25 8 2#5? die dus te maken hebben met dit soort massa-onder zoeken, zijn ook zeer positief, vooral ten aanzien van de communicatie, die er is tussen de Schooladviesdienst en de hoofden van scholen en ook de leraressen en lera ren, onderwijzeressen en onderwijzers van de kinde ren. Want daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om. Onder 10 wordt gevraagd: Wat is het rendement van de werkzaamheden van de S.A.D. En B. en W. ant woorden, dat dat zich vrij moeilijk laat meten. Dat is natuurlijk zo; men vraagt ook niet: Wat is het rende ment van de Brandweer? Daar kun je dan ook geen antwoord op geven. Bij vraag 9 constateer ik een negatieve opstelling en ik zou de vragensteller(s) echt willen aanraden collega Buising heeft daar al op gewezen zich dan zonder vooroordeel eens bij de Schooladviesdienst op de hoogte te stellen. Dan kom ik bij vraag 12 en daar bestaat naar mijn gevoel vooral bij de vraagstelling tegenstrijdigheid. Daar wordt aangenomen, dat er van een vermindering van het aantal aanmeldingen bij het buitengewoon onder wijs sprake is. En even verder vraagt men: ,,Of is er geen sprake van vermindering van het aantal B.O.-aan meldingen,"Men gaat dus van beide veronderstel lingen uit en dan zou ik graag willen weten, van welke veronderstelling het College bij de beantwoording is uitgegaan. Bij vraag 15 heb ik genoteerd, dat ik die niet be grijp, maar dat zal wel aan mij liggen; dat laat ik dus verder even rusten. In de beantwoording van vraag 17 wordt gesproken van „de structurele problemen in het basisonderwijs". We hebben er zostraks al over gesproken, maar mis schien kan de Wethouder nog even aangeven, wat hier onder die structurele problemen wordt verstaan. Onder 22 wordt gevraagd: „Welk acht men een ver antwoord percentage van het totaal aantal lagere schoolkinderen," enz. Bij de beantwoording gaan B. en W. wel in op de percentages, maar naar mijn gevoel is eigenlijk het woord „verantwoord" hier helemaal niet op zijn plaats en ik dacht ook, dat B. en W. daar in de beantwoording enigszins stelling tegen moesten nemen. Vraag 24 en vraag 1 (de begeleiding door de Schooladviesdienst). Wij vinden dat werk zo belang rijk, dat we stellen, dat het gewoon moet doorgaan en we achten de uitbreiding met name wat betreft de remedial teachers, zeer gewenst. Ik heb begrepen, dat daaraan wel wordt gewerkt, maar misschien kan de Wethouder daar nog iets van zeggen. Ten aanzien van vraag 25 zou ik - met een persi flage op vraag 5 (longitudinale in plaats van congitu- dinale onderzoekingen) dit willen zeggen: Als men hier bedoelt de Wet van Perkinson (met een e), wat be helst die wet dan? Vraag 27 (provinciale activiteiten met betrekking tot de vorming van regionale schooladviesdiensten). Wat zal de plaats zijn van de Leeuwarder Schooladviesdienst in zo'n regionale dienst? In welke richting denkt men bij het overleg? De heer Visser: Wat betreft vraag 24, hoop ik, dat de heer Snel niet van mening is, dat dit een negatieve vraag is. (De heer Snel: Nee, zeker niet.) B. en W. stellen in het antwoord: „Wij vertrouwen, dat de ge plande personeelsuitbreiding gerealiseerd zal kunnen worden." Ik heb dat vertrouwen niet; ik wil hen wèl helpen hopen. Ik geloof, dat we op het ogenblik finan cieel koersen in de richting van art. 12 van de Finan ciële Verhoudingswet en dan zie ik beslist wel spoken. Ik meen, dat de gemeente Leiden ook een art. 12-ge- meente is en, voor zover ik weet, is de Schooladvies dienst daar praktisch op slot gezet. Men kan daar niet vooruit, althans als mijn inlichtingen juist zijn. Wij willen dit werk zoveel mogelijk stimuleren; daar ben ik ook voor, maar ik vraag me af, of dit een haalbare zaak is. Ik wil hier niet verder meer op in gaan, want ik stel mij voor, dat ook dit punt in de financiële beschouwingen van de kant van onze fractie stellig wel een plaats krijgt. Ik zou ook graag van de Wethouder willen horen, of iets naders bekend is van de provinciale activiteiten. Dit is natuurlijk een heel belangrijk punt. Wij koersen wel duidelijk in de richting, dat Leeuwarden straks ook een plaats krijgt in dit systeem; daar behoeven we niet aan te twijfelen. Er komt een aantal regionale diensten in Friesland en dat Leeuwarden daar bij is, daarvan zijn we allemaal overtuigd. De heer Schaafsma: Ik wilde beginnen met een al gemene opmerking over de vragen. In tegenstelling tot de heer Snel, die in de vragen eigenlijk allemaal een negatieve teneur ziet, moet ik opmerken, dat ik dat niet zo erg zie. Ik geloof ook niet, dat de zaak zo sim pel is, dat je met één bezoek aan de Schooladviesdienst precies zo helder voor de geest staat wat er aan de hand is. Het lijkt mij althans toe, dat dat niet mogelijk is, maar goed, daar kunnen we van mening over ver schillen. Dat over de Schooladviesdienst, zoals die hier in het leven is geroepen, zoveel vragen worden opge roepen, kan ik me best voorstellen. Want wat is de doelstelling van een schooladviesdienst? Ik heb wer kelijk getracht dit eens proberen te halen uit de bijlage II die we onlangs gekregen hebben bij het jaarverslag van de Schooladviesdienst. En als het allemaal zo een voudig was, dan zou ik één van de daarin genoemde principes moeten begrijpen, maar, met de beste wil van de wereld, ik begrijp die niet. Ik wil voor de aardigheid het betreffende stukje eens even voorlezen. „Dat be ginsel houdt in, dat begeleiding niet meer moet worden opgezet vanuit de identiteit van bestaande disciplines, maar vanuit een bestrijving van de gespecialiseerde bij dragen die noodzakelijk zijn voor de oplossing van een gegeven probleem. Multidisciplinair, liever optimodis- ciplinair werken is, aldus bezien, een vanzelfsprekend heid en een noodzaak. Dit kan weliswaar leiden tot ver vaging van de identiteit van bestaainde disciplines, anderzijds echter tot scherpere afbakening van beno digde specialismen, die momenteel veelal thuishoren onder meerdere disciplines." En dan worden er een paar genoemd, die ik ook niet begrijp. Ik bedoel hier alleen maar dit mee te zeggen: Als je dus een doelstelling hebt van een schooladviesdienst die voor mij als leek zo onbegrijpelijk is, dan ga je je afvragen, of men inder daad op een niveau als dat van een gemeente zoveel specialismen in een bestuur kan aanbrengen, dat men een dienst voldoende tegenwicht en voldoende stuur kan geven. En dat wordt ook verstaan onder één van de laatste vragen die er bij mij is over die ongeremde groei. Met die ongeremde groei bedoel ik helemaal niets negatiefs. Daarmee bedoel ik alleen maar, dat een bestuur een dienst kan hebben gecreëerd, die uit eindelijk zelf bepaalt, hoe groot hij wordt enz. Er zit ook een kwestie van behoefte-kweken in, in tegenstel ling tot de Brandweer. Een brandweer heeft nog nooit, dacht ik, de behoefte gekweekt meer brand te stichten. Het punt van de groei vind ik heel belangrijk en ik zal ook erg blij zijn, als wij binnen niet al te lange tijd een regionale schooladviesdienst zijn beslag zien krijgen, zodat het Rijk dan subsidieert, maar ook een voldoende grote dienst kan maken, die bestuurlijk te genwicht kan geven tegen iets, waarvan ik bang ben, dat de Gemeente het niet kan overzien. Dan heb ik nog een paar kleine opmerkingen. Onder 3 wordt gevraagd: „Wanneer en aan wie wordt terug gerapporteerd?" In het antwoord wordt gezegd, dat zonder toestemming niet aan derden informatie wordt gegeven. En dan wordt er een opsomming gegeven van degenen, aan wie de informatie wèl toekomt. Dat zijn de ouders, de artsen, enz. En ik dacht, dat dat juist allemaal derden waren. De informatie die niet auto matisch wordt verstrekt, is, dacht ik, aan de ouders, want in een vorig antwoord staat, dat de ouders alleen informatie krijgen op een spreekuur. Ik neem aan, dat ook mijn kinderen die op de lagere school zitten, tegen woordig door de Schooladviesdienst regelmatig worden bekeken, maar, als ik zelf niet vraag, komt de infor matie niet automatisch bij mij. Dat vind ik principieel onjuist. Ik vind, dat, als je een dienst hebt, die de kinderen onderzoekt, de informatie het eerst vanzelf sprekend aan de ouders dient te worden verstrekt, ook aan het hoofd van de school, die er beroepshalve belang bij heeft, ook aan de schoolarts. Maar ik mis dus de ouders in dit proces van automatisme. Mevr. Woudstra-PeeneIk heb bij dit volgnummer ontzettend veel detailvragen, waarvan er een aantal al gesteld is. Ik geloof, dat ik het voor het eerst in de tijd dat ik in de Raad zit, tamelijk eens ben met de heer Schaafsma. Alleen benaderen wij de zaak waar schijnlijk een beetje anders. Wij vinden de Schoolad viesdienst zo belangrijk in het kader van het gehele onderwijsstelsel in Leeuwarden, voor het voeren van het beleid, voor het trekken van grote lijnen, voor de vraag: hoe zou je de structuurverandering in het on derwijs moeten aanpakken, wat zal kunnen, wat zal niet kunnen, dat wij in ieder geval van plan zijn in de plenaire zitting wel wat te zeggen over hoe naar onze mening taak en werkwijze van een goede schooladvies dienst zullen moeten zijn. De Schooladviesdienst van Leeuwarden is in de praktijk een éénpotige dienst. On der 1 is n.l. gevraagd: Behoort het tot de taak van de Schooladviesdienst onderwijskundige experimenten op te zetten en te begeleiden? En het antwoord is: Het kan wel, maar we komen er niet aan toe; het hoort er wel bij, maar we hebben geen personeel genoeg. Ik wil niets zeggen van het personeel van de Schoola.dvies- dienst, dat zal vast hard werken, want als je ziet, wat het doet(De heer Ten Brug (weth.): Maar hoe kunt U het nu eens zijn met de heer Schaafsma; hij is tegen de ongeremde groei en U zegt, dat we nog meer mensen moeten hebben om de tweepotigheid te verwezenlijken. Hoe zit dat dan?) Het heeft wel zin, dat er meer mensen moeten komen, maar misschien is de heer Schaafsma bang, dat dat heel veel geld zal kosten, wat mij op zichzelf niet zo erg veel kan sche len. Ik vind het ook helemaal niet erg, dat de meeste van de vragen anders zou ik ze ook niet ingediend hebben negatief klinken in de oren van de heer Buising. Het is niet negatief bedoeld in de zin van een afkeuring, zoals: de mensen van die dienst doen niets of iets dergelijks. De vraag is gewoon: Hoe zal een goede schooladviesdienst moeten functioneren? Ik zit ook te denkenHadden we maar een Raad voor Onderwijsaangelegenheden, dan konden al de details daar behandeld worden. Wat ik nu eigenlijk in mijn hoofd heb, is de vraag: Zou vóór 27 maart nog een vergadering van de Onderwijscommissie gehouden kun nen worden, waarin ik al de kleine punten betreffende de antwoorden op de door mij gestelde vragen nog eens apart aan de Wethouder kan vragen? Anders ben ik zo lange tijd bezig. Wat dan zou overblijven, zou ik dan in de plenaire zitting nog aan de orde kunnen stellen. (De Voorzitter: Nee, dat kan niet, al zouden we ook tot 4 uur moeten doorgaan.) Nu, dan zal ik zien, een paar grote lijnen er uit te halen. Wij hebben de antwoorden op de vragen vergeleken en zo kun je de vragen 1, 8, 11, 17 en 21 wel samenvoegen, want dat zijn meest vragen in zake de taken van de School adviesdienst. Soms constateer je, dat B. en W. zich zelf tegenspreken, als je n.l. het antwoord op een latere vraag vergelijkt met dat op een eerdere. Bij vraag 1 zeggen zij: Het is inderdaad een taak van de Schooladviesdienst, maar we hebben er geen per soneel voor. En bij vraag 8 verwijzen zij weer naar de taak van de Pedagogische Centra om de concrete pro blematiek van de school aan te pakken. (De heer Ten Brug (weth.): Maar bij vraag 8 gaat het om een andere problematiek dan bij vraag 1. U moet wel on derscheid maken.) Ja, maar beide vragen betreffen de taken van de Schooladviesdienst, die moet werken aan structurele veranderingen. (De heer Ten Brug (weth.): Maar er is wel verschil.) (De Voorzitter: Mevr. Woudstra moet wel doorgaan, anders komen we er vannacht nog niet uit.) Ik wil dan even ingaan op de bestuurscommissie van de Schooladviesdienst. Zijn er van daar uit contacten met de ouders B. en W. ge ven wel uitgebreid antwoord over de dienst en welke contacten die met de ouders heeft, maar mijn vraag gold de contacten vanuit de bestuurscommissie, die vol gens mij bepaalt wat de dienst uitvoert. Deze bestuurs commissie in aangewezen niet eens gekozen door de ouders dus ik zou het ontzettend op prijs stellen, als er werkelijk vanuit de bestuurscommissie gewerkt met contacten met „het dragende vlak", omdat men anders zo gemakkelijk gaat zweven. In vraag 4 staat: Hoeveel kinderen worden door de S.A.D. opgeleid; dat moet natuurlijk zijn begeleid. Ik geloof niet, dat de Schooladviesdienst kinderen opleidt! (De heer Ten Brug (weth.)Dan moet ik hierbij nog opmerken, dat in het antwoord ook een foutieve zin voorkomt. Er staat „Het" (woord visie) „heeft betrek king op een andere doelstelling van de dienst." Dat moet zijn: „Het heeft geen betrekking op een andere doelstelling van de dienst." Door het woordje „geen" wordt juist de tegenstelling aangebracht.) Er is ge vraagd, of het Gemeentebestuur van de visie van de S.A.D. weet. Een visie heeft te maken met de princi piële taak en niet met de uitvoerende taak. Visie is de grote lijn die je ziet en de werkwijze is het gevolg daarvan. Ik wil graag iets meer over die visie weten. En ik wil ook wel graag weten van wie de definitie is van de longitudinale onderzoekingen. Ik ben gevallen over de uitdrukking „het kind" in het antwoord, al is het misschien een beetje kinderachtig. Het gaat om on derzoekingen die de psychische ontwikkelingen 'van „een kind" gedurende een aantal jaren volgen. Het gaat er om te zien, hoe dat ene bepaalde hind zich ontwik kelt. In het antwoord op vraag 6 zeggen B. en W.„Zie ook het antwoord op vraag 10." Het antwoord van vraag 10 hoort bij het antwoord op vraag 6 over de gevonden problematiek, waar volgens het antwoord op vraag 6 weinig aan te doen is. Er zijn natuurlijk in dividuele problemen; er zijn kinderen met medische storingen, er zijn kinderen met leer- en opvoedings moeilijkheden enz. Maar ik geloof beslist, dat, als de S.A.D. resultaten van onderzoekingen bekend maakt, de problematiek blijkt te liggen in de structuur van het onderwijs; veel kinderen vallen tussen de mazen van het net door en kunnen niet meekomen, óf omdat ze te zwak zijn, óf omdat ze gewoon te goed zijn. En aan deze problematiek kan onze S.A.D. helaas niet erg veel doen, omdat de dienst te weinig mensen heeft. Ik wil wel graag weten, hoe U zich voorstelt binnen kort tot uitbreiding van die dienst te kunnen komen. Waarom lukt het niet met die uitbreiding? Ik heb begrepen, dat er vorig jaar wel geld voor uitbreiding op de begroting stond. Bij vraag 9 wilde ik iets zeggen over het aantal extra leerkrachten. Een goede schooladviesdienst is mijns in ziens veel belangrijker dan het aantal extra leerkrach ten, omdat de schooladviesdienst in de praktijk, nadat hij ingewerkt is natuurlijk en als hij genoeg mensen heeft, aan het onderwijs zelf iets kan veranderen, zo dat er gewoon minder onderwijzers nodig zullen zijn, althans minder extra, dan we nu zouden willen. Vraag 11. Op vraag 8 hebben B. en W. geantwoord, dat er ten aanzien van de concrete problematiek waar mee de school kampt, een taak ligt voor de pedagogi sche centra, de pedagogische academies en de onder wijsorganisaties, maar bij vraag 11 zeggen zij: „De aanpak" van de Schooladviesdienst) „zal rekening- dienen te houden met een bepaalde concrete" si tuatie". Zijn dit nu eigenlijk ook geen onvergelijkbare grootheden? Bij vraag 9 hebben B. en W. het zelf over het tegen elkaar afwegen van niet vergelijkbare groot heden. Maar wat doet de Schooladviesdienst nu aan de „gevonden problematiek", aan het toepassen van de resultaten, uit de research verkregen? Het volgende is bijv. heel tekenend (nu noem ik een voorbeeld waar ik precies mee op de hoogte ben). Aan de Tjerk Hiddes- school waren via een schoolvorderingentest en een ad vies van de Schooladviesdienst 7 kinderen naar de h.b.s. gegaan. In de derde klas was er nog één van over. Van de Hofschool gaat ongeveer de helft naar de h.b.s. en daar blijven ook veel meer van over. Ik bedoel maar: Dat is nu eigenlijk de problematiek die je steeds weer tegenkomt in het onderwijs. Vraag 14 is: „Is de schooladviesdienst niet te veel een instituut, dat te weinig betrokken is bij de pro blematiek in het veld?" Het antwoord daarop is: „De werkzaamheden van de S.A.D. bestaan voor 100 pet. uit helpen oplossen van de problematiek in het veld." Ik heb zoëven al gezegd: De Schooladviesdienst kan helpen bij individuele problematiek, maar de grotere, die van de structuur in het onderwijs, die nog steeds niet klopt misschien krijg je die wel nooit kloppend, maar je moet er wel aan werkenkan de Schoolad viesdienst niet aanpakken, want, zo hebben B. en W. zelf gezegd in het antwoord op vraag 1, die heeft er de mensen niet voor. De school is het veld. De Schoolad viesdienst moet de leerkrachten niet naar zijn instituut halen, maar hij moet veel meer naar de scholen toe gaan dan hij tot nu toe doet. Niet alleen onderzoeken op het instituut en alleen de klassikale onderzoeken in de school, hij moet verder gaan, ook praten met de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 13