dus leeg komen te staan en dat functieverlies zullen we we kunnen, dacht ik, niet anders doen moe ten zien op te vangen, al wordt dat wel een heel moei lijke zaak. M.b.t. de opmerking van de heer Faber t.a.v. punt 5 (de deskundigen in de commissies), wij hebben bijv. een rapportering van het Instituut voor Aardrijkskun dige Wetenschappen ik zeg altijd maar de club van Prof. Wichers van de Vrije Universiteit, een rap portering, gemaakt i.z. Camminghaburen, die in het bijzonder gaat over de landschappelijke waarde en landschappelijke aspecten van de uitbreiding van Leeu warden, wat een poging is om in de stedelijke uitbrei ding toch een aantal landschappelijke elementen een goede plaats te geven, weer opnieuw tot leven te bren gen en een functie te geven. Nu is de bekoorlijkheid van het gebied, waarin we hier opereren, niet zo bij zonder groot. Ik spreek waarschijnlijk als Wald-Fries ik hoop niet, dat ik op je hart trap, Van der Veen maar ik vind de bosjes en boomwallen van de Walden veel plezieriger dan wat zich hier aan het oog voordoet, behalve in het voorjaar, dan vind ik het ook hier prachtig mooi. Toch geloof ik, dat het landschap zoveel waarde heeft, dat je moet trachten een aantal van de landschappelijke elementen te behouden. Van daar ook, dat het genoemde onderzoek voor ons is verricht en dat ook nog weer zijn vervolg krijgt, m.n. voor het zuidelijk plattelandsgedeelte van onze Ge meente. Dan even iets over de befaamde verbinding Hoek- sterend-Luchtenrek. Ter verheldering misschien in het bijzonder voor de heer Faber, hij vroeg daar ook naar dit: Er is een tijdelijke verbindingsweg gepro jecteerd, die, vanaf het Luchtenrek lopend, ongeveer ter plaatse van het restant van het tracé van de Blekerstraat, uitmondt op de Spanjaardslaan. Wij zul len daarvoor ook nog nodig hebben er zijn contac ten over en binnenkort zullen daar besprekingen over zijn een strook van de ijsbaan van de „Koninklijke". Die tijdelijke voorziening ja, wat is tijdelijk? is door de Raad inmiddels reeds aanvaard. De heer Van Haaren loopt wat gemakkelijk heen over de aanslui tingen, de verbindingen van de grote woongebieden Bilgaard en Lekkumerend met de woon- en werkge bieden rondom en in de gehele stad. Dat is een inten sief verkeer. Welnu, het is m.i. onverantwoord dit verkeer op te hangen aan maximaal twee punten. Ik dacht, dat dit, als men zich de geografie van de stad een beetje voor ogen stelt, ook heel duidelijk is. Het Valeriusplein (kruising Valeriusplein-Troelstraweg) kan alleen maar dienst doen, dacht ik, voor het woon- werk-verkeer vanaf de vliegbasis, resp. voor het woon- werk-verkeer met de westelijke industriegebieden, resp. voor een deel van het woon-werk-verkeer, maar ook voor het winkelend en andersoortig verkeer met de binnenstad, via de Troelstraweg. Al de grote verkeers aders en m.n. de Troelstraweg hebben uiteraard een bepaalde, een beperkte capaciteit. Vervolgens ik ga nu naar het oosten krijgen we de kruising van de Wollegaast—Jelsumerstraat. Ook dat is op dit moment al er vrij zwaar belast kruispunt. (Ik kom zo meteen nog wel even terug op de vraag van de heer Faber betreffende het verkeersonderzoek.) De verkeersstroom vanaf deze kruising vindt zijn eindpunt op de Spanjaardslaan, kan zich daar nog wat verdelen, een deel van het verkeer gaat naar de Troelstraweg, maar niet verder. Een tussenoplossing kan voor het langzame verkeer in het bijzonder de wielrijders en wandelaars opleveren het aan te leggen pad naar het Rengerspark, maar dat heeft slechts een bescheiden functie, meer van recreatieve waarde, maar toch ook uit een oogpunt van veiligheid wel aantrekkelijk. Dat betekent, dat we die kruising bij het Luchtenrek wel nodig hebben, willen we voldoende verdelende wegen hebben voor het opvangen van het verkeer, dat naar het Bilgaard toe moet, resp. daar vandaan komt. An ders krijgt men belastingspunten die een goed functio neren van het verkeerssysteem niet mogelijk maken. Ik wil hier nog aan toevoegen, dat het geen „natte vinger"- werk is. Er is reeds een paar jaar een omvangrijk ver- keers- en vervoersonderzoek in Leeuwarden aan de gang, gepaard gaande met enquêteringen, ook enquête- ringen die in het Bilgaard hebben plaats gehad. De cijfers zijn op het ogenblik duidelijk. De rapporteringen kunnen deze zomer maar laten we voorzichtig zijn in de loop van dit jaar beschikbaar komen. En dan zal de Raad zelf kunnen oordelen over de vraag, of de ver binding LuchtenrekHoeksterend nodig is. (De heer Heidinga: Het was ook alleen maar een gevoel van de heer Van Haaren.) Maar wij kunnen niet zo gemakke lijk vanuit onze gevoelens praten, al doen we dat na tuurlijk wel eens, maar dan is het een reactie. Wij moe ten zeer attent zijn op een goede afwikkeling van het verkeer, want dat moeten de raadsleden zich wel realiseren die is veiligheidsfactor no. 1. Elke ver- keerscongestie compliceert het gevaar op de weg en elke goede verkeersafwikkeling waarborgt een beter verkeersgedrag. Ik neem nu meteen maar even de Dokkumer Ee-toe- stand in dit verhaal mee. De hear Miedema sei, dat der sa lang oer studearre wie, mar nou leau ik net, al wit ik net hwat hy lang of koart fynt, dat hy prate kin oer „sa lang". Yn it ramt fan de üntjowing fan de struktuernota en dêr is fan '67 oant en mei '71, dus 4 jier, oer arbeide is dit punt op in stuit nei foaren kommen. (De hear Miedema: It gyng my allinnich ef- kes om dy omlizzing fan de Dokkumer Ie.) Mar dat is net in aide saek. (De hear Miedema: Alder as '67). Né. Der is foar dy tiid al wol praet oer in „oostelijke vaarweg" by Ljouwert, mar dat is in oar punt, hwant wy fan Ljouwert hiene nochal hwat biswier tsjin dy „oostelijke vaarweg". Wy hiene net in soad forlet fan in twadde Van Harinxmakanaelomdat de wearde dêr- fan foar Ljouwert mar tige bitreklik is. De studie over dit vraagstuk loopt naar een eind- rapportering toe, waarbij ik wel kan zeggen, dat op rijks-, provincaal- en gemeentelijk niveau overeenstem ming bestaat over de tracering. Ik dacht, dat wij in het kader van het overleg over de structuurnota ook dit punt weer aan de orde krijgen. En wanneer? Ik dacht, dat wij nog een zo groot programma aan ver- keersreconstructies hebben uit te voeren, dat de tijde lijke oplossing door de verbinding LuchtenrekSpan jaardslaan wel een jaar of tien dienst zal moeten doen. (De hear Miedema: Mei ik noch efkes ynterrumpearje, mynhear de Foarsitter? Ik bigryp üt de biantwurding fan de Wethalder, dat de omlizzing fan de Ie en de eastlike farwei in gemeentlik projekt is en ik hie tocht, dat it in projekt fan de Provinsje wie.) Ja, dat bliuwt in provinsiael projekt, mar men is yn de ynterne amt- like stüdzje it iens oer it projekt, mar ek binammen op basis fan de biswieren dy't sawol it Ryk as de ge meente Ljouwert hiene tsjin in eastlike farwei flakby Ljouwert. We hebben nog even gepraat over het Vrijheidsplein, maar de heer Faber wil mij wel ten goede houden, dat ik zijn vraag even passeer, omdat we er binnen kort toch weer bij de Raad op terugkomen in de vorm van een bestemmingsplan. Ik dacht, dat in de toelich ting op dat plan gegevens kunnen voorkomen, die de onderbouw moeten vormen van de noodzaak van deze verkeersoplossing. En deze noodzaak beklemtoont uiteraard ook de noodzaak van het vervolg, n.l. de relaties met de binnenstad etc. In die toelichting, die U misschien intussen reeds hebt gevonden die is gisteravond ook al aan de orde geweest - zal ook moeten voorkomen de beklemtoning van de noodzaak van de aanleg van de buiten-noordtangent. En als U de krant hebt gelezen, hebt U ook al gemerkt, dat die aan de orde komt. Wij moeten rekening houden met hoge belastin gen op de traverse, zoals die nu functioneert, en hoe sneller de verbinding Luchtenrek-Hoeksterend tot stand komt, hoe beter het is voor de verkeersafwik keling en voor de verkeersveiligheid op ons verkeers systeem. Nu de saneringsplannen. De saneringsgebieden pre senteren zich niet toevallig. Het is geen hobby, geen liefhebberij van een gemeentebestuur saneringsgebie den te creëren. Deze ontstaan primair door een stuk functieverlies met als gevolg verkrotting. Dat is een zeer reëel gegeven. Zulke gebieden ontstaan ook als gevolg van de ontwikkeling van woonsituaties. En ik dacht, dat ook een duidelijk element van een stuk sociaal beleid, van volkshuisvestingsbeleid is: verbete ren van woontoestanden, verbeteren van woonomge ving. En dat betekent: krotopruiming en sanering. Die dingen moeten we heel duidelijk durven zeggen. Nu ligt het krottenbestand verspreid over het bestaande bebouwingspatroon. Functieverlies van bepaalde wo ningen doordat men eruit trekt, waarop volgt verwer ving door de Gemeente, veroorzaakt uiteraard onor delijke toestanden in de betreffende gebieden. Dat be tekent, dat tengevolge van de verkrotting in de be treffende wijk onherroepelijk een saneringsproces op gang komt. De heer Heidinga heeft volkomen gelijk, als hij zegt: De gemeente Leeuwarden was een van de eerste gemeenten die kort na de oorlog een sanerings plan hebben uitgevoerd; dat was een novum in den lande, een voorbeeld, hoe goedkoop een saneringsplannetje voor een beperkt gebied kan zijn. De oud-Minister van Volkshuisvesting Mr. Joris in 't Veld heeft er zelfs nog een boekje over geschreven. Raadsleden die er zich voor interesseren, kan ik zeggen, dat het op het Stadhuis voorhanden is, zodat men het gemakkelijk kap lezen. Ik dacht, dat die sanering toen ook gebeurd is op grond van de opvatting van het Gemeentebestuur m.b.t. de huisvestingssituatie. Wij zijn ook al vrij snel met het krotopruimingsproces begonnen, eind van de vijftiger, begin van de zestiger jaren. Een verschijnsel als verkrotting komt op je af, maar dat betekent, dat zich in een aantal gebieden ongewenste toestanden voordoen. Daar komen natuurlijk ook bij bepaalde re constructies, die zich in het reconstructiebeleid, zoals men zich dat voor ogen stelt, hebben aangediend. Die gebeuren ook niet zo maar, als een hobby, maar die hebben ook als basis beleidsbeslissingen, door vorige raden genomen. Ik denk hier m.n. aan een beleidsbe slissing op basis van het structuurplan 1965, zoals het nog steeds als beleidsstuk ter beschikking ligt. Ook daaruit vloeien bepaalde reconstructies voort, zoals in het gebied van de Parkstraten; die komen in deze opsomming niet voor. Het proces vraagt in elke ge meente die met dit verschijnsel wordt geconfronteerd, veel tijd. Men kan zich niet veroorloven misschien wordt het in het stadium waarin de situatie in Leeu warden nu is gekomen, een wat andere zaak eerst een gebied compleet te verwerven en schoon te maken en de andere gebieden excusez le mot maar te laten verrotten. De situaties ontstaan spontaan en dan vraagt dat gewoon om een antwoord van de verant woordelijke overheid. Maar dat betekent inderdaad, dat deze onverantwoorde situaties gedurende vrij lan ge tijd kunnen voorkomen. Als U mij vraagt: Welke volgorde wilt U hanteren, dan dacht ik, dat die op dit ogenblik qua bestemmingsregelingen moet zijn: IJs- baankwartier (dat is het verst gevorderd, wat de op ruiming betreft dat heet dan nu dus Rengerspark e.o. Tulpenburg, maar dat is nog lang zo ver niet opgeruimd, ofschoon er wel overeenstemming met het Rijk over bestaat, Oldegalileën, Oosterbuurt (die kan misschien als klein geval behandeld worden), Tichel straat en omgeving. Voor Wirdum bestaat op het ogenblik een rechtsgeldig bestemmingsplan voor de Kamp; dat kan dus als saneringselement vrij snel tot stand komen en dan wil ik, wat dit onderdeel betreft, wel vertellen, dat wij binnenkort met de mensen in Wirdum een gesprek over de sanering van de Kamp zullen hebben; we hebben daarover inmiddels al over leg gehad met het bestuur van Dorpsbelang. Laat ik over de voorlichting van de bewoners in sa neringsgebieden waarover de heer Spoelstra een opmerking maakte dit zeggen: De heer Spoelstra heeft gelijk: In een bepaald stadium worden de be woners geconfronteerd met een proces, dat hun aller hande vragen doet stellen, wat weer allerhande reac ties tot gevolg heeft en dan komt er pas informatie. Ik dacht, dat je met een voorlichting in een zeer vroeg stadium, als er nog helemaal van geen beleid sprake is m.b.t bepaalde gebieden, bijzonder voorzichtig moet zijn. Je moet de mensen niet in de mist laten dat is duidelijk maar je moet hen ook nog niet in een stadium, waarin het overheidsbeleid pas op gang komt, als het einde van het beleid nog niet duidelijk kan worden aangegeven, met de zaak confronteren. Als je weet, dat een saneringsproces een aantal de cennia zal duren, dat er niet eerder een geheel plan voor het gebied uitgewerkt is en je zou aan het begin van het proces de bewoners al alarmeren, dan bete kent dat, dat je hun een nare boodschap brengt. Dat weten we allemaal. Niemand vindt het prettig te ho ren, dat zijn wijk het karakter heeft gekregen van een saneringswijk. Iedereen stelt, als je praat over mogelijkheden van rehabilitatie: „Wat is dat nou Wij weten in de Raad wel waar we over praten, maar de bewoner van de wijk moet eerst nog weten wat ermee bedoeld wordt. Men is niet zo ver, dat men ziet, wat renovatie kan betekenen. Ik denk m.n. aan het „rooie dorp", ook aan andere wijken. Nu ziet men hier wat renovatie is. De gewone burger in een wijk begrijpt pas wat er aan de hand is, als hij ziet wat er gebeurt. Welnu, welke belofte moeten we de be woners geven, als we komen met de mededeling ik noem maar vlotweg even een stuk stad: Achter de Hoven Hier zal over 10, 15, 20, 25 jaar (en neemt U van mij aan, dat het een keer op gang komt) wat moeten gebeuren? Wat dan? Niemand die het al weet, maar je weet wel, vanwege de toestand waarin die wijk verkeert, dat ze binnen naar schatting 15 a 25 jaar als saneringsgebied op de plaatselijke over heid afkomt. En moet je dat nu al aan de bewoners gaan vertellen? Dat kan, dunkt mij, niet. Omdat je dan een onrust veroorzaakt, die op dat moment niet verantwoord is. Je kunt eigenlijk pas met de mensen gaan praten op het moment, waarop je duidelijk kunt zeggen, wat er aan de hand is en wat eraan moet worden gedaan. Plezieriger is een ontwikkeling zoals we die in de Transvaalwijk hebben meegemaakt daar bleef je gewoon een stuk plezier aan maar, wat andere wijken betreft, moeten we bijzonder voor zichtig zijn met meer overhoop te halen dan we bij dit beleid al hebben gedaan. De heer Janssen is hiermee inmiddels ook al ge antwoord. En dan wil ik graag proberen te voldoen aan een verzoek van de heer Heidinga: „Maak nu eerst eens een stuk af; laat eens zien wat het wordt." Dan zeg ik: „Nu, goed, dat kan Rengerspark zijn en Oldega lileën." De heer J. de Jong, die heeft gesproken over het bijschaven van het structuurplan, heb ik inmiddels, hoop ik, al beantwoord; ik vertrouw, dat het duidelijk is geweest. Wij stellen ons bepaald voor de discussie ruim te houden en ook hier weer de procedure toe te passen, dat de Raad er eerst informeel over praat en pas daarna komt tot de vaststelling van een nieuw basisplan voor de binnenstad. Dan een bijzonder interessant punt: de strafgevange nis. Ik dacht, dat, als er over één element in onze bin nenstad overeenstemming bestaat, het wel dit is: Hoe sneller dit geval uit de binnenstad verdwijnt, hoe liever het ons met elkaar is, hoewel we de maatschappelijke waarde van de functie, die het bezat, op zichzelf wel erkennen. Er bestaan hierover verschillende gezichts punten, maar dat is een andere zaak. Ik zou heel kort dit willen zeggen: In het gemeentebeleid ligt de heel harde lijn, dat de strafgevangenis er over vijf jaar weg moet. Ja, Burgemeester? Natuurlijk. (De heer lï. P. van der Veen: Daar koop je natuurlijk niets voor.) Daar koop je wel wat voor, mijnheer Van der Veen, maar wel even het „heldere kopke" erbij (Gelach) U hebt gelijk, als U zegt: „Als dit afhankelijk is van het beleid van het Departement van Justitie, nou, vergeet het dan maar." Maar hard is, wat de heer Heidinga ook noemde, n.l., dat dit geval voor de reconstructie van onze binnenstad moet verdwijnen. (De heer R. P. van der Veen: Dan moeten we het kraken.) (De hear Miedema: Dan binne Jo gau to plak.) (Gelach) Dat is dan een voorstel van orde van de heer Van der Veen, mijnheer de Voorzitter. (Gelach) Op naar de recreatiezaal of naar de kerkzaal! (De heer Van Haaren: De gevangenis in Amsterdam moet in 1975 wettelijk weg zijn; dan loopt het contract af, maar er wordt nog helemaal niets van gehoord. Dus geen illusies, hoor!) Ik kan de vergadering gerust stellen in die zin, dat wij het erover eens zijn met het Departe ment van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, dat dit een object is, dat onder sanering en reconstruc tie kan vallen. Dat zou dus kunnen betekenen, dat het Departement van Justitie langs die weg additionele mid delen beschikbaar krijgt die het anders niet zou ont vangen om in Leeuwarden in deze aangelegenheid te voorzien. En ik dacht, dat het voor degenen die in dit gebouw moeten verblijven, van belang is, dat de overplaatsing zo snel mogelijk gebeurt. Maar wij zijn stellig van plan dat moet uitgangspunt zijn en ik

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 5