21 ■laÉÜ 20 lijkheid die bij de Raad ligt en die wij echt niet weg kunnen schuiven. Dat brengt mij er toe te zeggen, dat we eigenlijk met de voorstellen die voor ons liggen, inderdaad zouden moeten wachten op het geheel, op de totale begroting. Ik vind het een heel moeilijke zaak. Ik begrijp best de urgentie van de voorsteilen, maar ik vrees, dat het eigenlijk niet anders kan. De Voorzitter: Voordat ik de heer Weide het woord geef, zou ik nog twee opmerkingen willen maken. Wij zijn het ermee eens, dat, nu de positie van de begroting een andere is geworden dan een reeks van jaren het geval was (we werkten toen steeds met een sluitende begroting), dit impliceert, dat we met elkan der de plicht hebben te trachten, indien enigszins mo gelijk, de begroting voor 1973 vóór januari te behan delen. Ik kan U meedelen, dat het College nu al allerlei voorbereidingen treft om dit jaar twee begrotingsbe handelingen te doen houden. Ik kan het U niet voor 100 pet. garanderen, maar wij werken er helemaal op dit jaar in december de begrotingsbehandeling te doen plaats vinden, want wij zijn het met de visie die hier naar voren gekomen is, eens. Het is nu urgenter dan in het verleden. Daar kunnen we het rustig over eens zijn. Mijn tweede opmerking. Ik geloof, dat de heer Hei- dinga mijn opmerking in eerste instantie iets te ruim heeft geïnterpreteerd. Ik heb inderdaad duidelijk ge waarschuwd voor beslissingen die betrekking hebben op volkomen nieuwe objecten, beslissingen die buiten de normale spelregels vallen. De Raad moet er zich van bewust zijn, dat, wanneer vandaag toch dergelijke beslissingen worden genomen, de mogelijkheid van re alisatie mag ik het zo noemen aan een zijden draad hangt. Waarom vragen wij toch vandaag een uitspraak van de Raad? Ik heb het zopas ook al ge zegd, maar ik wil het nog graag een keer onderstre pen. Het gaat er niet om, dat wij betrokkenen de ga rantie kunnen geven, dat de beslissingen inderdaad ge honoreerd worden, maar wij vinden, dat men er wel recht op heeft te weten waarop wij koersen. Dan gaan wij er natuurlijk als College van uit, dat, als de Raad vandaag bij meerderheid van stemmen een bepaalde beslissing neemt, diezelfde meerderheid consequent zal zijn tijdens de begrotingsbehandeling. Anders zou het natuurlijk een rare wereld worden. De heer Weide (weth.): Hetgeen de Voorzitter heeft gezegd over het nu behandelen van dit voorstel, had ik ook willen zeggen. Ik vind het uitermate belangrijk, dat wij deze zaak vandaag afhandelen, te meer ook, omdat een aantal van deze voorstellen in de begroting zijn opgenomen en wij al hangt het dus stellig af van de begrotingsbehandeling de organisaties met een uitspraak vandaag exact kunnen laten weten waar zij aan toe zijn. Dat geldt dus niet voor het geval Nij lan. Omdat C.R.M. in de andere objecten meedoet, kun nen wij 80 pet. terug krijgen; dat is niet van toepassing op het subsidiëren van de Werkeenheid Nijlan. Dit in het algemeen. De heer Snel vraagt naar het perspectief van Hippo potamus. Wanneer komt die zaak van de grond? Ik dacht, dat door de Voorzitter wel duidelijk was gesteld, dat niet exact vaststaat wanneer het werk kan begin nen, omdat de goedkeuringen er niet zijn. Men is over dat investeringsbedrag nog bezig. Misschien past het in de toekomst in het kader van de financiering, als extra gelden voor het Noorden met betrekking tot dit soort objecten beschikbaar komen. Dan kan Hippopo tamus daar misschien uit putten. Ik zeg niet, dat het zal gebeuren, maar het kan een mogelijkheid zijn, om dat C.R.M. zich positief ten opzichte van deze zaak heeft opgesteld. Wanneer dat niet gebeurt en de Raad spreekt zich vanavond positief uit ten opzichte van Hippopotamus Unlimited, dan zal er stellig eens een voorstel aan de Raad worden gedaan voor een even tuele garantie voor rente en aflossing dat staat ook al in de raadsbrief die opgenomen zijn in de exploi tatie van de begroting die bij de raadsstukken ter in zage heeft gelegen. Over de Stichting Ruiterskwartier hoef ik niet veel meer te zeggen; de heeft Faber heeft daarover al een en ander gezegd, naar aanleiding van de woorden van de heer Snel. De Stichting is stellig bereid de statuten te wijzigen en het bestuur een zo breed mogelijke sa menstelling te geven. Dan nu de zaak Nijlan. De heer Snel heeft naar aan leiding daarvan een motie ingediend en daar kan ik voor een belangrijk gedeelte het hele College en ook de Raad wel, dacht ik in meegaan. Maar er staat één zinsnede in die voor mij de motie werkelijk onacceptabel maakt. (De Voorzitter: De heer Weide spreekt niet namens het College. Dat wil ik even met nadruk zeggen. Daarvan moet de Wethouder zich wel bewust zijn.) (Gelach) (De heer Vellenga: Geldt dat voor het voorafgaande of voor wat hij nu nog gaat zeggen Ik ga even op de motie in en ik dacht, dat ik het recht had om mijn standpunt te dien aanzien te verdedigen. In de motie staat: „van oordeel, dat het jeugdwerk Nijlan van grote betekenis is te achten voor de betrokken wijk", dat is akkoord, „van mening, dat alles moet worden gedaan om dit werk te continueren," ook akkoord, „spreekt uit: dat in de gegeven situatie de gemeente bereid is financiële medewerking in de vorm van een subsidie te verlenen," dat is ook akkoord, maar niet nu, „zowel voor 1971 als voor 1972, en nodigt het College uit alles te doen om de subsidiëring van Rijkswege alsnog mogelijk te maken." Ik heb in eerste instantie duidelijk gesteld, dat wij in onze contacten met C.R.M. volgende week is er weer een bespreking geregeld aan de bel zullen trekken met betrekking tot het werk in het Nijlan. Dan moet de Raad er van overtuigd zijn, dat wij dat ook zullen doen. Uit de brief die de Stichting van C.R.M. heeft ontvangen, blijkt ook duidelijk, dat de zaak, zodra er weer midde len beschikbaar zijn, opnieuw zal worden bekeken. In het kader van deze begroting heeft C.R.M. het accent gelegd op de bejaarden; misschien dat in plaats van de bejaarden, de jeugd volgend jaar prioriteit krijgt. Ik zeg: dat zou wel eens kunnen, ik zeg niet, dat het gebeurt. Ik vind het niet juist, dat wij op dit moment een motie van deze strekking zouden aannemen, on danks het feit, dat het College zeer positief staat ten opzichte van het werk in het Nijlan. (De heer Vellenga: En U over 1971 nog met het Bestuur gaat praten, zo als U in de raadsbrief aankondigt!) Ja, ik wil wel duidelijk stellen, dat wij gaan praten met deze lieden, maar ook, dat deze Stichting bewust een risico op zich heeft genomen door een beroepskracht aan te trekken zonder de goedkeuring van Rijk en Gemeente. Dat risico heeft men genomen en men heeft hiermee pre matuur gehandeld. De heer Van Haaren heeft nog de suggestie gedaan deze kracht onder te brengen bij het Centraal Orgaan. De heer Bouma onderstreepte, als voorzitter van het Centraal Orgaan, nog eens de belang rijkheid van dit werk. Wanneer wij dit binnen het ka der van het C.O. trekken, dan weet ik niet hoe het loopt. Het C.O. is een instituut, dat voor 100 pet. wordt ge subsidieerd. In de begroting 1972 is reeds een extra man opgenomen, maar die zit er ook dit jaar om budgettaire redenen niet in. Ik zou het C.O. willen adviseren om het vrijwilligerswerk in het Nijlan te laten begeleiden op bepaalde tijdstippen door de beroepskrachten die nu reeds werkzaam zijn en die de nodige adviezen kunnen geven aan de vrijwilligers van dit object. Ik dacht, dat dat binnen de organisatie van het C.O. wel mogelijk zou zijn. Gezien de financiële consequenties heeft het College geen behoefte aan de motie. Er is geen dekking voor een subsidie; we krijgen geen vergoeding van 80 pet. Bovendien zullen G.S. stellig geen goedkeuring geven. Ik waag te betwijfelen of de motie van nut kan zijn bij de onderhandelingen met C.R.M. De Voorzitter schorst, om 23.25 uur, de vergadering voor overleg in het College. De Voorzitter heropent, om 23.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Leden van de Raad, ik kan U het volgende meedelen. Als de motie die is ingediend door de heren Snel en Bouma, wordt aangenomen, zoals ze nu luidt, dan houdt het niet direct in, dat er een be paald bedrag wordt uitgetrokken in de begroting. Dus het aannemen van de motie impliceert niet, dat U vandaag besluit een bepaald bedrag in de begroting op te nemen. Het betekent wel, dat het College moet pro beren het in de motie voorgestelde waar te maken en dat de Raad daar dan in meerderheid ook achter staat. Dit heeft in de toekomst als we het waar kunnen ma ken consequenties voor onze begroting. En over die consequenties denken de leden van het College ver schillend. Dat is ook duidelijk voor diegenen die de stukken van de begroting hebben gezien. Het betekent ook, dat de leden van het College niet gelijk denken over de motie en ook verschillend zullen kunnen stem men. Ik neem aan, dat de heren Snel en Bouma de motie handhaven? Ja, dan gaan we nu stemmen. De motie van de heren Snel en Bouma wordt aan genomen met 20 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen mevr. M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren G. F. Eijgelaar, J. Heetla (weth.), O. Heidinga, W. Hemstra, H. Jansma, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, Ir. C. L. Rijpma, N. Sterk, L. Visser, K. Weide (weth.) en J. Wiersma. (Applaus op de publieke tribune) De Voorzitter: Het aannemen van deze motie laat de verdere voorstellen onverlet. Verlangt niemand stem ming? Dan is besloten overeenkomstig het voorstel dat door het College is gedaan. Punt 23 (bijlage no. 35). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 24 (bijlage no. 25). Voordracht: de heer J. Venema, Eikenstraat 11-10 te Leeuwarden. Benoemd wordt de voorgedragene met alg. stemmen. Mevr. L. Woudstra-Peene en de heer P. van der Veen vormden het stembureau. De Voorzitter sluit, om 23.40 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 11