4
Nu is het beslist niet mijn bedoeling om hiermee aan
te bevelen, dat wij in Leeuwarden moeten stoppen met
alle mogelijke dingen te doen en zaken te benartigen
die eigenlijk voor een veel groter gebied zijn dan alleen
dat van de Gemeente zelf. Neen, dat moeten we niet
doen. Maar hiermee wordt aangetoond, dat dit beleid
noodzakelijk op een financieel debacle moet uitlopen.
Het lijkt mij, dat velen onzer dat te laat in de gaten
hebben gekregen. Twee jaar geleden, nog tijdens de
zittingsperiode van de vorige Raad, heeft mijn fractie
genoot Reehoorn tegen de begroting gestemd. Dat doe
je niet zo gauw en zeker wij doen dat niet gemakkelijk.
Dat heeft de heer Vellenga zo pas nog even benadrukt.
(Stem: Hij had het over weth. Heetla en over de
C.H.U.) Weth. Heetla behoort tot onze fractie! (De hear
Miedema: En dêryn hat de C.H.U. in greate ynfloed!)
(Gelach) De heer Reehoorn stemde tegen de begroting
omdat hij het niet juist vond, dat wij met de reserves
manipuleerden om voor het oog van de wereld een slui
tende begroting te krijgen. Hij trachtte toen reeds aan
te tonen, dat wij structureel op een verkeerde weg wa
ren. Reehoorn is vertrokken naar de Provinciale Staten
en wij zijn op de ingeslagen weg voortgegaan. Wij heb
ben de begroting sluitend gemaakt alsof we met inci
dentele tekorten te maken hadden. En pas nu dringt
het goed tot ons door, dat het een structurele aangele
genheid is, en dat we, als we zo doorgaan, steeds dieper
in het financiële moeras komen. Immers de Gemeente
loopt achteruit in zielenaantal. Ook de vooruitzichten
voor dit jaar lijken zeer ongunstig en dientengevolge
gaan de rijksuitkeringen aan de Gemeente omlaag. In
dien wij erin geslaagd zouden zijn zodanige omstandig
heden te scheppen, dat de Gemeente vanaf de oorlog
de landelijke groeitrend van het inwonertal had gevolgd,
had de zaak er nu vrij zeker heel wat beter voorgestaan.
De vraag is nu: hoe moet het verder?
De meerderheid van het College schijnt van mening
te zijn: we gaan gewoon door; dan worden we art. 12-
gemeente en dan zegt de hogere instantie wel wat we
mogen en wat we niet mogen. In principe is dit het
volgen van de weg van de minste weerstand en dit
roept bij mijn fractie om het maar matig uit te druk
ken zeker geen bewondering te voorschijn. Het lijkt
ons zo te zijn, dat wij er in de allereerste plaats met
kracht naar behoren te streven, dat we baas in eigen
huis blijven.
Wat kunnen we in concreto doen?
In de allereerste plaats moeten we zorgen, dat de aan
tallen woningen die in aanbouw zijn met kracht om-
noog worden gebracht. De heer Miedema heeft al enige
jaren, tijdens de begrotingszitting, aangetoond, dat niet
alleen de aantallen woningen die in aanbouw komen
veel te laag zijn, doch dat ook de prognoses van het
College veel te laag zijn gesteld. Ik heb bij de beant
woording van Uw Nieuwjaarsrede gezegd, mijnheer de
Voorzitter, dat U op Uw Gemeenteraad kunt bouwen,
ook bij de bevordering van de woningproduktie. Daarom
verblijdt het mij zeer, dat twee van onze raadsleden hier
aan zeer veel werk verrichten; het lijkt mij, dat ze meer
doen dan in redelijkheid gevraagd mag worden. Ik wil
deze twee mannen hiervoor hartelijk danken. Dit vele
werk kan reeds volgend jaar effect sorteren.
In de tweede plaats: Ais wij van mening zijn op
goede gronden dat we binnen afzienbare tijd weer
de goede kant uit kunnen gaan met het inwonertal, zou
het toch wel aanbeveling verdienen nu bepaalde taken
en/of investeringen uit te stellen.
Weth. De Jong heeft eigenlijk hiertoe een alterna
tieve begroting opgesteld. Ik weet niet hoe U denkt
deze zaak te behandelen. Het lijkt mij een kwestie van
orde te zijn. Onze fractie is van mening, dat het geen
zin heeft in één stemming over de alternatieve begro
ting-De Jong te beslissen. Een groot aantal van de door
Weth. De Jong voorgestelde posten willen wij, met hem,
niet in de begroting opnemen. Doch dit betreft niet alle
posten. Er wordt in onze fractie dan ook prijs gesteld
op behandeling van de voorstellen, stuk voor stuk, bij
de betreffende posten van de door het College inge
diende begroting. Dat lijkt ons de juiste weg.
In de derde plaats: Wij zouden rijks- en provinciale
overheden ervan moeten overtuigen, dat Leeuwarden
veel en veel meer op zijn schouders neemt dan voor de
Gemeente zelf noodzakelijk is. Er zou een weg moeten
worden gevonden om hiervoor compensatie te verkrij
gen. Denk alleen maar eens aan de S.A.D. We kunnen
nu wel zeggen, dat de doeluitkeringen te laag zijn, maar
de S.A.D. behoort niet bij de instanties, die voor een
doel-uitkering in aanmerking komen. Op de een of
andere manier moeten wij proberen speciaal daarvoor
een doeluitkering los te peuteren. Dan werken we op
een meer reële manier, dan wanneer we alleen maar
zeggen: de doeluitkeringen zijn veel te laag.
Als wij ons uiterste best doen om de werkgelegenheid
hier te krijgen en uit te breiden, doch alle werknemers
die hiervan profiteren wonen buiten de Gemeente, dan
lijkt het eigenlijk voor de Gemeente een weinig zinvolle
bezigheid; wij moeten voor hen ook nog alle mogelijke
voorzieningen treffen op de gebieden die ik reeds heb
genoemd. Ik geloof zelfs, dat wij er dan weinig of geen
belang bij hebben. Ik ben er mij van bewust, dat dit
geen prettige opmerkingen zijn. De heer Vellenga zegt
vaak: de Gemeente krijgt en heeft de Gemeenteraad
die zij verdient en ook de Raad heeft het College die hij
verdient. De logische gevolgtrekking is: Dan komt er
ook uit wat we verdienen!
Ik heb over het voorgaande al weer langer gesproken
dan ik van plan was, maar het betreft hier dan ook
een levensbelang voor de Gemeente.
Een zaak die met deze problemen aanrakingsvlakken
heeft gekregen, is die van de gewestvorming en de ge
meentelijke herindeling. Als het mogelijk zou zijn in
deze richting iets te doen, waardoor het complex van
voorzieningen waarvoor Leeuwarden zich gesteld ziet,
gemakkelijker te dragen is, dan moeten wij dit zeker
doen. U hebt in de eerste afdelingsvergadering gezegd,
mijnheer de Voorzitter, dat U zich intensief met deze
zaken bezig houdt, en dat er onderhandelingen gaande
zijn. Ik heb het onderwerp daarop geclaimd voor deze
zitting, omdat ik meen en dat is dan ook de enige
reden dat de Raad er recht op heeft te weten in
welke richting er gewerkt wordt en wat er getracht
wordt te bereiken. Ik zou namelijk met betrekking tot
deze zaken niet graag voor een voldongen feit willen
worden gesteld, omdat het vermoedelijk niet alleen van
belang is voor onze Gemeente, maar voor de gehele
provincie; het zou mij niet verwonderen, dat zelfs onze
Friese volksaard, taal en cultuur hierbij in het geding
kunnen komen. Houdt U ons alstublieft volledig op de
hoogte.
Ik wil eindigen. Niet omdat er nog niet vele en be
langrijke zaken zouden zijn die ik zou kunnen aansnij
den, doch omdat ik het niet nodig acht dat nu te doen.
Wij hebben sinds de instelling van diverse raden en
commissies meer inzicht gekregen in vele zaken; veel
wordt uitvoerig besproken en belicht voordat de Ge
meenteraad beslist. Wat dit betreft zijn we in grote
lijnen zeker op de goede weg. Er zijn voorts vele goede
dingen te noemen die in onze Gemeente plaats vinden.
Er zijn ook tal van zaken waar wij de C.C.P.-fractie
meer gereserveerd tegenover staan. Wij zien geen
aanleiding dit in den brede in de algemene beschouwin
gen naar voren te brengen. Wij hebben daar in de
gewone raadszittingen gelegenheid genoeg voor.
Wij zijn ervan overtuigd, mijnheer de Voorzitter, dat
U met het College veel werk verzet ten bate van onze
Gemeente, en dat ook de ambtenaren hun best doen de
zaken goed te laten verlopen. Daarvoor brengen wij U
allen onze welgemeende dank. Wij hopen met inspan
ning van al onze krachten en onder de zegen des Heren
door deze moeilijke periode in het leven van onze Ge
meente heen te zullen komen.
Hier laat ik het bij. Ik wil alleen nog aankondigen,
dat enkele leden van mijn fractie op diverse andere
punten zullen terugkomen, onder meer op het punt
van de financiën.
De heer B. P. van der Veen: Het eerste, wat opvalt,
is het tekort op deze begroting, een tekort, dat, anders
dan vorig jaar, niet uit reserves kan worden bestreden.
Er zijn geen kunstgrepen meer die we kunnen toe
passen om tot sluiting te komen. Het kost weinig moeite
de schuld hiervan op het Rijk te leggen, dat alle on
derwijskosten e.d. zou behoren te betalen. Alsof daar
mee wat anders bereikt zou worden dan verplaatsing
van het probleem. De realiteit is, dat we boven onze
stand geleefd hebben. We hebben maar gedaan alsof
het niet op kon. Alsof de gemeente niet de tering naar
de nering zou moeten zetten.
5
Nu kan het best zijn, dat door een samenloop van
omstandigheden een jaar een tekort oplevert, dat in
een reeks van jaren verdwijnt door overschotten op an
dere jaren. Een meerderheid in Uw College meent, dat
dit tekort een toevallig tekort is, niet een structureel
tekort. Ik kan dat niet zo zien. Ik denk dat we een
voudig te veel hebben uitgegeven, te veel hebben ge
ïnvesteerd zonder de nodige zorg over de jaarlijks daar
uit voortvloeiende lasten. Ik meen, dat ons financieel
beleid het woord beleid is vandaag erg in de mode
als er op dat punt al van beleid zou mogen worden ge
sproken, geen goed beleid is geweest. Het goede heertje
loopt altijd één keer vast. Ook als die rol door een ge
meente wordt gespeeld. En ongeacht of die rol min of
meer aan de gemeente is opgedrongen. We hebben te
veel geleefd in de gedachte, dat het niet op kan. We
hebben onvoldoende gezocht naar de soberste oplossing.
We hebben te veel gestreefd naar perfectie zonder kos-
tenbesef. Ik denk aan het ziekenhuis, dat de naam
„Triotel" draagt. Het komt mij voor, dat we de exacte
cijfers nog steeds niet volledig kennen, maar in elk
geval is het duidelijk, dat het niet goedkoop is en dat
de jaarlijkse lasten op ons budget in aanzienlijke mate
drukken. Ook bij de opzet van de brandweerkazerne
had men te weinig oog voor de kostenkant.
De Raad heeft op versobering aangedrongen en heeft
daarmee enig succes gehad. Het is evenwel beslist
niet het werk van de Raad om te zorgen dat met de
minste offers het grootste rendement wordt verkre
gen. De Raad mist als regel de mogelijkheid en de
kennis om dat te bereiken. Het ambtelijk apparaat en
het beleid van het College zouden er op gericht moeten
zijn bijzonder voorzichtig te werk te gaan. Daar heeft
het in Leeuwarden de laatste jaren, naar mijn mening,
wel aan gemankeerd. Ook de nieuwbouw, waarover
zeer onlangs werd beslist (de G.G.D. en de School
adviesdienst) lijkt niet in de eerste plaats te zijn ont
worpen met het oog op de kostenkant. Het is altijd
goed riemen snijden geweest van andermans leer. Het
is ook nooit moeilijk geweest om geldmiddelen, die
zonder pijn binnen kwamen, kwijt te raken. Nu de
middelen die binnen komen, de stroom die er uit gaat
niet bijhouden, zullen we ons moeten beraden op wat
wel en wat niet beslist noodzakelijk is. Beperktheid van
middelen dwingt tot bepaling van prioriteiten. Naar
mijn gevoel zullen we een heleboel subsidies kritisch
onder de loep moeten nemen.
Nimmer is de (materiële) welvaart zo hoog geweest
als nu. Nimmer zijn de mensen ook zoveel gesubsi
dieerd als nu. Naarmate men beter in staat is voor
zichzelf te betalen, wordt een sterker beroep op
de overheid gedaan. Wie eenmaal gewend ge
raakt is aan subsidie, meent er niet meer zonder te
kunnen en heeft steeds meer nodig. Terugdraaien is
moeilijk: men doet eerder een beroep op meer subsidie,
dan dat men bereid is te proberen op eigen benen te
staan en dan zichzelf de vraag te stellen of de kosten
wel voldoende rendement opleveren. We zitten, wan
neer de overheid voor alles en nog wat de kosten
draagt, in een vicieuze cirkel. Om te kunnen subsi
diëren, moet belasting geheven worden en blijft de in
dividuele burger minder ruimte over om zelf naar zijn
voorkeur bij te drogen. Een groter deel van het na
tionale inkomen distribueren via de collectiviteit, brengt
verlies van sociaal besef bij de burgers te weeg.
Het bevolkingsverlies van Leeuwarden kost ons een
aanzienlijk bedrag aan uitkering uit het Gemeente
fonds. Op zichzelf is enig bevolkingsverlies geen be
treurenswaardige zaak. Tenslotte gaat het in de eerste
plaats om de regio. Nu mag het een burgemeester blij
en gelukkig stemmen, wanneer in zijn ambtsperiode de
bevolking toeneemt als was hij niet alleen maar
bürgervader die toeneming op zichzelf is niet nood
zakelijk een pluspunt. Integendeel, zou men zeggen, als
bedacht wordt, dat er op de wereld veel te veel men
sen leven en, dat ons land tot de dichtst bevolkte lan
den behoort. Zo zonneklaar is het nu ook weer niet,
dat aangetrokken rijksdiensten een begerenswaardige
zaak zijn. Wel is het in hoge mate onbevredigend, dat
de centrumfunctie van onze stad niet duidelijker ge
honoreerd wordt. Wanneer in vrijwel de hele provincie
de tweede woningen aanleiding zijn tot extra belas
tingen, die drukken op hen, die de stad ontvluchten
om landelijke rust te vinden, dan is er toch ook wel
sterk de behoefte om hen te belasten, die, dagelijks de
landelijke rust genietende, voor andere doeleinden het
centrum bezoeken, hetzij om daar te werken, hetzij
om daar materiële of immateriële behoeftenbevredi-
ging te vinden. Naar mijn mening is een verfijning van
gemeentefondsuitkeringen een voldoende middel en is
hiervoor gewestvorming niet nodig.
Onze binnenstad vertoont open plekken en heeft
duidelijk behoefte aan sanering c.q. rehabilitatie. Al
vorens daartoe enig plan worde uitgewerkt, ware de
Raad te raadplegen omtrent een soort programma van
eisen, dat na die raadpleging zou kunnen worden uit
gewerkt. Dit geldt ook voor bestemmingsplannen bui
ten het gebied binnen de grachten. Wanneer eerst
plannen worden uitgewerkt, wordt de Raad in feite
elke keer opnieuw voor een voldongen feit geplaatst.
Tijdverlies is in dat soort gevallen een door B. en W.
veelvuldig en met succes gehanteerd pressiemiddel.
Des te merkwaardiger, wanneer bedacht wordt, dat
nergens de organisatie van de inspraak verder voort
geschreden is dan hier. Onze Stedebouwkundige Dienst
zou verder eigenlijk moeten heten: Dienst voor de her
ziening van bestemmingsplannen. Zodra een plan ge
reed is, is het immers al weer aan het verouderen. Er
zijn altijd dingen, waaraan niet gedacht is, of ont
wikkelingen in andere richtingen.
Zo zouden wij naar mijn mening thans moeten af
stappen van de idee, dat het voormalige IJsbaankwar-
tier daar ligt om met rijkskantoren te worden be
bouwd. Voor kantoren, speciaal rijkskantoren, is de
plaats van vestiging niet zo eng bepaald, dat deze, als
ze komen, niet op alle mogelijke plaatsen in Leeuwar
den neergezet zouden kunnen worden. De Rengers-
parkbuurt zou dan gebruikt kunnen worden voor be
woning, o.a. door bejaarden.
Ook voor bejaarden geldt, dat het slecht is om in
de watten gelegd te worden. Zij moeten, om fit te
blijven, zo lang mogelijk zelfstandig blijven. Zij moe
ten zelf leven en niet geleefd worden. Dat betekent
dat gezinsverzorging en Kruisverenigingen ook in het
bijzonder voor bejaarden een grote taak hebben. Terecht
meent ook het College dat dit in de eerste plaats een
zaak is voor het particulier initiatief. De bejaardenpro-
blematiek is natuurlijk niet simpel. Je kunt de mensen
alleen maar zo lang mogelijk zelfstandig laten blijven,
wanneer, op het moment waarop dat nodig is, opname
in een geschikte inrichting kan plaatshebben. Het zal
nodig zijn, mogelijk ook in diezelfde Rengerspark-
buurt, een verpleegtehuis te stichten voor mensen, die
zware verpleging behoeven.
Het valt op, dat bij het gereedkomen van bestem
mingsplannen allerlei lieden een rol spelen, maar nog
steeds geen ecologen of milieudeskundigen of natuur-
behouders of hoe men ze maar noemen wil. Met grote
hardnekkigheid wordt maar steeds dezelfde Bullepol-
der gereserveerd voor de zo hevig begeerde universi
teit, terwijl nu juist die Bullepolder uit een oogpunt
van natuurbehoud het meest waardevol is in de nabij
heid van Leeuwarden. Ik heb al vele malen gewezen
op het belang uit ornithologisch oogpunt. Nog steeds
hebben we hier een ganzenpleisterplaats, waar hon
derden ganzen zich nog tot voor enkele weken op
hielden. In feite op een steenworp van de stad. Wat
er verder allemaal aan vogels waargenomen kan wor
den en welke waarde dit gebied (direct bij de stad
gelegen) verder heeft, behoort in de rekening mee
genomen te worden. Niet alleen technici, ook biologen
behoren mee te spelen.
Wij kunnen geen lippendienst aan milieuzaken blij
ven bewijzen, wanneer wij niet bereid zijn die zaken
serieus te nemen. Wij moeten overigens t.a.v. milieu
zaken zeker niet in paniek raken. Maar we moeten
ook niet in het andere uiterste vervallen en alles maar
blauw-blauw laten. Het is gek dat zelfs verstandige
lieden altijd kans zien de schuld aan het kapitalisme
te geven. Zelfs een bioloog van wereldklasse als Paul
Ehrlich zegt: „The Laws of free enterprise are failing
since they permit unrestricted reproduction and pollu
tion." (De wetten van de vrije ondernemingsgewijze
produktie schieten tekort omdat ze maar ongelimiteer
de reproduktie en vervuiling te weeg brengen.) Merk
waardig hoe knappe koppen dwaasheden kunnen ver-