7
Punt 15 (bijlage no. 461).
De heer Hemstra: Kunnen deze bejaardenwoningen
in Wirdum ook in combinatie gebouwd worden met de
bejaardenwoningen in Wytgaard? Het gaat in Wyt-
gaard om de bouw van 6 of 7 woningen. Naar ik meen
is daar reeds grond voor beschikbaar. Mocht die mo
gelijkheid om de een of andere reden niet bestaan, hoe
liggen dan de kaarten voor Wytgaard t.a.v. de bouw
van bejaardenwoningen
De heer De Jong (weth.): Dit voorstel betreft al
leen woningen in Wirdum, die gebouwd worden door
de Woningstichting „Leeuwarden-Leeuwarderadeel".
De woningen in Wytgaard die de heer Hemstra be
doelt, zullen niet gebouwd worden door die woning
stichting. Daarom kan het even goed wel zo zijn, dat
dezelfde aannemer deze woningen bouwt en dat daar
door de bouwkosten misschien gemakkelijker haalbaar
zullen zijn, maar dat is een zaak die ter beoordeling
van de opdrachtgever staat en dat is in dit geval de
woningbouwvereniging. Zou de woningstichting die in
Wytgaard gaat bouwen, zeggen: Wij willen profiteren
van de gelegenheid, dat er ook een woningstichting in
Wirdum bouwt en die daar een aannemer voor heeft,
dan staat ons niets in de weg om de woningstichting
die in, Wytgaard wil bouwen de hint te geven: Ga eens
praten met de aannemer die in Wirdum bouwt. Dat
zou een mogelijkheid zijn om een zo geschikt mogelijke
aannemingsprijs te krijgen. (De heer Vellenga: Was er
destijds niet een gecombineerd plan ingediend?) Voor
zover mij bekend niet. Op zichzelf zou het wel mo
gelijk zijn. Maar het onttrekt zich vaak aan onze; waar
neming omdat wij hier dus niet allereerst mee te ma
ken hebben. Wij willen graag onze medewerking ver
lenen en voor zover U het van belang acht, wil ik dit
ook nog wel eens doorspelen naar de beide woning
bouwverenigingen en vragen of zij wel aan de moge
lijkheid van een gecombineerde bouw hebben gedacht.
Maar het gaat in dit voorstel alleen om het geval Wir
dum. Nogmaals, ik zal graag de woningbouwvereniging
die in Wytgaard zal bouwen een hint geven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 455).
De heer Knol: De uitbreiding van de Noorderbe
graafplaats op zich is voor ons geen punt. Wij vragen
ons alleen af, of er zonder meer toe moet worden over
gegaan de wijze van uitgifte van de etagegraven te
veranderen, zonder daarbij het standpunt van de ge
zamenlijke uitvaartverenigingen te kennen, temeer ook
omdat de voorgenomen wijze van uitgifte dan voor
het eerst in Friesland zal worden toegepast en mogelijk
weerstanden zal kunnen oproepen.
Verder zien wij op blz. 2 van de raadsbrief een glo
bale benadering van de te verwachten nieuwe graf
rechten. Noch in de raadsbrief, noch in de ter inzage
gelegde berekeningen vinden wij echter iets over het
feit, dat inmiddels met de bouw van een crematorium
in Goutum is begonnen en over de invloed die dit zal
hebben op de toekomstige behoefte aan graven in
Leeuwarden. De stad Groningen geeft hieromtrent de
volgende cijfers te zien. In 1964 was het percentage
begravingen nog 76,8%, crematies 23,2%. In 1970 wa
ren deze percentages resp. 56 en 44; een duidelijke
aanwijzing, dat de aanwezigheid van het crematorium
aldaar een grote rol speelt. Bovendien zal een tarief
van f 900,aan grafrechten de tendens tot cremeren
sterk bevorderen, vooral als we weten, dat we met dit
tarief in Friesland veruit de kroon spannen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik heb met genoegen ge
hoord, dat de fractie van de heer Knol akkoord gaat
met het voorstel als zodanig. Meer vraagt het College
op dit ogenblik ook niet.
Ik geloof, dat het verstandig is de suggestie van de
heer Knol te volgen en overleg te gaan plegen met de
uitvaartverenigingen over de etagegewijze uitgifte. Dat
kan natuurlijk altijd.
T.a.v. de rechten zou ik willen opmerken, dat deze
aangelegenheid nadat die voorbereid is, opnieuw bij de
Raad komt.
Waar we op het ogenblik behoefte aan hebben, is,
gegeven de nog beschikbare begraafruimte, zo snel
mogelijk het plan voor uitbreiding en het krediet
daarvoor te hebben en dus gereed te zijn op het mo
ment waarop de bestaande, nu nog beschikbare, be
graafruimte dreigt uitgeput te raken. De cijfers daar
omtrent staan in de raadsbrief.
Het is niet juist, dat bij de bepaling van de capaci
teit geen rekening zou zijn gehouden met de ontwikke
ling m.b.t. de crematie, met dien verstande, dat bij de
berekeningen die door de Dienst Openbare Werken
toenmaals zijn gemaakt, uiteraard niet werd gerekend
met het specifieke effect van de aanwezigheid van
een crematorium in Goutum, maar met de algemene
tendens. Ik ben het met de heer Knol eens, dat de aan
wezigheid van een crematorium in Goutum uiteraard
een versterkende invloed op deze cijfers zou kunnen
uitoefenen. Maar dat betekent alleen dat bedoel ik
te zeggen dat door het scheppen van meer begraaf
ruimte langere tijd kan worden gewerkt en dus moge
lijk later het probleem ontstaat van de aanleg van een
nieuwe begraafplaats. (De heer Knol: Dan zou het ta
rief omlaag kunnen.) Zal ik deze interruptie meteen
maar meenemen Dan voorkomen we misschien een
tweede instantie. Het zou niet juist zijn het tarief te
verlagen, omdat de waterhuishoudkundige voorzienin
gen nu reeds moeten worden getroffen voor de ver
grote oppervlakte. Op het ogenblik wordt dit krediet
gevraagd. Het is de bedoeling dat staat ook in de
raadsbrief om de inrichting en de uitgifte te doen
volgen en niet gelijk het hele terrein compleet in te
richten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 440).
De heer Buising: Mijn fractie heeft er behoefte aan
naar aanleiding van dit raadsstuk een paar opmer
kingen te maken.
De scholen voor het m.e.a.o. en de B-status voor het
Muziekinstituut staan niet voor de eerste keer op het
scholenplan, maar over de realisering ervan bestaat
momenteel geen enkele zekerheid. Misschien kan de
Wethouder daar op het moment iets naders over zeg
gen. De realisering van deze wensen is, dacht ik, zeer
gerechtvaardigd, o.a. ten aanzien van het hoger be
roepsonderwijs; de B-status voor het Muziekinstituut
is een vorm van hoger beroepsonderwijs.
Er is alle reden voor op dit moment zeer duidelijk
van teleurstelling en ontstemming blijk te geven t.a.v.
de ontwikkeling van het hoger beroepsonderwijs in
Friesland, of liever gezegd t.a.v. het ontbreken van
een dergelijke ontwikkeling. Eerlijk gezegd, is het om
hels te worden als men in de krant leest, dat de Mi
nister in één lange volzin Leeuwarden en Friesland
iets onthoudt waaraan zo'n enorm grote behoefte is,
n.l. een school voor h.e.a.o. Zo'n school en hetzelfde
geldt eigenlijk voor een sociale academie is naar
de mening van mijn volledige fractie van levensbelang
voor Leeuwarden en wijde omgeving en het is een
schandaal, dat ons de school voor h.e.a.o. op deze ma
nier door de neus wordt geboord, want daar komt het
eigenlijk op neer.
Ik ben niet van plan over deze zaak een lang verhaal
te houden, maar ik zou het en ook dit zeg ik namens
mijn hele fractie op zeer hoge prijs stellen, dat
de Leeuwarder Gemeenteraad onomwonden en op niet
mis te verstane manier blijk geeft van zijn ontstem
ming en teleurstelling over het regeringsbeleid, zoals
ons dat op dit punt bedreigt. Dat zou kunnen gebeu
ren, doordat er een motie wordt aangenomen, die ik
bij dezen zou willen indienen en die de volgende tekst
heeft:
„De Raad der Gemeente Leeuwarden; in vergadering
bijeen op 20-12-1971; van oordeel dat een uitbreiding
van de opleidingsmogelijkheden in het kader van het
hoger beroepsonderwijs van grote betekenis is voor de
ontwikkeling van Friesland; spreekt zijn verontrusting
en teleurstelling uit over het niet honoreren van de
aanvragen van een school voor hoger economisch en
administratief onderwijs, een sociale academie en de
B-opleidingen aan het gemeentelijk muziekinstituut te
Leeuwarden; en verzoekt de betrokken bewindslieden
met klem, de spoedige totstandkoming van deze scho
len te willen bevorderen."
Mijn collega Snel en ik hebben deze motie onder
tekend.
De Voorzitter: Deze motie kan mede onderwerp vor
men van onze discussie.
De heer Rijpma: Het opstellen en aanvaarden van
een motie moet een zinvolle bezigheid zijn. Als de Ge
meenteraad van Leeuwarden zijn verontrusting over
een bepaald beleid bij een Minister op tafel legt, moet
dat bij de bewindsman een reactie teweeg brengen, de
gewenste reactie. Als je meent tot actie te moeten
overgaan omdat je van mening bent, dat het uitblijven
van een actie bij de Minister een onjuist gevoel van
tevredenheid zou geven, dan is de actie misschien nood
zakelijk, maar berust zij toch op een verkeerd uitgangs
punt.
Kunnen we en dat is dus een vraag niet zó
opereren, dat we de Minister in Leeuwarden op het
Stadhuis of op het Provinciehuis krijgen voor een fikse
discussie over onderwijsvoorzieningen in onze provin
cie Een discussie, zo mogelijk in aanwezigheid van
b.v. de stuurgroep universitaire vestiging in het (Noor
den, vertegenwoordigers van het tot samenwerking be
reid zijnde hoger beroepsonderwijs, inclusief de lera
renopleidingen C.O.L. en C.O.L.B.O. Misschien dat de
motie in dat opzicht nog wat gewijzigd kan worden
of vergezeld kan gaan van een uitnodiging aan de
Minister. Als de Minister niet wil komen, dan zouden
we misschien de fractievoorzitters van regerings- en
oppositiepartijen kunnen benaderen en als dat niet
gaat misschien de onderwijsspecialisten van bedoelde
partijen. Ik meen, dat het noodzakelijk is, dat wij wat
meer doen dan van onze verontrusting te doen blijken;
ik geloof, dat een fikse discussie op haar plaats is.
Misschien kunnen we in het telegram zetten, dat „de
kofje brün is en de koeke klear". (De hear Miedema:
En de rapen gear.) (Gelach)
Mevr. Woudstra-PeeneWij zijn het helemaal eens
met de motie van de P.v.d.A.-PPR. Wij vinden het in
derdaad verschrikkelijk belangrijk, dat wij de Minister
weer eens met de neus op de feiten drukken. In de
Provinciale Staten is ook een dergelijke motie aangeno
men en ik vind het zeer belangrijk, dat ook de Ge
meenteraad van Leeuwarden Leeuwarden is de groot
ste plaats in de provincie en daar zullen de scholen
waarschijnlijk gevestigd moeten worden een telegram
stuurt.
Bij geruchte heb ik vernomen misschien is het
helemaal niet waar dat de Minister op 11 januari
a.s. in Leeuwarden komt. Ik heb gehoord, dat dat al
lang geleden afgesproken was. Wat let ons om dan in
ieder geval met de man in discussie te gaan? Maar ik
ben toch wel voor deze motie. We moeten hem een tele
gram sturen voor hij hier komt.
De hear Singelsma: Ik mei wol sizze, dat wy yn de
Steaten ek wol hwat underlining opdien hawwe mei
moasjes. Ik moat ek sizze, dat der faek nuver yn om-
timmere wurdt; faek mei gleone spikers en fan fjur-
renhout wurde se makke. Mar ik leau, dit is wol in
aerdich trochtimmere moasje. It hinget der fansels ek
faek fan óf hwa't de moasje yntsjinnet. (Stimmen:
Ja, krekt.) Yn de Steaten is it sa, as in lytse partij it
docht men komt foar it algemien bilang op, dat wol
ik efkes düdlik sizze dan hat de moasje gjin inkele
kans. (De hear Ten Brug (weth.); Dan hawwe Jo
nou gelok.) (Laitsjen) Dêrom wol ik graech yn it skip
stappe fan it P.A.K. Net dat it hwat üthelje sil, hwant
ik tink der ek fuort ynienen by: Doe't hja dêr baes
wieneAs Jo nou fan de houn biten wurde as fan
de kat dêr yn Den Haech, it makket net sa folie üt.
Foar dit Kabinet wie der in oar Kabinet en dêrfoar
wer in oar ensfh., en doe wie it fan itselde lekken in
pak. Wy blaze hjir nou wol heech fan 'e toer en ik
stypje jim wol, mannen, wy binne net sa partidich,
dat wy dat net ynsjogge mar ja, ik tink dan ek
wol efkes: Wy meije ek wolris yngean ta lissels. As ik
sjoch nei Ubbo Emmius ik kin it der moai efkes
byslepe, mynhear de Foarsitter en ik tink dan oan
de hüsfêstingHwa't büter op 'e holle hat, dy moat
net al to heech fan de toer blaze, ek as Kolleezje net.
De heer Schaafsma: Het lijkt mij zinvol de actie van
de P.v.d.A.-P.P.R. te ondersteunen.
Het is, dacht ik, nu de goede tijd om een actie te
ondernemen. Wij vragen maar weinig. Het is in ver
gelijking met wat ik aan bouwplannen van universi
teiten zie op het ogenblik slechts een fooi. Ik denk dan
aan Utrecht, Twente, Eindhoven, Delft, Groningen en
noem maar op. Wat voor kapitalen miljoenen!
daar aan gebouwen neergezet worden! Wij vragen
slechts een school voor h.e.a.o. en mag ik er een
nieuw element bijvoegen, dat in het verleden hier ook
genoemd is een Hogere Informatica School. En wat
vragen we dan nog? Vragen we nieuwe gebouwen?
Nee, op dit moment zou het nog altijd te realiseren zijn
de nieuw gebouwde h.t.s. met één verdieping te ver
hogen en het oude gebouw van de h.t.s. in te richten
voor dit soort scholen. Wij vragen geen geld voor mil
joenen-projecten, wij vragen alleen maar twee scholen
in al bestaande gebouwen onder te brengen.
De heer Wiersma: Er is namens onze fractie al iets
gezegd over deze zaak, maar ik heb nog een paar vra
gen n.a.v. de raadsbrief.
Wij spreken hier, dacht ik, nogal duidelijk over een
h.e.a.o. in Leeuwarden. Er is, meen ik, een aanvraag
voor een dergelijke school ingediend door het bestuur
van de h.t.s. en U weet net zo goed als ik, hoe die aan
vraag tot stand gekomen is destijds. Nu heeft dat be
stuur als ik goed ben geïnformeerd wel een af
wijzing gekregen, maar ik weet niet of het die aan
vraag heeft gecontinueerd. Ik vraag mij dus af, of en
waarom deze aanvraag thuis hoort op het deelplan voor
het gemeentelijk voortgezet onderwijs. Ik zou dat graag
nader uitgelegd willen willen zien. Ik begrijp het niet
helemaal, maar dat kan natuurlijk ook aan mij liggen.
De heer Faber: Ik zal graag de motie van de heer
Buising ondersteunen. Ook ik vind de vestiging van
een h.e.a.o. van groot belang. De heer Schaafsma heeft
misschien een goede oplossing aan de hand gedaan. Het
hoeft niet zo verschrikkelijk veel te kosten in verhou
ding tot andere grote onderwijsvoorzieningen.
De heer Ten Brug (weth.): Ik mag misschien even
de volgorde van de sprekers veranderen bij mijn beant
woording van de opmerkingen uit de Raad. Ik zou wil
len beginnen met de heer Wiersma te antwoorden, die
niet begrijpt waarom de h.e.a.o. die door de h.t.s. (een
bijzondere school) is aangevraagd, op het gemeentelijk
scholenplan staat. Hij kan die school in de raadsbrief
ook niet vinden, want die school staat niet op dit scho
lenplan. Ik wil wel zeggen, dat het h.t.s.-bestuur op
nieuw een aanvraag voor een h.e.a.o. heeft ingediend
en dat wij aangezien dit toch ook een heel sterk ge
meentelijk belang is; ik mag dat wel concluderen uit
alle opmerkingen die hierover zopas zijn gemaakt
een heel goed contact hebben met het bestuur van
de h.t.s. over dit punt.
Het is inderdaad om moedeloos te worden, dat al
onze pogingen om uitbreiding te geven aan de onder
wijsvoorzieningen in Leeuwarden en in Friesland, en
met name dan op het terrein van het hoger beroeps
onderwijs, telkenmale stranden op de brieven die om
streeks oktober/november binnenkomen en waaruit je
dan mag concluderen, dat je er weer niet op staat.
En als je dan nog het gevoel had: We vragen ook wel
iets meer dan redelijk is, dan moet je het na drie, vier
keer wel geloven. Maar ik dacht, dat niemand in Fries
land, die op het terrein van het onderwijs een beetje
thuis is, durft te zeggen, dat wij voor Friesland te
veel vragen. We vragen, dacht ik, alleen om iets waar
Friesland recht; op heeft en wat bovendien voor de ont
wikkeling van onze provincie, als onderdeel van het
Noorden, van uitzonderlijk belang is. Hier is niet al
leen aan de orde het uitbreiden van onderwijsvoorzie
ningen die we hebben, het gaat ook om de sociaal-
culturele en economische effecten van dit onderwijs.
Gezien alles wat er momenteel gaande is op het ge
bied van het tertiair onderwijs, de verhouding tussen
het hoger beroepsonderwijs en het universitair onder
wijs, is het bijzonder bedroevend, dat, na alles wat wij
meegemaakt hebben met vorige bewindslieden, de za-