.ff 10 11 het gebied Werkmanslust, te voorkomen. Zou het niet mogelijk zijn een bespreking te beleggen tussen de Wijkkern „Willem Sprengerstraat e.o." en de Stede- bouwkundige Dienst die plaats vindt onder aanwezig heid van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening en een representatieve vertegenwoordiging van de Rijksuniversiteit van Groningen (die het onderzoek zal doen), onder leiding van de Wethouder van Ruim telijke Ordening? In die vergadering, met een volko men open gesprekskarakter, leggen we het door de Gemeente verzamelde materiaal op tafel; in die ver gadering geven belanghebbenden (mensen van de Ste- debouwkundige Dienst, wijkvertegenwoordigers, raads leden) hun visie op het betreffende gebied; in die ver gadering bespreken we de te volgen procedure. Dat betekent niet, dat dit voorstel niet aanvaard zou moe ten worden, maar dat dat voorstel uitgelegd wordt in de geest zoals ik die geschetst heb, dus na een ge sprek met de diverse groeperingen, opdat we voorko men, dat er dubbel werk gebeurt. Aan de andere kant wordt op die manier tegemoet gekomen aan het ver langen van de wijk om bij de renovatie, de verandering van het woongebied, betrokken te zijn; op die manier worden aan de bewoners zoveel mogelijk kansen tot inspraak gegeven. Ik meen ook, dat dit voor de Wijk kern aanvaardbaar is, gezien de inhoud van het schrij ven dat aan de inwoners van de wijk is gezonden. In het laatste gedeelte van dat schrijven staat duidelijk: Naar het ons bekend is, ziet Openbare Werken het ontwerp niet meer als uiteindelijk produkt, maar zijn er nieuwe schetsen. De Wijkkern spreekt ook wel dui delijk uit, dat er een samenspel moet groeien met Openbare Werken (ik meen, dat het niet alleen Open bare Werken is, maar de Wijkkern schrijft daarover alleen) en dat we niet kunnen doen alsof er nog niets gebeurd is. We moeten werken in aansluiting op het geen allemaal al is gedaan. Ik zou het zonde vinden, wanneer van dat materiaal, van die ervaring, van die gesprekken geen profijt getrokken werd. De heer Van Haaren: Ik kan na de mij voorgaande sprekers bijzonder kort zijn. Het gaat hier voornamelijk om de inspraak van de bewoners. Het bestemmingsplan Oldegalileën is inder tijd tot stand gekomen, zonder dat de bewoners er in gekend werden. Het was een veel groter plan en daar mee is men al enkele jaren geleden begonnen. Inmiddels zijn de bewoners ongerust geworden en dat er reden tot ongerustheid was, hebben wij kunnen zien op de dia's die op de hearing werden vertoond. Daaruit bleek duidelijk, dat er echt iets moet gebeuren. Nu kunnen er inderdaad wat moeilijkheden ontstaan, maar ik vind, dat wat de bewoners zelf naar voren brengen over hun eigen wijk prevaleert, primair is en eventueel ten koste gaat van de uitgewerkte gegevens, neergelegd in het plan Oldegalileën, alhoewel zoals de heer Rijpma ook al zei Werkmanslust niet in het gedrang moet komen; dat plan moet door kunnen gaan. Ik ben erg blij, dat het Centraal Orgaan ook hier weer een begeleiding wil geven. Wij hebben kunnen zien hoe de mensen van het Centraal Orgaan het ge daan hebben in de Transvaalwijk en wij hebben er alle vertrouwen in, dat zij het ook in deze geheel nieuwe situatie daar heeft de heer Bouma ook al op ge wezen even goed zullen doen. Dat wij weer kunnen rekenen op de medewerking van de Universiteit van Groningen is voor ons bijzonder prettig en ook bijzon der wenselijk. De heer Bouma heeft m.i. bijzonder goed uiteen ge zet wat de moeilijkheden zijn van de inspraak die moet gaan van de bewoners naar Openbare Werken; zo noem ik het nu maar even. Dat is een heel belangrijk punt, want daar zullen behoorlijke oplossingen en re gelingen voor gevonden moeten worden. Ik hoop, dat U er in slaagt die te vinden. Ik hoop voor alle be trokkenen dat hier in een behoorlijke geest van sa menwerking iets tot stand komt; het is een belang rijke zaak, omdat het initiatief van de kant van de bevolking is gekomen. De Voorzitter: Ik stel voor, dat Weth. Tiekstra na de koffiepauze antwoordt. Voordat ik de vergadering schors, wil ik de fractievoorzitters vragen koffie te drinken in de vertrekkamer. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. De Voorzitter: De bespreking van de punten 21 en 22 hadden we even uitgesteld. Ik wil de heer Boom- gaardt, die U tegenover mij ziet zitten, van harte wel kom heten. De heer Van der Veen, de voorzitter van de adviescommissie, is verhinderd deze vergadering bij te wonen. Een uur voor de vergadering hebben we nog een beroep op de heer Boomgaardt gedaan om als vice- voorzitter van die commissie deze vergadering bij te wonen. Hij was beschikbaar en wij zijn er bijzonder er kentelijk voor, dat hij onmiddellijk bereid was, ondanks de late uitnodiging, ten tweede male in ons midden te zijn om een eventuele toelichting te geven op adviezen die door de commissie zijn uitgebracht. Hartelijk wel kom, mijnheer Boomgaardt. Punt 21 (bijlage no. 462). De Voorzitter: Vandaag hebben wij nog een brief gekregen van de heer Visser en ik zou de Secretaris willen vragen die brief even voor te lezen, opdat U weet wat deze man nog heeft geschreven nadat hem bekend was welk advies aan Uw Raad was uitgebracht. De heer P. P. de Jong (secr.)De brief luidt: „Leeuwarden, 19 december 1971. Aan de Gemeenteraad, Leeuwarden. Geachte Heren, Door mij, W. Visser, Van Ostadestraat 10 te Leeu warden is ontvangen één exemplaar van het advies aan de Gemeenteraad van de commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge Bouwverordening, om trent de verbouwing van het pand Ludolf Bakhuizen- straat no. 1 tot autostalling. Hierin wordt gesteld, dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld, dat ter plaatse wordt ge vormd door enige goed onderhouden woonhuizen ten westen en tegenover het onderhavige pand. Hier wordt echter geen melding gemaakt van het feit, dat ten oosten van het onderhavige pand de con structiewerkplaats is gelegen van G. A. van der Veen die bijna de eerste helft beslaat van het eerste deel (de zuidkant van de Ludolf Bakhuizenstraat). Verder zijn in het tweede gedeelte de laatste twee huizen als kantoor en opslagruimte in bedrijf bij het sanitaire bedrijf „Waterloo". Hiermede zou hij dus de stelling dat de Ludolf Bakhuizenstraat een typische woonfunctie heeft willen bestrijden." (De heer Rypma: Mijnheer de Voorzitter, mag ik even interrumperen om een punt van orde te stellen Ik dacht, dat betrokkenen alle ge legenheid had gehad om zijn bezwaren kenbaar te ma ken in de Commissie van beroep. Alle motieven die hier aangevoerd worden, zijn in die commissie behan deld. Dat hebben we allemaal in de stukken kunnen lezen. Ik vind het principieel onjuist, dat, wanneer be trokkene van het advies van de commissie van beroep heeft kennis genomen en B. en W. daarover een stuk aan de Raad produceren, alsnog nieuwe stukken aan de Raad worden voorgelegd. Dan doet U in wezen on recht aan de commissie, tenzij er in die stukken din gen staan die nog helemaal niet beschouwd zijn.) De Voorzitter: Ik wil nog wel even toelichten waar om ik de brief laat voorlezen. Die brief is gericht aan de Gemeenteraad. Betrokkene heeft kennis genomen van het advies van de commissie aan de Raad en naar aanleiding daarvan meent hij, dat er een aantal onvol komenheden in het advies staan. Wat hadden wij moe ten doen? Deze brief bij de ingekomen stukken aan de orde stellen in de volgende raadsvergadering? Dan had U terecht tegen ons kunnen zeggen: „Dat is mosterd na de maaltijd; dat punt is de vorige keer al afge handeld." Het is aan de Raad te beslissen of de brief al dan niet verder wordt voorgelezen, maar ik dacht, dat het juist was, dat deze even werd voorgelezen. Wat U met de informatie doet, is Uw zaak. Gaat de Raad ermee akkoord, dat de Secretaris de brief verder voor leest? Betrokkene heeft dan in ieder geval het volle pond gehad. De Raad gaat met het voorstel van de Voorzitter akkoord. De heer P. P. de Jong (secr.): „In de Paulus Mo- reelsestraat, waar verder helemaal geen bedrijven ge vestigd zijn, is destijds aan het aannemersbedrijf Steen huis wel vergunning gegeven voor ongeveer eenzelfde verbouwing. In zijn bezwaarschrift heeft steller ook gewezen op de toestand van het betrokken pand, waarin helemaal geen sanitair, zelfs geen behoorlijke keuken aanwezig is. De eventuele restauratie tot woonhuis gaat een zo danige som geld kosten, die, vooral gezien de woon stand, niet verantwoord zou zijn. Verder zou hij er op willen wijzen, dat het toch ook in het algemeen belang is om zoveel mogelijk auto's van de openbare weg te halen. Hoogachtend, W. Visser, Van Ostadestraat 10, Leeuwarden." Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 463). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Ik wil de heer Boomgaardt dank zeg gen voor het feit, dat hij zo vriendelijk geweest is aan onze uitnodiging gevolg te geven. Hij heeft het bijzonder gemakkelijk gehad. Nogmaals, hartelijk dank. De heer Boomgaardt verlaat de vergadering. Punt 25 (vervolg). De heer Tiekstra (weth.): De verschillende raadsle den die in eerste instantie met betrekking tot dit punt, het verlenen van subsidie enz., het woord hebben ge voerd, hebben in hun betogen juist die elementen ge legd die het onderscheid tussen het project „Transvaal wijk" en het project „Oldegalileën" zeer nadrukkelijk onderstrepen. Onder de oude gang van zaken mag ik het zo zeggen is een compleet, gedetailleerd ontwerp-be- stemmingsplan tot stand gebracht voor Oldegalileën. Het was uiteraard niet de bedoeling dit plan in proce dure te brengen, zonder daarover met de wijkbewoners te hebben gesproken, met het risico, dat er in die si tuatie ook dan in het plan veranderingen zouden wor den aangebracht. Maar daarom ook is een plan eerst een ontwerp-plan. Deze gang van zaken is ik mag niet zeggen doorkruist veranderd als gevolg van de omstandigheid, dat, zoals de Raad bekend is, het project bejaardenwoningen op Werkmanslust anders is geworden dan in het oorspronkelijke, gedetailleerde ontwerp-plan „Oldegalileën" was aangegeven. (De heer Heidinga: Waaruit is dat de Raad bekend?) Ik dacht, dat er verschillende informaties over zijn geweest; ik neem aan, dat de Raad ook kranten leest. Ik dacht, dat de Raad hiermee wel bekend is. Ik heb niet ge zegd, dat B. en W. de Raad daaromtrent in die zin hebben geïnformeerd; ik heb gezegd, dat ik veronder stel, dat het de Raad wel bekend is. De door mij aan geduide wijziging t.a.v. Werkmanslust betekent, dat het plan omgewerkt zal moeten worden. Dat betekent niet en dat misverstand moet m.i. gelijk de wereld uit dat alle onderzoekwerk waarop dat gedetail leerde bestemmingsplan berust, zal moeten worden over gedaan. Ik ben het wat dat betreft eens met de heer Rijpma, die zegt, dat dit niet zo maar opgezet is. Er is een stuk onderzoek verricht en het kan niet de bedoeling zijn van de inschakeling van het Centraal Orgaan en de mogelijke hulp van de Rijksuniversiteit van Groningen, dat daarmee alle onderzoekwerk, dat al verricht is, opnieuw zal worden gedaan. In die si tuatie zou het n.l. inderdaad een vertraging van een paar jaar kunnen inhouden en in die twee jaar zou de zaak dan stil liggen. Het grote onderscheid tussen dit project en dat van de Transvaalwijk ligt in het feit, dat de Gemeente nog helemaal niet toe was aan een bestemmingsplan voor de Transvaalwijk. De bewoners hebben daar de zaak op gang gebracht; het initiatief lag daar dus zeer duidelijk bij de bewoners. Dat kon daar ook. In dit geval ligt het initiatief voor de bestemmingsregeling voor Oldegalileën bij de Gemeente. Betekent dat nu, dat de bijdrage van het Centraal Orgaan (met behulp van de Wijkkern) geen zin heeft? Ik zeg nadrukkelijk, dat het dat naar mijn mening niet betekent. En dat is zo, omdat men uiteraard verschillende mogelijkhe den voor ogen kan houden. Ten eerste betreft het een gebied waarin een belangrijke woonfunctie van goede kwaliteit bestaat die ook in het gedetailleerde plan ge handhaafd blijft. Ten tweede is de toestand waarin het gebied verkeert, zodanig, dat daar m.i. op basis van een duidelijk inzicht, op basis van een bestemmings plan dus, moet worden geopereerd. Ten derde de heer Rijpma heeft daar met nadruk op gewezen wordt dit gebied geraakt door de plannen t.a.v. de hoofdwegenstructuur van de gemeente Leeuwarden, in clusief de voorzieningen die bij de Arendstuin en de Hoeksterbrug zullen worden getroffen. Een voorstel te dien aanzien is intussen al in de Raad geweest. Dit alles leidt er toe, dat al zeer duidelijk een aantal ele menten als vastgelegd kunnen worden beschouwd. Maar ook op basis daarvan is overleg met de bewoners zeer zinvol. Mij dunkt, dat dit overleg ook gaande is. Het is de Raad, dacht ik, stellig bekend, dat ik reeds enige malen gesprekken daarover heb gevoerd, zowel in gezamenlijke vergaderingen, als in vergaderingen met de Wijkkern. Daarvan zou ik op dit moment wil len zeggen, dat wij met dat overleg, met die inspraak, doorgaan en daarbij hebben, dacht ik, èn de Wijkkern èn de bewoners er bijzonder veel belang bij, dat zij gesecundeerd worden door deskundigen die zij zelf heb ben uitgezocht. En onder deskundigen behoeven we in dit bestek bepaald nog niet te verstaan planologen of stedebouwkundigen, maar mensen die met een stuk milieuproblematiek bekend zijn. In die zin, geloof ik, dat het subsidie zeer zinvol is en dat wij alleen moeten trachten te bereiken, dat de zaak zo gesynchroniseerd wordt, dat er geen vertragingen ontstaan die bijzon der vervelend zouden zijn voor de projecten, die daar op het ogenblik in voorbereiding zijn en wel in het bijzonder voor het project bejaardenwoningen. De heer Bouma: Mag ik uit het antwoord van de Wethouder opmaken, dat er voor de verdere voortgang van dit plan overleg zal zijn en wel zo spoedig mo gelijk tussen de gemeentelijke instellingen en de Wijkkern, met het Centraal Orgaan als trait d'union? Mag ik verder concluderen uit het antwoord, dat het, in het licht van dit krediet gezien, de bedoeling van het College is, dat dit ook geldt ten aanzien van later aan de orde komende objecten? Ik ben mij ervan bewust dat wil ik nadrukkelijk stellen dat een zodanige werkwijze wel eens op be paalde momenten vertragend kan werken, maar U, mijn heer de Voorzitter, hebt zelf bij de instelling van com missies en raden gezegd, dat, wil men de inspraak, de democratie dus, in dit opzicht volledig tot haar recht doen komen, men dan inderdaad met vertraging reke ning moet houden. Ik vraag dus alleen maar: Zal er voor de verdere ontwikkeling van het project „Willem Sprengerstraat e.o." en ook voor volgende objecten volledig rekening mee worden gehouden, dat er in spraak zal zijn van de betreffende Wijkkern naar de gemeentelijke instellingen, met het Centraal Orgaan als contactorgaan? De heer Rijpma: Ik had aan de Wethouder een con crete vraag gesteld. Ter voorkoming van oponthoud en ook ter volledige informatie van alle betrokkenen heb ik gevraagd, of de Wethouder bereid is een bijeenkomst te arrangeren, waarbij ook de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening betrokken is. Het gaat mij dus niet om een overleg alleen tussen de ambtelijke instel lingen en het Centraal Orgaan; ik wilde ook de Com missie voor de Ruimtelijke Ordening in dat overleg be trekken, opdat deze commissie bij het uitzetten van het beleid volledig geïnformeerd is over het verloop van het overleg. Onze fractie hecht er met nadruk aan, dat wij een toezegging in die richting krijgen. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat ik op de opmerkingen van de heer Bouma gevoeglijk akkoord kan zeggen. Dat is bepaald onze bedoeling. Het overleg

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 6