7 ren worden verhuurd tegen plm. f 100,per m2, be halve de Coveco, die voor het ene kantoor f 100, per m2 betaalt, terwijl voor het naastliggende gedeelte f 66,wordt gevraagd. De kiosken betalen resp. f 400,f 250,en f 515,per m2. Een en ander is voor mijn fractie aanleiding U te vragen, waaraan deze huurprijzen zijn gerelateerd. Houden deze verband met de stichtingskosten of is dit een kwestie van handjebakken geweest De heer De Jong (weth.): De vragen van de heer Knol hebben betrekking- op richtingscijfers, als ik het zo mag noemen. Hij heeft met de huren op zich niet zozeer moeilijkheden, maar hij heeft niet een vaste lijn kunnen ontdekken met betrekking tot de gevraagde huren. In het ene geval gaat het om een huurverhoging van 10 pet., in andere gevallen om een van 0, 10 en 13 pet. en in weer andere gevallen om een van 0, 12 en 17 pet. Dit is over het algemeen een zaak, die niet zo rechtlijnig is en zo duidelijk ligt als de heer Knol misschien veronderstelt. Voor een deel maakt het ver schil wat men verhuurt: Als men café's verhuurt, ver huurt men ruimten, waarin bedrijven worden uitge oefend en waarbij met heel andere factoren rekening moet worden gehouden dan bij het verhuren van kan toren. (De heer Knol: Dat zijn ook bedrijven.) Ja, maar in kantoren moet men aanwezig zijn om mensen te ontvangen, die daar diensten komen vragen, maar een café wordt voor exploitatie gehuurd; dat is dus een bedrijfsmatige verhuring. Ik dacht, dat dit ver schil maakte. Bovendien is het hier een kwestie van vraag en aanbod. Men kan bepaald niet alles over één kam scheren. De ligging van de café's verschilt ook; het ene is gemakkelijker exploitabel te maken dan het andere. Kortom, wat hier verhuurd wordt, is vaak zeer ongelijksoortig, ook wat de standplaatsen van kiosken e.d. betreft: op de ene plaats is gemakkelijker winst te behalen dan op een andere. De gevarieerd heid in samenstelling van dit gehele bedrijf is van dien aard, dat daardoor de verschillen ontstaan, waar de heer Knol naar vraagt. Wat de termijn van 5 jaar betreft, destijds, toen wij met de verhuur zijn begon nen, hebben wij die termijn zo gesteld, met de mede deling erbij: Na afloop daarvan wordt de huur met eenzelfde termijn verlengd, dus het is logisch, dat we nu, na afloop van de 5-jarige termijn, hier weer mee geconfronteerd worden. De kantoren zijn kleiner van oppervlakte dan de café's en daardoor verhoudingsge wijs vaak hoger in huur. De gevarieerdheid in wat wij aanbieden geeft ook een gevarieerdheid in prijs en uiteindelijk zijn vraag en aanbod overwegend mee be palend voor de vaststelling van de huurprijzen. De heer Knol: Het antwoord van de Wethouder bevredigt mij niet helemaal. Ik heb een vergelijking gemaakt op basis van het aantal m2's en dan maakt het dus niet uit, of een bedrijf groot of klein is. Bo vendien heb ik geen antwoord gekregen op mijn vraag, waarom de Coveco voor haar kantoor voor het ene gedeelte f 100,— betaalt en voor het naastliggende ge deelte f 66,Dat is mij helemaal niet duidelijk. De hear Singelsma: Ik bin ek net hielendal bifre- dige troch it antwurd fan de Wethalder. Ik soe op- merke wolle: De som fan de hieren fortsjintwurdiget in bipaeld rendemint fan de stiftingskosten, fan de ynvestearring; dér komt it dochs op del? De heer De Jong (weth.): Ik heb duidelijk gezegd aan het adres van de heer Knol, dat het niet aangaat om zonder meer een m2-prijs te hanteren. Daar is het aanbiedingenpakket veel te gevarieerd voor. En dat geldt niet alleen voor de café's, maar ook voor de ver schillende kantoren. De heer Knol vraagt, waarom de Coveco f 100,voor een van haar kantoren moet be talen. Ja, waarom moeten de banken ook meer be talen? Die betalen meer dan f 100,(De heer Knol: Dat heb ik toch niet gevraagd!) (De heer Vellenga: Dat vraagt de Wethouder aan zichzelf!) (Gelach) Het gaat om een gevarieerd pakket. (De heer Knol: Waar om betaalt een bedrijf voor een kantoorruimte op een bepaalde plaats in het gebouw f 100,en voor de naastliggende ruimte f 66,per m2 Als de heer Knol er nu werkelijk mee gediend is dat te weten, dan heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat nog eens na te gaan. Er zal waarschijnlijk ook hier wel verschil zijn in wat er aangeboden wordt. (De heer Knol: Is het ene kantoor later gebouwd dan het andere Mis schien zit dat er wel in. Ik weet niet precies, hoe dit gekomen is. Maar hetzelfde ziet de heer Knol bij de café's. Het ene café is beter en doet het beter dan het andere. Vandaar, dat de huurprijs mede een kwestie van vraag en aanbod is. De heer Singelsma kan ik dit zeggen: Destijds heb ben wij inderdaad gesteld, dat wij van de café's en de andere ruimten een opbrengst zouden moeten zien te krijgen, die niet zonder meer precies gerelateerd kan worden aan het rendement van de stichtingskosten van de café's e.d., maar aan de stichtingskosten van de totaliteit van de Frieslandhal. Gaat men te veel de termineren, dan stuit men op het bezwaar van relatie legging. We hebben tot nog toe een tekort van ruim 3 ton op de Frieslandhal. Hoe meer echter het bezoek, ook het marktbezoek, aan de Frieslandhal gaat toe nemen, hoe meer ook de café's de mogelijkheid bieden mede daarnaar de huurprijs te gaan bepalen. Hier zijn dus een aantal factoren in het geding, die men in hun onderling verband moet bezien. Ik dacht, dat de heer Singelsma door dit antwoord wel tevredengesteld is. Wij houden inderdaad het rendement goed in de gaten, en ik dacht, dat dit er, wat deze huurprijzen betreft, ook wel uit komt. In groter verband kunnen we nog wel wat meer revenuen gebruiken, m.n. van het neven- gebruik van de Frieslandhal. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 405). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 409). De heer Rijpma: Onder het voorstel staat, dat „de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening zich met het vorenstaande kan verenigen.", maar er staat nog een zin, die ik voor het eerst zie en dat ligt öf aan mij óf aan wat anders. Er staat: „Verder zijn er enige aan vragen om bouwvergunning ingediend voor bouwplan nen in de omgeving van de Floris Versterstraat. Deze bouwplannen zijn in overeenstemming met het ontwerp- bestemmingsplan Huizum-west. Nu er geen stedebouw- kundige bezwaren bestaan, achten wij het verlenen van medewerking aan deze bouwplannen verantwoord." Is dat een vastgesteld bestemmingsplan, dat „Huizum- west"? Heeft de Commissie Ruimtelijke Ordening dit ter visie gehad en kunnen er bouwplannen toegestaan worden, alvorens enig raadslid, laat staan de gehele Raad, zich over dit ontwerp-bestemmingsplan gebogen heeft en men dus enigermate het idee heeft, dat dit in overeenstemming is met het gevoelen van de Raad? Ik zou hierover een korte inlichting willen hebben. De heer Xiekstra (weth.): Ik heb de heer Rijpma goed begrepen. Hij vraagt om een kort antwoord en ik zal het kort houden. Er doen zich situaties voor kortelings is dit ook het geval geweest t.a.v. de Wagner- straat e.o., maar toen is er niet in de Raad over gespro ken waarin men bouw-aanvragen krijgt, die zich niet verdragen met de geldende bestemmingsregeling, hoewel die aanvragen op zichzelf geen stedebouwkundig bezwaar zouden behoeven op te roepen. Wij hebben een algemene machtiging van G.S. voor kleine afwij kingen, die in ontwerp-bestemmingsplannen kunnen worden ingepast, maar er zijn ook omstandigheden en situaties, dat bepaalde bouwaanvragen meer dan klei nigheden zijn en in die situatie hebben wij nu eenmaal de plicht een voorbereidingsbesluit te nemen, om de bouw, die op zichzelf geen stedebouwkundige bezwaren ontmoet (ik meen, dat het in dit geval om wat boxen gaat), toch mogelijk te maken. In die situatie krijgen we de procedure ex art. 19, waarbij men dus ook vol ledig in de gelegenheid wordt gesteld in beroep te gaan. Ik dacht, dat dit zelfs de derde keer is, dat we deswege voorstellen een voorbereidingsbesluit te ne men; we hebben eerder ook voor Nijlan-west of voor het gehele Nijlan eenzelfde soort besluit genomen, ver oorzaakt door gelijksoortige omstandigheden. De heer Rijpma: Ik wil aan de soepelheid van het Gemeentebestuur niet met onnodige bezwaren tornen, maar ik dacht, dat het toch wel juist was bij de Wagnerstraat is het ook gebeurd, dat, als de moge lijkheid daartoe bestaat, de Commissie Ruimtelijke Or dening op de hoogte wordt gesteld van de voorzieningen, die in een plan getroffen worden. Mijn vraag daarover in die commissie is met een: „Dat is niet bekend." be antwoord. En nu kom ik plotseling de door mij ge noemde zin tegen; dat vind ik niet in overeenstemming met het antwoord op een toch correcte vraag. De heer Tïekstra (weth.): Ik dacht, dat het wel gekund had die concrete informatie in de eerstvolgende vergadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening te geven. De heer Rijpma heeft, dacht ik, wél begrepen, dat voor een gefundeerd besluit, als nu gevraagd wordt, de formulering van de raadsbrief, die de heer Rijpma verbaasde, toch wel een vereiste is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 422). De heer Van Haaren: In de raadsbrief staat: „Na derhand bleek de noodzaak van het aanleggen van een parkeerterreintje bij de thans nog in aanbouw zijnde gereformeerde m.a.v.o.-school." Ik zou graag willen we ten, waaruit die noodzaak dan bleek. De noodzaak op zichzelf: een parkeerterrein bij een m.a.v.o.-school, zie ik niet in. De heer Tiekstra weth.Dit is een niet zo moei lijk te beantwoorden vraag. Het gaat hier n.l. om een streekschool, die a. leerlingen uit een groot gebied aantrekt, en b. gebruik maakt van leerkrachten, die niet allen in Leeuwarden wonen. Bij de school is geen openbare parkeerruimte beschikbaar. Deswege zullen we deze voorziening nu op deze wijze moeten treffen. Ik dacht, dat we bij meer scholen voor voortgezet on derwijs ik herinner mij een discussie van enige we ken geleden over een terreintje bij de h.t.s. gecon fronteerd worden met het auto-verschijnsel en de daarvoor nodige voorzieningen, ook parkeervoorzienin gen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 406). De hear Miedema: As men dit riedsbrief lézen hat, dan moat men winliken lilk wurde, hwant dit is eigent - lik nei üs gedachten net goed gongen. Foar elke parti- kulier en elke ynstelling, dus ek foar elke gemeente, is it, as men in pan yn eigendom hat hwerfan men in jier to foaren wit, dat it leech komt, normael, dat men him öffreget, hwat men der dan mei docht. De fraech is dan: Dogge wy der hwat oars yn of brekke wy it óf? Mar net in sinnich minske sil it yn 'e holle krije it earst ófbrekke en ófbranne to litten en it dan hie lendal of to brekken. Wy binne dus tige ynteressearre yn de fraech: Wie it altyd al de bidoeling om dit gebou, as it leech komme soe, óf to brekken En as it ant wurd dêrop „ja" is, dan woene wy graech witte, hwer- om it dan net earder ófbrutsen is en men de biwenners fan dy hiele buert dêrre dan de bikende oerlêst oan- dien hat. Wy fine it in bytsje in eigenaerdige gong fan saken. (De heer B. P van der Veen: De Gemeente dacht, dat de jeugd het gauwer zou afbreken!) De heer Ten Brug (weth.)Uit het eerste gedeelte van het betoog van de heer Miedema moet ik eigen lijk concluderen, dat hij meent, dat het antwoord „ja" is. (De hear Miedema: Dat wit ik net.), want hij zegt: „Normaal is, dat niet een zinnig mens" (vrijzinnig of rechtzinnig) (Gelach) „erover denkt dit te doen." Laat ik de heer Miedema dan dit zeggen: Hij kan weten, dat aanvankelijk bekeken is, of dit gebouw geschikt zou zijn voor de huisvesting van psychisch gestoorde bejaarden en allen die toevalligerwijze in moeilijkhe den zouden geraken. Wij hebben eerst gedacht aan het Stadsziekenhuis, maar dat bleek daar veel te groot voor te zijn en dat zou ook veel te veel kosten en toen is de aandacht gevallen op dit gebouw. Terzake zijn de provinciale psychiatrische en geriatrische dienst en onze G.G.D. ingeschakeld. Bij de ontwikkeling van de plannen, die ongeveer parallel liepen met de totstand koming van Triotel, bleek, dat de nood op dit gebied toch geringer was dan men voordien meende te moe ten veronderstellen. Want door de mogelijkheid die het verpleeghuis van Triotel bood, kon er een opschuiving plaats vinden en kon er een goede samenwerking tot stand komen tussen Triotel en het Gemeentelijk Be jaardentehuis, die inmiddels in één organisatie zijn op genomen. Het bleek n.l., dat het aantal bedden voor de bedoelde patiënten gelukkig overigens slechts vrij gering zou behoeven te zijn en voorts, dat er in het voormalige infectiepaviljoen nogal wat technische voorzieningen zouden moeten worden getroffen voor de opvang van die patiënten, want de elektrische lei dingen zouden, brand of geen brand, toch moeten wor den vernieuwd, evenals de verwarming. Dat alles deugt niet in praktisch alle oude gebouwen die leeg komen. Wij moesten ongeveer halverwege dit jaar conclude ren, ook gezien het feit, dat er dan, naast het gebouw Haniasteeg, van een tweede dislocatie sprake zou zijn, die beide zouden moeten „draaien" in de organisatie van Triotel wat uiteindelijk de nodige meer-kosten per bed zou meebrengen dat de plannen met het ge bouw van het infectiepaviljoen en het gebouw Hania steeg niet moesten doorgaan. Toen stond het paviljoen dat weet de Raad nog maar enkele maanden leeg. In beginsel besloten wij op dat moment tot af braak, maar we wilden eerst nog eens nagaan, of dit gebouw, dat er nu eenmaal stond, ook geschikt te ma ken zou zijn om het in het kader van het sociaal buurt en -jeugdwerk nog te gebruiken. Dat is onderzocht; er is overleg geweest met de werkgroep „Schieringen", een vertegenwoordiging van de wijkcommissie „Schie ringen", en nu bleek het voor dit doel wel geschikt te zijn, maar er moesten toch wel dusdanige voorzienin gen worden getroffen, dat de kosten zouden komen te liggen in de buurt van 2 a 2i/2 ton. Bovendien was het nog de vraag, öf er behoefte aan een gebouw met dit doel zou zijn, want het staat eigenlijk vlak bij het gebouw van „De Oosthoek" en het gebouw voor jeugd werk „Sinneljocht"; die wijk is niet zonder voorzie ningen op buurt- en jeugdwerkgebied. Het bedrag zou dus in dit verband te hoog zijn, want, zou er behoefte aan een plaats voor dit werk bestaan, dan zou die op een andere, eenvoudiger manier, te vinden zijn. Maar op dit laatste punt heeft men nog geen uitspraak ge daan. Het gesprek terzake is afgesloten in het laatst van oktober en nu hebben wij dan besloten de Raad voor te stellen het voormalige infectiepaviljoen af te breken. Er is dus inderdaad gezocht naar een bestem ming voor dit gebouw. Dat het ondertussen een paar keer in brand heeft gestaan, zou je, dacht ik, niet alleen moeten verklaren uit het feit, dat het leeg stond; zoals men weet, is hier een kind met pyromane nei gingen bij betrokken geweest en deze neigingen zijn uiteraard niet inherent aan leegstaande gebouwen. Die kunnen helaas met veel rampzaliger gevolgen ook uitgeleefd worden op gebouwen, die nog in ge bruik zijn. Kortom, het antwoord, dat de heer Miedema wil heb ben, is niet „ja" en „dan", maar domweg "nee"; we hebben niet gehandeld als een niet-zinnig mens, maar inderdaad gezocht naar allerlei andere mogelijkheden; we hebben niet zonder meer maar gewacht, totdat derden de rest zouden afbreken. (De heer Vellenga: Dus niet „domweg".) Nee. De hear Miedema: It is hjirmei eigentlik krekt as mei üs oankeap fan aide pannen yn sanearringsgebie- ten. Der sit faek in fakuüm tusken it momint, dat wy de foarlopige keapakte sjogge, en it momint, dat wy der mei dwaen kinne hwat wy op it each hawwe. (De hear Tiekstra (weth.): Nou net mear, Miedema!) It wurdt nou hwat better. Miskien, dat it ek alhiel yn oarder is. (De hear Tiekstra (weth.): Ja, it is nou oars.) Goed, ik sil der net op yngean, mynheer de Wet halder. Wy hawwe by dy pannen leard, dat it net lije koe, dat der hwat leech stiet, dat it net lije kin, dat in gebou yn dizze stêd net in bitsjutting hat, dat it net in „baes" hat. Dat hawwe wy dus foroare, mar net- tsjinsteande dat, hawwe wy it weage dit gebou in heal- jier leech stean to litten. Ik sprek de hoop üt, dat wy

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4