.7
6Jtf
ogenblik de uitbreiding 't Aldlan daar nog wat te
klein voor is en ik dacht, dat het een heel normale
situatie zou zijn, dat eigenlijk een groepspraktijk zou
moeten worden ondergebracht in een wijkcentrum,
waar niet alleen maar een artsenhuis, maar ook het
Groene Kruis, mensen van sociale disciplines, die he
lemaal niets met ziekte e.d. te maken hebben, in ge
huisvest moeten kunnen worden. Dat zou ook een veel
betere werking geven aan zo'n wijkcentrum. Ik dacht,
dat je dit bij de nieuwste uitbreiding aan de kant van
de Groningerstraatweg toch wel zal moeten bekijken.
Bij initiatieven hebben wij m.n. gedacht aan de finan
ciële sfeer. Wij zijn niet bij machte om een zaak als
deze financieel te steunen. Er is een rijksregeling ge
weest, maar de ervaring met de groepspraktijken in
de zin, zoals ze eerst werden bedoeld, zijn niet zo bijs
ter gunstig geweest en op het ogenblik zijn er geen
rijksmiddelen voor beschikbaar. Maar het lijkt mij niet
onmogelijk, dat er op den duur ook van rijkswege
wel de nodige stimulansen zullen komen en ik ben het
met de heer De Vries eens, dat wij daar dan minstens
positief op zullen moeten inspelen.
Volgno. 136.
Mevr. Woudstra-Peene: Toen ik het antwoord op
vraag 2 las en net te voren het antwoord op vraag 1
had gelezen, dacht ik bij mezelf: Vindt het Groene
Kruis 13 wijkverpleegsters genoeg? Of zeggen ze: Nou
ja, we kunnen er nu één wijkverpleegster bij krijgen,
maar we zouden er eigenlijk meer moeten hebben, ge
zien ons aantal leden.
De heer Ten Brug (weth.): Ik weet niet, wat het
Groene Kruis genoeg vindt, maar ik weet wel, dat ze
tot nu toe nog niet meer gevraagd hebben dan 13 wijk
verpleegsters. U hebt gezien, dat er een kleine com
municatiestoornis tussen ons en het Groene Kruis was,
maar dat we inmiddels menen, dat we toch naar het
aantal van 13 wijkverpleegsters toe moeten, gezien ook
dat blijkt uit het antwoord op vraag 1 de ver
houding met het Wit-Gele Kruis. Daar ligt het ver
plichte aantal leden per wijkverpleegster iets gunstiger,
maar daar is ook sprake van een groter spreidingsge-
bied dat kunt U zich voorstellen dan bij het Groene
Kruis.
HOOFDSTUK VIII, Onderwijs.
Algemeen.
De heer Snel: Vraag 1 gaat over de wenselijkheid
in een vrij vroeg stadium in in aanbouw zijnde wijken
scholen te bouwen. Ik dacht, dat, nu de wijk Westeinde
wat begint op te schieten, we daar op een zodanig tijd
stip met de scholenbouw moeten beginnen en dan
bedoel ik vooral de voorbereiding dat de mogelijk
heid om naar school te gaan voor de kinderen die daar
komen te wonen, aanwezig is. Je zou naar mijn gevoel
het kleuteronderwijs en het basisonderwijs eerst wel in
één gebouw kunnen zetten; de klassen die anders nog
niet helemaal vol zouden zijn, zou je dan voor een an
der doel kunnen gebruiken. Het is vooral voor de in
frastructuur van zo'n wijk van belang in een zeer vroeg
stadium de benodigde scholen voor elkaar te hebben. Ik
zou willen vragen, of daar al iets aan gedaan wordt.
Bij vraag 3 en vraag 4 is sprake van samenwerking.
Ik dacht, dat alles gedaan moest worden om samen
het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs
de onderwijsvoorzieningen op een hoog peil te brengen
en te houden. Dat geldt hier dan vooral zaken die meer
in de sfeer liggen van de begeleiding en de organisa
tie. Er worden enige onderdelen genoemd en ik hoop
dat het initiatief hiertoe van het Gemeentebestuur kan
uitgaan. Ik zou willen vragen, of er inderdaad initia
tieven genomen worden.
Onder 7 wordt gevraagd naar audio-visuele hulp
middelen. Ik acht het van groot belang voor onze stad,
dat er een instituut komt, dat zich met dit soort zaken
bezig houdt en dan gaat het mij vooral om het advi
seren en het voorlichten van degenen die deze appara-
turen moeten gebruiken. Er is op advies van de Rijks
Pedagogische Academie een commissie benoemd uit
alle geledingen van het onderwijs; iets van de door
mij bedoelde samenwerking is daar dus al gerealiseerd.
Op de vergadering, waarin de commissie werd be
noemd, heeft o.a. een onderwijs-technoloog, de heer
Janssen uit Eindhoven, gesproken en betoogd en ik
geloof, dat het juist is dat het een geluk is, dat
er niet zoveel geld is voor die audio-visuele hulpmid
delen, omdat er veel van deze zaken op de markt zijn,
doch dat zo weinig daarvan doeltreffend gebruikt wor
den. Dat moet op een zeer deskundige manier gebeu
ren en ik zou dan ook graag willen, dat men van de
zijde van de Gemeente het initiatief, dat op de Pedago
gische Academie geboren is, zal steunen en dat het
Gemeentebestuur zal meewerken om de zaak goed te
laten functioneren, opdat de beperkte middelen die we
hebben, efficiënt worden gebruikt.
Onder 9 wordt gevraagd de oudercommissies meer
bij het „bestuur" van de openbare school te betrekken.
Ik acht dat van groot belang. Ik zie het persoonlijk
nog niet direct in de bestuurlijke sfeer men zou
kunnen denken aan een bestuurscommissie ingevolge
art. 61 van de Gemeentewet want dat zou ook wel
de nodige problemen geven. Ik dacht echter wel, dat
het van belang was, dat men zoveel mogelijk probeert
bij het benoemen van onderwijzers, van hoofden voor
al, de oudercommissies in te schakelen en dat men
poogt de ouders zoveel mogelijk bij de school te be
trekken. Het is een moeilijke taak de mensen daar
warm voor te krijgen. Met iets wat het eigen kind be
treft, is het niet zo'n groot probleem, maar zodra men
de totaliteit raakt, willen zich nog wel eens wat moei
lijkheden voordoen. Ik hoop, dat van de zijde van het
„bevoegd gezag" er iets aan gedaan kan worden deze
zaak te stimuleren.
De heer Visser: Ik weet niet in welk stadium de
plannen voor de scholenbouw in 't Aldlan en het West
einde verkeren (vraag 1). Het is me bekend, dat er
destijds een besluit genomen is een bureau uit Rotter
dam in te schakelen; ik ben de naam vergeten. Ik zou
in dit verband willen vragen, of hier iets naders van
kan worden gezegd. Is er al een schetsplan ontwikkeld?
We hebben recentelijk in de pers kunnen lezen, dat er
op het ogenblik een ontwikkeling gaande is in de
scholenbouw ik dacht, dat Den Haag het hier in elk
geval naar toe zou leiden om in de toekomst meer
over te gaan tot de bouw van semi-permanente scholen.
Dit zou natuurlijk, wat de scholenbouw in genoemde
wijken betreft een kwestie die voorlopig nog niet aan
de orde is, maar die aanstonds toch wel op ons toe
komt invloed kunnen hebben op het eventuele schets
plan.
Op vraag 2 antwoorden B. en W.: „Binnen het raam
van de financiële mogelijkheden trachten wij de on
derwijsvoorzieningen optimaal te doen zijn." Daar sta
ik helemaal achter. De gemeenten want het geldt
voor alle gemeenten moeten nu eenmaal opereren
binnen de normen van het Gemeentefonds. Zij kunnen
deze normen wel overschrijden, maar dat gaat dan ten
koste van de algemene dienst. Wil men dus zoveel
mogelijk binnen deze normen opereren, dan moet men
toch wel heel efficiënt te werk gaan. We weten, dat
in de gemeente Leeuwarden de normen door verschil
lende oorzaken ver worden overschreden en ik zou dus
wel willen aandringen op een heel efficiënt beleid.
Ik betrek hierin ook vraag 12: „In hoeverre heeft
het College intussen aandacht geschonken aan de pas
sage in de dekkingsnota 1971 met betrekking tot de
kosten van het schoonhouden van schoolgebouwen?"
Het is, dacht ik, wel bekend, dat blijkens diverse con
clusies, die het C.B.S. in het verleden getrokken heeft,
de exploitatie van scholen van het bijzonder onderwijs
nu eenmaal goedkoper is dan die van gemeentescholen.
Daar zijn wel bepaalde motieven voor aangevoerd en
ik geloof ook wel, dat het verklaarbaar is. Het ligt in
vele dingen bij het bijzonder onderwijs gemakkelijker.
Ik zal één voorbeeld noemen: het onderhoud. Wanneer
bij het bijzonder onderwijs onderhoudswerkzaamheden
moeten worden verricht, dan stapt iemand van het be
stuur die daarmee belast is, even naar de bewuste
school toe; daar floreert de zelfwerkzaamhed en het
behoeft niet te worden betaald; dat is al een belang
rijk punt. Dit is helemaal niet een verwijt aan het
Gemeentebestuur(De heer Ten Brug (weth.)U
wou mij daar toch niet langs hebben?) (Gelach) Nu.
dat mag wel. Maar het ligt in het ambtelijk vlak nu
eenmaal heel anders. Dat is een gegeven waarmee de
Gemeente moet werken. Ik stel me voor, dat, als er
diverse onderhoudswerkzaamheden moeten worden
verricht aan openbare scholen dit is in handen ge
legd van Openbare Werken er eerst eens een op
zichter naar de betreffende scholen gestuurd wordt en
zo zoetjes aan komt de zaak dan klaar. De Raad heeft
diverse bevoegdheden aan B. en W. gedelegeerd; ik
vraag mij in dit verband eens even af, of het niet mo
gelijk is efficiënter te werken. Kunnen zeer geringe
werkzaamheden ook aan bepaalde personen opgedra
gen worden? Het gaat dan ook nog vlugger èn het
kost minder geld. Tegenwoordig is de tijd zeer duur.
T.a.v. de brandveiligheid van schoolgebouwen (vraag
13) heb ik vorig jaar ook een vraag gesteld en toen
is mij toegezegd, dat hiernaar een onderzoek ingesteld
zou worden. Die toezegging is men prompt nagekomen,
maar ik heb begrepen, dat dat onderzoek nog niet af
gesloten is. Er viel dus ook nog niet een eindconclusie
te trekken. Ik zou toch willen vragen: Is het ook mo
gelijk een voorlopige conclusie mede te delen met het
oog op de kosten die uit het onderzoek voort zullen
vloeien? Ik heb gehoord, dat t.a.v. een paar scholen
nog wel wat kosten gemaakt zullen moeten worden.
De heer Schaafsma: Ik geloof, dat de tendens om
oudercommissies meer actief te laten worden bij het
besturen van een openbare school (vraag 9) niet al te
juist is, als men dat „volledig besturen" wenst te noe
men. Het is, dacht ik, een goede gewoonte om, als je
ergens persoonlijk bij betrokken bent, je terug te trek
ken en het over te laten aan degenen, die het objectief
kunnen bekijken. Het lijkt me toe, dat, als je in een
oudercommissie zit en dus per definitie een van je
kinderen op de betreffende school hebt, dit een te kleine
connectie is tussen het persoonlijk belang en het belang
van de school. Ik kan me voorstellen, dat men wil
zoeken naar nieuwe wegen, dat men dus ook het open
baar onderwijs eigenlijk wil voorzien van een apart be
stuur, maar dat moet men m.i. niet gaan zoeken in een
oudercommissie. Zo'n commissie heeft een andere taak.
Mevr. Woudstra-Peene: Even iets ten aanzien van
vraag 1. Als er bestemmingsplannen gemaakt worden,
zijn er scholen in opgenomen en als ik het goed be
grepen heb, gaat het alleen om de financiering daarvan.
Nu moeten de bouwplannen naar de Inspectie van het
Onderwijs en we weten allemaal, dat ze daar wel eens
twee jaar kunnen liggen. Het schijnt daar erg lang
zaam te werken. Kunnen we er dan niet voor zorgen,
als we toch zo lang met de realisering van de bestem
mingsplannen bezig zijn, dat heel vroeg bouwplannen
bij de onderwijsinspectie ingediend worden?
Het antwoord op vraag 2 (optimaal gebruik maken
van wettelijke mogelijkheden) vind ik toch echt een
beetje ontwijkend. Natuurlijk moet je binnen het raam
van de financiële mogelijkheden blijven, maar streven
we er nu naar de maximale wettelijke mogelijkheden
te bereiken en zeggen we: Mensen, we kunnen niet
meer krijgen, we moeten met een minimum genoegen
nemen? Of mikken we meteen al op de minimaal wet
telijke mogelijkheden? Dit laatste zou ik erg jammer
vinden, want je kunt nooit weten, wat je er nog uit
kunt halen.
Vraag 3 (bevordering samenwerking bijzonder en
openbaar onderwijs). Het onderwijs is natuurlijk een
bijzonder complexe zaak. Het gaat om samenwerking
tussen kleuter- en basisonderwijs en de opeenvolging
in vloeiende lijn, de samenwerking tussen basis- en
vervolgonderwijs, tussen al die verschillende vervolg-
onderwijs-scholen, die allemaal hun apart bestuur heb
ben enz. enz. Nu heb ik zo gedacht: We hebben een
heel stel functionele raden in Leeuwarden. Het onder
wijs is toch zo'n verschrikkelijk belangrijk onderwerp;
iedereen die streeft naar een beetje rechtvaardiger
maatschappij en dat doen we allemaal stuit
steeds weer op het onderwijs. Je zou eigenlijk bij het
onderwijs moeten beginnen. En als het onderwijs nu
zo belangrijk is, zou het dan niet mogelijk zijn, dat we
een Raad voor Onderwijsaangelegenheden instellen.
Daar kunnen dingen, zoals de schoolvorderingentest,
door deskundigen en direct-belanghebbenden bekeken
worden. Op onderwijsgebied zou je ook een nota op
lange en middellange termijn kunnen opstellen. Ik zou
het erg fijn vinden, als dat zou kunnen.
Het antwoord op vraag 4 (samenwerking met offi
ciële instanties enz.) vind ik vreemd. B. en W. zeggen:
„In beginsel geldt dit" enz. Wat is nu „in beginsel"
Dat U bereid bent tot samenwerking? Is die samen
werking er nu of niet?
Op vraag 5 antwoorden B. en W„ dat het betrekken
van leerlingen bij het overleg met officiële instanties
slechts zin zou hebben, wanneer van deze leerlingen
op grond van hun leeftijd een zinvolle bijdrage mag
worden verwacht. Aan welke leeftijd heeft U dan ge
dacht? Wat is het criterium hiervoor? En op grond
van welke argumenten is een zinnige bijdrage niet te
verwachten van leerlingen van het secundair onder
wijs? U heeft het over „post-secundair" onderwijs.
Vraag 7 (depot audio-visuele hulpmiddelen). Nu is
iets natuurlijk altijd beter dan niets. Maar iets wat
centraal is, wordt voor het onderwijs eigenlijk zo
vreselijk weinig gebruikt. Dat hebben we wel gezien
bij het Schoolmuseum en bij de verkeersmaquette. Als
de leerlingen ergens heen moeten en weer terug naar
de school, dat kost zoveel tijd.
Ik vind, dat, als er voorlichting gegeven moet worden
over begeleiding van het onderwijs, nieuwe hulpmidde
len of wat dan ook, dat behoort te gebeuren door de
Schooladviesdienst en niet door de Rijks Pedagogische
Academie. Misschien kan je gebruik maken van de
ruimte van de Academie, omdat de leerlingen van die
Academie ook van dezelfde hulpmiddelen gebruik ma
ken. Maar voor de begeleiding van het onderwijs en
alles wat daarmee annex is, hébben we de Schoolad
viesdienst.
Vraag 8 betreft sexuele voorlichting. Er is een hele
serie ouderavonden geweest over sexuele voorlichting
op scholen en dat is uitgemond in een beslissing van,
naar ik meen, de Schoolraad, de sexuele voorlichting
door de eigen leerkrachten te laten geven. Maar als
er een school is, die, na overleg met de oudercommis
sie enz., het nog niet aandurft, en graag voor een paar
lessen iemand van buiten de eigen school zou willen
hebben, zou de Wethouder dan willen bevorderen, dat
daar een of ander potje voor aangesproken wordt
Want de scholen zijn allemaal arm.
Uit het antwoord op vraag 10 (betrokkenheid van
de onderwijzer bij het onderwijs) blijkt, dat B. en W.
hier verbeteringen mogelijk achten, waaraan denken
zij dan? Aan het eind van de beantwoording zeggen
zij, dat bijv. de „socialisatie van het onderwijs" en
het begrip „open school" inhoudelijk nog discutabel
zijn. Ja, dat is natuurlijk wel zo, maar als we er niet
over denken en de zaak niet „uitproberen", dan blijft
het discutabel en dan komen we nooit tot een stand
punt: „Is het nu goed?" of „Zo moet het." of „Zomoet
het niet."
Bij vraag 11 (gespreksavonden) zeg ik: Het school
bestuur is verantwoordelijk voor wat er in het open
baar onderwijs gebeurt. Of er al of niet gespreks
avonden per klas georganiseerd worden, daarvoor
heeft m.i. het schoolbestuur evengoed verantwoorde
lijkheid. Het moet ook zorgen voor de goede gang van
zaken. (In het statuut van de ouderraad staat „het
bevorderen van de groei en bloei" o.i.d.) Zou de Wet
houder zoveel mogelijk de mentaliteit van open zijn
naar de ouders toe, de ouders uitnodigen om op school
te komen om te praten, als er eens iets voorvalt, zodat
ze niet hun mond houden en thuis zitten mokken, wil
len stimuleren? Zou hij een dergelijk onderwerp vooral
eens aan de orde willen stellen in de besprekingen met
schoolhoofden, die hij af en toe heeft? Ik dacht, dat,
als de schoolhoofden bij elkaar om de tafel gebracht
werden, op hen een behoorlijk stuk invloed zou kunnen
worden uitgeoefend.
De heer Wiersma: Ik zou over punt 1 (scholen in
nieuwe wijken) waarop de heer Snel en mevr. Woudstra
ook hebben ingehaakt, nog graag iets willen vragen.
Wordt er wel, als er een nieuwe wijk tot stand komt,
bijv. het Westeinde, genoeg aandacht besteed aan be
staande scholen in de directe omgeving, die misschien
noodlijdend zijn? Misschien zijn die via een voetpad of
een wandelpad wel goed bereikbaar te maken, zodat
een groot deel van de nieuwe wijk van die scholen ge
bruik zou kunnen maken, althans in de aanlooptijd die
deze wijken moeten doormaken.