H' 77 w Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf. Mevr. Brandenbui'g-Sjoerdsma: Even een kleinig heid over de dieren. Het is mij opgevallen, dat er kort geleden twee ingezonden stukken in de Leeuwarder courant gestaan hebben over de behandeling vooral van de nuchtere kalveren. Ik wil graag weten, wat de Ge meente in dezen kan doen. Let de marktdirectie daarop De heer De Jong (weth.): Het lijkt mij het beste, dat de directeur daar zelf even op antwoordt. De heer J. de Vries: Op de veemarkt is toezicht van de Inspectie der Dierenbescherming. De twee daar elke vnjaag aanwezige inspecteurs proberen de behande ling van het vee in goede banen te leiden. In de vee marktverordening staan wel bepalingen over het ge bruik van de veemarkt, maar het werk van deze in specteurs heeft toch het meeste effect. Nu is het mo gelijk, dat er wel eens dingen geconstateerd worden die de inspecteurs ontgaan, maar ik ben van mening, dat zij over het algemeen vrij goed werk doen. (Mevr. tsranüenburg-SjoerdsmaBestaat de mogelijkheid om proces-verbaal op te maken en is dat wel eens ge beurd?) Ja, meermalen. Dienst voor Reiniging en Brandweer. De hear Singelsma: Hwat binne de gefolgen foar immen dy't de rioelwettersuveringsynstallaesje for- smoarget mei forgif of oare dingen Kinne dy dêrfoar oansprutsen wurde? De heer Hartman: Mijnheer de Voorzitter, neemt U mij met kwalijk; ik heb het Fries niet verstaan. Ik ben zo ver nog niet. (Gelach) (De hear Singelsma: Nou, hjir binne wol tolken oanwêzich, tocht ik. Mar ik wol it wol efkes yn it Nederlansk herhelje foar Jo. Wat zijn de gevolgen voor degenen, die de rioolwaterzuiverings installatie met vergif vervuilen, zoals dat een paar maanden geleden is gebeurd?) De heer Hartman: Het is inderdaad gebeurd. De gevolgen kunnen funest zijn. Een bacterieleven verzorgt ae zuivering. (De heer Singelsma: Het gaat mij om de financiële gevolgen voor de betrokkene, die opzettelijk of niet opzettelijk de hele zaak in de war stuurt. Kan diegene aangesproken worden?) Dat zou, als we de vervuiler kennen, inderdaad kunnen. De Voorzitter: Als dit gebeurt (even in het Neder lands ter aanvulling), mijnheer Singelsma, dan zou de betrokkene door de politie gegrepen en geverbaliseerd worden. Dan zou de rechter een uitspraak doen en de rechter zou hem in die uitspraak misschien tot schade vergoeding kunnen veroordelen. Wij als Gemeente heb ben geen enkel middel; dat zou in een normale rechts procedure opgenomen moeten worden. Meer voor de hand ligt, dat de betrokkene gevangenisstraf of wat dan ook maar zou krijgen. De heer Hartman: Het ligt wel in de bedoeling, dat, als degene die het gedaan heeft, bekend is, proces-ver baal opgemaakt wordt. (De Foarsitter: Dy tasizzing kin ik Jo dwaen, mijnhear Singelsma. Sunder mear.) De gevolgen zijn(De Voorzitter: Dat is een ander punt. Daar werd geen vraag over gesteld; dus daar gaan we dan ook niet op in.) De heer Van Haaren: De mogelijkheden van gerech telijke vervolging zijn maar zeer gering. Dat heeft niets om de hakken, als het werkelijk om grote bedragen gaat. Het kan alleen een civiele procedure worden. De Voorzitter: Daarom zei ik ook: De betrokkene zal m.i. gewoon de gevangenis ingaan. Dat zou de con sequentie zijn. (De heer Van Haaren: Ja.) Energiebedrijven. De heer Van Haaren: We hadden een vraag gesteld over energie en die konden we eerst niet terugvinden in het verslag. Later bleek ons, dat die onder het Grondbedrijf beantwoord was, maar ik wilde de vraag hier omdat het een echte energievraag is even aan de orde stellen. In leegstaande panden wordt de elek triciteit afgesloten en die afsluiting is dan, als ik het goed begrepen heb, bij de leiding van de straat naar net pand. In het antwoord staat, dat zulks wordt ge daan om veiligheidsredenen, maar uit veiligheidsrede nen, zou m.i. kunnen worden volstaan met alleen de hoofdzekering eruit te halen en bij het gas dienovereen komstig te handelen. Dat heeft dan het grote voordeel, dat, als zo'n woning weer in gebruik wordt genomen, het een bijzonder eenvoudige procedure is en technisch blijkbaar ook een heel gemakkelijke zaak om de aan sluiting opnieuw te realiseren. Ik vind het onjuist, dat er zoveel weggehaald wordt bij deze panden; het be hoeft niet uit een oogpunt van veiligheid. We zien bij een pand als Achter Landbuurt 81, dat toevallig' nog niet van gas en elektriciteit was afgesloten ik meen ten gevolge van ziekte dat er nu weer iemand woont en er een goed en prettig onderkomen heeft ge vonden. De heer Knol: Onder 1 is een vraag gesteld over het bedrag van f 75.000,voor een organisatie-onderzoek. Is dit onderzoek nu nog wel nuttig? We krijgen straks met de Frigas een heel andere constructie van de Energiebedrijven en moeten we dan niet nog eens een onderzoek doen? N.a.v. vraag 2 zou ik graag van het College willen weten, of er al eens overleg met het P.E.B. is ge weest om gezamenlijk tot één voorlichtingspunt te ko men op het gebied van elektra en gas. Er zijn nu twee toonkamers. Mevr. Woudstra-Peene: Bij 2 (reclame, voorlichting enz. j heb ik een opmerking en een vraag. In het ant woord staat: „Wij zijn van mening, dat de activiteiten van deze afdeling het gasverbruik zeer hebben gesti muleerd, met name ook bij de grootverbruikers." Dat komt bij mij aan als een beetje een lichtzinnige zin. Het is natuurlijk wel fijn voor de Gemeente, dat er steeds meer gas wordt gebruikt, want daardoor verdienen we meer, maar door het steeds meer gebruiken van gas en elektriciteit belasten we steeds meer ons milieu, putten we steeds meer onze energiebronnen uit. En als je dan de verslagen van de Club van Rome enz. leest, dan slaat de schrik je om het hart en dan vraag je je af: Kun je nu zo maar zeggen: We zijn blij, dat we steeds maar meer verstoken Ik zou de mensen van de Energiebedrijven eens willen vragen, zich ook in dat probleem te verdiepen. We zitten in Friesland nu nog wel vrij goed, maar het probleem komt toch ook levensgroot op Leeuwarden en Friesland af! De heer Heidinga: Naar aanleiding van vraag 3 het volgende: Er zijn waarschijnlijk in Leeuwarden zeer vele geysers eigendom van de Energiebedrijven; die worden verhuurd aan de gebruikers. Nu dacht ik, dat die allemaal overgingen naar Frigas; het lijkt me ten minste haast niet anders mogelijk. Ik weet niet pre cies meer uit het hoofd, hoe de inbreng geregeld is en het kan mij ook niet zoveel schelen. Alleen vraag ik mij af, of de Frigas in alle redelijkheid niet het toezicht op en de inspectie van die verbruiksapparatuur kan uitvoeren. Ik dacht, dat deze N.V. het wel kon en dat we het ook wel van haar mochten vragen. De N.V. zal een behoorlijke winst maken en ik zie niet in, dat zij de door mij bedoelde taak niet kan overnemen. De hear Singelsma: Ik woe de fraech fan mefr. Woudstra efkes ünderstreekje. Dy is sa bilangryk. Yn plak fan mear energy to forbrüken, moasten wy üs mar hwat öfremje. De heer De Jong (weth.): Ik zou de vraag van de heer Van Haaren ter beantwoording aan de heer Van Ardenne willen overlaten; die heeft daar, meen ik, zelf mee te maken gehad. Dan kan ik, zonodig, altijd nog wel even een aanvulling geven. De heer Knol heeft gevraagd, of de uitgave van f 75.000,ten behoeve van een organisatie-onderzoek nog wel nodig is, omdat straks bij de N.V. Frigas een heel andere constructie zal ontstaan. Ik dacht, dat die nu wel nodig is, omdat wij, gelet op het advies van Bosboom en Hegener, hiermee bezig gegaan zijn. En genoemd bureau heeft ons wel het gevoel gegeven, dat wij hier voor een heel nieuwe aanpak staan, die ook in het kader van de moderne bedrijfseconomie eigenlijk nagekomen moet worden. We hebben het idee, dat we dus nu al op de goede weg zijn, en er nu al profijt van hebben. Daarvan kan Frigas ook alleen maar profiteren. Het werkoverleg, de scholing en het bedrijfsbureau zijn eigenlijk alle drie punten, waarmee de bedrijfs voering sterk gebaat is en, sociaal gezien, wordt ook het verantwoordelijkheidsgevoel versterkt. Er wordt eerder een maximum bedrijfsresultaat bereikt. De pro- duktiviteit per man wordt opgevoerd en, voor zover er tot nog toe door de gemaakte tijden verlies werd geleden op de voorbereiding der werkzaamheden, wordt dit nu vermeden. I.z. overleg met het P.E.B. m.b.t. de voorlichting, is er, voor zover mij bekend, nog niet contact met het P.E.B. geweest. Mevr. Woudstra heeft gesproken over de lichtzinnige zin aan het eind van het antwoord in zake reclame enz. Als zij dat zo stelt, dan moet zij wel even bedenken, wat er gebeurt, wanneer we met name ook de groot verbruikers zouden aanraden maar wat te temperen. Wat zou de Gemeente dan voor vorm van energie moe ten aanboren? (De Voorzitter: Atoomenergie.) Houdt U eens rekening met die consequentie. Ik ben het wel met U eens, dat, als U denkt in termijnen van 50 of 100 jaar, deze vraag zeer urgent is, maar op het moment hebben wij tot over enkele tientallen jaren er nog wel voldoende zicht op, dat de produktie aan gas wel be schikbaar blijft. Er worden telkens nieuwe bronnen aangeboord. Op zichzelf is het nog wel de moeite waard deze vraag regelmatig in de gaten te houden. De alternatieven die gesteld zouden kunnen worden, zijn altijd nog van dien aard, dat we toch maar met deze wijze van energievoorziening doorgaan. De heer Heidinga kan ik antwoorden, dat het de be doeling is, dat bij de inbreng van de Energiebedrijven in de N.V. Frigas, de voorraden ook worden inge bracht op basis van taxatiewaarde of gebruikswaarde. Dat is een vrij normale zaak, die bij iedere inbreng of fusie gebruikelijk is. Of wij niet in alle redelijkheid een zeker toezicht op en een inspectie van de verbruiksapparaten kunnen vragen? (Vraag 3.) Dat is eigenlijk afgestemd door de Raad. We hebben 8 december 1971 een voorstel gedaan, waarin de veiligheidsinspectie, die naar onze mening nodig was en die f 160.000,zou moeten kos ten, verwerkt was. Dat was gekoppeld aan een ver hoging van de gastarieven. Toen heb ik nog nadruk kelijk aan de indieners van de motie tot afwijzing van ons voorstel gevraagd: Beseft U wel, dat U dan de veiligheidsinspectie ook om zeep brengt? Dat was dus wel bekend. Dat de Raad die inspectie niet wil, heb ben wij wel betreurd, maar wij zijn er niet mee klaar om te zeggen: Dit laten wij zo maar. Ik vind het wel jammer en ik zou aan de raadsmeerderheid wel heel goed onder ogen willen brengen, of men wel beseft, wat men gedaan heeft. De inspectie is nodig. In lan delijk verband is het ontbreken daarvan als een man co geconstateerd. Men is nu zover gekomen, dat men vindt, dat er iets aan moet gebeuren, maar het gebeurt niet. (De heer Heidinga: Kan de N.V. Frigas die taak niet overne men? Dan wordt de winst of de reserve wat kleiner, nu, enDat zien we dan wel.) Dan moet de Frigas er eerst zijn en die begint pas, zoals het nu lijkt, te functioneren per 1 januari 1973. Er is nog wel een zekere dienstverlening, maar de veiligheidsinspectie, die hier bedoeld wordt, was in ons voorstel tot verhoging der gastarieven ingebouwd. Van de genoemde dienst verlening wordt slechts door 3 a 5 pet. van de ver bruikers gebruik gemaakt. De onderhoudsdienst zou verplicht worden voor iedereen en dat is, dacht ik, wat de heer Heidinga bedoelde. We hebben het echt betreurd, dat de Raad ons voorstel terzake niet over genomen heeft. (Mevr. Visser-van den Bos: Als waar is en nu vul ik aan wat de heer Heidinga al zei dat het broodnodig wordt geoordeeld door de dienst, dan zou er door de dienst onverantwoordelijk gehandeld worden, als hij deze controle niet uitvoert. En dan onderstreep ik wat de heer Heidinga zegt: Dan moet de winst maar kleiner worden. Dat zullen we dan het volgende jaar vanzelf wel zien. Als het inderdaad brood nodig is, moet het toch gebeuren.) (De heer Wiersma: Laten betalen, dat kan ook nog.) Ja, maar dan komt het praktisch hierop neer, dat we de gastarievenverho- ging, die we per 1 januari niet volledig doorgevoerd hebben, nu toepassen; daar zaten de kosten van de veiligheidsinspectie in verwerkt. Dat was dan veel eenvoudiger. Ik vind dit op zichzelf wel een interes sante vraag. (De heer Knol: Het ging bij het door U genoemde voorstel om een inspectiedienst voor alle gasapparatuur, maar we hebben het nu alleen over de huurgeysers, die eigendom zijn van de Energiebedrij ven, dacht ik. Daar praat U over.) Nee, nee. De heer Heidinga heeft het gehad over vraag 3. (De heer Knol: De eerste vraag va!n de heer Heidinga ging over de geysers, die eigendom zijn van de Energiebedrijven en die worden verhuurd aan de verbruikers.) Ja, die vraag is al beantwoord. Maar ik kan me wel indenken, dat de heer Klnol een beetje met deze kwestie zit. (De heer Knol: Ik zit er helemaal niet mee; ik heb er geen last van.) (Gelach) Het College zou, mijnheer de Voor zitter, dit punt, dat de heer Heidinga heeft aangesjieden, in ieder geval nog eens in overweging kunnen nemen en wanneer het met ;name in de kring van de heer- Knol een beetje goed zou vallen, dan zouden B. en W. er nog wel eens op terug willen komen. We zijn hier niet mee klaar. Wij menen, dat uit veiligheidsoverwegin gen wèl een veiligheidsinspectie nodig is; dat heeft de Raad dus afgestemd, maar ik zou het ook de Raad nog wel eens in overweging willen geven. De heer Van Ardenne: De vraag van de heer Van Haaren betreft de veiligheid bij het afsluiten van gas en elektriciteit van woningen. Wij hebben de ervaring opgedaan, dat bij die woningen, die door de lieve jeugd min of meer gesloopt worden, ernstige moeilijkheden optreden, als daar leidingen blijven zitten. De huis- aansluitkabel voor elektriciteit komt een huis binnen en eindigt in een mooi kastje. Daar zouden de zeke ringen moeten worden uitgehaald en er zou een zegel tje op moeten komen. U moet zich echter niet voor stellen, dat deze jeugd enig respect heeft voor dat zegeltje. Dat halen ze er wel af en dat kan dus prompt een kortsluiting veroorzaken. Wat het gas betreft, hebben we precies dezelfde analoge moeilijkheid. Men kan afdoppen en de leiding laten zitten. Er heeft zich in het verleden eens een brand voorgedaan; toen was ook de lieve jeugd in de betreffende woning gekomen, had de dop van de gasaansluiting afgedraaid en de zaak in brand gestoken, waardoor de gehele woning is afgebrand. Dus uit veiligheidsoogpunt is het inder daad noodzakelijk voor die woningen, waarvoor ge vreesd moet worden, dat deze min of meer onvrijwillig worden afgebroken, dat de gas- en elektriciteitsaan sluiting wordt verwijderd. De heer J. de Jong: Mag ik hier misschien nog even een vraag over stellen? Wat de heer Van Ardenne zegt, is natuurlijk juist, maar er is hier een heel ander punt aan de orde. Wanneer het verband tussen Wo ningbedrijf en Grondbedrijf van dag op dag geregeld is, dan is dit ook geregeld. Daar wordt aan gesleuteld, maar het wordt tijd, dat daar harder aan gesleuteld wordt, want hiermee behouden we ook de mogelijkheid, waar in de Raad zo vaak over gesproken is, dat we juist voor de mensen, die nog van deze woningen ge bruik kunnen maken, de afbraak tegengaan. De Voorzitter: Daar is in de afdeling II door U of een van de andere raadsleden een vraag over gesteld en U hebt gehoord, dat daarop geantwoord is, dat dit duidelijk de aandacht heeft. De heer Van Ardenne: Mag ik dan nu ingaan op de vraag van de heer Knol? Ik wilde nog even aan vullen wat de Wethouder al op diens eerste vraag over het organisatie-onderzoek gezegd heeft. U heeft uit het antwoord reeds kunnen bemerken, dat het hier een drietal facetten betreft, die niets te maken hebben met de verdere organisatie; de organisatiestructuur is niet aan de orde. Het betreft in de eerste plaats het werkoverleg, dat is dus het overleg op het laagste niveau. Watvoor bedrijf we ook hebben, daar zal aan dacht aan besteed moeten worden en dat moet bege leid worden. In de tweede plaats gaat het om de scho ling van een aantal functionarissen; die is in iedere situatie noodzakelijk. En in de derde plaats betreft het de instelling van een bedrijfsbureau om alle werk zaamheden beter voor te bereiden en ook dat zal in elke situatie nodig zijn. Dus wij doen helemaal geen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 8