4
5
der op in bipaeld momint in subsydzje fan de Minister
komt foar it forbetterjen fan in blok wenningen, wy
noch bisjen moatte oft der wol jild op de bigreating is
foar dy léste pear persinten, dy't wy seis bitelje moatte.
Dat mei üs net oerkomme. It hat sin, dat wy tidich in
globale skets krije fan de plannen dy't tarist wurde,
en dat binne der nochal hwat. Hwat komt wenningfor-
bettering- en forbettering fan de „woonomgeving" üs
it kommende jier to kostjen Dan hawwe wy dér ge-
woanwei romte foar to sykjen. Ik tocht, dat de saek
der sa hinne lei.
Mevr. Woudstra-Peene is inmiddels ter vergadering
gekomen.
De heer De Jong (weth.): Allereerst even iets aan
het adres van de heer Vellenga, die gevraagd heeft
naar het criterium, dat wij hanteren bij de toepassing
van de verordening inzake de doorstroming. De door
stromingsverordening is gebonden aan de normen die
de Minister ons gegeven heeft. Daar kunnen wij niet
omheen. Op die voorwaarde worden gelden ter be
schikking gesteld. Het uitgangspunt is, dat er een
premie wordt gegeven wanneer een woning in een lage
huurklasse beschikbaar komt doordat mensen naar een
duurdere woning gaan. Deze mensen maken ruimte vrij
voor anderen die de woning met de lage huur graag
willen bezetten. En dat is dus hier niet het geval. De
mensen die tijdelijk uit de woning gaan, trekken er ook
weer in. Naar mijn mening is het naar de aard en de
geest van de doorstromingsregeling niet mogelijk deze
mensen een premie te geven. Dat had ik in eerste
instantie ook al duidelijk gezegd. Maar nu zegt de
heer Vellenga: Stel, dat buurman A na de verbouwing
in het huis van buurman B trekt en andersom, dan
komen beiden uit een huis met een huurprijs van
f 60,in een met een huurprijs van f 122,50. Het is
de vraag of, als men dat doet, de doorstromingsrege
ling van toepassing is. Die regeling is ook vrij dui
delijk gebonden aan inkomensnormen, aan huurverho
gingspercentages e.d. In hoeverre er mogelijkheden
zijn in het geval dat de heer Vellenga schetst, weet
ik niet, maar het ligt in ieder geval dat durf ik wel
te stellen niet in de bedoeling van de doorstromings
regeling. Als wij willen proberen iets te doen voor de
mensen, dan zou ik nog eerder denken aan een poging
hen in aanmerking te doen komen voor een individueel
huursubsidie. De mensen die de nieuwe huur niet kun
nen betalen, zou je met een individueel huursubsidie mis
schien kunnen helpen. Met dat punt zijn we ook steeds
bezig. De Minister heeft uitgesproken, dat hij dat wel
voor een bepaalde categorie woningen wil toestaan,
maar dat geldt nog niet voor de woningen waar we
nu over spreken. Wij zouden een aanvraag kunnen
indienen om voor deze woningen de mogelijkheid van
individuele huursubsidies te openen. Dat lijkt mij aan
nemelijker en meer in het kader van de mogelijkheden
op dit gebied, dan het aanpassen van een doorstro
mingsregeling aan dit geval; dat past niet in het ge
heel van de normen die de Minister op dit gebied
hanteert.
Ik wil wel toezeggen, dat ik de mogelijkheid van het
toepassen van de doorstromingsregeling nog eens in
het geheel van dit plan wil bekijken, maar staande deze
vergadering zou ik zeggen, dat het er niet in zit. (De
heer Vellenga: Het ging mij even om het effect van
het hanteren van de doorstromingsregeling in die zin,
dat je na deze hele operatie een bepaald pakket1 wonin
gen met een bepaalde huur hebt kunnen brengen bij
mensen met een bepaald inkomen. Misschien zou je op
die manier aan een herverdeling kunnen toekomen, via
een formele toepassing van die doorstromingsregeling.
Dat was eigenlijk de wezenlijke bedoeling van mijn
opmerking.) Ik wil wel toezeggen, dat wij voor dit
complex nog eens zullen bekijken, of de doorstromings
regeling hierop van toepassing verklaard kan worden,
wat ik niet aanneem. Ik acht de mogelijkheid van een
individueel huursubsidie reëler. (De heer Vellenga: Ja,
dat begrijp ik.) We zullen attent blijven op beide mo
gelijkheden en de mogelijkheden die er zijn, zullen we
trachten te benutten.
T.a.v. de verbetering van de woonomgeving kan ik
de heer Vellenga zeggen, dat het niet de bedoeling is,
dat dat tijden zal duren. Wij hebben vanaf het begin
Openbare Werken bij onze plannen ingeschakeld; die
hebben hun plannen ook al klaar. In de betreffende
commissie hebben zowel mensen van de Provinciale
Directie van het Ministerie van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid zitting gehad, als mensen van Open
bare Werken. Die zijn dus bij de voorbereiding be
trokken geweest en hebben inspraak gehad. De ver
betering van de woonomgeving zal öf in aansluiting
aan öf tijdens die renovatie tot stand worden gebracht.
Het zal dus echt niet lang duren. Het is ook niet de
bedoeling, dat de verbetering van de woonomgeving
van invloed zal zijn op de huur. Die verbetering zal
moeten gebeuren d.m.v. een rijkssubsidie. Het gaat om
meer straten dan waarop de renovatie betrekking heeft.
De renovatie zal voor een deel door de bewoners moe
ten worden betaald. In deze omgeving staan, dacht ik,
geen particuliere woningen. Het gaat om gesloten blok
ken gemeentewoningen.
De heer Miedema heeft gevraagd of de beschikking
van de Minister omtrent die woonomgeving binnenkort
afkomt of dat we daar mogelijk nog lang op moeten
wachten. Ik stel nogmaals, dat juist i.v.m. het feit,
dat vanaf het begin het Ministerie van Volkshuisves
ting bij de plannen betrokken is geweest d.m.v. de
Provinciale Directie wij de indruk hebben, dat die
beschikking toch wel spoedig af zal komen. De ver
betering van de woonomgeving past heel goed in de
gehele ontwikkeling.
Wij moeten voor de uitvoering van onze plannen een
beroep doen op rijksvoorschotten. In zoverre is de fi
nanciering van het tekort dat voor rekening van de
Gemeente komt, niet zo'n groot probleem. Maar het
potje voor 1971 is leeg. De f 13.000,die voor rekening
van de Gemeente komt, zal voor 1972 wel te vinden
zijn. Het zou gek zijn als we dat niet zouden kunnen
financieren, maar U weet zelf hoe moeilijk het er met
de begroting van 1972 voor staat. Zekerheidshalve heb
ik zopas gezegd, dat er op dit moment nog geen dek
king aanwezig was.
De heer Miedema heeft nog gevraagd welke projec
ten er nog op stapel staan. Toen wij met de opzet van
alle renovatieprojecten begonnen, is er een duidelijke
informatie aan de Raad gegeven. Toen dit onderwerp
in de vorige raadsvergadering weer ter sprake kwam,
heeft ieder raadslid een exemplaar van het rode boekje
gekregen waar alle renovatie- en amovatie-objecten in
Leeuwarden in staan. Men weet wat er zal gebeuren.
Wil men nu van alle projecten die op stapel staan we
ten successievelijk komen alle projecten in de Raad
aan de orde wat de toekomstige huren zullen wor
den, dan moet ik zeggen, dat ik daar onmogelijk in
formatie over kan verstrekken, want dat vraagt pro
ject voor project eerst weer om benadering t.a.v. de
kosten. De verbouw van de woningen van het project,
dat nu aan de orde is, kost f 16.000,per woning;
bij het project van Patrimonium was dat f 20.000,
Straks komen we met een kleiner project, waarvan de
kosten gedekt kunnen worden uit de eigen opbreng
sten van de betreffende woningstichting. De Gemeente
heeft die eigen opbrengsten niet. De financiering ligt
van geval tot geval anders. Vandaar, dat het haast
niet mogelijk is de financiële consequenties nu al te
bepalen. Daarvoor moeten er eerst gedetailleerder plan
nen zijn. Successievelijk komen alle plannen in de Raad
en dan kan er over gesproken worden. Ik weet haast
niet hoe het anders zou moeten. Wil men in het kader
van het gehele beleid hierover spreken, dan heb ik daar
niets op tegen. De Raad heeft altijd gezegd, dat we
moesten opschieten met deze zaak; dat heeft onze war
me instemming.
Als er problemen zijn, zullen wij graag proberen
die zo goed mogelijk op te lossen. Een totaal overzicht
van de plannen heeft de Raad kortgeleden gekregen.
Als de Raad meer wil weten, dan kan hij daar bij de
begrotingsbehandeling op terug komen. Ik dacht toch,
dat het hier om een zaak gaat, die ons aller instem
ming heeft. Het College werkt met grote interesse
mee aan de verwezenlijking.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 460).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 456).
De Voorzitter: Ik breng ook meteen in discussie de
nagekomen raadsbrief over hetzelfde onderwerp.
De heer Janssen: Wat het thans aan de orde zijnde
voorstel betreft, kan ik U zeggen, dat wij daarmee wel
akkoord gaan. Ook de machtiging die het College van
B. en W. vraagt tot het verlenen van een onderhandse
opdracht aan een door hen aan te wijzen bedrijf, ont
moet bij ons geen tegenstand.
Er rest mij echter nog een enkele vraag. In de raads
brief wordt gesproken over een bedrag van f 12.450,
nodig voor het treffen van enige noodzakelijke voor
zieningen aan de tuin en de erfscheiding. Denkt U bij
het besteden van dit geld ook aan het voor publiek open
stellen van deze tuin, zoals reeds in een eerder stadium
door mijn fractievoorzitter werd bepleit?
De heer Tïekstra (weth.)De mogelijkheid tot open
stelling van de tuin voor publiek heeft nog steeds de
aandacht. Alleen zal de heer Janssen zich wel moeten
realiseren, dat dat betekenen zal, dat er in de Beijer-
straat daarvoor nog een pand moet worden aangekocht.
Die mogelijkheid schijnt niet bij voorbaat uitgesloten
te zijn. Kan dat pand worden aangekocht, dan kan de
tuin inderdaad worden open gelegd. Ik neem aan, dat
bij gelegenheid van de aankoop over deze zaak opnieuw
kan worden gesproken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met inbegrip van de aanvulling welke is
voorgesteld in de nagezonden raadsbrief (bijlage no.
456).
Punt 14 (bijlage no. 453).
De heer Rijpma: Onze fractie is het eens met Uw
voorstel. Voor de goede orde nog een paar opmer
kingen.
Wij zouden het op prijs stellen, dat, als het mogelijk
zou zijn, reeds voor de restauratie van dit pand een
aanvang neemt een overeenkomst gesloten wordt met
een toekomstige huurder. Degene met wie de overeen
komst gesloten wordt, kan dan meepraten en meeden
ken over de restauratie en de inrichting van het pand.
Misschien is het voor hem geen bezwaar, dat de douche
in de keuken komt en dat hij vanuit de slaapkamer via
de woonkamer dit vertrek bereiken moet, misschien ook
wel. Als dat laatste het geval is, kan het mogelijk nog
anders. Hij kan dan meebeslissen of er drie slaapka
mers moeten komen, of twee, of misschien zelfs wel
één. In het eerste geval is de woonkamer niet meer
dan 20 m2, in het tweede geval 30 m2. Zo zijn er mis
schien meer dingen die in overleg met de toekomstige
bewoner geregeld kunnen worden, uiteraard binnen de
mogelijkheden van Monumentenzorg. Wij zouden het toe
juichen wanneer met een gegadigde, die op deze manier
inspraak heeft gehad, zo mogelijk een contract wordt af
gesloten, waarvan het niet de bedoeling is, dat het na
één of twee jaar weer wordt opgezegd, want dan zou het
weinig zinvol zijn, dat restauratie en inrichting in
overleg met hem geregeld worden. Om te voorkomen,
dat de restauratie de Gemeente veel meer gaat kosten
dan het geraamde eigen aandeel van f 40.000,moet
met de gegadigde vooraf een duidelijke afspraak ge
maakt worden over de eventuele meerdere kosten die
het gevolg zijn van verlangens van betrokkene. Uiter
aard moeten die meerdere kosten dan ook door be
trokkene in een bepaalde vorm worden betaald. Wij
menen, dat een goed samenspel bij de restauratie tus
sen de toekomstige bewoner van dit pand, de architect
en Monumentenzorg een stimulerend effect kan hebben.
Wij hebben nog veel meer panden in de binnenstad
die voor restauratie in aanmerking komen. Wanneer
de burger ziet, dat er op deze wijze voor hem een pand
klaar kan komen waarin het plezierig wonen is in
overeenstemming met de verlangens die hij heeft, dan
zou dit wel eens kunnen betekenen, dat de renovatie
ook van panden in de binnenstad een sneller verloop
beeft dan op het ogenblik het geval is.
Mevr. Visscher-BouwerIk kan mij wel achter de
woorden van de heer Rijpma plaatsen.
Uit het voorstel concludeer ik, dat de Gemeente met
een totaal nieuwe aanpak komt. Wij zien aan de huur
prijs, dat de Gemeente ervan uitgaat, dat deze zaak
rendabel moet zijn. Wij zullen dus moeten koersen in
de richting, dat de restauratie van panden met een
woonfunctie tot stand komt met financiële hulp van
gegadigden. Het is daarom ook zeer verheugend, dat
er een initiatief is om te komen tot de oprichtng van
een Vereniging of Maatschappij tot Stadsherstel, die de
restauratie van panden in de binnenstad, speciaal ge
richt op de woonfunctie, ter hand zou willen nemen.
Bij het herstel van de woonfunctie van de oude binnen
stad zou dan speciaal gedacht kunnen worden aan het
noordelijk gedeelte, m.n. ten noorden van de Bagijne-
straat en de Eewal. Er is in de Gemeenteraad veel
belangstelling voor dit initiatief en de verdere uitwer
king hiervan. In januari 1972 komt de heer Hengeveld,
directeur van de Amsterdamse Maatschappij tot Stads
herstel, in het stadhuis een causerie houden over de
restauratie van panden in de binnenstad, speciaal ge
richt op het herstel van de woonfunctie van historische
binnensteden. Gezien het feit, dat de Rijksdienst voor
Monumentenzorg een rehabilitatie voorstaat van de
omgeving van de Grote Kerk en hier liefst de woon
functie ziet hersteld, gezien ook het feit, dat deze
Dienst bezig is de aanwijzing vant een beschermd stads
gezicht voor Leeuwarden voor te bereiden, geloven wij,
dat het klimaat voor eerder genoemd initiatief gunstig
is en wij zien dan ook deze hele zaak met meer op
timisme tegemoet dan voorheen.
De heer Wiersma is inmiddels ter vergadering ge
komen.
De heer Tiekstra (weth.)Allereerst wil ik graag
mijn dank uitspreken aan het adres van mevr. Visscher
en de heer Rijpma, die verklaard hebben graag met
dit nieuwe beleid m.b.t. restauratie van monumenten
akkoord te gaan.
De hear Miedema flüsteret my yn, dat hy ek mei-
giet. Hoe greater de optocht is, hoe greater ek de feest-
freugde wêze kin. Ik geloof, dat dit nieuwe beleid ook
de enige weg is om te bereiken, dat woonpanden die
op de monumentenlijst voorkomen, niet alleen hun func
tie herkrijgen, maar bovendien ook wat hun functie
betreft weer goed mee kunnen doen. Ik kan de heer
Rijpma verzekeren, dat wij, juist wat de hardheid aan
gaat van de gegadigde, bijzonder nauwlettend op onze
tellen zullen passen en dat aansluitend aan het beraad
zoals dat in de Commissie voor Monumentenzorg is
gevoerd, getracht zal worden vooraf tot zoveel zeker
heid te komen, dat betrokkene in overleg met de restau
rerende architect ook inderdaad van het object kan
maken wat hij daar graag van gemaakt wil hebben.
Uiteraard dient daarbij de beperking te worden aan
gebracht, dat de wezenlijke elementen van het monu
ment ongewijzigd moeten blijven, terwijl wat de kos
ten betreft de beperking dient te worden aange
bracht, dat de subsidies van Gemeente, Provincie en
Rijk betrekking hebben op de restauratiekosten en niet
op de elementen die niet onder het begrip restauratie
zijn te „biflappen". Ik geloof inderdaad, dat deze nieu
we werkwijze een stimulerend effect kan hebben. Dit
heeft die ook al wel gehad, daar inmiddels is gebleken,
dat van particuliere zijde voor meer te restaureren
panden aandacht bestaat. Ik hoop stellig, dat deze
eerste aanzet meer betekenis kan hebben voor de toe
komst van juist het stadsdeel, dat mevr.' Visscher
terecht even noemt. Terecht heeft zij ook de causerie
van de heer Hengeveld aangekondigd. Ik ben met haar
van mening, dat, als het initiatief dat inmiddels op
stapel staat inderdaad gerealiseerd wordt, er mogelijk
meer perspectieven voor het herstel van de woonfunc
tie van dit deel van de stad zijn, dan in het verleden
het geval is geweest. Het zou wel eens kunnen zijn,
dat daarmee een zeer interessante ontwikkeling wordt
ingeluid.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.