sie wordt gesteld, het nog veel langer zal duren, voor
dat er in de binnenstad werkelijk eens wat zal gaan
gebeuren.
Er zijn over deze zaak een aantal vragen gesteld
en daarop zijn ook aparte antwoorden gegeven, maar
ik wilde mijn formulering toch maar algemeen houden.
Vraag 10, betreffende de gevangenis. B. en W. ant
woorden, dat eind januari een bespreking omtrent deze
aangelegenheid wordt gehouden. We zijn nu zo onge
veer eind februari. Ik zou graag willen vernemen, hoe
de zaken nu staan.
De heer Heidinga: We krijgen het structuurplan toch
nog wel in de Raad, nietwaar?
De Voorzitter: Wij stellen ons voor, dat we dit jaar
twee afzonderlijke zittingen over het structuurplan hou
den, een eerste informatieve vergadering en een tweede
vergadering, waarin de Raad het plan zal moeten vast
stellen. Daar kan men dus in de discussie van thans
alvast rekening mee houden.
De heer Heidinga: Wat betreft punt 8a, sanerings-
en reconstructiegebieden, zou ik het bijzonder op prijs
stellen, dat we ertoe zouden overgaan bepaalde buurten
of wijken af te maken. Het is hier al heel vaak, al jaren
lang, gezegd en er komt nooit wat van. Wij moeten m.i.
deze buurten en wijken als op zichzelf staand bezien en
ze één voor één aanpakken en afmaken. De Voorzitter
heeft gisteren gezegd, dat er hier vroeger helemaal geen
beleid was. (De Voorzitter: Dat heb ik niet gezegd.)
(De hear Miedema: Ja, wol.) Maar dan wil ik U even
in herinnering brengen, dat we hier vroeger een Wet
houder Witteveen gehad hebben. Toen was de Weer
klank misschien weet U niet, waar die lag een
troep, zoals we nu een 6-, 7- of 8-tal om de stad heen
hebben liggen. Toen de heer Witteveen Wethouder
werd hij heeft niet eens een hele periode „uitgeze
ten" zei hij: „Het eerste wat ik doe is die Weer
klank opruimen". En dat heeft hij gedaan ook, hij
heeft de hele Weerklank gesaneerd en voor nieuw
bouw gezorgd. Toen Witteveen wegging, was de Zee-
heldenwijk kant en klaar. Ik zou verschrikkelijk graag
willen, dat wij nu eens voor al die te saneren buurten
aan zo'n beleid beginnen. Het interesseert mij hele
maal niets, welke buurt we eerst nemen, maar laten
we één nemen en die klaar maken en dan de volgende
nemen. Als je een takkenbos over je knie wilt breken,
dan gelukt je dat niet, maar als je er één tak uit
neemt, die breek je.
Mijn tweede opmerking betreft vraag 10, de gevan
genis. Zou het ook aanbeveling verdienen, dat wij
daar zelf een beetje positiever over zijn? Ik bedoel
dit: Zodra wij de weg vanaf de nieuwe Groeneweg
doortrekken tot aan het Hoeksterpad en verder tot
aan de Tuinsterbrug en het zal niet zo heel lang
meer duren, dacht ik, dat we dat eens kunnen aan
pakken dan zullen we binnen niet al te lange tijd
voor het feit komen te staan, dat er van de Tuinster
brug weer een aansluiting moet komen op de Oostergo-
weg. Dat kan niet uitblijven. En dan treffen we het
huis van bewaring. Het lijkt mij daarom toe, dat we
het ongeveer zouden kunnen plannen. Ik dacht, dat
het College zou hebben gezegd: „Tegen die tijd ver
keren we in de noodzaak, dat er op dat punt iets moet
gebeuren en we hebben daar en daar een terrein waar
een nieuw huis van bewaring kan komen." Misschien
is het College al wel tot die conclusie gekomen, maar
zou dat ook positiever naar voren kunnen komen dan
uit het antwoord dat nu is gegeven?
Dan kom ik even op vraag 16: „Wanneer wordt
begonnen met de ophoging van Camminghaburen?" Nu
heb ik dat onderwerp ook aangesneden in de laatste
vergadering van de Commissie Ruimtelijke Ordening;
dit sluit n.l. aan bij de huurkosten in de nieuwbouw
wijken (Grondbedrijf). Deze hele zaak ligt mij niet
gemakkelijk. Nu zoudt U terecht tegen mij kunnen zeg
gen: „Dan had U daar ook wel eens wat eerder mee
mogen komen." En dan moet ik dat toegeven. Ik ben
echter over deze zaak gestruikeld, toen het goed tot
mij doordrong, hoe hoog de rentelasten waren van de
ophoging van 't Aldlan. Die vormen een verschrikke
lijk hoge post op de exploitatie van het plan 't Aldlan.
Nu heeft de Directeur Openbare Werken ergens in
één van zijn stukken gezegd, dat Camminghaburen ten
minste drie jaren moet liggen, voordat de nodige zet
ting daar heeft plaats gehad en daar kan worden ge
bouwd. Toen we die zaak hier in bespreking hadden,
heb ik mij er helemaal op gebaseerd dat zult U
zich herinneren dat die ophoging tot het stadspeil
zou plaats hebben. De Raad heeft dat toen niet aan
genomen; best, daar heb ik volle vrede mee, daar til
ik nooit zwaar aan; als de Raad heeft beslist, welnu, dan
is dat zo. Nu komen we evenwel voor het feit te staan,
dat we Camminghaburen ophogen, maar het drie jaar la
ten liggen en we steken volgens de begroting ongeveer
7 misschien 8 miljoen in die ophoging. Ik hoop,
dat het minder kost, maar laten we dit aannemen.
En de ophoging al weer volgens de gegevens die
ons zijn verstrekt door de directeur Openbare Werken
is maar gering, op sommige plaatsen maar 15 cm.
En dan vraag ik, nu we toch besloten hebben tot be
maling van het terrein: Zou het niet verstandiger zijn
en ik meen, dat het verstandiger is; zover wil ik
persoonlijk ook nog wel gaan die ophoging achter
wege te laten? Ik geloof niet, dat het nodig is. Wij
hebben in januari 1971 een verkavelingsschets gehad
van Camminghaburen, maar dat was slechts een richt
lijn; daar heeft de heer Vink toen zelf van gezegd:
Verscheur die maar, want waarde heeft die niet. Nu
hebben we een soortgelijke verkavelingsschets in
augustus 1971 toch wéér gekregen, bij de nieuwe stuk
ken. (Toen het punt in de Raad is behandeld, was ik in
Canada.) Dus men denkt toch per se wel in die geest.
Nu komt het aanstonds zo, dat degenen, die al de ge
plande bouwblokken daar neerzetten, er weer zoveel
grond vandaan moeten halen, dat de ophoging prak
tisch weg is. Want overal moeten werkkuilen worden
gegraven. En dan vraag ik: Waarvoor maken we dan
die ophoging? Ik geloof, dat we alleen zo snel mo
gelijk het wegentracé moeten bepalen en de wegen
moeten aanleggen. En dan kan er ook vrij snel ge
bouwd worden. Maar gezien de drie jaar, dat er ge
wacht moet worden met bouwen en gezien de zo ge
ringe ophoging, is het m.i. fout tot ophoging over te
gaan.
Bij vraag 19a: „Hoe zijn de vorderingen met het nieu
we uitbreidingsplan Wirdum?" staat als antwoord:
„De voorbereiding van het bestemmingsplan" enz.
„stuitte aanvankelijk op moeilijkheden doordat de
nieuwe Rijksweg naar Heerenveen zodanig was ge
traceerd, dat het onmogelijk was de geprojecteerde
westelijke wooneenheden te handhaven." Nu is ons
gisteravond duidelijk geworden, dat het tracé van die
weg bepaald is; dus dat houdt, dacht ik, meteen in,
dat de werkzaamheden aan het bestemmingsplan Wir
dum ongehinderd kunnen doorgaan. En wij stellen er
bijzonder prijs op, dat dat ook gebeurt, dat op het
ogenblik niet meer wordt geprobeerd, of daar nog iets
aan te veranderen is. Het is nu bepaald, dus: opschie
ten.
Op vraag 20: „Kunt U ook zeggen, wanneer met de
bouw van bejaardenwoningen op Werkmanslust wordt
begonnen?" antwoordt U: „Het is ons nog niet mo
gelijk U mededeling te doen van het tijdstip, waarop
met de bouw van bejaardenwoningen op Werkmans
lust kan worden begonnen." Dat is een jammerlijk ge
val. Ik kan er maar één ding van zeggen en dat
is niet prettig voor het College „Als je de gehele
zaak achteraf overziet, dan is er ook niet serieus aan
gewerkt om tot de bouw te komen."
Daar laat ik het bij.
De heer Rijpma: Bijna alle punten van dit volgnummer
zijn onder de loep geweest; dus daar besteed ik geen
aandacht meer aan. Ik zou alleen willen aansluiten op
de opmerking die over de binnenstad is gemaakt en
dan verwijzen naar punt 9, waarbij gevraagd wordt, of
enige spoed kan worden betracht met de rehabilitatie
van het gebied rondom de Grote Kerk. We hebben in de
afgelopen raadsvergadering kunnen zien, hoe sterk een
groot gedeelte van onze Leeuwarder bevolking betrok
ken is bij de binnenstad, een betrokkenheid die veel
groter is dan een aantal jaren geleden naar buiten
kwam. En ik zou het toch bijzonder op prijs stellen, dat
er van een gebiedje - en ik denk hier m.n. aan dit gebied
ideeënschetsen op tafel kwamen, waarmee we eens
iets zouden kunnen doen. Ik denk ook aan de mogelijk
heid om bij een N.V. Stadsherstel niet helemaal met
lege handen te komen, niet alleen met de belofte, dat
er een structuurplan voor de binnenstad op stapel staat,
maar met een ideeënschets. Uitgaande van de gerestau
reerde kerk, het gerestaureerde Luilekkerland, het ge
restaureerde Boshuisen Gasthuis en nog enkele andere
elementen, zouden wij een begin met het stadsherstel
kunnen maken. Ik geloof, dat het bijzonder belang
rijk zou zijn, dat de burger van Leeuwarden uit zo'n
schets de idee zou kunnen krijgen, dat het niet alleen
blijft bij het afgeven van vergunningen voor grote be
drijven, maar dat er ook werkelijk gedacht is over re
constructie. Een reconstructieschets, al was het maar
een globale, zou de gemiddelde Leeuwarder burger die
bij de binnenstad geïnteresseerd is, een hart onder de
riem kunnen steken. Dat hoeft naar mijn gevoel geen
afgerond geheel te zijn, maar we moeten op een goed
moment laten zien, dat we met bepaalde dingen bezig
zijn.
Bij vraag 11 over het rapport „Woningmarktverken
ning" wilde ik nog aansluiten bij de opmerking, die
de heer Miedema in de laatste raadsvergadering ge
maakt heeft: Stel ons toch vooral op de hoogte van
wat er door woningbouwverenigingen en particuliere
ondernemingen aan plannen wordt uitgewerkt op basis
van de globale bestemmingsplannen, zodat wij als
raadslid in ieder geval kunnen volgen of de lijn die
in het rapport-Priemus wordt aangegeven, aangehou
den wordt. En als er van afgeweken wordt, moeten
wij bij B. en W. kunnen komen om te vragen, welke
de redenen zijn, dat het niet verloopt, zoals in een dik
rapport wordt aangegeven.
De heer Hemstra: De vraag onder 19b is niet nieuw
voor mij en het antwoord ook niet. Ik dacht, dat wij,
wat de zaak van de dorpen in haar algemeenheid be
treft, er op moeten letten, dat het geen grote woon
kernen worden, maar dat de dorpen hun karakter be
houden. Wirdum en Goutum gaan al een beetje in de
richting van grote woonkernen. Er blijven nog een paar
kleine dorpen over: Wytgaard, Lekkum en Hempens.
Ik geloof wel, dat het een zaak van belang is, dat men
uitbreidingsplannen voor de dorpen maakt en die in de
komende jaren zal verwezenlijken, maar ik hoop niet,
dat er van zulke grote woonkernen sprake zal zijn, dat
het typische dorpskarakter, dat wij juist in deze tijd
zo zeer nodig hebben, daarmee verloren gaat.
De hear Miedema: It giet earst oer fraech 14a: de
forbiningswei HoeksterendLuchtenrek. It antwurd
sprekt fan „een noodoplossing". Mar soksoarte fan op
lossingen wolle wolris lang bistean bliuwe. It moat
miskien wol sa as hjir oanjown wurdt, mar myn fraech
is: Hat it Kolleezje der iennich sicht op, oft dy skip-
feartroute nei Dokkum, hwer't al sa lang oer praet
wurdt dat plan is al hiel aid noch réalisearre
wurdt? Hwant as der mar in hiel lyts bytsje sicht op
is, dan wit ik net, oft der in needoplossing komme moat.
Dan kin men miskien better in oare, in permaninte, op
lossing meitsje.
Fraech 15: Camminghaburen. It is my op it eagenblik
net presiis bikend, hoe fier wy binne mei de oankeap
dêrre. It diel dat ophege of miskien net ophege
wurde sil, alteast dat diel dat yn üntjowing komme
sil, sil wol foar it greatste part üs eigendom wêze, op
in lyts hoekje nei, foar safier ik wit, mar fan it oare
diel hawwe wy noch net sa'n great stik yn hannen,
tocht ik. Nou kin men stelle, dat wy it ek noch net
nedich hawwe en üt oerwegingen fan rinteforlies
ensfh. mar in bytsje kalm oan dwaen moatte. As wy
prognoses meitsje, dan geane wy miskien fan it rap
port-Priemus üt der binne taksaesjes oer it oantal
wenningen per jier dan soe men tinke kinne: it
wurdt wol 1975, 1976 of 1977; wy hawwe de tiid noch
wol. Mar ik soe my ek foarstelle kinne, dat der ris in
üntjowing komme kin, dat yn de wenningbihoefte in
stigende lijn komt ik tink byg. oan oerpleatsing fan
rykstsjinsten, hwer't wy it Rengersparkgebiet al foar
sparre hawwe, oan in mooglike yndustry-fêstiging
ensfh. en foar dit soarte fan üntjowingen soene de
tüzen wenningen per jier, dy't wy bouwe moatte, to
min wêze kinne; der kin in forsnelling komme moatte
om oan de fraech to foldwaen. En ik tocht dêrom, dat
it nedich wie, dat wy in bipaeld ütwreidingsplan ré
8?ó
hawwe moatte, om, as it nedich wurdt, tapakke to
kinnen. Myn fraech is dus; Hoe lang hawwe wy nei
de gedachten fan it Kolleezje noch wurk om it léste
stik Camminghaburen yn hannen to krijen? En: Moat
der ek mear hast mei makke wurde as op it eagen
blik?
Dan dy opheging fan Camminghaburen. Dy sil wier-
skynlik nou hast oanbistege wurde, as myn ynfor-
maesjes goed binne. Myn fraech is: Hwat wurdt der
dan oanbistege? Wy hawwe hjir doedestiids it globale
plan hawn mei de fiver yn it midden en de wetterpar-
tijen en ik nim oan, dat, as dy groeven binne, it gemael
bigjinne kin to wurkjen. En dan kin de rest ophege
wurde. Ik haw yntusken ek heard, dat de Ried foar de
Folkshüsfêsting in hwat oare miening hat. Is hjir in
bislissing oer fallen Ik tocht, dat, as Jo de opheging
oanbistegen, it karakter fan it plan fêst lei. En nou
is it bést mooglik, dat nei it advys fan de niisneamde
ried om de fiver en it griene hert oars to dwaen, in
bislissing troch it Kolleezje nommen is. Dêrom soe ik
graech witte wolle, hoe't dy bislissing west hat en
hwat nou presiis oanbistege wurdt.
En dan hoe soe it oars kinne in lyts fraechje
oer it ütwreidingsplan-Wurdum. It is al it tredde jier,
dat wy hjir by de bigreating oer prate. Earst soe it
hurd, doe is der in globael plan kommen, doe is ófpraet,
dat der fan in diel in forkavelingsskets makke wurde
soe dat is der troch de rykswei net fan kommen
mar nou seit it Kolleezje: Wy binne sa fier, dat wy
bigjinne kinne. Nou bin ik altyd optimistysk, dus ik
tocht: As dat nou wier tinken wurdt en men bigjint
dêrmei to tekenjen, dan soe it wolris wêze kinne, dat
dy tekening takomme jier om dizze tiid klear is. Dat
moat der, reëel sjoen, tocht ik, wol yn sitte kinne. Mar
as dat sa is en as ik net to optimistysk bin, dan kloppet
it antwurd op fraech 19b natuerlik net. Hwant as ta
komme jier om dizze tiid dy forkavelingsskets ré is,
dan wurdt it nou heech tiid, dat it Grounbidriuw de
opdracht krijt, dy groun to keapjen, hwant ik tocht
dochs, dat de direkteur Grounbidriuw like lang wurk
hat mei it yn hannen krijen fan de groun as lepenbiere
Wurken mei it tekenjen. It kin bést ris wêze, dat der
ien eigener tusken sit, dy't seitKom takomme jier mar
ris wer en dêr dogge Jo neat oan. As wy dus earst in
plan tekenje en dan bisykje de groun yn hannen to
krijen, dogge wy alles efterelkoar oan. En dan duorret
it wol hwat lang. Dêrom hechtsje ik der oan, dat de
direkteur Grounbidriuw ek opdracht krijt om de groun
to keapjen. En dat is in oare miening as dy fan it
Kolleezje, dy't blykt üt it antwurd op fraech 19b.
De hear Buising: Ik soe it graech efkes hawwe
wolle oer fraech 9. De situaesje by de Greate Tsjerke
wurdt der eins net better op; men kin wol sizze, dat
dy mei de dei minder wurdt. It soe wolris sa fier
komme kinne, dat der, as wy net oppasse, herboud
wurde moat yn pleats fan restaurearre. It is wol bi
kend, dat de restauraesje opkeard wurdt trochdat der
gjin rykssubsydzje biskikber is op it momint. Nou
freegje ik my óf: Soe it ek mooglik wêze, dat hjir yn
it ramt fan de miljoenen foar de wurkleazensbistriding
hwat oan to dwaen is En as dat net kin, soene dan de
parten fan it subsydzje, dy't Provinsje en Gemeente
biskikber stelle, by foarrie ütkeard wurde, sadat men
der alteast mei bigjinne kin en de saek dan letter, as
it rykssubsydzje wol biskikber is, öfmakke wurdt?
Mevr. Visscher-BouwerIk wilde graag iets zeg
gen over de vragen 4c en 6. Er wordt gevraagd, of de
Commissie voor het structuurplan goed overleg heeft
met de Monumentencommissie. En daar wordt op geant
woord, dat er overleg' is in die zin, dat er twee ambtena
ren in de Commissie voor het structuurplan zitting
hebben, die ook in de Monumentencommissie zitten. Ik
vind dat eigenlijk toch onvoldoende. Ik zou het, als het
mogelijk was, toch wel op prijs stellen, dat er in be
paalde fasen van het structuurplan een overleg zou zijn
met de gehele Monumentencommissie. Ik dacht, dat de
zaak van voldoende belang was om er af en toe volledig
over ingelicht te worden en de mogelijkheid te hebben
tot inspraak, overleg of hoe dan ook.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde iets vragen
over punt 3, de samenstelling van de Commissie voor de
binnenstad. Er zijn verschillende vragen over gesteld,