noorden, t.w. Den Helder, Terschelling en Delfzijl, één moet ver dwijnen wegens het teruglopen van het aantal leerlin gen, dan zou men op Terschelling bijv. het argument kunnen gebruiken, dat men in Den Helder een vrij royale schaal van mogelijkheden heeft, wat brood winning betreft, o.a. door het militaire apparaat en Delfzijl heeft zijn havens maar dat Terschelling, naast het seizoenbedrijf van het toerisme, juist aan deze school een zeer belangrijke broodwinning heeft. Terschelling kan ook wijzen op de uitmuntende ge bouwen van het instituut en de kwaliteit van de school. Nogmaals, ik ben het niet helemaal eens met het argument, dat het een eminent Fries onderwijsbelang zou zijn. De hear Buising: Yn tsjinstelling ta hwat de hear Schaafsma niis sein hat, docht it üs fraksje deugd, dat der troch B. en W. fan Ljouwert sa posityf réagearre wurdt op it forsyk fan de Gemeenteried fan Skylge om adhesy to bitsjügjen oan syn moasje ta it bihald fan de Willem Barentsz-skoalle. Yn it préadvys stelle B. en W., dat der foar oppast wurde moat, dat yn it ramt fan de ünderwiisfoarsjennings gjin forearming komt. Eins kin der fan forearming al sprutsen wurde op dit mo- mint, omt der op bipaelde opliedingen, dy't wy hjir graech hawwe soene, foarlopich dochs gjin kans is; ik tink byg. oan in soasiale akademy. Soe dus de Willem Barentsz-skoalle gjin kans krije om mei har nije ekspe- rimintele oplieding to bigjinnen en dat soe der dan op del komme, dat dy skoalle ta fordwinen keard is dan soe men dus fan in dübele forearming sprekke kinne. En dan net iens foar Skylge en foar Fryslan as gehiel, mar ek wol foar Ljouwert, omt der noch altyd in tal jonges üt 'e stêd op 'e Willem Barentsz-skoalle studearret. Ut it léste part fan it préadvys mien ik to lézen, dat de Skylger Ried net oan alle Fryske ge meenten om adhesy frege hat. Op himsels bisjoen is dat faeks net sa frjemd, mar oan 'e oare kant kin it dochs fan bilang wêze, dat de problemen, dêr't de Wil lem Barentsz-skoalle mei tangele sit, sa folie mooglik ünder de oandacht komme. Dat ek mei dat léste part fan it préadvys stim ik it Kolleezje graech mei. De heer Ten Brug (weth.)De heer Schaafsma strui kelt, als ik het goed begrijp, over de gebruikte termi nologie in de brief van de gemeente Terschelling. Op pag. 2 spreekt men als zijn mening uit, dat het voort bestaan van de Hogere Zeevaartschool „Willem Ba rentsz" een eminent Fries belang is en de rest is daar een toelichting op. Het gaat niet zozeer om de motive ring, die Terschelling nu precies gebruikt dat is een zaak van Terschelling maar ik dacht, dat onze mening: „Aangezien er voor dient te worden gewaakt, dat in het geheel van de onderwijsvoorzieningen in de provincie Friesland geen verarming optreedt, wordt voorgesteld aan deze motie adhesie te betuigen.", een voldoende motivering was om aan dit verzoek van Ter schelling adhesie te betuigen. Dan kom ik ook in de lijn van de heer Buising, die terecht zegt: „Wij zijn al niet zo rijk bedeeld op het terrein van het hoger be roepsonderwijs." Wij doen al een paar jaar alle pogin gen voor dat hoger beroepsonderwijs de nodige uit breiding te krijgen. Dat lukt helaas tot nu toe niet om redenen, die mij eerlijk gezegd zo langzamer hand onbegrijpelijk zijn. Ik begrijp ook helemaal niet meer, waarom in Friesland niet een sociale academie zou kunnen komen. Ik begrijp nog minder, waarom Friesland, gezien de uitlatingen van Staatssecretaris Grosheide indertijd, ditkeer niet op het scholenplan 1972-'73-'74 is geplaatst voor een h.e.a.o. In dit ge hele kader van het hoger beroepsonderwijs past naast de Zuivelschool in Bolsward als ik die zo mag noe men ook de Zeevaartschool op Terschelling. En ik kan mij inderdaad voorstellen, dat in een sterkere sa menwerking, die, dacht ik, hoog nodig is op het ter rein van het hoger beroepsonderwijs in Friesland, ook de Terschellinger Zeevaartschool wordt betrokken. Daartoe worden op het moment ook al de eerste stap pen gedaan, want er zijn inderdaad besprekingen gaande op provinciaal niveau om tot een betere sa menwerking te komen tussen de scholen voor hoger beroepsonderwijs in Friesland. Dat zijn dan de Zuivel school in Bolsward, de h.t.s. en de h.l.s. in Leeuwar den en ook de zeevaartschool. Je kimt misschien zeggen, dat het directe belang voor Friesland groter zou zijn, als deze school in Harlingen of in Leeuwar den gevestigd zou zijn. Maar daar gaat het op dit moment niet om. De school is op Terschelling geves tigd. Waar het op het ogenblik wèl om gaat, is, dat deze school zal worden opgeheven en daar is zeker niet het supplement bij, dat er dan een zeevaartschool in Harlingen of Leeuwarden zal komen. Wij zouden in het grote geheel van Friesland deze school domweg komen te missen. En ik dacht, dat dat een groot be zwaar zou zijn, mede gezien de samenwerking, waar toe op het ogenblik de eerste stappen worden gedaan op het terrein van het hoger beroepsonderwijs. En vandaar ook zei ik reeds: Om onbegrijpelijke redenen wordt ons geen gelegenheid gegeven in Friesland en dan ook m.n. in Leeuwarden tot een verdere uitbouw van het hoger beroepsonderwijs te komen, wat dringend noodzakelijk is, gezien ook alles wat op stapel staat: de nieuwe verhouding tussen het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs. En in die zin zou het toch bijzonder jammer zijn, dat deze vorm van hoger beroepsonderwijs in Friesland, de Hogere Zeevaartschool, al staat die dan ook op Ter schelling, mijnheer Schaafsma, zou verdwijnen. Van daar ook, dat wij voorstellen adhesie te betuigen. Wij zijn er niet zeker van, dat alle Friese gemeenten deze brief hebben gekregen. Daarom vinden we, dat het verstandig zou zijn de afd. Friesland van de Vereni ging van jMed. Gemeenten te vragen de gemeentebe sturen te verzoeken eveneens adhesie te betuigen. Dat is helemaal niet een vreemde zaak. Voor de landelijke dingen verwijzen wij altijd naar de landelijke vereni ging. De heer Schaafsma: Ik wilde voor alle duidelijkheid toch in tweede instantie nog iets zeggen. Ik ben n.l. bepaald wel van mening, dat we moeten proberen de zeevaartschool „Willem Barentsz" op Terschelling te behouden, maar ik ben zo bang, dat men juist tegen over het argument, dat dit een eminent Fries onderwijs belang is, gaat zeggen: „De excentrische ligging van Terschelling weegt voor de provincie Friesland op te gen bijv. de excentrische ligging van Delfzijl." Ik dacht, dat we juist argumenten moesten zoeken, waarom wij de Willem Barentsz-school prefereren boven de andere zeevaartscholen. Dat is o.a. het economisch belang van Terschelling èn de kwaliteit en de outillage van de school, die een paar jaar geleden gebouwd is. Ik zeg: Laat ons die Willem Barentsz-school houden, maar ge bruik vooral niet het verkeerde argument. En ik wil herhalen: B. en W. gaan met dat verkeerde argument mee. De heer Ten Brug (weth.): De vraag is natuurlijk, of hier sprake is van een verkeerd argument. Als men de zin uit de motie van het Gemeentebestuur van Ter schelling leest in het kader, waarin wij die plaatsen, n.l. dat het een jammerlijke zaak zou zijn, dat er een verdere verarming optreedt van het hoger beroepson derwijs in Friesland en dat wij daarom aan die motie adhesie betuigen, dan geloof ik, dat er eigenlijk tussen de heer Schaafsma en mij geen verschil van mening is. En dat is ook het beste, want dit is de laatste ronde. Besloten wordt overeenkomstig het door B. en W. voorgestelde. Sub I. De heer Van Haaren: Gezien de enorme toeneming van het verkeer op de plaats, in deze brief bedoeld, is hier bepaald een onhoudbare situatie ontstaan, waarbij nog komt het feit, dat de vestiging van Alb. Heyn binnenkort klaar komt. Ik zou er bij B. en W. op willen aandringen met het preadvies zeer veel spoed te betrachten. De heer Tiekstra (weth.): Die spoed bestaat al in deze vorm, dat zo mag ik redelijkerwijze hopen dit preadvies op 20 december in de Raad zal worden behandeld. De brief wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub J. De hear P. van der Veen: Der wurdt de Gemeente hwat men dér dan ek ünder forstiet gauris hwat yn de skuon skoud, wylst hja part noch diel hat oan de saek, dêr't it om giet. It Gemeentebistjür wit miskien lokkigernöch - net altyd, hwer't it fan bi- skuldige wurdt. Yn oare gefallen wit it dat wol, mar kin it him net fordigenje, omdat de biskuldiging net iepenlik sein of skreaun wurdt. Nou leit der in brief fan -- nei't ik oannim - juffer Anema. Hja is bisoarge oer in saek, dêr't in oar faeks net wekker fan leit. Juffer Anema sjocht yn gedachten by de nije forkie- zingen nochris 1500 jongelju net nei de stimbus gean; se sjocht de kofjebars as demonen op har takommen en de famylje Hub. Adema op strjitte stean, as it douns- ynstitüt net yn 'e Beurs bliuwe kin. Dizze juffer mak- ket har yn alle oprjochtens üngerêst. Se basearret har üngerêstens diels op forkearde foründerstellings en diels op ünkundc oangeande in oantal saken, dy't hjir mei- spylje. My tinkt, nou't ien fan üs jonge boargers de muoite nommen hat in brief oan it Gemeentebistjür to rjochtsjen, hja it rjocht hat in düdlik en fundearre antwurd to krijen. Hwant krekt mei sokke saken, dy't sa emoasioneel lizze, kin in düdlik en klear antwurd in bulte argewaesje en üngerêstens weinimme. Wy hawwe op üs skriftlike fragen ek in goed en düdlik antwurd hawn. Nei't my trochdien is, hat de hear Adema koart- lyn wer in nije oanbieding krigen en wol it kompleks yn de Skrans njonken de oerwei. As ik it goed bigre pen haw, wol hy dat pan wol graech hawwe. Wy soene klearrichheit hawwe wolle oangeande dizze plannen. En wy hoopje, dat dizze saek nou gau foar alle partijen ta in goed ein brocht wurdt. Dat is ek de winsk fan de 4000 minsken, dy't harren hantekening set hawwe foar it bihald fan de dounsskoalle Hub. Ade ma. Ik wol üt namme fan de aksjegroep Jo, mynhear de Foarsitter, dizze hantekeningen, mei dy fan de Kom- missaris fan de Keninginne boppe oan, oerlangje. De skoallen hawwe hantekeningen ynsammele en de oare hantekeningen binne der by foege. De Foarsitter: Tank Jo wol, mynhear Van der Veen. Wy sille hjir goede nota fan nimme. De heer Van Haaren: Op 5 november j.l. publiceerde de Leeuwarder Courant een interview met een verbit terde Hub. Adema, die stelde en nu citeer ik dat hij door tegenwerking en vreemde manipulaties van 2. en W. zijn dansinstituut te gronde zag gaan. Die zelfde avond kwamen er een paar verontwaardigde jongeren bij mij aan huis met het verzoek over deze kwestie schriftelijke vragen te stellen. Ik heb deze jongens geadviseerd over deze aangelegenheid een brief aan de Gemeenteraad te schrijven, zodat deze kwestie in dit college kan worden besproken en de Raad B. en W. kan aansporen te zoeken naar een bevredigende oplossing. Bij de schriftelijke vragen zou naar onze mening te eenzijdig en alleen vanuit B. en W. worden gereageerd op de gerezen problemen, die, zoals uit talloze ingezonden stukken blijkt, vele burgers van deze stad, o.w. enkele honderden jongeren, zeer bezig houden. Uit deze ingezonden stukken komt tevens naar voren, dat een groot aantal inzenders B. en W. inder daad verdenken van tegenwerking en kwade trouw. Ik meen en ik ben het eens met de vorige spieker dat het daarom van belang' is, dat dit vanavond duidelijk wordt recht gezet. In dit verband zou ik graag uitgesproken zien, dat B. en W. niet, zoals de heer Adema het stelt, de sociale kant van deze kwestie over het hoofd zien, maar erkennen, dat het voortbestaan van dit dansinstituut een bijdrage levert tot het jeugd werk in deze stad. De heer Weide heeft zich in deze geest ook tegenover de Leeuwarder Courant uitgela ten, doch ik zou in deze zaal graag nog eens een der gelijke uitspraak van de Wethouder willen horen. Een zodanige erkenning immers impliceert, dat B. en W. sans rancune alle medewerking zullen verlenen om de heer Adema aan een nieuwe accommodatie voor zijn dansinstituut te helpen. Intussen hebben B. en W. ge antwoord op schriftelijke vragen van de heren P. van der Veen en Buising, waaruit blijkt, dat de heer Adema i.v.m. de verbouwing van de Beurs tijdelijk voor zijn danslessen elders onderdak moet zien te vinden. Dit is uiteraard een logische zaak. Maar uit de courant heb ik ook begrepen, dat wij aan een meerderheid van de Tweede Kamer te danken hebben, dat ondanks alle toezeggingen van Den Haag de verbouwing van de Beurs voorlopig geen doorgang zal vinden. Dat zou dus betekenen maar ik hoor graag van de Wethouder, of dit juist is dat de danslessen voorlopig gewoon in de Beurs voortgang kunnen vinden (De heer B. P. van der Veen; Als er geen Kunstweek is.) en de heer Adema nog alle tijd heeft naar een andere accommo datie uit te zien. Dit laatste zou, ondanks alles wat er gezegd en geschreven is, in overleg met en met volle medewerking van B. en W. dienen te geschieden. Tenslotte blijft dan nog de kwestie van het jaarlijkse galabal in de Harmonie, dat, volgens de heer Adema in het genoemde interview, zou worden tegengewerkt. Ook op dit punt zou ik van de Wethouder willen vra gen te bevorderen, dat de Stichting Culturele Centra er royaal aan medewerkt, dat dit jaarlijkse galabal doorgang kan vinden. Voor de gerezen controverse moet toch een oplossing mogelijk zijn. De brief van Janny Anema de vorige spreker heeft er eigenlijk al op gewezen is qua toon en stijl jammer genoeg van dien aard, dat je niet veel anders kunt doen, dan dit schrijven voor kennisgeving aannemen. Via een duidelijke uitspraak in deze Raad kunnen mej. Anema en alle schrijvers en schrijfsters van ingezonden stuk ken echter vernemen, dat U het belang van het voort bestaan van dit dansinstituut voor onze jeugd erkent en dat U bereid bent hier rekening mee te houden, in de vorm van een royale medewerking bij het zoeken naar een andere accommodatie voor dit instituut, als t.z.t. de Beurs hiervoor niet meer geschikt is. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat, wat mijn aandeel betreft, het antwoord vrij beperkt is. De hear Van der Veen hat n.l. sein, dat de hear Adema in nije oanbieding krigen hie. Dat hat er net. Hy hat wol in nije oanfraech dien foar de gebouwen, dy't de hear Van der Veen bidoelt, mar dêr is hy net nümer ien by. Hy is, lyk as ik him foar de tillefoan sein haw, nümer twa of trije. Ik wit net, oft de hear Adema m.b.t. dit projekt ta in bislissing komme kin. Wy hawwe al jier- ren mei de hear Adema praet en iderkear op 'e nij komt er to let ta bislüt, fan gefolgen, dat in oar him foar is. Fierder haw ik in bisprek mei de hear Adema hjir- oer hawn en hy is dwaende to sjen, oft hy in definitive akkommodaesje fine kin. De heer Weide (weth.)De heer Van Haaren zou graag van mij nog eens willen horen, hoe mijn ge dachten zijn t.a.v. de positie die het dansinstituut van Hub. Adema in onze gemeente inneemt. Ik heb die ook tegenover de krant weergegeven, ik heb het de vorige week in de Culturele Raad weer gedaan en ik wil, als de Raad daar prijs op stelt, het nog wel eens doen. Dat de heer Hub. Adema met zijn dansinstituut een be paalde functie heeft in onze stad, is zonder meer dui delijk. Dat is ook de mening van het gehele College

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 2