ie 73 V! 8 b werk dat straks overbodig zou zijn en wij dachten, dat wij dingen deden die hier zeker hun nut zullen atwerpen, ook voor het Elektriciteitsbedrijf^ dat dus wel een gemeentelijk bedrijf blijft. De tweede vraag betreft het overleg tussen het P.E.B. en ons bedrijf. Zo één der aanwezigen hier ook wei weet, werken we inderdaad samen in de Electro- Aüviesraad. Nu stelt dat weinig ik wil niet zeggen helemaal niets voor; de contacten zijn vrij gering. De Eiectro-Adviesraad is een orgaan, waarin P.E.B., Energiebedrijven, grossiers en detaillisten samenwer ken om te proberen tot een gezamenlijke aanpak van de verschillende problemen te komen. Op dat punt bestaat dus inderdaad enig overleg. Voorts moet U het zo zien, dat het uitgangspunt laat ik het noe men een bijbedrijf dat één produkt levert: alleen elek triciteit wel wat anders is dan bij een bedrijf, dat twee produkten levert. Men kan dat natuurlijk betreu ren en dat is een feit en daarom wordt dit alle maal een beetje moeilijk. Ik wil graag toezeggen, dat wij nog eens een poging zullen doen hierin wat ver betering te brengen. Mag ik nog even een opmerking maken ter beant woording van mevr. Woudstra en de heer Singelsma, over de gewraakte laatste zin van het antwoord op vraag 2. Ik dacht, dat het iets anders lag. Inderdaad is het gasverbruik gestimuleerd, maar waar we heel veel aandacht aan besteed hebben, is de overgang van verbruikers van olie voor stookdoeleinden op gas. Ik dacht, dat wij in het kader van de gehele milieuver ontreiniging daar juist een goede daad mee gedaan nadden, want daardoor vervalt de S02-uitworp; het milieu is alleen maar verbeterd hiermee. Er is geen sprake van een vergroting van de totale hoeveelheid geconsumeerde energie, maar van een ver schuiving van olie, die dus meer luchtverontreiniging geeft, naar gas, dat aanmerkelijk minder luchtveront reiniging geeft. En ik dacht, dat juist onze produkten zowel gas als elektriciteit het milieu beter zou den dienen dan de andere, tot nu toe gebruikelijke, produkten. (De Voorzitter: De heer Van Ardenne is dus minder lichtzinnig dan U vermoedde, mevr. Woud stra.) Ijl sommige opzichten althans. Ik wil graag ook nog iets zeggen naar aanleiding van de vraag van de heer Heidinga. Het is natuurlijk wel degelijk de bedoeling het onderhoud van de huurgeysers op dezelfde wijze te laten geschieden als tot nu tos. Die worden dus steeds op gezette tijden nagezien. Er is al gezegd, dat ik van de inspectie van allerlei toestellen een groot voorstander ben. Dat is inderdaad zo. Ik zal dus van mijn kant alles proberen om dat gedaan te krijgen. ALGEMENE DIENST. Hoofdstuk II, Personeelsaangelegenheden. Algemeen. De heer Knol: Is al eens overwogen om het gehele gemeentelijke apparaat te laten doorlichten? We zien nu, dat overal deel-onderzoeken plaats vinden, bijv. de Energiebedrijven, de G.S.D., maar ik zou me kunnen voorstellen, dat het gehele apparaat eens wordt door gelicht. De heer Faber: Ik wilde graag een kleine informatie nebben op vraag 4. In het antwoord staat onder andere: „Wij verwachten echter niet, dat het bedrijfsmaatschap pelijk werk van zodanige omvang zal zijn, dat hiervoor een kracht met een volledige dagtaak kan worden aan getrokken." Mijn vraag is: Zal er ook overleg gepleegd worden met de aan te stellen bedrijfsarts en moet men, wanneer er toch een zekere noodzaak blijkt, daar dan niet direct bij het begin al een bedrijfsmaatschappelijk werker (ster) bij betrekken, desnoods in part-time- dienst De heer Visser: Een korte vraag naar aanleiding van vraag 1: Dient het aantal vacatures noodzakelijk te worden vervuld? En dan nog een korte opmerking n.a.v. het gestelde door de heer Knol. Deze heeft al een gooi gedaan in de richting van de efficiency in het apparaat. Ik heb geconstateerd, dat de lasten van het algemeen beheer het blijkt uit één van de bijlagen bij de aanbiedings brief t.o.v. 1971 een stijging te zien geven van 26%. Dat vind ik nogal wat. De totale lastenstijging van alle sectoren van de gemeentehuishouding be draagt bijna 13%. Daar staat tegenover een percen tage van 8i/2 van de inkomsten. En dan vind ik toch dat percentage van 26 bij het algemeen beheer een flinke uitwas. Ik geloof, dat het wel zin heeft, dat nog eens kritisch te bekijken. Mevr. Dijkstra-BethlehemKunt U ook mededeling doen in zake de overschakeling van gemeentepersoneel uit groepen naar loonschalen? Ik zou graag horen, of het gemeentepersoneel vanuit de groep, waarin men op het ogenblik van overschakeling zat, in de desbetref fende schaal is geplaatst. Het voorstel van de Minister was, meen ik, dat gemeentewerklieden die in een groep zaten, die door omstandigheden ontstaan was, weer terug moesten naar de lagere groep en van daar uit in de loonschalen geplaatst werden. Is het waar, dat iemand, die voorheen bijv. bij de tonnendienst was en die door het verdwijnen van de tonnen straatveger werd f 40,a f 50,per maand in loon omlaag ging En als dit zo is, is U dan ook niet van mening, dat in dezen een soepeler houding had moeten worden aan genomen De Voorzitter: Voordat ik U, weth. De Jong, het woord geef, zou ik zelf graag even iets zeggen waar U straks misschien op kunt aansluiten over het onderzoek van het gehele gemeentelijke apparaat. We hebben ik weet niet meer, of het twee of drie jaar geleden is, maar in ieder geval voor deze Raad over dit punt bijzonder uitvoerig van gedachten ge wisseld en toen is door mij namens het College ge zegd en de meningen in de Raad waren daar toen verdeeld over dat wij niet overwogen, het ook niet urgent vonden, een efficiency-onderzoek in te stellen naar het gehele apparaaat en dat het ook nogal wat betekende dat te doen; dat echter op die onderdelen, waarbij wij twijfel hadden aan de goede gang van zaken of waarbij op grond van andere factoren wijzi gingen zouden moeten worden aangebracht, het Colle ge niet zou schromen daar, waar dat nuttig en zinvol kon worden geacht, hetzij door de secretarie-afdeling van de heer Fuykschot dan wel door een bureau een onderzoek te laten instellen. En dat is ondertussen dus ook verschillende keren gebeurd. We hebben net besloten bij Openbare Werken, Stede- bouwkundige Afdeling, Grondbedrijf, een nogal ingrij pend onderzoek te doen instellen. We zijn bezig ge weest met de Energiebedrijven en met de G.S.D., maar wij hebben niet overwogen en overwegen ook op dit moment niet een onderzoek in te stellen naar het ge hele apparaat. (De heer Knol: Ik vroeg dit even, om dat hetzelfde bureau, dat bij het onderzoek van Ópen- bare Werken betrokken is, bezig is met een totaal onderzoek in de gemeente Groningen. Daar wordt het dus wel gedaan op dit moment.) We kunnen er best naar informeren, maar ik heb niet de indruk, dat ze daar een onderzoek naar het gehele apparaaat instel len. Maar ik kan alleen maar antwoorden, dat wij het dus niet overwegen. De heer De Jong (weth.): Ik geloof, dat ik aan de vraag van de heer Knol kan voorbij gaan, omdat U die al beantwoord heeft. De heer Faber heeft gesproken over de bedrijfsmaat schappelijk werker. Hij heeft waarschijnlijk wel begre pen, dat wij eerst willen proberen met het aanstellen van een bedrijfsarts klaar te komen. Wanneer dat ge lukt en het zou mogelijk zijn, dan zouden we daarna, wat het bedrijfsmaatschappelijk werk betreft, ook met de Provincie samen daarvoor wel een kracht willen aantrekken. In deze richting gaan onze gedachten eigenlijk wel, maar het is al zo'n toer eerst een be drijfsarts te krijgen, die een beetje geschikt voor zijn taak is. We hopen dus wel in deze richting werkzaam te kunnen zijn. Ik dacht, dat, als het op de door mij geschetste manier zou kunnen, we misscshien bij de volgende begroting wel voor een andere situatie staan. (De heer Faber: Dit houdt dus in, dat U op het mo ment, dat de bedrijfsarts aangesteld wordt, gaat be kijken, of het nodig is, dat hij assistentie krijgt.) Ja, omdat wij op het standpunt staan, dat dit niet eerder kan dan wanneer deze man er eenmaal is, want zon der de arts kun je met de maatschappelijk werker (ster) niets beginnen en wanneer de arts zo'n assis tent (e) wil hebben, dan stellen wij er prijs op, dat hijzelf ingeschakeld kan worden bij het uitzoeken van deze kracht. Hij kan zelf het best beoordelen, welke mensen hij nodig heeft. De heer Visser kan ik zeggen, dat het de bedoeling is, dat de bestaande vacatures worden vervuld. (De heer Visser: Maar is dat nodig?) Ja, dat is inderdaad nodig. De kosten van het algemeen beheer zijn gestegen, maar er hebben ook heel wat reorganisaties plaats ge had bij de algemene dienst die wij nodig oordeelden. Ik denk aan de uitsplitsing van de secretarie-afdeling Kabinet en Algemene Zaken; er is daardoor een nieuwe afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden ont staan. Er komt geleidelijk meer werk op ons af; dat is nogal wat. Dat leidde tot het aanstellen van nieuwe functionarissen, wat meer gekost heeft dan de nieuwe aanstellingen bij het overige apparaat van de secretarie. De commissies en raden zijn daarbij ook wel aan hun trekken gekomen. Maar nu hebben we een zodanige situatie bereikt, dat we moeten oppassen niet zo door te gaan. En ik dacht ook niet, dat dat hoefde. Het bedrag, dat wij voor personeelsuitbreiding hebben uit getrokken, is al aanmerkelijk lager gesteld dan het vorige jaar. Wij moeten hier inderdaad de vinger goed aan de pols houden. (De heer Visser: Deze onevenre dige stijging van personeelslasten gaat tenslotte ten koste van de andere sectoren, dus ook van het voor- zieningenpeil van Leeuwarden.) (De Voorzitter: Maar we moeten wel mensen hebben. Zonder mensen kun nen we niets.) Ja, we moeten goede krachten hebben, want we hebben ook wel klachten uit de Raad gehad en niet ten onrechte zoals: „Wat duurt het allemaal lang." Ook bij de afd. Financiën en Belastin gen bijv. hebben wij toch geleidelijk aan een heel stuk achterstand ingehaald. Het is ook plezierig, als we hier een Commissie beleidsplanning krijgen. Daar zijn ook weer twee man mee bezig, maar we kunnen er doodgewoon niet buiten. Het zijn eigenlijk allemaal taken, die we tegenwoordig niet kunnen missen, maar waar we het vroeger toch wel zonder deden. Al met al ben ik wel dankbaar voor de wenk van de heer Visser. Wat we tot nog toe gedaan hebben, nu, ja, dat is dan gebeurd. Maar het is ook wel verantwoord geweest. (De Voorzitter: Nu sprak de heer De Jong wel namens de minderheid van het College; dat is duidelijk.) (Gelach) Toen ik zei, dat het verantwoord was? (De Voorzitter: Nee, nee.) O, ik dacht, dat dat... (De Voorzitter: Nee, die blijheid met die tip. (Ge- laTh) (De hear Miedema: Jou kinne net fan de Wet- halder forwachtsje, dat hy üt namme fan de mearder- heit sprekt.) (De Foarsitter: Né, mar ik sei it efkes om Jimme net op in dwaelspoar to bringen.) (Gelach) Ik dacht, mijnheer de Voorzitter, dat, als gevraagd wordt, of wij de vinger aan de pols willen houden, dat altijd iets is wat(De Voorzitter: Ja, dat is geen minderheidsstandpunt.) En daar heb ik op gereageerd, dat we dat graag zullen doen, dus ik geloof, dat we eigenlijk veel dichter bij elkaar staan dan U denkt, mijnheer de Voorzitter. Mevr. Dijkstra heeft gesproken over het overschake len van het gemeentelijk personeel van de toongroepen naar de toonschalen. We hebben ons strikt gehouden aan de landelijke normen en dat is ons ook bijzonder op het hart gedrukt bij het landelijk overleg tussen de gemeenten en Binnenlandse Zaken. Naar mijn overtui ging heeft deze overschakeling er in Leeuwarden ner gens toe geleid, dat personeel ten gevolge van de over schakeling in loonsysteem erop achteruit gegaan is. De een is er wel iets minder beter van geworden dan de ander, maar allen zijn er beter van geworden. En dat wilde ik toch wel zeer uitdrukkelijk stellen. Mocht mevr. Dijkstra daar andere informaties over hebben, dan wil ik graag, dat ze mij die doorgeeft; dan kan ik er achter aan gaan. Maar de verbetering is over het algemeen toch wel de opzet van de nieuwe regeling geweest. (De Voorzitter: In ieder geval gaat nooit iemand achteruit, want is er een regeling, dat hij een toeslag krijgt; dat kan dan hoogstens vervelend zijn uit psychologisch oogpunt.) Het zou kunnen zijn, dat zo iemand ander werk krijgt, maar dat heeft dan met deze overschakeling niets te maken. Als iemand tot nu toe overuren maakte wat nu niet meer gebeurt of hij zat in extra toeslag wegens vuile arbeid, wat nu is veranderd, dan krijgt hij dus het „extra- tje" niet meer. Het is mij echter niet bekend, dat iemand ten gevolge van deze overschakeling er min der van is geworden. Het principe is juist, dat nie mand er op achteruit mag gaan. Hoofdstuk V, Volkshuisvesting. Algemeen. De heer Van Haaren: Wat betreft Uw antwoord op vraag 1 (woningmarkt-onderzoek), wij zijn bijzonder blij, dat deze zaak in een aparte raadsvergadering aan de orde wordt gesteld. Het antwoord op vraag 7 slaat op de woningen. B. en W. zeggen in hun antwoord, dat bij nieuwbouw wel rekening wordt gehouden met de opgedane ervaringen bij vorige woningcomplexen. Daar vroegen we echter niet zo zeer naar. We hopen inderdaad, dat met die ervaringen rekening gehouden wordt. We hopen ook, dat hele nieuwe wegen worden bewandeld. We denken met name aan experimentele woningbouw. Onze vraag was meer gericht op de woonwijken. Ik dacht, dat de vraag ook zo gelezen moest worden. Dan behoort ze misschien niet bij deze afdeling thuis, maar het ging ons om deze vraag: Wordt de planning van de wijken wel behoorlijk geëvalueerd? Om een voorbeeld te noe men: We hebben het gevoel, dat de wijk 't Nijlan beter is dan de wijken 't Heechterp en het Bilgaard, die daarna kwamen. Daar is toch geen sprake van eva luatie geweest en daar zijn toch geen verbeteringen ontstaan door ze aan de opgedane ervaringen te toet sen. Misschien kan de Wethouder een poging doen het antwoord toe te spitsen op de wijken. In het antwoord op vraag 8 (maximaal toelaatbare huren voor de laagstbetaalde groepen) lezen wij de constatering een bijzonder trieste constatering dat er voor deze groepen eigenlijk helemaal geen nieuwbouw komt. B. en W. zeggen, dat er misschien nog wel wat aan gedaan kan worden via de doorstro ming, maar uit hun antwoorden op de vragen 11 en 12 blijkt, dat de huurharmonisatie niet tot haar recht komt en B. en W. zeggen, dat zij geen huurbe lasting mogen heffen. Dat zijn dus factoren, waaruit blijkt, dat de doorstroming bepaald niet gemakkelijk op gang zal komen. Mijn vraag is dan ook: Wat zou er nu toch gedaan kunnen worden om de doorstro ming te bevorderen? Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde eerst een opmerking maken over de woningbouw in het alge meen. Het gaat om iets wat een beetje een grief van mij is, waarvoor U misschien ook niet eens een oplos sing aan de hand zult kunnen doen. Ik wilde gewoon iedereen erop attent maken, dat het woningen bouwen in Leeuwarden altijd zo'n enorme mannenzaak is ge weest en nu nog is. Er is één woningbouwcorporatie, dat is „Beter Wonen", die één vrouw in het bestuur heeft. Bouwteams bestaan ook alle uit mannen. U zult er misschien niet zoveel aan kunnen veranderen. Ik wilde alleen die grief hier eens in het midden brengen, maar ik wilde, dat degenen die hier zitten en er wèl mee te maken hebben, mijn opmerking eens in hun oren knopen. (De Voorzitter: In onze commissie zit ten wel vrouwen.) Welke commissie? (De Voorzitter: Die van de Gemeente.) Ja, maar ik bedoel meer vrou wen in te schakelen bij het bouwen van nieuwe wo ningen. (De Voorzitter: Ja, maar het ging mij even om die hartekreet van U en ik wilde maar zeggen: Als wij er iets aan kunnen doen, dan doen we het ook.) O ja, U bedoelt de Commissie voor het Woningbedrijf. Maar dat bedrijf bouwt geen huizen. (De Voorzitter: Ja, maar overal waar we er iets aan kunnen doen, doen wij het; dat wilde ik alleen maar zeggen.) Ik val U ook niet aan, wat dat betreft. Vraag 10, huurharmonisatie. Wij hebben die in de Commissie voor het Woningbedrijf besproken. Ik heb mij daar later nog weer iets meer in verdiept. En ik wilde toch wel waarschuwen, dat het systeem van puntentoekenning op de lange termijn wel moet lei den tot enorme huurverhogingen voor de eengezins-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 9