till 722. die eigenlijk suggereren: Neem nog maar een paar men sen in die commissie op. Ik zou als mijn mening naar voren willen brengen, dat mij dat eigenlijk minder juist lijkt. Wat de vertegenwoordiging van de middenstand be treft, zou ik willen vragen: Is het niet verstandiger de verschillende groepen uit de samenleving te vragen in een nota hun opvattingen en hun wensen ten aanzien van dit probleem neer te leggen Als wij die commissie nog verder zullen uitbreiden, lijkt mij die een te log lichaam te worden. En als U toch nog iemand zoudt willen opnemen, dan zou ik pleiten voor een samenle- vingsdeskundige, die in staat is, niet ad hoe, maar, steeds de vergaderingen bijwonende, over de coördina tie van al de functies van de binnenstad te adviseren. De heer Spoelstra: Op vraag 8b, betreffende Olde- galileën, antwoordt het College, dat het bereid is de bewoners tijdig in te lichten over de plannen. Ik zou willen vragen de bewoners van het IJsbaankwartier, Tulpenburg en Klanderijbuurten zijn misschien allemaal al verdwenen of het hier iets vroeger kan gebeuren dan het daar heeft plaats gehad. Dan nog een vraag over Camminghaburen. De heer Heidinga wilde helemaal niet ophogen, maar zou de mogelijkheid bestaan dit terrein geaccidenteerd op te hogen, zodat het een beetje heuvelachtig wordt en niet alles zo vlak? De heer Van Haaren: Door werkzaamheden opge houden, ben ik veel te laat binnengekomen en intussen zijn hier misschien allerhande dingen gevraagd, die ik ook ter sprake had willen brengen. Daarom heel kort. Wat de commissies betreft, zijn wij van oordeel, dat ze toch wel eenzijdig technisch en economisch zijn opgezet en ik zou mèt mevr. Brandenburg willen vra gen daarin ook, maar vooral in eventuele nieuwe com missies, gedragsdeskundigen samenlevingsdeskundi gen, zei de spreekster te betrekken, niet ad hoc, in een later stadium, maar direct, van het begin af aan, zodat er ook vanuit die disciplines de nodige inbreng is in de Commissie voor het structuurplan binnenstad, waarvan ik uiteraard hoop, dat die veel meer in het openbaar aan het werk is. Wat verder het plan voor de binnenstad betreft, ik heb gehoord, dat er iets van een praatplan ook al naar buiten zou komen op betrekkelijk korte termijn; mis schien kunt U daar iets van zeggen. Ik kan U mede delen, dat de Werkgroep Ruimtelijke Ordening van de P.v.d.A.-P.P.R., D'66 en Axies ook een discussienota heeft samengesteld, die we graag aan de raadsleden en aan het College willen aanbieden om in de discussie over de binnenstad nog meer leven te brengen, om ook een aantal ideeën, die in die groep leven, naar voren te kunnen brengen. Bij vraag 7 zegt het College, dat er hearings over deze aangelegenheid komen; dat doet mij genoegen. Kunt U hier iets meer van zeggen? Hoe zijn die op gezet? Bedoelt U, dat er bijv. in deze raadzaal hea rings komen voor iedereen die belangstellend is? Of denkt U aan hearings met bepaalde groepen, bepaal de vertegenwoordigingen uit de bevolking? Ik zou graag van U willen weten, hoe U denkt dat ongeveer te zullen regelen. Dan een ander punt van inspraak, voor wat de be woners betreft, n.l. bij vraag 8d, waar het gaat over Oldegalileën. U wilt de bewoners in dat gebied tijdig inlichten. Wij hebben net een hearing gehad ook met Oldegalileën, maar de bewoners zijn toch te laat inge licht. In het beginstadium van het bestemmingsplan Oldegalileën zijn ze er eigenlijk helemaal niet aan te pas gekomen. En nu liggen er al heel veel dingen bij zonder duidelijk vast; daar kan toch niets meer aan veranderd worden. Ik zou dus echt willen aandringen op een zo vroeg mogelijke inspraak van de bevolking bij de plannen, dus helemaal in het begin hearings, contacten bijv. met vertegenwoordigers van de betrok ken wijken, met tussenkomst van het Centraal Or gaan; dat zou een geschikte organisatie zijn die in geschakeld kan worden, om deze zaak op gang te brengen. Over Oldegalileën gesproken, de heer Tiekstra weet, dat wij bijzonder veel bezwaren hebben tegen de ver bindingsweg die dwars door het plan loopt. Wij vinden dat dit hierdoor op een heel vreemde manier wordt doorsneden; we vinden ook, dat de brug die over de Dokkumer Ee komt, daar helemaal niet zou moeten komen, omdat we bijzonder graag zouden zien, dat bijv. pleziervaart van boten over de Dokkumer Ee naar Leeuwarden nog mogelijk is. We hebben ook het gevoel, dat de verkeersvoorziening niet nodig is. Het verkeer van het Bilgaard hoeft niet altijd over het "Vrijheidsplein of het Valeriusplein te gaan, er is een Goudenregenstraat, een Jelsumerstraat en ik heb ook gehoord, dat de Jelsumerstraat verbeterd zal worden, dat het houten gebouw daar zal verdwijnen, zodat je daar dan voor het Bilgaard wel een echt goede ver binding hebt met de rest van de stad. Waarschijnlijk zal er al wel naar gevraagd zijn, maar toch wil ik het nog graag even hebben over de gevange nis. U zegt: Er is eind januari 1972 een bespreking over geweest. Ik ben zeer benieuwd wat de resultaten daarvan zijn geweest; mogelijk kunt U daar enige me dedeling over doen. Misschien is ook al gevraagd naar de bejaardenwo ningen van Werkmanslust. Ik begrijp nog steeds niet helemaal, waarom die zaak nu zo opgehouden wordt. In de Commissie Ruimtelijke Ordening is er ook even over gesproken. Toen dacht ik, dat ik er iets van be greep, maar achteraf bleek ik het toch helemaal niet begrepen te hebben. Misschien kan de Wethouder iets over de oorzaak van de stagnatie zeggen. Het hele plan is klaar en het zou toch ontzettend belangrijk zijn, dat we daar zo gauw mogelijk kunnen gaan bou wen. Daar zal iedereen het over eens zijn. De heer B. P. van der Veen: Ik zou in de eerste plaats iets willen vragen naar aanleiding van de op merkingen van de heer Heidinga over het ophogen van de Camminghabuursterpolder. Wij zijn er inderdaad achter gekomen, dat het half werk is wat de Raad aan genomen heeft en dat elders in den lande met bemaling, en zonder ophoging, gebouwd kan worden. Ik zou de vraag willen stellen, of wij op de dwalingen van onze wegen terug kunnen keren in dit opzicht. Bij vraag 17 dit: Ik heb met betrekking tot de voort gang die men maakt met de Bullepolder, waarvoor nog geen bestemmingsplan bestaat, 'al vaker enige bezwaren laten horen. Is het niet juist, ook in de ogen van het College, om, voordat men verder gaat met het maken van plannen in de Bullepolder, een onderzoek te doen naar de aspecten waarop ik al vaker gewezen heb, de biologische, ornithologische, ecologische, andere dan technische aspecten? Is het niet beter om, voordat er een bestemmingsplan is, maar te wachten met aan kopen? Is het niet beter om voor een eventuele univer sitaire vestiging een andere en geschiktere plaats te zoeken, een al of niet nieuwe En als die universiteit daar niet zal komen, betekenen die aankopen die we nu doen, dan alleen maar niet weer renteverlies? De heer Tiekstra (weth.): De heer Faber vraagt, welke deskundigen deelnemen aan het overleg over de binnenstad. Ik zou het woord „structuurplan" willen vermijden. Omdat we dan gemakkelijk begripsverwar ring krijgen, spreek ik over het nieuwe basisplan voor de binnenstad. Dat lijkt me een onderscheidende bena ming die misverstanden kan voorkomen. Er kunnen natuurlijk deskundigen van allerhande soort aan het overleg deelnemen. Uiteraard -ad hoe de verkeers- deskundige, ook vanuit de Verkeerscommissie de ver- voersdeskundige; ik denk in dit geval in het bijzonder aan de directeur van het Vervoerscentrum, omdat uiter aard de binnenstadsexpeditie, eventueel anders georga niseerd, een vrij grote rol zou kunnen spelen ter voor koming van het feit, dat grote vrachtauto's de stad in moeten. Dus overslag op het Vervoerscentrum, waarvan de Raad de ligging kent, met een expeditiesysteem naar de binnenstad toe, met kleinere eenheden dus. Ook met de deskundige van de Monumentenzorg is op het ogen blik contact vanuit de betreffende commissie. Die zal binnenkort ook in een commissievergadering verschij nen. Daar gaat het uiteraard over het vraagstuk van het beschermde stadsgezicht. Door een heel grote groep studenten van de Rijks universiteit te Groningen werd onder leiding van Prof. Van den Berg en het ETIF een onderzoek ingesteld naar de winkelfunctie. Het is alleen jammer, dat de rapportering over dit onderdeel excusez le mot wat op zijn rug ligt. Studenten studeren af, dan zijn ze vertrokken en dan moet het beschikbaar gekomen materiaal bewerkt worden door andere studenten, die het druk hebben öf met demonstreren öf met stude ren; dat laat ik in het midden. Die rapportering komt dus niet zo snel als wij wel hadden gehoopt; we hebben ze eigenlijk bitter nodig. Er kan dus van allerlei des kundigheid bij het overleg gebruik worden gemaakt. Maar men moet eigenlijk een kleine werkgroep hebben ik dacht, dat dit een beetje aansluit op de opmerking van mevr. Brandenburg die het basismateriaal voor bereidt en presenteert om daarover een discussie op gang te brengen. Dat is eigenlijk veel belangrijker dan de vraag: Welke deskundigheid herbergt die commis sie? Ik wil ook niet voorbijgaan aan het feit, dat er uiteraard ook nog enige planologische onderzoekers bij de stedebouwkundige afdeling van onze eigen dienst werkzaam zijn, mensen, die binnen de dienst opgegroeid zijn en de nodige opleiding daarvoor hebben gehad en ook mensen die op academisch niveau zijn opgeleid. We hebben allerlei vorm van deskundigheid in ons eigen apparaat beschikbaar, ook de deskundigheid, die mevr. Brandenburg bedoelt, n.l. de samenlevingsdes kundigheid. Ik herhaal, dat ik dit op zichzelf niet het allerbelangrijkste vind. Ik kom dan bij de vraag van de heer Van Haaren en dat is ook een duidelijk antwoord op vragen die door anderen m.b.t. de binnenstad gesteld zijn Het ligt niet in de bedoeling een „panklaar" stuk aan de Raad voor te leggen, ook niet een „panklaar" plan. Dat hebben we met de Structuurnota en de daarin voorkomende verschillende modellen ook niet gedaan. Dat was eigenlijk ook niet meer dan een discussiestuk. Het stuk bevat dus de stof, waarom het naar het oor deel van het gezelschap gaat, het bevat de basis voor de discussie. Het ligt stellig in de bedoeling om ik meen in de maand mei deze discussienota, even tueel versierd met een aantal verschillende modellen, waarover de Raad ook kan praten, klaar te hebben. De heer Van Haaren vraagt: Hoe stelt U zich dat voor? Wij hebben over de vaststelling van het struc tuurplan voor de binnenstad voor 1965, naar ik meen, zowat anderhalf jaar gepraat. Eerst al reizende met een pakket stukken naar al degenen, die ons vroegen om te komen en voorts is er gepraat met degenen, die naar hier wilden komen. Wij hebben niet alleen de nodige publiciteit aan de zaak gegeven, maar we heb ben toen ook sectievergaderingen gehouden, een soort afdelingsvergaderingen, waarin het stuk ook weer diepgaand besproken is. En op basis van deze gehele produktie van discussiestukken en ook op basis van inbreng, die ongevraagd door derden werd geleverd, heeft de Raad tenslotte in 1965 het structuurplan voor de binnenstad vastgesteld. Ik stel me voor, dat we nu toch wel een andere methodiek zullen hanteren. Ik dacht, dat we moeten starten en dat hoeft m.i. nist op het Stadhuis plaats te vinden met een aantal naar gelang van de belangstelling openbare her. rings. Maar dan moeten we daar gericht voor uitnod'- gen al die groepen die we kennen die geïnteresseerd zijn in de problematiek van de binnenstad, maar dan ook al de groepen, ook de niet-direct belanghebbende derden ik denk aan groeperingen als het Comité Leeuwarder Binnenstad, ik denk ook aan Het Klop pend Hart, ook aan de Centrum Winkeliers etc., ge woon onder het motto: „Kom maar op, jongens, en probeer het maar." En de mededeling van de heer Van Haaren ik ben er uiteraard mee bekend omtrent het discussiestuk van de politieke formaties die hij opgeeft, is belangrijk. Laat men maar gewoon proberen z'n inbreng te leveren en laat men niet te benauwd zijn om te verliezen van de deskundigen. Ik meen, dat wij de tijd moeten nemen over de gehele problematiek van de binnenstad te kunnen praten, op dat we weer tot een basisstuk komen en we weer zicht hebben op de totale problematiek en we ook weten, hoe de mogelijkheden voor oplossingen visueel ge maakt kunnen worden - ik denk aan de modellen en het uiteindelijk te kiezen model - met eventueel zelfs nog een zekere flexibiliteit, zodat je nog kunt variëren tij dens de ontwikkelingsgang. En op basis daarvan en nu kom ik bij de heren die zeer terecht zo dringend vragen om bestemmingsplannen voor de bin nenstad -zullen we dan echt moeten proberen deel- bestemmingsplannen gereed te maken. Misschien is het mogelijk, dat we nu reeds een aantal plannen, gereed gemaakt, in petto kunnen houden. Het lijkt mij niet goed op dit moment de Raad mag daar rustig an ders over denken hangende deze problematiek ad hoe bijv. al een deelplan voor de binnenstad vast te stellen. Een andere vraag is: Wat is het zicht op de proble matiek rondom de Grote Kerk Er is een intensief overleg over de restauratie van deze kerk, juist op basis van het feit, dat het niet meer hoeft, als we nog drie jaar wachten. Dan is het gebouw uit eigen zwakte wel een puinhoop geworden, als ik het wat ruw mag zeggen. Dat risico lopen natuurlijk onze monu menten en zeker een monument als de Grote Kerk. Stellig zit er dik het risico in, dat, als we nog een aantal jaren wachten, de restauratiekosten niet on aanzienlijk zullen stijgen, alleen al vanwege het feit, dat dit gebouw dan drie jaar onverzorgd aan weer en wind zou hebben blootgestaan. Het lijkt dus verstan dig, nu het kostenbeeld duidelijk is, zo snel mogelijk de restauratie ter hand te nemen. Daarvoor is de medewerking van de Rijksdienst voor de Monumenten zorg beschikbaar. Ik weet niet, mijnheer Van der Wal, hoever de secretaris van de Commissie voor de Monu mentenzorg is. Ik heb de indruk, dat in de eerstvolgen de raadsvergadering althans in één van de eerst volgende vergaderingen voorstellen m.b.t. de Grote Kerk aan de orde komen. De hear Buising frege, oft de restauraesje net mei in wurkgelegenheitssubsydzje ütfierd wurde koe. De forskillende departeminten pro- bearje natuerlik allegearre seis it foardiel to hawwen fan de ekstra-middels. As de restauraesje fan de Greate Tsjerke en de restauraesje fan de Aldehou üt fierd wurde soene yn it ramt fan de ekstra-middels, dus as oanfoljend wurk, dan bitsjut dat allinnich mar, dat it departemint fan C.R.M., de „Rijksdienst voor de Monumentenzorg", earder restauraesjemiddels biskik- ber krijt. Dus yn de tiid kin dat in foarop-rinnen wur de en dat is op himsels oantreklik mar it kin net bitsjutte, dat wy dan mear jild krije. De situaesje bliuwt foar Ljouwert, hwat dat oangiet, gelyk. En nou is dat net sa slim, hwant hwannear't sawol de Alde hou as de Greate Tsjerke restaurearre is, krije wy de „verfijningsuitkering" foar dat doel ek biskikber, dus dêrmei is dy saek dan ek wol roun. Ik geloof, dat het op zichzelf niet bij voorbaat on mogelijk is om de inzichten m.b.t. de omgeving van de Grote Kerk te doen uitkristalliseren en het lijkt mij nuttig, dat dat zowel in de Commissie voor de Monumentenzorg gebeurt als in de Commissie voor de Binnenstad en ik geloof ook, dat het verstandig is juist aan een element als de omgeving van de Grote Kerk bij voorbaat aandacht te schenken. Daar helpt ook geen lieve moederen aan; wij zullen in het noor derkwartier van onze binnenstad, dat natuurlijk uiter mate kwetsbaar is en waar ook zeer binnenkort een aantal gebouwen leeg komt te staan, de nodige voor zieningen moeten treffen. Denkt U maar aan de In spectie van de Belastingen, die een riantere huisves ting krijgt. Dames en heren, loopt U er maar eens even heen, bekijkt U het maar eens de heer Rijpma weet er al veel meer van het wordt een grote moeilijk heid om uit te zoeken op welke wijze we dit pand zouden kunnen behouden, welke functie het moet krij gen etc. etc. Het is van het grootste belang, dat het behouden blijft, want als we het risico lopen, dat dit pand drie of vier maanden of drie of vier jaar leeg staat, dan kunt U zich de ruïne wel voorstellen. Het verkeert al niet in al te beste staat en het zal waar schijnlijk in nog veel slechtere staat komen te verke ren. En dat zal ook m.b.t. andere panden die straks door rijksdiensten worden verlaten denkt U maar even aan het kantoor van het Kadaster, waarover de Gemeente zelf onderhandelt, aan de kantoren op de hoek van Eewal en Wortelhaven, aan de Raad van Arbeid welke panden U met een natte vinger kunt aanwijzen. Deze diensten zullen dus naar de Tessel- schadestraat gaan, hetzij in riante huisvesting van het Rijk, hetzij dat zij een eigen, andere huisvesting heb ben gekregen. Een aantal panden in de binnenstad zal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 4