316
De heer Bouma: Ik wil onderschrijven wat de heer
Van Haaren heeft gezegd. Ik vind het de moeite waard
het te overwegen en ik vraag dus ook aan het College,
om eens te bezien of niet iets met het Herenwaltje te
doen valt. En ik ben mèt de heer Van Haaren van oor
deel, dat de auto's met de lelijke parkeermeters ont
sierend werken ten opzichte van de gerestaureerde
Waag. Ik zou U, evenals de heer Van Haaren, willen
vragen in overweging te nemen de parkeerplaatsen en
parkeermeters daar vandaan te halen. Het geheel wordt
er beslist fraaier van.
De heer Heidïnga: Ook iets in verband met de par
keerplaatsen. Ik ben enige malen door burgers bena
derd met de vraag, of het niet mogelijk was in de buurt
van de Waag enige parkeerplaatsen voor invaliden te
krijgen. Die hebben we daar, meen ik, vroeger wel eens
gehad. Het schijnt, dat daar toch wel behoefte aan ge
voeld wordt. Invaliden, mensen die niet zo goed kun
nen lopen en die de grote winkels op de Nieuwestad
willen bezoeken, stellen daar toch wel bijzonder prijs
op. Ik zou dit toch nog wel even onder Uw aandacht
willen brengen.
De heer Tiekstra (weth.): De heer J. de Jong- vroeg,
hoe het staat met het overleg met de N.S. Dat overleg
loopt op het ogenblik over de overeenkomst die met
de Spoorwegen zal worden gesloten in verband met de
ophoging van de spoorbaan LeeuwardenGroningen.
De Spoorwegen hadden in het jongste verleden niet veel
mankracht beschikbaar om het plan al in voorberei
ding te nemen. De Raad heeft nu een voorbereidings
krediet verstrekt, dat kan worden besteed. We hebben
dus zware druk uitgeoefend op de Spoorwegen om toch
te bereiken, dat het plan in voorbereiding wordt geno
men en zover mogelijk klaar gemaakt, zodat wij uiter
aard tijdig de daartoe vereiste subsidie-aanvragen kun
nen indienen. Dat is het enige wat ik op het ogenblik kan
vertellen en hoe vlug het verder gaat, daar durf ik geen
voorspelling over te doen, maar mogelijk durft U, mijn
heer Muller, een termijn te noemen. De heer Muller ver
telt mij, dat er een poging wordt gedaan dit jaar het
contract rond te krijgen, maar men heeft het bij
zonder druk met de lijn ZoetermeerDen Haag (De
heer Heidinga: Mag ik er even tussen komen? De
Spoorwegen hebben destijds een verplichting op zich
genomen en ik dacht, dat die termijn al ongeveer ver
lopen was.) Ja, dat klopt. (De heer Heidinga: Dus kunt
U een vuist maken.) Ja, maar zij zouden een vuist
moeten maken. (De heer Heidinga: Waarvoor dan?
Zij hebben zich verplicht bij de Condens, waar nu de
ahobs zijn, een ongelijkvloerse kruising te maken.)
Wij hebben de verplichting en daarom zijn die ahobs
daar gekomen ervoor te zorgen, dat binnen tien jaar
die ongelijkvloerse kruising er is en dat hangt samen
met hun plannen voor de ophoging', maar de verplich
ting rust op de Gemeente, dacht ik. (De heer Heidinga:
Nee, hoor!) De Spoorwegen zouden het van de Gemeen
te kunnen vragen, want als ze zelf in gebreke zijn, is
het natuurlijk moeilijk geworden het te eisen. Uiteraard
kan over dit punt in de plenaire zitting nadere infor
matie gegeven worden.
De heer Faber heeft gevraagd naar de omvang waar
in de Verkeerscommissie bij het publiek bekend is. Als
ik rekening houd met de suggesties die bij de Verkeers
commissie binnenkomen, dan zou ik de omvang zeer
redelijk kunnen noemen. Op de agenda's van deze com
missie prijken regelmatig enige verzoeken die spontaan
van particulieren komen en die in behandeling worden
genomen.
De heer Faber heeft vervolgens een beschouwing ge
houden over de kosten van de Oostergoweg. Het tracé
ligt vast. Het lag ook al vast in het toenmalige bestem
mingsplan 't Aldlan. Ook in het overleg met Rijk, Pro
vincie en andere autoriteiten ligt dit tracé op het ogen
blik keihard vast. Het wordt dus ook een subsidiabel
object. Nu kunnen we twee onteigeningsprocedures
overwegen, n.l. op basis van verkeersreconstructies
dat is, dacht ik, titel Ila of op basis van een be
stemmingsplan. Dit hangt natuurlijk ook samen met
de voorbereiding van de plannen zelf èn met de vraag,
in welke mate het Rijk bereid is subsidie te verlenen
en in welke mate het Rijk de middelen beschikbaar
heeft om de machtiging ook tot uitvoering' te brengen.
Over dit alles is overleg met het Rijk in het kader van
de reconstructies die hiervoor nodig zijn. De subsidi
eringsmaatstaf is 80 pet. van de verwervingskosten
plus de sloopkosten.
De heer Faber komt dan nog op punt 12, de zaak van
de parkeerplaatsen bij de Waag. Hij heeft daarover een
motie aangekondigd. Ik dacht, dat ik, wat dat betreft,
er het zwijgen wel toe kan doen, zij het dan ook, dat
inderdaad Uw opmerking, mijnheer de Voorzitter, juist
is, dat deze paar plaatsen vrij intensief worden ge
bruikt. Hetzelfde geldt voor het Klokplein. Ik dacht,
dat wij bijzonder voorzichtig moeten zijn met het inper
ken van de parkeergelegenheid voor de binnenstad, als
we geen vervangende accommodatie beschikbaar heb
ben. Dat is voortdurend het hele probleem rondom het
tot stand brengen van wandelgebieden en de benodigde
accommodatie voor de te parkeren auto's. Ieder die zegt:
De auto's moeten van dat pleintje af, krijgen van mij
ronduit gelijk, maar je kunt ze er niet vandaan halen
en buiten de stad dirigeren. Je moet dus gewoon zor
gen, dat je eerst vervangende voorzieningen hebt voor
de thans beschikbare parkeerruimte. Doe je dat niet,
dan breng je de binnenstad absoluut schade toe. Dat
is mijn mening; ieder heeft natuurlijk de vrijheid daar
over een andere mening te hebben.
Hetzelfde geldt voor het afsluiten van het Heren
waltje voor het verkeer. Ik dacht, dat je bijzonder voor
zichtig moet zijn met dit soort incidentele maatregelen.
Hier is gemakkelijk te zeggen en ook gemakkelijk rück-
sichtlos bij motie uit te spreken: Dat en dat moet er-
gebeuren, maar ik geef U de verzekering, dat de be
langen van de daar gevestigde bedrijven natuurlijk ook
een rol spelen, zoals die bedrijven ook een rol spelen in
het totale functiepatroon van de binnenstad. Wij moe
ten voorkomen, dacht ik, dat wij niet toegaan naar de
situatie, waarin het binnenstadsgebied gevaar loopt tot
een soort besmet gebied te worden verklaard. Daar
moeten we zéér voorzichtig mee zijn. Want dat proces
zou het functieverlies alleen maar bevorderen en func
tieverlies is het ergste wat de binnenstad kan over
komen.
Natuurlijk is er van het Klokplein wel iets gezelli-
gers te maken, maar dit past gewoon bij de opmerking
die ik zoëven maakte: je kunt die auto's er niet van
daan halen en er geen alternatief voor in de plaats
stellen. Dat zou moeten, wil je de situatie in de hand
houden.
Wat de populieren van de Groningerstraatweg be
treft, ik begrijp de emotionele bindingen aan deze bo
men, maar deze bomen zijn absoluut ongeschikt voor
beplanting in stadsruimten. Wij hebben regelmatig
ik heb er vanmiddag nog een brief over getekend, die
betrof niet de Groningerstraatweg, maar de Emma-
kade aanzienlijke schade door het wortelgestel van
de populieren en ik geloof, dat de burger, die door die
schade wordt getroffen, terecht een beroep doet op
de Gemeente om vergoeding. En dat gebeurt ook ge
regeld. Het geval, waarover de brief van vanmiddag
ging, bezorgde de Gemeente een schade van ongeveer
f 500,aangebracht door de beworteling van deze bo
men via het gemeentelijk riool aan een particuliere aan
sluiting. Ik ben het ermee eens, dat er weer een boom
beplanting moet komen, maar deze bomen zijn ondeug
delijk voor straatbeplanting in de binnenstad, nog af
gezien van het feit, dat ze ook de eigenschap hebben,
dat ze nog wel eens komen te „overlijden".
De verkeerssituatie die door de heer Eijgelaar is
genoemd (punt 9), is op het ogenblik in studie bij de
Verkeerscommissie op grond van een verzoek, dat door
een particulier aan de Oostersingel daaromtrent is ge
daan. En ik zal dus ook rekening houden met de op
merking van de heer Eijgelaar; wij zitten te kienen en
te knobbelen op de vraag, of wij daar inderdaad één-
richtingverkeer zullen maken.
Mevr. Brandenburg sprak over de sierbestrating. Ik
zou daarvan dit willen zeggen: Waar wandelgebieden
worden gecreëerd, overal in den lande, is de situatie zo,
dat dit gebied zich ook visueel als een wandelgebied
moet kunnen aandienen. Bij ons experiment en ik
moet erbij zeggen: ons spijtig genoeg mislukt experi
ment betreffende het wandelgebied Kelders, Over
de Kelders, Voorstreek etc., is wel heel erg duidelijk
gebleken, dat een wandelgebied ook inderdaad visueel
duidelijk een wandelgebied moet zijn. En dat betekent,
dat het onder één profiel moet vallen. Daarvoor kun je
uit allerhande materiaal keuze doen, maar de ervaring
leert wel, dat juist de gewassen grint-beton-tegels of
hoe ze ook maar mogen heten, het wel leuk doen, al
moet je er niet een overdreven gebruik van maken. U
ziet het ook in de Doelesteeg. Ik ben het met mevr.
Brandenburg eens, dat je, wat het Naauw betreft, zou
kunnen zeggen: Is dat hier nu zo noodzakelijk? Maar
daartegenover is het ook zo: Als de mensen bereid zijn
daar een financieel offer voor te brengen, waarom zou
je het, als de straat toch eens onder handen moet, dan
niet doen Ik geloof, dat het stukje tussen de St. Ja-
cobsstraat en het Herenwaltje het aardig doet. En als
het in die zin doorgaat, onderscheidt het zich visueel
ook heel erg duidelijk; dan weet men ook, dat men zich
in een wandelgebied bevindt. (Mevr. Brandenburg-
Sjoerdsma: Maar voor de Oosterstraten geldt dit toch
niet; hoeveel jaar is dat al wandelgebied?) Ik zou het
heel erg huiselijk willen zeggen: Al zijn we wat ver
trouwd met onze oude meubeltjes, we willen ons eigen
huis ook wel eens nieuw inrichten. En dan volg je de
mode. En zo moet U het ten aanzien van straten ook
zien. (De Voorzitter: Daar kun je verschillend over
denken.) (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Je moet er
mee oppassen.) Je moet natuurlijk oppassen, dat je dit
soort zaken niet doet uit een oogpunt van modever
schijnsel. Maar ik vind serieus, dat je een duidelijk on
derscheid moet maken tussen de verschillende gebieden.
We hebben ook in Oldenburg gezien, dat dat toch wel
plezierig kan zijn. Eerst is het karakter van de
nieuwe situatie wat stotend, maar och, dit soort ma
terialen heeft alles gemeen met wat wij ook gemeen
hebben: Hoe ouder ze in de tijd worden, hoe aantrekke
lijker ze ook worden. (Gelach)
De heer Heidinga wil ik zeggen, dat de wetgeving de
mogelijkheid kent van de invalidenparkeerplaatsen,
maar die zijn aan een bepaalde plaats gebonden en
aan speciale auto's. Het probleem is, dat men dus geen
invalidenparkeerplaatsen kan maken voor de willekeu
rige invaliden. Ik geef U toe, dat dat wat een trieste
toestand is. Als je zo'n parkeerplaats maakt, dan kun
nen ook anderen er gaan staan. (De Voorzitter: Daar
doe je wettelijk niets aan.) U ziet het wel op het plein
tje Gouverneursplein, hoek St. Jacobsstraat. Daar heb
ben we een paar invalidenparkeerplaatsen gemaakt,
maar ik geef U de verzekering, dat je er wettelijk niets
tegen doet, als een valide er zijn auto neerzet. En er
zijn genoeg validen die zich van de aanduiding geen
barst aantrekken. Zo onfatsoenlijk zijn wij als burgers
onder elkaar ook nog wel eens een keer.
De Voorzitter: Zijn er vragen te claimen betreffen
de volgnos. 194/196?
De heer Van Haaren: Op de punten 12 en 14, Waag-
pleintje en Klokpleintje, wilde ik in de plenaire zitting
terugkomen.
Volgno. 218.
De heer Faber: Ik zou graag een nog iets nauw
keuriger informatie hebben ten aanzien van wat op
vraag 1 is geantwoord: „Het ligt in de bedoeling om in
aansluiting op de uitvoering van deze plannen zo spoe
dig mogelijk de inmiddels ontworpen plannen voor de
walmuren langs de zuiderstadsgracht te realiseren."
Is het al ongeveer bekend, wanneer daarmee een begin
gemaakt zou kunnen worden?
De heer Heidinga: Mijn opmerking hoort hier eigen
lijk niet zo goed bij, maar ik wilde die toch graag even
maken. Ik heb gelezen in de krant, dat een burger een
geding tegen de Gemeente zou aanspannen of heeft aan
gespannen wegens het veranderen van een stukje wal
bij de Vrouwenpoort. Zijn wij daar fout geweest? Maar
nee, die vraag moet U toch maar niet beantwoorden.
(De Voorzitter: De heer Heidinga stelt die vraag nog
wel eens in de Commissie Openbare Werken.) (De heer
Rijpma: De vergaderingen van die Commissie zijn niet
openbaar.) (De Voorzitter: Daarom mag hij daar nog
wel een vraag stellen.)
De heer Tiekstra (weth.)Al zou de heer Faber mij
met goud gaan verleiden, dan zal ik nog niet
een tijdstip noemen voor het begin van uitvoe
ring van de door hem bedoelde werken. Daar kan
ik geen zinnig woord over zeggen. Wij mogen, dacht ik,
blij zijn, als we, aansluitend aan de aanleg van de
noord-tangent, de T-aansluiting van het Hoeksterend
tot aan de Tuinen kunnen maken, maar een voorspel
ling doen over het moment waarop het werk begint,
kan ik niet en doe ik dus ook niet. Ik hoop, dat de heer
Faber daarmee op dit moment genoegen wil nemen.
Als ik op de vraag van de heer Heidinga een ant
woord zou moeten geven, zou ik uiteraard „nee" zeg
gen, want dat heeft hij wel begrepen.
HOOFDSTUK VIII, Monumentenzorg.
Volgno. 516.
De heer Heidinga: Er staat in het antwoord op
vraag 1: „Voor het plaatsen van steigers rondom de
Oldehove en voor de restauratie van de toren zijn geen
gelden beschikbaar." Dat is niet helemaal juist. Voor
het plaatsen van steigers rondom de Oldehove hebben
we wel gelden beschikbaar. En ik vraag mij af, waar
om we de Oldehove niet in de steigers zetten.
De heer Tiekstra (weth.): Er is bij mijn weten wel
een krediet beschikbaar voor het in de steigers zetten
van de Oldehove, maar dat betekent nog niet, dat er
gelden beschikbaar zijn. Dat is het probleem. Ik weet
wel, wat de heer Heidinga bedoelt. Wij hebben, zoals
de heer Heidinga weet, intensief overleg gehad met het
z.g. Torenfonds, juist om te proberen met behulp van
dat Torenfonds de Oldehove in de steigers te zetten.
Maar door de oplossing', die voor het stadhuiskoepeltje
is gevonden etc. zijn de middelen van het Torenfonds
op dit ogenblik uitgeput en zal er dus een andere fi
nanciering of een andere financiële oplossing voor de
besteigering van de Oldehove moeten worden gevonden.
Daarmee zijn wij op het ogenblik heel hard bezig en
ik vertrouw, dat we ook zeer binnenkort met voorstel
len met betrekking tot de besteigering van de Oldehove
in de Raad kunnen komen. Maar dat is inderdaad een
andere oplossing, dan die reeds in de Raad is geweest.
Daar heeft de heer Heidinga volkomen gelijk in. (Stem:
Dat geld van het Torenfonds was toch weg?) (De heer
Heidinga: Nee, dat geld was niet weg; dat geld was
aanvaard door de Raad om de Oldehove in de steigers
te zetten. Dus de besteigering is een raadsbesluit. Dat
hebt U zelf uitgelokt. Nou, klaar. En als we dan later
van het Torenfonds, waar wij allemaal vreselijk blij mee
zijn, f 275.000,.- krijgen om het klokkenspel aan te bren
gen en het stadhuiskoepeltje te verstevigen, prachtig,
prima. Maar dat laat onverlet, dat we ook f 275.000,
kregen voor de Oldehove. Dat blijft gewoon staan. Het
is een raadsbesluit. B. en W. moeten dat raadsbesluit
uitvoeren.)
De Voorzitter: Dat klopt niet helemaal. Punt 1:
We hebben nooit f 275.000,gehad voor de Ol
dehove. (De heer Heidinga: Ja, zeker, anders hebt
U de Raad verkeerd ingelicht). Nee, het was een klei
ner bedrag. Het was een ton. U moet mij even ten
goede houden, dat ik niet kan zeggen, hoe precies het
raadsbesluit luidde. Maar ik weet wel, dat het Toren
fonds na een gesprek bereid was dit bedrag niet con
tant te geven, maar in de vorm van een lening, om ons
dus tijdelijk een ton beschikbaar te stellen. En op basis
van dat gesprek zijn wij met een voorstel in de Raad
gekomen. Daar hebt U volledig gelijk in. Het ging dus
niet om de volle f 275.000,het ging niet om een schen
king voor een definitief doel, maar om een tijdelijke
lening uit het Torenfonds. Dat was nog in de tijd, dat
we de burgerzinlening mochten gebruiken. In dat kader
speelde het. Toen is ondertussen de moeilijkheid geko
men en ik citeer uit mijn hoofd; een klein foutje mag
U mij dus niet kwalijk nemen dat er een streep door
de burgerzinlening heen ging. Wij hebben dus wel het
betreffende voorstel hier gehad, maar de zaak ging
niet door. We hebben geen toestemming meer voor die
burgerzinlening gekregen; dat was net te laat. Toen
zijn we verder gaan praten met het Torenfonds en heb
ben we definitief het volle bedrag gekregen, niet meer
als lening, maar het is de Gemeente gewoon geschonken.
Dat is ondertussen in de Raad geweest en daarvan gaan
we de stadhuiskoepel opknappen. En tegelijkertijd zijn
wij op een andere toer gaan draaien, wat de Oldehove
betreft. En U mag er, dacht ik, stellig op rekenen
dat heb ik ook in mijn Nieuwjaarsrede gezegd en Weth.