IS ft Vfl voordoen en er komt een stukje rechtsongelijkheid aan de orde ik heb het idee, dat mevr. Brandenburg daar op doelde dan zal ik de eerste zijn die zegt, dat ik het daar niet mee eens ben; iets dergelijks heb ik niet bedoeld met mijn bezuinigingsvoorstel. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Dat heb ik ook niet bedoeld met mijn vraag. Ik wilde alleen maar aangeven, dat U in dat geval alleen maar een gedeelte zou kunnen bespa ren van hetgeen U wilt besparen.) Ik heb van de f50.000,dus f30.000,bespaard; de f20.000, zit al in het bedrag per leerling. Ik heb f 3,per leer ling in mindering gebracht. Dan is er gesproken over het voorstel tot tempori seren van de personeelsuitbreiding van de Sociale Dienst; een aantal raadsleden heeft hier vragen over gesteld. Ik zal U zeggen waarom ik dit voorstel heb gedaan. Er heeft een onderzoek plaats gehad door het bureau Bosboom en Hegener. De apparaatskosten van de G.S.D. zijn vrij hoog. De heer Knol heeft daar bij de vorige begrotingszitting vragen over gesteld. In 1971 waren de kosten in Leeuwarden f 23,70 per inwoner; voor Leiden was dat bedrag f 16,70, voor Maastricht f 17,- en voor Zwolle f 18,10. Dat was niet alleen de heer Knol opgevallen; wij waren daar ook over ge vallen. Wij hebben deze zaak willen onderzoeken. Ons is gebleken, dat er een verschil van opzet, van princi pieel verschil van opstelling, is tussen hoe het moest en hoe het gebeurde. Het organisatieschema was meer horizontaal van opzet dan verticaal. Wanneer de op bouw te veel horizontaal is iedere ambtenaar een secretaresse, bij wijze van spreken; ik overdrijf mis schien wat (De Voorzitter: Niet misschien, Wethouder. Men moest niet de indruk hebben, dat veel ambtenaren een secretaresse hebben. Praktisch geen enkele ambtenaar heeft een secretaresse) (Stein: U wel.) (De Voorzitter: Ja, ik wel, maar de ambtenaren niet. Als dat zo gezegd wordt, kan dat een verkeerde indruk wekken.) (Gelach) (De heer Van Haaren: Ge vaarlijk hoor, die horizontale verhoudingen.) (Gelach) Daar moet je altijd voorzichtig mee zijn. Maar ik be doelde te zeggen, dat er over de opstelling van het organisatieschema verschil van mening bestond. Wij hebben toen Bosboom en Hegener opdracht gegeven de zaak te onderzoeken. Uit dat onderzoek kwam toch wel naar voren, dat het allemaal wat moeilijk lag. Als het in de richting van automatisering zou gaan, zouden er heel wat werkzaamheden een andere bedding kunnen krijgen. En als je zelf het gevoel hebt, dat er met te veel mensen wordt gewerkt en dat door een andere organisatie van het werk en dat is mijn opinie met minder mensen kan worden gewerkt de auto matisering zal ongetwijfeld werkbesparend werken, hoe wel het eerste jaar misschien niet dan vind ik, dat hier wel f 35.000,bezuinigd kan worden zonder dat de dienst structureel in moeilijkheden gebracht wordt. (De heer Van Haaren: In een nieuw gebouw zal de dienst ongetwijfeld efficiënter kunnen werken.) (De heer Heidinga: Ik geloof toch niet, dat de zaak zo ligt, als de Wethouder zegt. Of ik begrijp het verkeerd; dat kan natuurlijk. Ik heb uit de begroting begrepen, dat er een post is voor personeelsuitbreiding met, ik noem maar iets, 7 man. De Wethouder heeft daar één man afgedaan. De uitbreiding zou in mijn voorbeeld nog 6 man betreffen. Heb ik het verkeerd begrepen Nee, zo was het wel ongeveer. (De heer Heidinga: Dus het gaat om temporiseren van de uitbreiding. Het gaat niet om het verminderen van het aantal mensen dat al bij de dienst werkzaam is. Alleen de uitbreiding wordt vertraagd.) Zo was het inderdaad. Maar de uitbreiding was mede voorgesteld, omdat bij de organieke indeling, de normindeling, er meer mensen waren dan er eigen lijk zouden mogen zijn; dat zat vast op het verschil van visie over het organisatieschema. (De heer Bouma: Maar is dan de werkelijke sterkte nog beneden de or ganieke?) Vacatures zijn er natuurlijk altijd wel. (De Voorzitter: Dat staat hier buiten.) (De heer Bouma: De Wethouder zegt: bezuinigen op de organieke sterkte. Dan ligt de werkelijke sterkte dus beneden de orga nieke. Dan begrijp ik dat overschot helemaal niet meer.) De Voorzitter: Ik geloof, dat de kern van de zaak deze is. Uit het onderzoek van Bosboom en Hegener vloeide een voorstel voort tot uitbreiding van perso neel op bepaalde punten. Het gaat om nieuw te ver vullen posten. Ik heb begrepen, dat Weth. De Jong op het standpunt staat, dat we maar even met die uitbreiding moeten wachten. Het gaat niet om orga nieke sterkte, tenzij wij de uitbreiding als gevolg van het advies van Bosboom en Hegener ook tot de orga nieke sterkte rekenen; in dat geval zou het inderdaad een beperking op de organieke sterkte zijn. Is het nu duidelijk? De heer Bouma: Ik geloof dat, als je het woord „temporiseren" gebruikt naast het rapport Bosboom en Hegener je dan toch ten aanzien van de begro ting de zaak gaat versluieren. Ik geloof, dat je die twee punten gewoon uit elkaar moet halen. Je moet zeggen: Er is een rapport dat uitwijst, dat er een over bezetting is. Of je moet zeggen: In het kader van de begroting ga ik niet verder uitbreiden. Dat zijn twee afzonderlijke dingen. Die mag je m.i. niet door elkaar halen. En dat wordt hier wel gedaan. Er wordt ge zegd: Omdat het rapport een overbezetting aanwijst ga ik maar temporiseren in de begroting. Ik vind dat niet zuiver. Je zou gewoon moeten zeggen: Die dienst heeft zoveel man personeel te veel; die moeten af vloeien. Punt uit. Maar je moet de zaken niet met elkaar verwarren. Ook als dat rapport er niet was, dan zoudt U kunnen stellen: Wij gaan temporiseren. Dat rapport staat er buiten. De heer De Jong (weth.): Misschien mag ik mijn standpunt nog eens duidelijk uiteen zetten. Wij zijn zelf i net als de heer Knol tot de conclusie geko men, dat er bij deze dienst verhoudingsgewijs en verge lijkenderwijs teveel mensen zijn. Daar moet wat aan gedaan worden. Ik heb al aangegeven, dat er verschil van mening was over de opzet. Wij hebben Bosboom en Hegener ingeschakeld. Die hebben een rapport uit gebracht waaruit wij bepaalde conclusies konden trek ken. Vorig jaar werkten er 94 mensen bij de Sociale Dienst; op de begroting staan nu 96. Ik heb gezegd, dat ik, gezien hetgeen wij zelf wisten, gelet op de vra gen van de heer Knol en gelet ook op hetgeen Bos boom en Hegener aangaven, geen behoefte aan die uitbreiding met twee man heb. Het werk kan wel door 94 man worden gedaan. De automatisering ligt in het verschiet. Eerst komt daar wel wat extra werk uit voort, maar als die automatisering eenmaal op gang is, moet men het werk gemakkelijk met 94 man kunnen doen. De Voorzitter: Uit het rapport van Bosboom en Hegener blijkt niet, dat er mensen moeten afvloeien. Laten we dat duidelijk stellen. Anders komen er mis schien misverstanden. Wij hebben dat onderzoek laten instellen. Ik geef zonder meer toe, dat er bij bepaalde personen de indruk bestond, dat onze Sociale Dienst efficiënter gerund zou kunnen worden. Er heerste niet de algemene indruk, dat het werk op de meest effi ciënte wijze gebeurde. Dat is mede de aanleiding ge weest tot het instellen van dat onderzoek door Bos boom en Hegener. Ik laat op dit moment even buiten de discussie hoe wij het rapport van Bosboom en Hege ner beoordelen; daar is in deze Raad een nogal be wogen discussie over geweest. Ik zeg alleen wat het resultaat was. Uit het rapport is niet gebleken, dat er bij de Sociale Dienst mensen konden afvloeien, dat er mensen overcompleet waren. Uit het rapport is wel gebleken, dat er zelfs nog een zekere uitbreiding van bepaalde onderdelen mogelijk was. Weth. De Jong zegt en nu laat ik het rapport even los „In de begro ting wordt een uitbreiding met twee man geraamd. Ik durf die uitbreiding niet aan en daarom bezuinig ik." Dat is de stelling van Weth. de Jong. Deze stelling staat dus los van het onderzoek van Bosboom en He gener. (De heer Bouma: Met andere woorden: In de beantwoording moet je het rapport buiten beschouwing laten.) Naar mijn mening wel. (De heer Bouma: Ak koord.) De heer De Jong (weth.): Dat wil niet zeggen, dat ik niets aan dat rapport gehad heb. Wij waren hier al lang mee bezig, ik heb gemeend op deze post te kunnen bezuinigen. Mevr. Brandenburg heeft gesproken over de huis- vuilrechten. (Over de norm voor art. 12-gemeenten heb ik al het een en ander gezegd n.a.v. een vraag van de heer Knol.) Zij vraagt: „Is het niet zo, dat wij de sociale kant buiten beschouwing latend wat aan het Rijk cadeau geven als we de huisvuilrech- ten verder optrekken; wanneer wij de rechten verho gen en wij worden art. 12-gemeente, dan dekken we zelf al een gedeelte van het verschil tussen 100% en 660%, terwijl het Rijk dat verschil misschien zou wil len meenemen in een extra uitkering." Ja, die vraag werpt zich inderdaad op. Ik heb echter nog niet de indruk, dat het Rijk zo gemakkelijk tot vergoeding van die 40% zal overgaan. Het Rijk zal zeer nadruk kelijk vragen wat de Gemeente zelf nog zal kunnen doen. Wanneer wij art. 12-gemeente zouden worden, zullen we zelf ook met een en ander voor de dag moe ten komen. In dat kader ben ik gekomen met het voorstel tot een kostendekking in fasen; 10% per- jaar van 100%. Ik heb niet het idee, dat wij daar bij het risico lopen, dat mevr. Brandenburg aangeeft. Dan heeft zij gevraagd, of de Raad niet kan mee spreken over het opstellen van de urgentielijst be stemd voor G.S. Het is vaak zo, dat over dit soort zaken op zeer korte termijn een beslissing moet wor den genomen. Als bij wijze van spreken vandaag bericht binnenkomt, dat er geld beschikbaar is, moe ten we morgen bij G.S. zijn; als er iets te verdelen is, moet je erbij zijn. In zulke gevallen kun je onmoge lijk de Raad inschakelen. De Raad heeft het College in dezen de uitvoerende taak opgedragen. Het ligt toch voor de hand, dat het College deze taak uitvoert. De Raad mag natuurlijk wel weten hoe die taak wordt verricht. En is er kritiek naar aanleiding van de ter inzage gelegde stukken, dan kan de Raad daarover in een raadsvergadering of een begrotingszitting praten. Misschien vindt de Raad op een bepaald moment, dat de prioriteiten niet goed gesteld zijn; daar kan dan over gepraat worden. Wij hebben er geen bezwaar te gen informaties te verstrekken. Maar om praktisch te kunnen werken lijkt mij inspraak vooraf moeilijk. Het is echt geen kwestie van onwil, bepaald niet. De hear Miedema hat frege hoe't de üntjowing wêze sil yn it kommende jier, as wy in net-slutende bigrea- ting hawwe. Hy wol graech witte of der ek sicht is op de situaesje op langere termyn. Wy hawwe wol de yndruk sjoen itjinge wy nou yn 1972 bilibje mei de bigreating dat wy yn 1973 swierrichheden krije. Wy tinke dat wy dan wol art. 12-gemeente wurde sille; dat is it stanpunt fan it Kolleezje. De hear Miedema freget him óf oft hy wol sa lokkich wêze moat mei de bigreating fan de mearderheit en op langere termyn jowt it dekkingsplan fan de Wethalder fan Finansjes ek neat; dat is mar foar ien jier. Hy fynt, dat, as der- in oplossing foun wurde moat, wy net by in oplossing foar ien jier stean bliuwe moatte. Us probleem is krekt, dat wy noch net genóch sicht hawwe op de ünt jowing yn de kommende jierren. Dêrom binne wy ek sa bliid, dat wy mei de billiedsplanning foar langere tiid bigoun binne; dy planning moat de gegevens oandrage. Oan de han fan dy planning kinne wy sizze: Sa sil de üntjowing yn 1973, 1974, 1975 wêze. As wy dat witte, witte wy ek, oft wy bystjüre moatte of net. De hear Miedema seit: „As dizze situaesje langer duorret as ien jier, dan soene wy miskien nijbouplannen foar tsjinsten opskouwc moatte, of miskien bisunigje moatte op de Griene Stjer." Dat binne wol alternativen. Ik haw yn myn alternative opset ütsteld: Of wy litte de f 315.000,foar de nijbou foar de G.S.D. forfalle, of wy bisunigje inselde bidrach op de Onrendabele ynfestear- ringen. Dêr sit dus it elemint bisunigje op nijbou foar tsjinsten al yn. Ik haw yn de léste riedsgearkomste ek al sein, dat ik der biswier tsjin haw, dat de kosten foar it G.G.D.-S.A.D.-gebou it bidrach dat wy al ütlut- sen hawwe sa fier to boppen geane; der is, nei myn miening, gjin romte foar dy mear-kosten. De kwestje fan de Griene Stjer is hjir wolris faker oan de oarder west. In bydrage fan it Ryk yn de eksploitaesjekosten sit der op dit stuit net yn. It soe net sa gek wêze as der yn de bigreatingsgearkomste ris praet waerd oer dit punt. Wy moasten eins net allinne ynfestearrings- subsydzjes, mar ek eksploitaesjesubsydzjes krije. De Ried koe bést ris in moasje yntsjinje, hweryn by it Ryk op it forlienen fan eksploitaesjesubsydzjes oan- trune waerd. Hwant dêr hawwe wy forlet fan. Dat fortsjinnet de oandacht wol. Ik soe dit punt yn omtin- ken jaen wolle foar de bigreatingsgearkomste. De hear Miedema hat it ek hawn oer it stopsetten fan de ünt jowing fan it noardlik part fan de Griene Stjer; hy sei, dat blaugêrslan en briedplakken foar fügels foar de gemeente Ljouwert net fan great bilang binne. It kin bést wêze, dat hjir in mooglikheit ta bisunigjen ynsit, wolle wy it foarsjenningspeil op de „vitale" punten hanthavenje. Dat sprekt my wol oan, ek sjoen yn it ramt fan myn alternative opset. Mar der moat wol rekken mei halden wurde, dat yn dat gefal it foar sjenningspeil oantaest wurdt. Om sa'n bislüt nimme to kinnen, moatte wy dochs earst hwat mear sicht hawwe op de üntjowing op langere termyn. Ik haw it idé, dat de hear Miedema by de bigreatingsgearkomste wol op dizze saek werom komme sil. Dan kinne wy der meiinoar oer prate. Ek oer oare mooglikheden om to kommen ta in slutende bigreating sil dan praet wurde kinne. Ik haw al in skot dien mei myn alter native opset. De hear Van Haaren hat ek al sein, dat hy ris bisykje wol hwat op papier to setten. Dat stel ik tige op priis. It kin bést wêze, dat der riedsleden binne dy't it net iens binne mei bipaeide punten fan myn dekkingsplan mar oare mooglikheden ta bisunig jen sjogge. Ik soe der tige bliid mei wêze as de hiele Ried hjir ris mei dwaende gean soe. It is net inkeld in saek fan de Wethalder fan Finansjes of fan it Kol leezje; it is in saek fan üs allegearre. Mevr. Visser heeft gevraagd of de meerjarenplan ning in een speciale raadsvergadering aan de orde kan komen. Ik geloof niet dat daar overwegende bezwaren tegen bestaan. Wij streven er echter naar de begroting voor 1973 aan het eind van dit jaar in de Raad te brengen en ik kan mij voorstellen, dat die planning bij de volgende begrotingszitting door middel van een nota aan de orde wordt gesteld. Het lijkt mij wel van be lang, dat hier zo gauw mogelijk met de Raad overleg over komt. Persoonlijk voel ik het meeste voor een bespreking van dit onderwerp bij de behandeling van de begroting voor 1973; die wordt toch nog dit jaar behandeld. Wij moeten wel bedenken, dat er dit jaar nog enkele extra raadsvergaderingen zullen zijn over speciale onderwerpen. Wij zullen dit in ieder geval in de gaten houden. (De Voorzitter: Als het kan, moet dat stuk eigenlijk beschikbaar zijn als wij straks moe ten gaan praten over de begroting 1973. Of wij er in zullen slagen het stuk op tijd klaar te hebben, weet ik natuurlijk niet.) Over de doeluitkeringen heeft mevr. Visser gezegd, dat het opnemen van de kosten voor S.A.D. en Mu ziekinstituut in de onderwijskosten een versluierd beeld geeft. Dat zit er wel in. Het subsidie voor de amateur opleiding is niet in de doeluitkeringensector opgeno men; de kosten voor de vakopleiding wel. Die correc tie wil ik nog wel even aanbrengen. Wij hebben de vraag: „Op welke onderdelen van de kosten voor het onderwijs worden de doeluitkeringen overschreden?" kennelijk niet goed begrepen. Wij dach ten, dat het ging om de sectoren waarin de doeluitke ringen werden overschreden. Als wij hadden geweten, dat U graag de S.A.D. en het Muziekinstituut eruit gelicht wilde hebben(Mevr. Visser-van den Bos: lk wil graag weten hoe de overschrijding ontstaat. Is bijv. de doeluitkering voor leermiddelen te laag? Of is er een andere reden aan te wijzen Het gaat mij om de reden van de overschrijding.) Je kan deze kwestie van twee kanten bekijken. Of de doeluitkeringen zijn te laag öf wij zijn te royaal met de voorzieningen. Naar mijn mening zijn wij, vooral wat exploitatievergoe dingen betreft, niet zo geweldig royaal geweest. Er zijn gemeenten die met de doeluitkeringen toe kunnen; wij hebben er ook jaren mee toe gekund. Maar het hele College is toch wel van mening, dat de doeluit keringen niet voldoende bijgesteld worden. Wanneer het de bedoeling van doeluitkeringen is, dat het Rijk daarmee de posten Onderwijs en Politie vergoedt, dan zou je, op het moment dat de kosten van die posten niet integraal vergoed worden, kunnen zeggen: Laat het Rijk de kosten dan maar overnemen. Dat zou een alternatief kunnen zijn. Wanneer het Rijk de kosten wel wil vergoeden en wij zijn niet te royaal met deze posten, dan is het ergens een beetje triest, dat wij zo'n enorm bedrag op deze posten toe moeten leggen. En dan kan wel gezegd worden: Jullie hebben zo'n dure S.A.D., maar het Ministerie stimuleert zelf het werk van de schooladviesdiensten. Van alle kanten wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 5