19
18
omdat die in de verste verte niet toekomen aan het
kwantum vuil dat wij moeten verwerken; dat is slechts
een fractie daarvan. Ik kan me voorstellen, dat in de
vergelijking Harlingen-Smallingerland Leeuwarden
de vuilverwerking voor eerstgenoemde gemeenten best
ten voordele van de VAM kan uitvallen. Voor Leeuwar
den blijkt verbranden echter voordeliger te zijn. Ver
branding heeft bovendien dit grote voordeel, dat, als
men eenmaal een installatie gebouwd heeft, de kapi-
taalslasten daarvan niet stijgen. De loon- en vracht
kosten, die bij de VAM een grote rol spelen, hebben
wèl de neiging van jaar tot jaar sterk te stijgen. Bij
de vuilverbrandingsovens heeft men alleen maar met
loonkosten te maken.
Het storten en begraven van vuil is aan een bepaald
maximum gebonden en op de laatste vergadering van
de afd. Friesland van de Vereniging van Ned. Gemeen
ten is er van de kant van de Provincie uitdrukkelijk
gezegd: Gemeenten, zo kan het niet langer meer. Houd
er rekening mee, dat we de methode van het storten en
het begraven van vuil, voor zover die nog toegepast
wordt, reserveren voor het eventuele residu van vuil
verbrandingsovens. Er waren eigenlijk ook niet veel
alternatieven beschikbaar. Voorts heeft verbranding dit
voordeel, dat op de lange duur de bedrijfszekerheid het
grootst is, ook in verband met de stijgende kosten van
vervoer, lonen enz., die, zoals gezegd, niet zozeer gelden
voor de vuilverbranding. Ik behoef al de voor- en
nadelen niet verder uit te spinnen; die hebben we her
haalde malen in de Raad behandeld. Maar nu komt de
heer Singelsma met bepaalde bezwaren en ik kan hem
dat niet kwalijk nemen, omdat hij nog maar korte tijd
in deze Raad zit en de historie terzake niet meege
maakt heeft. Dat is ook het geval met mevr. Woudstra.
Ik kan me ook voorstellen, dat zij zich tegenover deze
materie wat vrijblijvender opstellen. Van onze kant
echter meen ik toch te mogen stellen: Laten we niet
telkens opnieuw het probleem ten principale behande
len, want dan komen we niet verder. Mevr. Woudstra
heeft gewezen op de steeds stijgende kosten6.5 miljoen,
11.5 miljoen, 13.5 miljoen, 16 miljoen. Zouden we nog
eens ten principale de zaak ter discussie stellen, dan
zijn we volgend jaar nog geen stap verder en zitten we
misschien al op 20 miljoen. Willen wij hiermee klaar
komen, dan zullen we nu eindelijk de laatste stap in de
fasen van onze besluitvorming moeten nemen, in aan
sluiting op datgene wat we tot nog toe gedaan hebben.
En we hébben gekozen voor verbranding. Die heeft be
paald wel enkele nadelen, maar in het totaal van voor-
en nadelen van de verschillende soorten van vuilver
werking hebben wij bewust voor vuilverbranding ge
kozen.
De heer Meijerhof komt, na een aantal overwegingen
die ik wel kan onderschrijven, tot een bepaald aantal
vragen. Hij zegt: De gegevens omtrent de financiën zijn
nu definitief bekend, maar, zo vraagt hij, hoe staat het
met de afvalgassen? Zijn die goed gezuiverd? Wij heb
ben juist de indruk gekregen en dat heb ik bij de
vorige behandeling ook al gezegd dat de ervaring,
die men met de ovens van de fa. Martin in München
met betrekking tot deze zuivering had en telkens nog
heeft, bijv. in Amsterdam en Rotterdam, en nu weer
in Alkmaar, zeer gunstig zijn. De luchtvervuiling blijft
binnen zodanige grenzen, dat het gebruik van deze
ovens alleszins verantwoord wordt geacht. Toen we
voor verbranding gekozen hebben, hebben we gezegd:
Nu moeten we een firma kiezen, waarvan wij weten,
dat haar apparatuur, wat de technische kwaliteit be
treft, op het punt van de afvalzuivering ons het maxi
mum kan leveren. En in de fa. Martin hebben we het
meeste vertrouwen, nadat we alle aanbiedingen die
we hebben gekregen, hadden vergeleken.
De heer Meijerhof zegt, dat de beslissing van pro
vinciale zijde uitblijft. In een vergadering van de afd.
Friesland van de V.N.G. dubieerden de gemeenten
Smallingerland en Harlingen nog over de vraag, of ze
zouden kiezen voor vuilverbranding of voor afvoering
van het vuil via de VAM. In die vergadering hebben wij
gevoeld, dat bij een aantal gemeentebesturen een ze
kere twijfel bestond, dat ze Leeuwarden niet zo ge
makkelijk zullen volgen, ook al heeft het rapport van
de provinciale commissie aangegeven, dat men toe wil
naar vijf ovens in Leeuwarden met een capaciteit van
6 ton per uur en vier ovens met een capaciteit van 8
ton per uur (totaal 62 ton capaciteit), waarvan wij nu,
als we voor Leeuwarden sec het vuil gaan verbranden,'
twee ovens bouwen, die dus 12 ton per uur zullen ver
branden. De derde die we er nog bij willen bouwen,
brengt het kwantum dus op 18 van de 62 ton capaciteit
die men gepland heeft. In 1972 zou het kwantum in
verband met de keuze van andere gemeenten voor de
VAM wel eens iets minder kunnen zijn. We hebben
echter toch wel de indruk, dat het totale aantal ovens
dat gebouwd zal worden, dichter bij de 62 ton capaci
teit zal komen dan bij de 30 ton waarvoor wij uitein
delijk ovens in Leeuwarden zullen bouwen. Hier zit dus
wel een risico-element in en vandaar dat wij dat heb
ben verwerkt in ons voorstel. Wij bouwen dus niet
direct drie ovens, maar we rekenen wel met de ruimte
voor drie ovens. Tot de derde oven gaan we pas over,
als de Provincie ons daarvoor garantie verstrekken wil!
Ik heb daar een gesprek met Gedeputeerde Spiekhout
over gehad en ik heb de indruk gekregen, dat hij hier
volkomen begrip voor had. Deze begrijpt natuurlijk ook
wel, dat Leeuwarden geen rechtsmiddelen heeft om de
andere gemeenten tot een keuze te dwingen: of vuil
verbranding of afvoer van het vuil via de VAM. Dat
rechtsmiddel heeft de Provincie wel. Die heeft ons ook
verboden nog te gaan storten. Als datzelfde verbod
ook andere gemeenten wordt opgelegd waarom de
een wel en de ander niet? dan moeten de gemeen
ten op een gegeven moment kiezen of delen. En het
ligt immers in het voornemen van de Provincie het
verbod ook aan de andere gemeenten op te leggen. Zij
heeft de gemeenten ook aangezegd: Dit kan zo niet
langer; hier moet iets aan gebeuren en ga hier nu
gezamenlijk mee bezig, zoek het in de vorm van een
gemeenschappelijke regeling, tracht het in provinciaal
verband op te lossen. Omdat wij dus zelf niet iets aan
andere gemeenten kunnen opleggen, hebben wij de
Provincie garantie gevraagd voor de f 1,92 verschil
(voortkomend uit het gebruik van twee of drie ovens),
een verschil, waarover de heer Meijerhof het heeft ge
had. Wil de Provincie die garantie niet tot een uitke
ring laten komen, dan zal zij moeten trachten de an
dere gemeenten „mee te krijgen" met Leeuwarden ter
zake van vuilverbranding. Doet de Provincie dit niet,
dan gaan wij beginnen met twee ovens, waaraan wij
voorlopig genoeg hebben, maar vele jaren zullen wij
niet kunnen wachten met het bouwen van de derde
oven, want de hoeveelheid vuil neemt toe. Dat Smal
lingerland en Harlingen hun vuil willen afvoeren per
VAM, kan ik me best voorstellen. Maar Harlingen be
taalt daarvoor f32,per ton; dat is ook niet zo goed
koop. Wij zijn met vuilverbranding bepaald niet duur
der uit. De heer Singelsma heeft Leiden ten tonele ge
voerd, maar deze gemeente heeft hetzelfde probleem
gehad. Leiden heeft ook twee ovens gebouwd en is nu
met de derde bezig; in de tussentijd moet men daar het
vuil, dat men niet kwijt kan, via Katwijk aan Zee af
voeren, via de VAM. En voor dat restant betaalt men
f 48,— per ton. Ik weet liever waar ik aan toe ben
en ik blijf de kosten veel liever in de hand houden;
dan behoeven we niet, gelijk Leiden, in een incidenteel
geval toch nog van de VAM gebruik te maken. De
VAM heeft juist veel meer met kostenstijgingen te
maken dan een vuilverbrandingssysteem.
De heer Meijerhof heeft gevraagd naar de hoeveel
heid vuil die aangeboden wordt. Zijn de cijfers: 38.500
ton voor 1970 en 59.500 ton voor 1980 nog reëel? Wij
moeten, op basis van de gegevens van nu, rekenen met
52.000 ton vuil. En ik heb het idee, dat we, als we, na
in april 1972 met de bouw van de installatie te zijn
begonnen, in 1974 gereed zijn, op ongeveer 60.000 ton
vuil komen, dan direct aan de capaciteit toe zijn, die
we in een 5-daagse werkweek met een twee-ploegen-
stelsel volledig kunnen benutten. We hebben nog ruimte
om verder te kunnen gaan, tot 84.000 ton, door het
ploegenstelsel uit te breiden en daarmee een 7-daagse
werkweek te creëren. Voorlopig zitten we dus niet
vast, maar ik zou het wel prefereren, dat een aantal
gemeenten meteen mee zou kunnen doen, we direct
met drie ovens zouden kunnen beginnen en op een
capaciteit van zo'n 90.000 ton zouden kunnen komen.
We zouden kunnen samenwerken met gemeenten uit
Zuid-Friesland, bijv. Heerenveen, dat ten principale ook
wel voor vuilverbranding voelt, maar direct nog niet
aan een eigen oven toe is. Daar moet men eerst ook
een aantal gemeenten zien mee te krijgen. Dit zit dus
in het verdere overleg, dat met de Provincie gevoerd
zou kunnen worden. Het verschil van die f 1,92 per ton
op basis van plm. 60.000 ton vuil kost ongeveer
f120.000,Dat zou de Provincie o.i. eigenlijk voor
haar rekening moeten nemen.
Van de cijfers, die de heer Meijerhof verder nog ge
noemd heeft, wil ik graag nog eens kennis nemen, maar
om direct de consequenties daarvan te overzien, is mij
niet mogelijk. Misschien kan hij naderhand nog even
met ons daarover van gedachten wisselen. Of wil hij
ten principale daar nu een uitspraak over hebben?
Dan moet ik me even met de deskundigen verstaan en
moet ik precies weten, wat gevraagd wordt. Ik meen
van hem begrepen te hebben, dat ons antwoord te dien
aanzien niet zozeer gewicht voor zijn beslissing ten
opzichte van dit voorstel in de schaal legt, maar dat
hij wel een bepaald antwoord zou willen hebben. Is het
laatste het geval, dan wil ik hem graag nog die in
formatie verstrekken.
Mevr. Woudstra heeft haar beoordeling gegeven en
zei: Ik heb het gevoel gekregen, dat ik een beetje over
donderd ben. Nu, dat is onze bedoeling in de com
missievergadering niet geweest. Als het wel zo over
gekomen is, dan bied ik bij voorbaat mijn excuses aan,
want wij hebben juist bedoeld er met elkaar over te
spreken. Het is niet één keer gebeurd, maar verschil
lende keren. Mevr. Woudstra is ook niet altijd aan
wezig geweest in onze commissievergaderingen waar
deze zaak eerder besproken is. Dat kan dus ook een
rol spelen. Als je voor het eerst met dat machtige
probleem geconfronteerd wordt, krijg je misschien wel
even het gevoel, dat je min of meer overdonderd wordt.
Zij moet veel studiemateriaal in één keer doorwerken,
waar wij vijf jaar over gedaan hebben. Maar dan moet
ik toch ook wel een beetje clementie vragen voor het
feit, dat wij wat eerder vertrouwd geraakt zijn met
deze materie, maar ik hoop, dat niet velen mèt haar
gaan zeggen: Nu moeten we de gehele zaak maar weer
ten principale ter discussie stellen en dan net doen,
alsof er tot nog toe niets gebeurd is. Ik geloof niet,
dat dit, ook in het kader van een juist beleid, van ons
verwacht mag worden. Wil men hierover nader inge
licht worden, dan zou er niets op tegen zijn, dat men
daar nog informatie over krijgt, maar nu zou ik toch
wel bijzonder graag verder willen gaan met deze zaak.
Men kan niet zeggen, dat hier tot nog toe onvoldoende
informatie over is gegeven.
De heer Singelsma komt met het bekende provinciale
rapport. Dat is op zichzelf niet als basis van onze be
oordeling ter discussie geweest, omdat dit rapport nog
maar net is uitgekomen; wij hebben een rapport van
onze eigen dienst, specifiek betrekking hebbende op
het geval-Leeuwarden. En uiteindelijk is datgene wat in
het provinciale rapport staat, ook niet in strijd met wat
in Leeuwarden in de loop der jaren naar voren ge
bracht is. Het provinciale rapport komt tot dezelfde
conclusie, n.l., dat men tot verbranding over moet
gaan. (De hear Singelsma: It is ek deselde persoan
dy't der efter stiet.) Ho, ho. Wij hebben een rapport
laten samenstellen door de directeur van onze dienst,
maar hoeveel leden hebben in de commissie gezeten
naast deze directeur? Ik dacht wel ongeveer 10 per
sonen, onder wie een aantal burgemeesters, zoals de
heer Van Haersma Buma van Sneek en de heer Hel-
iinga van Heerenveen. Moet men nu zeggen: Alle leden
van die commissie hebben zich om de term van
mevr. Woudstra maar even te gebruiken zodanig la
ten overdonderen, dat hun rapport praktisch het rap
port is van de directeur van de Dienst Reiniging en
Brandweer van Leeuwarden Dat mogen we rustig
vergeten.
De heer Singelsma heeft voorts het verkleinen van
het materiaal, wat men in Haarlem doet, ter sprake
gebracht. Maar de prijzen die in Haarlem uit de bus
komen, liggen niet lager dan de onze. Het residu bij
verbranden is ook maar gering. (De hear Singelsma:
5 pst.) Inderdaad. (De hear Singelsma: Yn Haerlim
bliuwt 30 pst. oer en dat is kompost.) Over het ver
kopen van het residu heeft de heer Singelsma veel
twijfels, omdat z.i. wat in het rapport staat niet klopt
met zijn gegevens. Laat ik hem dan zeggen, dat het
rapport mede is gebaseerd op ervaringsgegevens, die
men elders heeft opgedaan. Mensen van onze directie
hebben met ervaringsgegevens van Amsterdam ge
werkt; dat zijn dus cijfers, die geverifieerd kunnen
worden. En wij staan ook wel voor die cijfers. Ik heb
er toch eigenlijk wel bezwaar tegen, dat hier de in
druk gewekt is, dat de door ons verstrekte cijfers aan
twijfel onderhevig zijn.
Naar onze overtuiging is deze zaak ook de 30-
jarige annuïteit zorgvuldig bekeken en is ze ook
voldoende reëel te noemen.
Ik dacht, dat wij op grond van al de gegevens die ik
hier naar voren heb gebracht, mogen concluderen, dat
we nu de laatste stap kunnen gaan zetten. We hebben
een voorbereidingskrediet gehad en het overleg met de
fa. Martin is zover, dat we aan het tekenen van het
contract toe zijn. Kan nu niet tot het verstrekken van
het aanvullend krediet worden besloten, zonder dat we
de zaak weer helemaal opnieuw overhoop halen, met
het risico, dat we weer voor een aanvullend krediet
komen te staan? Ik zou dat bijzonder betreuren en ik
zou de Raad graag in overweging willen geven toch
voor dit voorstel te stemmen.
De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering
voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 23.15 uur, de vergadering.
De heren Ir. C. B. van Ardenne en Ir. J. van Rooijen
zijn inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Meijerhof: Wij kunnen dit stuk in twee
onderdelen scheiden. Het eerste betreft de milieu
hygiëne. Zoals vanavond ook al weer blijkt, schijnt het
een typische eigenschap van deskundigen te zijn, on
der wie ik de heer Singelsma met zijn bronnen ook wil
rekenen, dat ze elkaar vaak tegenspreken. Wij hebben
twee rapporten, waarvan één van de Provincie. En in
1969 is er een uitspraak gedaan door het Ministerie
van Sociale Zaken en Volksgezondheid, waarbij ook de
vuilverbranding werd aanbevolen. Wat de meest juiste
manier is, ik kan het niet beoordelen. Het enige waarop
wij kunnen aandringen, is op een zo goed mogelijke
bewaking van het systeem, waarvoor wij gekozen heb
ben, in verschillende instanties, door raden in vroegere
samenstelling en ook door de Raad in deze samen
stelling, n.l. in februari. Wij dienen ervoor te zorgen,
dat geen gassen de schoorsteen uitgaan en de omge
ving verontreinigen.
Het tweede punt is de cijfermatige benadering. Het
gaat mij er niet om met cijfers te stoeien. Ik dacht, dat
de cijfers, die ik in eerste instantie gevraagd heb, nodig
zijn om de keus te bepalen, ervan uitgaande, dat de
gemeente Leeuwarden alleen met vuilverbranding
werkt; een onzekere factor is het toetreden van andere
gemeenten. Wij hebben op dit moment voldoende aan
twee oveneenheden. Op een gegeven ogenblik we
gaan nu uit van 1974; de cijfers die in het rapport van
1969 stonden, zijn enigszins achterhaald liggen de
cijfers hoger. In 1975 zullen we moeten beginnen met
het bouwen van een derde oveneenheid. Dat brengt ho
gere kosten mee dan wanneer we nu direct met drie
oveneenheden zullen gaan werken en te zijner tijd
ook wenselijk, dat de cijfers die ik gevraagd heb, wor
den verzameld en dat B. en W. in april, ongeacht de
beslissing van de Provincie op onze aanvraag om de
nodige garanties voor het bouwen van een derde oven,
toch in de Raad terugkomen met deze zaak en dat we
aan de hand van de dan verstrekte cijfers beslissen, of
we nog een derde oveneenheid zullen bijbestellen, dus
met drie oveneenheden starten, of dat we eerst met twee
oveneenheden zullen gaan werken en ter zijner tijd
in 1975 de derde oveneenheid zullen bouwen.
Mevr. Woudstra-Peene: De heer De Jong heeft op
een gegeven moment gezegd, dat hij best begrijpt, dat
ik me af en toe vrijblijvend opstel, omdat ik nog maar
pas in de Gemeenteraad zit en hij zei ook, dat ik af en
toe doe, alsof er tot nog toe niets gebeurd is. Dat wil
Ik toch wel even ontkennen. Ik heb me echt
niet vrijblijvend opgesteld. Ik voel best de
moeilijkheid aan om op zo'n belangrijke beslis
sing terug te komen. Ik heb ook geprobeerd me
in de stof te verdiepen. En ik heb gewoon mijn con
clusie gegeven na een hele poos studeren en denken.
Overigens denk ik, dat een College van B. en W. toch