zal gaan bouwen. Ik wil ook graag weten wanneer
het pand gereed zal zijn.
De heer Heetla (weth.)Het besluit om een gebouw
voor de G.S.D. te bouwen bij het Rengerspark is gevallen
in de raadsvergadering van 16 augustus 1971. Wij moes
ten dat voorstel doen, omdat wij de beslissing hadden
genomen ik ben daarin meegegaan de flat aan
de Tesselschadestraat af te staan aan de Girodienst en
dus voor de G.S.D., S.A.D. en de Dienst voor Sport en
Recreatie andere huisvesting moest worden gevonden.
Ik hoef nu niet in alle toonaarden te bezingen hoe het
toen gegaan is; we waren er allemaal bij. Er is een
alternatief plan uit de bus gekomen ook op aan
dringen van mijn kant dat betrekking had op een
terrein waarover we direct konden beschikken, n.l. het
terrein bij het Rengerspark. Er is toen gezegd, dat het
Sociaal Fonds daarmee akkoord ging en waarschijnlijk
bedenkingen zou hebben tegen het Vliet. De heer Hei-
dinga heeft in de vergadering van augustus 1971 het
Vliet wel genoemd, maar hij doelde toen op een geheel
ander gedeelte van het Vliet. Het gaat nu dus om
het terrein van Koopmans Meelfabrieken.
Verschillende raadsleden hebben gevraagd, of er niet
veel tijd verloren is gegaan tussen 16 augustus en nu.
Dat is niet het geval. Wij zijn direct na 16 augustus
begonnen met het opstellen van een programma van
eisen. Wij konden daarbij niet uitgaan van de plannen
die wij hadden voor de huisvesting aan de Tesselscha
destraat. Daar ging het om een bestaande flat, die
al ingedeeld was en daar moesten wij genoegen ne
men met de ons toegewezen ruimten. Er moest dus
een heel ander plan komen. Bij het opstellen van een
plan werd eerst aan de betrokken dienst gevraagd zijn
wensen en eisen kenbaar te maken. Toen die bekend
waren hebben wij een commissie in het leven geroe
pen en zijn wij met enkele deskundigen om de tafel
gaan zitten om het plan eens te bekijken. In de eer
ste opzet van het plan hebben wij nogal wat gewijzigd.
Toen wij met dat plan van eisen aan de gang waren,
kwam de mogelijkheid van bouwen aan het Vliet naar
voren. Tijdsverlies was er dus niet, want het plan was
nog niet klaar. Wij konden rustig doorwerken.
Er is aan het Sociaal Fonds gevraagd of men akkoord
ging met een aanpassing van het gebouw aan de om
geving. De heer Van Haaren heeft het daar over ge
had. Ik weet niet wat hij precies wil, ik ben niet zo'n
geveltoerist. Maar we zullen te zijner tijd wel zien hoe
die aanpassing zal plaats vinden. Dat zal ook nog be
keken moeten worden in de Commissie Openbare Wer
ken. Daar zit de heer Van Haaren, geloof ik, ook in.
(De heer Van Haaren: Nee.) Dat is dan jammer.
(Gelach) Het mag voor mijn part alle commissies wel
passeren; ik heb er de beste bedoelingen mee.
Als het maar snel gaat, want het mag niet te lang
duren. Ik hoop niet, dat er vanuit de commissies veel
tegenwerking of veel op- en aanmerkingen komen, want
dan zie ik het gebouw van de G.S.D. nooit verrijzen.
Ik heb al gezegd, dat wij ons best hebben gedaan
zo vlug mogelijk een plan klaar te krijgen. Het plan
van eisen van de directie van de betrokken dienst is
nogal wat ingekrompen. Wij gingen eerst uit van een
nuttige vloeroppervlakte van 3.000 m2. Die is inge
krompen tot 1.500 m2. De dienst is daarmee volledig
akkoord gegaan. Toen het plan van eisen klaar was,
heeft het College ogenblikkelijk in overleg met het
Sociaal Fonds opdracht gegeven aan de architect
met het tekenen te beginnen. Het Sociaal Fonds heeft
de heer Bonnema aangewezen als architect. Daarin had
het College niets te zeggen. Wij huren het gebouw n.l.
van het Sociaal Fonds, waarschijnlijk tegen een lagere
prijs dan wij voor de flat aan de Tesselschadestraat
moesten betalen. De overige voorwaarden zijn wel ge
lijk. Nogmaals, er is geen tijd verloren gegaan. Het
kost tijd een schetsplan te maken. Daar is men mee
bezig. Er is mij beloofd, dat wij op 16 maart a.s. met
de tekeningen in de Commissie voor de Sociale Dienst
kunnen komen. Ik hoop, dat dat inderdaad kan, want
anders zou ik erg teleurgesteld zijn, maar ja, ik heb
het ook niet in de hand. Maar er is mij gegarandeerd,
dat het kan. Op 16 maart weten we hoe het schetsplan
eruit ziet. Ik ben bereid collega Tiekstra te vragen
dat plan zo spoedig mogelijk in de daarvoor bestemde
commissies te brengen, zodat er over gesproken en be
sloten kan worden.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Meijerhof heeft
een opmerking gemaakt over de wijze van behandeling
in de commissies. Ik dacht, dat het in dit geval
zeker na de uitspraak die de Raad zoeven gedaan
heeft verstandig was dit project in de Commissie
Openbare Werken te bespreken. Ik neem aan, dat ze
ker de meerderheid van de Raad die straks voor de
motie van de heer Heidinga heeft gestemd, daar voor
stander van is.
Met betrekking tot de manege zou ik willen zeggen,
dat er al een hele tijd op het Stadhuis een plan ligt van
het bestuur van de Kinderboerderij om te komen tot
de stichting van een binnen-manege in het Rengers
park. De heer Weide zegt, dat het een mooi plan is;
hij heeft verstand van paarden, hoeveel verstand hij
van maneges heeft weet ik niet. Zodra dit plan finan
cieel rond is, hopen wij de Raad in de gelegenheid te
stellen daarover een standpunt te bepalen.
Ik hoop, dat U het mij niet kwalijk neemt, mijnheer
de Voorzitter, dat ik ook nog even inga op de opmer
kingen over de functie van het terrein, met inbegrip
van de woonfunctie. De heer Van Haaren had het over
het behouden van de woonfunctie ter plaatse. Dat is
een wat merkwaardige opmerking, maar ik neem aan,
dat hij die functioneel en niet ruimtelijk heeft bedoeld.
Ruimtelijk gezien was de bestemming een meelfabriek.
Maar daarover zal geen verschil van mening bestaan.
Het enige dat ik op dit moment kan zeggen, is, dat
de architect zoekt naar een plan, waarin ook de woon
functie tot gelding zou kunnen komen. Rekening hou
dende met de maten die de heer Heetla zoeven han
teerde, lijkt dat mij ook wel wenselijk, wil het inder
daad ruimtelijk passen in de situatie. Als ik zeg „ruim
telijk passen" ik kom even op de woorden van de
heer Heidinga dan geloof ik, dat we voorzichtig
moeten zijn, want de ruimte die door de afbraak van
deze fabriek en het is een kreng van een ding
wordt geschapen, moeten we zoveel mogelijk hanteren
om daarmee tegemoet te komen aan de tekorten die
het woonmilieu in de Zeeheldenbuurt nog heeft. Oudere
raadsleden zullen weten wat ik bedoel.
De Voorzitter: Ik wil nog graag één opmerking
maken om te voorkomen, dat er later misverstanden
ontstaan. Of deze kwestie inderdaad in de Commissie
Openbare Werken moet worden besproken, wil ik toch
wel graag eerst nog even in het College bespreken; ik
heb ten aanzien daarvan mijn twijfels. Het klinkt U
misschien wat gek in de oren, maar dit gebouw wordt
door het Sociaal Fonds gebouwd met een eigen archi
tect. Het plan hoort wel thuis in de Schoonheidscom
missie, maar of het in de Commissie Openbare Werken
komt? Ik weet het nog niet. (De heer Vellenga: De
heer Meijerhof heeft daar ook niet om gevraagd.) Nee,
maar Weth. Tiekstra heeft er over gesproken en ik
wil niet, dat er misverstanden over ontstaan.
De heer Meijerhof: Eerst even iets over hetgeen ik
in eerste instantie heb gezegd. Het is wel aantrekkelijk,
dat je je verhaal op papier hebt. Ik heb gezegd, dat er
in de raadsbrief gesuggereerd wordt, dat in augustus
1971 in de Raad is gesproken over het Zuidvliet. Het
College heeft zich daar toen tegen verzet en gezegd,
dat daar geen mogelijkheden waren. De Raad is meege
gaan in het voorstel van het College te bouwen bij het
Rengerspark, maar na de betreffende raadsvergadering
zou het College tot de conclusie zijn gekomen, dat het
toch maar op de suggestie uit de Raad moest ingaan.
Het zou, dacht ik, van een wijs beleid hebben getuigd,
tijdens de raadsvergadering op die suggestie in te
gaan. Verder heb ik gezegd: Als dat de enige reden
zou zijn van de voorgestelde wijziging andere re
denen worden er niet genoemd dan zou dat ge
tuigen van een wankelmoedig karakter. Dat wankel
moedige karakter verwacht ik niet direct; ik verwacht
andere dingen. Ik meen, dat er andere redenen moe
ten hebben geleid tot het afstappen van de bouw bij
het Rengerspark en het overstappen naar het Noord-
vliet. Die redenen heb ik niet gehoord. Ik heb alleen
van Weth. Heetla vernomen, dat op het moment, dat
men met de plannen voor het Rengerspark bezig was,
aan de orde kwam, dat Koopmans de panden aan het
jNoordvliet zou verlaten en dat men toen de plannen
t.a.v. het terrein gewijzigd heeft. Ik zou nogmaals
willen vragen, of er andere redenen zijn geweest, want
in de vergadering van augustus 1971 heeft de Voor
zitter duidelijk gezegd, dat, als het bouwplan klaar
was, we op het terrein bij het Rengerspark direct uit
de voeten zouden kunnen; aan het Noordvliet moeten
we eerst de gebouwen van Koopmans afbreken. Hoe
veel tijdsverlies daarin gaat zitten, weet ik niet. Het
is een groot pand en in de afbraak gaat misschien
heel wat tijd zitten.
Van de Wethouder heb ik gehoord, dat het schets
plan op 16 maart a.s. klaar zal zijn. Ik had ook nog
gevraagd hoe lang men met zo'n plan bezig is. Is men
daar lang mee bezig? Ik wil op die vraag toch graag
een antwoord.
De heer Van Haaren: In de eerste plaats wil ik
zeggen, dat ik erg blij ben, dat de heer Tiekstra heeft
gezegd, dat in het betreffende gebied ook aandacht zal
worden besteed aan de woonfunctie.
Het doet me genoegen, dat er een plan is voor een
manege bij de Kinderboerderij. Maar mijn opmerking
betrof een aanbod van de heer Van der Veen een ma
nege te vestigen in de panden van Koopmans. Is het
niet mogelijk, dat aanbod van de heer Van der Veen
te betrekken in de plannen die er zijn voor de Kinder
boerderij Misschien kan Weth. Weide daar iets over
zeggen.
De heer De Vries: Ik wil U graag zeggen, dat ik
met de hele gang van zaken bijzonder veel moeite heb.
Toen in augustus 1971 de zaak speelde, heb ik bij in
terruptie gezegd toen de heer Heidinga het woord
voerde „Een dergelijke overplaatsing kan maar één
keer." En U, mijnheer de Voorzitter, bevestigde dit
met klem. En nu zitten we voor de situatie, dat we
straks toch opnieuw moeten beginnen. En dan vraag
ik me af, of we niet veel te veel bezig zijn met een
ad hoe beleid. We benutten de kansen die we krijgen
zonder ons vooraf goed te oriënteren m.b.t. de vraag,
of dit nu wel de juiste plaats is voor de G.S.D. De
heer Heidinga heeft zojuist gezegd, dat het een uit
stekende plaats is; ik waag het te betwijfelen. Toen
we bezig waren met de Tesselschadestraat, hadden we
het gevoel, dat daar een groot aantal sociale instel
lingen bijelkaar zouden komen en dat de Sociale Dienst
voortreffelijk in die omgeving zou passen. Toen moes
ten we uitwijken naar het Rengerspark en dat hebben
we genomen. En nu zitten we met de situatie aan het
Vliet. Ik vind dit een beleid, dat naar mijn gevoel te
veel stoelt op een hikken en hijgen en ik heb er bij
zonder veel moeite mee hierin mee te gaan.
De heer Eouma: Ik heb met belangstelling naar de
discussie en ook naar de beantwoording van de zijde
van het College geluisterd. Ik draag de Sociale Dienst
een warm hart toe en ik hoop van harte, dat de Sociale
Dienst op de kortst mogelijke termijn een goed onder
dak vindt; dat wil ik buiten iedere discussie stellen.
Maar ik heb bezwaren tegen de gang van zaken. Des
tijds was het de bedoeling een plan te ontwerpen voor
een gebouw aan het Perkswaltje, vlak bij de Groene-
weg. De Raad heeft toentertijd gezegd: Kom maar eens
met een uitgewerkt plan. We zijn toen verhuisd naar
de Tesselschadestraat; dat was het tweede plan. Ter
elfder ure ging dat ook niet door. In de zitting van 16
augustus 1971 zijn we onder bezweringen van Uw kant,
mijnheer de Voorzitter zo mag ik het wel noemen
akkoord gegaan met de plannen m.b.t. het Rengers
park. U hebt toen gesproken namens alle vier wet
houders, wier portefeuille hierbij betrokken was en U
heeft ons bezworen het plan Rengerspark aan te ne
men, omdat het de enige kans was om zonder noe
menswaardige vertraging de Sociale Dienst te huis
vesten. Dat was dus het derde plan. Nu staat in de
raadsbrief die wij nu bespreken: Wij zijn eigenlijk
direct nadat de Raad het besluit genomen heeft, be
gonnen met de nieuwe onderhandelingen en uiteinde
lijk zijn we op het Vliet terecht gekomen. En nu vraag
ik me af: Waarom moest de Raad zo'n zwaarwichtig
besluit nemen? Waarom moest er zo sterk op worden
aangedrongen, dat dat zo snel mogelijk gebeurde, ter
wijl dadelijk daarna toch weer begonnen is met onder
handelingen over een andere plaats van vestiging.
Mijnheer de Voorzitter, het spijt me. Nogmaals, ik
draag de Sociale Dienst een goed hart toe en ik wens,
dat die dienst heel snel een goed onderdak vind, maar
ik zal mijn stem niet aan dit voorstel kunnen geven.
Als het voorstel niet in stemming wordt gebracht, dan
wil ik geacht worden tegen te hebben gestemd. Ik
wacht met spanning op een vijfde plan.
De heer Heidinga: Ik meen toch te moeten zeggen,
dat ik het met de heer Heetla eens ben, als hij zegt,
dat er vrijwel geen vertraging is ontstaan door deze
hele gang van zaken. Er komt over ongeveer drie we
ken een schetsplan op tafel voor het nieuwe gebouw.
Het programma van eisen is door de dienst vastgesteld.
Dat moest even zijn tijd hebben. Toen we nog op de
Tesselschadestraat mikten, hoefden we geen programma
van eisen te maken, want daar moesten we genoegen
nemen met het gebouw zoals dat door het Sociaal Fonds
was ontworpen. Onze dienst moest zich daar schikken
naar het gebouw. Het is dus logisch, dat we, toen we
dat gebouw aan de Giro gaven, zelf een gebouw zul
lende stichten, onze dienst inschakelden en vroegen wat
er precies nodig was en hoe het er uit moest zien. Die
tijd moesten we even nemen. Dat we nu van het Ren
gerspark naar het Vliet gaan, heeft voor zover ik
het kan zien geen enkele vertraging teweeg ge
bracht. Dezelfde cyclus had voor beide terreinen moe
ten worden gevolgd. Het enige wat nog vertraging
zou kunnen opleveren maar dat doet het, geloof
ik, niet zou de afbraak van het bestaande gebouw
op het terrein aan het Vliet zijn. Maar dat hoeft geen
vertraging op te leveren. Als het schetsplan gereed is
over een paar weken, moet het door diverse instanties
worden bekeken en moet het tot een uitgedragen zaak
komen. Daarna moet het plan besteksklaar worden ge
maakt, de tekeningen moeten worden gemaakt. Dan
volgt de aanbesteding. Ik neem tenminste aan dat het
zo zal gebeuren; dat is de normale gang van zaken.
Als het College vrij binnenkort de opdracht kan geven
ik weet niet, of dat kan om Koopmans Meel
fabrieken af te breken, dan kan, ruim voordat de zaak
bestedingsklaar is, het terrein gereed zijn. Voor
zover ik het kan bezien, zit er door deze gang van
zaken geen vertraging in.
De heer B. P. van der Veen: Ik wil graag, met de
heer Meijerhof, een antwoord hebben op de vraag die
hij gesteld heeft. Waarom gaan we nu weer van het
Rengerspark naar het Vliet? Welke voordelen biedt
dat Het is jammer, dat het Vliet dicht is. Anders
konden we het afkomende puin gebruiken om het Vliet
te dempen. Misschien hebt U iets anders wat U ermee
dempen kunt.
De Voorzitter: Voordat ik Weth. Heetla het woord
geef, wil ik graag iets zeggen over de plaats van
vestiging. Ik heb in augustus een beroep op de Raad
gedaan dat is door enkele sprekers genoemd om
de plaats bij het Rengerspark te aanvaarden. Ik meen
toch, leden van de Raad nu zoveel sprekers hierover
nadere informaties vragen dat ik heel duidelijk
namens het College moet zeggen, waarom wij van plaats
veranderd zijn.
Deze zomer kwam plotseling over ons de problema
tiek van de Giro. Op dat moment hadden wij weinig
keus. Wij moesten snel beslissingen nemen, wij moes
ten een aanbod doen en wij hebben toen uit de doeken
gedaan om welke redenen wij het gebouw aan de Tes
selschadestraat aan de Giro hebben aangeboden. Dat
was een troef om de Giro naar Leeuwarden te krijgen.
Bij de discussie in het College waren er twee proble
men. Ten eerste: Weth. Heetla en volgens de overige
leden van het College, volkomen terecht was zeer
teleurgesteld. Niet omdat de Giro naar Leeuwarden
kwam daar was hij ook verheugd over maar wel
omdat het probleem waar hij al jaren intensief mee
bezig was, n.l. een nieuwe huisvesting van de G.S.D.
weer van voren af moest worden aangepakt. Weth.
Heetla heeft toen in het College gesteld: Als ik akkoord
moet gaan met het afstaan van de Tesselschadeflat
aan de Giro, dan wens ik, dat er zo weinig mogelijk
vertraging ontstaat t.a.v. de nieuwe huisvesting en dat
heel duidelijk wordt gesteld waar wij onmiddellijk met
de G.S.D. uit de voeten kunnen. Ten tweede zaten we
met de huisvesting van de S.A.D. Deze twee problemen
moesten eerst worden opgelost.