518 utsz De heer Faber: Ik wil wel even een toelichting ge ven op vraag 3; de heer Buising zei daar iets over. Ik heb die vraag n.l. gesteld. Misschien kan ik de zaak iets duidelijker maken. Het College heeft de vraag, dacht ik, wel begrepen. Er is geantwoord, dat de drie scho len een eigen zelfstandige directie zullen behouden. Dat is al een duidelijke inlichting. Wat ik niet duidelijk gevraagd heb maar ik wil het hier even aanvullen is, dat ik ook graag iets zou willen weten over de interne organisatie met betrekking tot die zaken die onder één noemer vallen, zoals administratie, gebruik van gymnastieklokalen, enz. Ik heb de indruk, dat er behoeite aan bestaat te zijner tijd de beschikking te hebben over een soort manager op directie niveau. Is mijn indruk juist en is het door mij genoem de te verwezenlijken? De heer Ten Brug (weth.): Bij de vorige begrotings zitting is over een Schoolraad voor het voortgezet on derwijs gesproken. Er is geen sanctie op, maar wette lijk zijn wij verplicht, evenals voor het lager onderwijs, voor het voortgezet onderwijs een Schoolraad in het leven te roepen. Eén van de moeilijkheden is - en dat blijkt een landelijk probleem te zijn; ik weet niet of er al een dergelijke Schoolraad is in Nederland dat je te maken hebt met scholen het geldt alleen voor het openbaar onderwijs die niet allemaal onder het zelfde bevoegd gezag vallen; bij de Schoolraad voor het lager onderwijs ligt dat anders. De Gemeente is, wat het voortgezet onderwijs betreft, wel betrokken bij afspraken, benoemingen en overleg, maar kan daar alleen maar uitvoering aan geven wat betreft haar eigen gemeentescholen, maar niet wat betreft zo als dat in Leeuwarden het geval is de rijksscholen. Bij de Schoolraad zouden ook de Rijks Atheneum- H.a.v.o. en de Rijks Pedagogische Academie betrok ken moeten zijn. Nu vragen wij ons af, of wij voor Leeuwarden niet zouden moeten komen op provin ciaal niveau wordt daarmee geëxperimenteerd tot een soort raad voor het onderwijs (dat is wat anders dan een functionele raad), met secties basisonderwijs, voortgezet onderwijs, maar dan voor openbaar en bij zonder onderwijs samen. Dan kunnen in die raad de problemen gezamenlijk worden aangepakt. Op pro vinciaal niveau wordt op korte termijn met een derge lijke raad gestart. De eerste opzet is enige jaren geleden het was een wat andere opzet dan nu, moet ik erbij zeggen mislukt bij de Provincie. Men doet nu een nieuwe, wat concretere poging. Ik denk aan een opzet van een Schoolraad voor Leeuwarden die ongeveer overeenkomt met die welke de Provincie nu beproeft. Maar het zal nog een heel werk zijn die van de grond te krijgen. We zijn daar nog niet aan toe gekomen. (De heer Buising: Zal er eventueel een opening naar het basisonderwijs zijn?) Ja, het basisonderwijs zal daar inderdaad bij betrokken moeten worden; er moeten een sectie basis onderwijs, een sectie voortgezet onderwijs, een sectie vakonderwijs enz. komen. Wij hebben in antwoord op vraag 2 (bouw nieuw scholencomplex) niet zonder reden gezegd, dat de no dige voortvarendheid van rijkswege in dezen voor waarde is. Tot nu toe zijn we nogal eens op z'n Fries gezegd „foar de winige doar" gekomen. Er zit geen schot in. Of het blijft liggen bij de Rijksge bouwendienst of het blijft hangen bij de afdeling Scholenbouw van het Departement. Wij weten, dat het definitieve schetsplan aangepast aan de eisen die wij gesteld hebben in het overleg met het I.C.S. in Rotterdam ligt bij de Rijksgebouwdienst. Enige maanden geleden kon men er daar ons nog niets over zeggen. Wij hebben onlangs weer met de Rijksgebou wendienst gebeld en toen zei men, dat het plan bin nengekomen was, maar dat men niet kon zeggen wan neer de zaak afgedaan zou worden. Dit punt staat wel op het lijstje van zaken die wij binnenkort met Minister Van Veen hopen te bespre ken. (De heer Buising: Wat komt er in dat geval terecht van het tweede deel van het antwoord: "Zal nog dit jaar met de bouw van het scholencomplex een aanvang kunnen worden gemaakt."?) Als alles nor maal door gaat, kan dat. Maar dan moeten er geen staketsels meer komen, die wij tot nu toe steeds en niet alleen Leeuwarden, maar alle gemeenten en school besturen op onze weg vinden. Op papier kan het best. (De heer Schaafsma: Is het net zo waarschijn lijk als de kans die er is, dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen Of hebben we meer kans Ik ken de waarschijnlijkheid, dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen niet. (De heer Schaafsma: Die kunt U op nul stellen.) Nou, dan is onze kans groter. Dan is er nog een vraag gesteld over eventuele semi-permanente bouw. Wij hebben in principe toe stemming gekregen dat staat ook op papier voor definitieve bouw. Ik ben niet direct bereid om te aan vaarden, dat wij nu met semi-permanente bouw zou den moeten beginnen. Dat had men ons dan enkele jaren geleden moeten vertellen; dan waren we nu mis schien al klaar geweest. Inderdaad gaat het in vraag 3 om een gemeenschap van scholen (stedelijke scholengemeenschap Atheneum- H.a.v.o., M.a.v.o. en Gymnasium) en niet om een scho lengemeenschap. Elk type school heeft en houdt zijn eigen directie. Na de toelichting van de heer Faber heb ik de vraag beter begrepen. Het zal inderdaad nodig zijn op het terrein van het management een stuk centralisatie in te voeren. Of er een manager op di rectieniveau moet komen, weet ik niet. Wij denken echter wel sterk in de richting van centralisatie op de gebieden die de heer Faber noemde. Zonder dat zal het niet gaan; daar zijn wij wel van overtuigd. De heer Buising heeft nog gevraagd hoe het zit met de stijging van het aantal leerlingen van het ge meentelijk voortgezet onderwijs. Ik moet zeggen, dat die stijging eigenlijk wel voor alle scholen geldt. Voor het m.a.v.o. hadden wij in 1970 een aantal leerlingen van 1298; in 1972 waren dat er 1312. Dat is heel vreemd, want we dachten allemaal, dat het m.a.v.o. door de komst van de h.a.v.o. in leerlingental achter uit zou gaan. Voor het Gymnasium waren de cijfers van 1970 en 1971 resp. 366 en 378; voor de Opleidings school voor Kleuterleidsters 210 en 237. Het meest duidelijk is echter de groei van de Stedelijke Scholen gemeenschap Atheneum-H.a.v.o., die in 1970 een aan tal leerlingen had van 495; nu is dat plm. 570. Ik dacht, dat ik hiermee de vragen had beantwoord. Hoofdstuk VIII, par. 4b. Bijzonder voortgezet onderwijs. De heer Buising: Ik wilde de huisvesting van Ubbo Emmius op dit moment maar even vergeten, maar ik heb een andere vraag die, dacht ik, onder dit hoofdstuk thuis hoort. Het is een min of meer verplicht nummer. Is er nieuws over de h.e.a.o., de Agogische Academie en de B-opleiding voor het Muziekinstituut Er is nogal wat over gezegd de afgelopen winter en ik vind het van belang, dat we deze zaak goed warm houden. Bovendien wilde ik van deze gelegenheid gebruik ma ken om de werkgroep T.O.L. een compliment te maken voor de vlotte manier waarop zij die demonstratie heb ben georganiseerd toen Minister Van Veen hier op be zoek was. Dat vond ik wel het betere werk. Mevr. Woudstra-Peene: In het antwoord op de vra gen 1 en 2 (huisvesting Ubbo Emmius) staat, dat U denkt aan de onmiddellijke nabijheid van de bebouwing in het Lekkumerend. Ik heb gehoord, dat uit een en quête onder de studenten van Ubbo Emmius is geble ken, dat de overgrote meerderheid grote bezwaren heeft tegen huisvesting in Lekkumerend, de Bullepolder e.d. Zij willen veel liever dichter bij de stad huisvesting- hebben. De heer Ten Brug (weth.): „Hot news" over de h.e.a.o., de Sociale Academie en de B-opleiding voor het Muziekinstituut is er niet. Ik geef mijn indruk maar even weer. De kansen voor een Sociale Academie of Agogische Academie, zoals men dat tegenwoordig noemt, in het kader van de scholenplanning zie ik stij gende, zonder meer ook op grond van het feit, dat er een groot plaatsgebrek is voor mensen die deze richting willen kiezen. Ik meen, dat er vorig jaar ongeveer 1600 kandidaten moesten worden afgewezen. Er komt zeker een uitbreiding van het aantal Sociale Academies en ik zie de kansen voor Leeuwarden niet zo somber. Dan het Muziekinstituut. U weet, dat het COGVO, waar wij bij aangesloten zijn, in beroep is gegaan bij de Minister. Wij hebben hierover gesproken met de Staatssecretaris; ik heb ook nog een kort gesprek gehad met Minister Van Veen over deze situatie. Op de vergadering in de Beurs is ook nogal veel gesproken over de Lochemse Conferentie, het overleg waar alle nieuwe situaties, wat het onderwijs betreft, op het ogenblik door moe ten. Dat is een wat ondoorzichtige zaak. Mijn gedachte is nu, dat het wel eens zou kunnen gaan in de richting van twee soorten scholen voor muziekopleidingen; er zijn nu drie. Op het ogenblik zijn er de conservatoria met A-, B- en C-opleidingen plus de solistenopleidin gen, de muzieklycea met A- en B-opleidingen plus orkestopleidingen en verder een aantal scholen, zoals het Leeuwarder Muziekinstituut, met alleen een A- opleiding. Ik veronderstel, dat men naar twee vormen terug wil, n.l. scholen met een A- en B-opleiding en conservatoria. In dat licht gezien zie ik wel mogelijk heden voor een B-opleiding in Leeuwarden. Ik kan nog vertellen dat is een nieuwe situatie dat er initiatieven zijn ontplooid om in Leeuwarden te komen tot de vestiging van twee buitenklassen van de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar, die in Utrecht is gevestigd. Het is de Akademie van mevr. Wanda Reumer. Er is door een aantal afgestu deerden in Friesland een werkgroep gevormd; dat is gegaan in overleg met het bestuur van de Utrechtse Academie. Die werkgroep heeft gevraagd in Leeuwar den te mogen starten met een dependance van de Utrechtse Academie; bovendien is een aanvraag in gediend voor de vestiging van een definitieve school (plaatsing op het scholenplan). Dat is een bijzonder gunstige ontwikkeling, want m.n. in het vormings werk is er nogal veel vraag naar afgestudeerden van deze school. Het is erg plezierig, dat men in Utrecht heeft gekozen voor Leeuwarden. Die keuze is uiter aard niet helemaal toevallig. Al een aantal jaren ge leden hebben wij de eerste contacten met de school van mevr. Reumer gelegd. Ik ben erg blij, dat dat niet tevergeefs is geweest. Ik ondersteun graag het compliment ik wil het ook doorgeven aan het adres van de werkgroep T.O.L. voor het werk, dat zij hebben gedaan om de onderwijsbijeenkomst in de Beurs te organiseren. Een behoorlijk aantal mensen heeft die bijeenkomst be zocht. Er waren stellig meer gekomen, wanneer er geen onzekerheid had bestaan over het wel of niet komen van de Minister. Het was fijn, dat hij kans heeft gezien om wel te komen, maar het programma was enigszins anders ingesteld dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dat was niet toevallig gebeurd, want er was een goed overleg geweest tussen de werkgroep T.O.L. en de voorlichtingsambtenaar van het Ministe rie. Een direct contact met de Minister kon niet ge legd worden, omdat die in Spanje zat te bekomen van de begrotingszitting. (Ik denk niet, dat ik zo ver weg hoef, maar als het nog lang duurt, moet ik toch wel een eindje weg.) Mevr. Woudstra heeft er op geattendeerd, dat de studenten van Ubbo Emmius er niet zoveel voor voelen de woestijn in te worden gestuurd, als ik het populair mag zeggen. Ik heb het idee, dat daar op korte ter mijn ook geen reden voor is, want zij hebben voorlo pig een zeer ruime vestiging gevonden ze zijn er nog niet in, maar dat kan al gauw in de pastorie van de Bonifatiuskerk. Bij een heel voorzichtige plan ning is die huisvesting voor volgend jaar nog voldoen de. Achter de hand hebben we nog altijd het gebouw van de Rijkskweekschool aan het Schavernek dat wordt daarvoor in reserve gehouden. Hoe het op den duur moet, weet ik niet. De heer Tiekstra heeft daarover gisteravond ook al een aantal opmerkingen gemaakt. Het houdt ook verband met de vestiging van een universiteit. We zullen inderdaad buiten de stad en in de stad voorzieningen moeten hebben voor de universiteit en ook voor vormen van hoger onder wijs. Ik geloof, dat het fout zou zijn, wanneer wij al leen zouden mikken op huisvesting buiten de stad. Dan zou er een soort uithof ontstaan. Utrecht moest daar noodgedwongen mee beginnen, maar het is geen pret tige oplossing. De uiterste consequentie van zo'n uit hof is de campus-gedachte en daarvan komt men zo langzamerhand terug. Ik vind het voor de hele situa tie van de binnenstad beter, dat belangrijke instituten en gebouwen van de universiteit en het hoger beroeps onderwijs in de binnenstad worden gevestigd, zullen we er inderdaad met elkaar wat aan hebben, zullen de mensen die hier studeren ook wat aan Leeuwarden hebben. Dat was mijn antwoord, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Misschien is het goed, dat ik nog even inga op het laatste onderwerp; Weth. Tiekstra heeft er inderdaad ook over gesproken gisteravond. Ik ben het volledig met Weth. Ten Brug eens, dat wij het centrum van onze stad moeten betrekken bij het huis vesten van wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs; dat zou ik met nadruk willen onderstrepen. Er mag ook geen misverstand over bestaan, dat wij daar, als Col lege, volledig achter staan, niettegenstaande het feit, dat U in het structuurplan deze onderwijsvormen ziet gepland in de Bullepolder. Ik wil ook de andere zijde bekijken. Vast staat, dat, als wij wat wij met elkaar hopen in Leeuwarden een universiteit krijgen en die komt er en wij het hoger beroepsonderwijs aan zienlijk kunnen uitbreiden ook daaraan twijfelen wij niet; het is alleen een kwestie van tijdde voorzie ningen die daarmede gepaard dienen te gaan, ten enen male niet gevonden kunnen worden in de binnenstad. Wij moeten ons daar geen illusies over maken. Iedere deskundige is het daarover eens. Wij moeten dus er gens ruimte vinden voor het tot stand brengen van grote voorzieningen. Wij zijn er ook van overtuigd dat baseren wij op allerlei gesprekken o.m. in de Com missie Wetenschappelijk Onderwijs dat die voor zieningen niet gevonden kunnen en mogen worden op een grote afstand van de stad; dat kun je ook niet ongestraft doen. Ik heb gisteravond wel de kritiek ge hoord op de Bullepolder, maar ik heb U nu de reden uiteengezet waarom wij met de Bullepolder zijn geko men. Kijkt U eens naar de structuurschets; als we 10 jaar verder zijn, ligt die Bullepolder totaal anders dan nu t.o.v. de stad. Wij stellen ons als College echt niet voor, dat de Bullepolder vol onderwijsvoorzieningen wordt gepropt, en dat het een soort uithof of campus zou worden. Geen sprake van. In de Bullepolder moe ten primair grote onderwijsvoorzieningen komen, aan gevuld met allerlei andere gebouwen, wat mij betreft woonhuizen. Maar de beslissing over de aanvullingen nemen we pas en mogen we pas nemen als we weten welke oppervlakten wij voor onderwijsvoorzie ningen nodig hebben. Velen zijn vastgelopen omdat ze de onderwijsvoorzieningen tussen andere bebouwingen moesten proppen. Wij zeggen dus, dat wij een open ruimte moeten hebben, waar allereerst onderwijsvoor zieningen moeten worden geprojecteerd; wij hebben heel duidelijk voor ogen, dat de overblijvende ruimte later moet worden opgevuld met andere gebouwen, zodat de onderwijsvoorzieningen geïntregreerd worden in de gemeenschap. Wij gaan er dus van uit, dat, wat in de binnenstad kan komen, inderdaad in de binnen stad komt, maar wij weten nu al, dat daar niet alle voorzieningen gerealiseerd kunnen worden; de grote gebouwen zullen in de Bullepolder moeten komen. Dat is het patroon, dat ons voor ogen staat. Weth. Tiekstra heeft m.i. terecht gezegd, dat wij niet weten, of we de Kazerne ooit in handen zullen krijgen. Ik heb er vorig jaar nog met de Minister van Defensie over gesproken. Men kan de Kazerne op dit moment nog niet missen, maar veel is er niet meer in. Er komt een moment, dat dat gebouw voor defensie doeleinden niet meer nodig is. Men wil er dan veel geld voor hebben. Wij hebben gezegd, dat wij het ge bouw niet voor veel geld willen hebben. We moeten maar eens zien wie het het langste volhoudt. Ik dacht, dat, als men de Kazerne eenmaal niet meer hoeft te gebruiken, wij er niet meer zoveel voor hoeven te be talen. We zouden het gebouw dan prachtig kunnen gebruiken voor onderwijsdoeleinden. Als de nu in voorbereiding zijnde plannen voor ver zorgingstehuizen gerealiseerd zijn, zullen de gebouwen aan de Haniasteeg leeg komen. Ik denk aan ons ver zorgingstehuis in Triotel men is trouwens ook volop bezig met de plannen voor het verzorgingstehuis in Westeinde. Als we een paar jaar verder zijn, zullen de problemen rond de huisvesting van de bejaarden wel zo ver opgelost zijn, dat wij de Haniasteeg kunnen ontruimen. Misschien is het gebouw dan geschikt te maken voor onderwijsdoeleinden. Wat zou je er an-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 10