8'
9'
nog te kort. De heer Vellenga weet waarschijnlijk beter
dan wij maar misschien zijn we op dezelfde wijze ge
ïnformeerd dat de onteigeningswetgeving op het
ogenblik in behandeling is bij het Parlement; wij mo
gen redelijkerwijs verwachten, gegeven de voorberei
dingstijd die deze wetswijziging of dit nieuwe ontwerp
van wet heeft gehad, dat binnen niet al te lange tijd
deze wet in het Staatsblad zal verschijnen, waarna de
mogelijkheden die de nieuwe wetgeving biedt, ook zul
len kunnen worden gehanteerd. Ik heb er echter alle
begrip voor, dat, in het kader van vormgeving van aller
hande belangen die bij die onteigeningsprocedure be
trokken zijn, het ook voor de wetgever niet al
tijd gemakkelijk is om een goed functionerend wetge
vend bestel te geven waarmee wij als lagere overheden
ook uit de voeten kunnen.
De heer Vellenga heeft gevraagd naar de n.v., maat
schappij of stichting voor stadsherstel. Zeer binnen
kort zal daarover weer beraad zijn. Ik hoop, dat ook
dat project in het komende jaar meer handen en voeten
krijgt, duidelijker gestalte krijgt; zo'n instelling kan
uiteraard in het kader van de restauratie en rehabili
tatie van de woonfunctie van de binnenstad een zeer
belangrijke rol spelen. Of het allemaal zal luk
ken, moeten we nog afwachten, maar ik geloof, dat het
belangrijk is dat deze instelling er komt, zodat van
daaruit het genoemde proces op gang zal kunnen wor
den gebracht; dat moet dan ook al weer opnieuw in
het kader van de discussie over de binnenstadsproble-
matiek duidelijk uit de verf komen, want in die dis
cussie speelt uiteraard rehabilitatie van de woonfunctie
van de binnenstad een grote rol.
Dan ga ik nog wel even in zeer vluchtig op de
opmerkingen die met betrekking tot de ontwikkeling
van het project de Groene Ster zijn gemaakt. U hebt
in het kader van de financiële beschouwingen terecht
opgemerkt, mijnheer de Voorzitter, dat er in de afge
lopen jaren het een en ander tot stand is gekomen in
de gemeente Leeuwarden. Ik dacht, dat wij ons ter
dege moeten realiseren, dat, wat nu zijn financiële
neerslag vindt in de huidige begrotingsstukken, een
beleid is, dat in de afgelopen jaren successievelijk op
gang is gekomen. De „oudere" raadsleden weten maar
al te goed onder welke opdracht we dit grote recreatie
gebied ter hand hebben genomen. Ik dacht, dat het
zo is, dat, wanneer niet de gemeente Leeuwarden be
reid was geweest met alle risico's van dien dit
project tot ontwikkeling te brengen, van dit alles nog
maar weinig te zien zou zijn geweest. Men mag dan
zeggen, dat we vooroploper zijn en daarvoor de prijs
betalen, maar ik dacht, dat bestuurlijk gezien de prijs
voor vooroplopen wel te betalen is en dat de prijs voor
achteraan komen want ook daar staat een prijs
voor altijd te hoog is.
Verder wil ik dan nog een opmerking van de heer
Van der Veen over de verschillende bestemmingen van
binnenstad en randgebieden beantwoorden. Ik dacht,
dat wij ons moeten verzoenen met de omstandigheid,
dat een aantal functies, zoals ze in het maatschappelijk
proces tot ontwikkeling zijn gekomen, een grotere
ruimte-behoefte hebben; wat vroeger op één kamer
kon, gebeurt nu op drie kamers, de ruimte benodigd
voor een bepaald aantal arbeidsplaatsen is t.o.v. vroe
ger verveelvoudigd, terwijl ook het aantal functies
(sectoren) enorm is uitgebreid. Dat betekent onher
roepelijk, dat, binnen het beslag dat de ruimte biedt,
een groter beroep op de ruimte wordt gedaan, ook
voor het handhaven van het functiepatroon van de
binnenstad. Ik dacht, dat in deze Raad nog steeds de
overtuiging leeft, dat zo goed mogelijk voor zover
er ruimtelijk gezien mogelijkheden zijn het bestaan
de functiepatroon van de binnenstad gehandhaafd moet
blijven; juist door de differentiatie ontstaat de leven
digheid waardoor een binnenstad een binnenstad is.
Het betekent, dat we, naar mijn mening, moeten aan
vaarden, dat in het vernieuwingsproces een aantal
elementen naar voren komen die van een grotere om
vang en een andere contour zijn dan op het ogenblik in
de kleinschalige situatie van de binnenstad van Leeu
warden ons vertrouwd is.
Dan heeft de heer Van der Veen de opmerking ge
maakt, dat, als de burger botst op de bepalingen van
de bouwverordening of de bebouwingsvoorschriften, er
iets mis is; ik citeer hem vrijelijk. Wij hebben, naar
zijn mening, een ontsnappingsclausule nodig. Ik heb
in deze Raad bij herhaling gezegd, dat de uitvoering
van het beleid op dit punt niet meer is, dan een vorm
van medebewind van de Raad en B. en W., en dat we
terzake gevangen zitten in een wettelijk kader, dat op
het ogenblik niet meer ruimte biedt. Ik begrijp de ge
voelens van irritatie die kunnen ontstaan door de zeer
detaillistische opzet van dit soort wetgeving, maar ik
wil er aan herinneren, dat wij in de gemeente Leeuwar
den een aantal jaren hebben geleefd onder vigeur van
twee verschillende bouwverordeningen de heer Van
der Veen herinnert zich dat ook wel en dat wij heb
ben nagelaten zelfstandig een bouwverordening tot
ontwikkeling te brengen eenvoudig omdat wij kennis
droegen van het feit, dat door de V.N.G. een model
bouwverordening op poten werd gezet. En van die
uniforme bouwverordening, met de daarbij behorende
wijzigingen op basis van de plaatselijke situatie, heb
ben wij in 1965 gebruik gemaakt. Dat betekent, dat
een aantal elementen van deze uniforme bouwverorde
ning voor geheel Nederland gelden, tenminste voor
zover de gemeenten en het betreft het merendeel
deze bouwverordening hebben overgenomen. En
dus is het rechtsbestel rond de Leeuwarder burger het
rechtsbestel waaronder het grootste deel van de Ne
derlandse burgerij leeft en dat is, dacht ik, een ver
trouwde situatie. Ik heb allerminst de hoop, dat een
algemeen geformuleerde ontsnappingsclausule het in
dit wettelijk bestel zal halen. Hoewel ik mij dus de
gevoelens van irritatie best kan begrijpen, meen ik
toch te moeten zeggen, dat deze bepalingen een dui
delijke achtergrond en een duidelijke functie hebben.
In de betreffende situatie zitten wij ook om wille van
de rechtszekerheid van de burger, vast. Ik ontraad dus
de gedachtengang van de heer Van der Veen, tenzij
uiteraard de wetgever van oordeel zou zijn, dat
dit detaillisme niet meer nodig zou zijn; maar dat zie
ik bij onze centrale overheid nog niet gebeuren, in
tegendeel, ik dacht, dat op het terrein van de ruimte
lijke ordening en het toezicht op de gemeenten terzake
het futilisme nog steeds hoogtij viert.
Ik kan de heer Van Haaren, dacht ik, grotendeels
passeren, maar ik moet toch een opmerking maken
over de manier waarop hij over dat „vervloekte" tan
gentensysteem praat. Hij spreekt daarover alsof dat
tangentensysteem ons is opgedrongen. Hij zou natuur
lijk met even veel kracht kunnen spreken over de con
centrische cirkels die het stadsbeeld vroeger vertoon
den in de vorm van de grachten; dat doet hij niet,
eenvoudig omdat die grachten een aantal honderden
jaren ouder zijn dan de wegensystemen waarmee wij
nu proberen te werken. Maar als de heer Van Haaren
zegt, dat hij het met mij eens is, dat de binnenstad
bereikbaar en aanrijdbaar moet zijn, dan moet hij ook
weten, dat wij i.v.m. die bereikbaarheid en aanrijd-
baarheid een verkeerssysteem nodig hebben, dat de
capaciteit heeft om het verkeer te doen functioneren
en om der wille van de verkeersafwikkeling èn om der
wille van de verkeersveiligheid, twee elementen die
bij verkeersvoorzieningen altijd opnieuw een zeer grote
rol spelen.
Even nadat aan de Voorzitter een pakket adressen
was overhandigd terzake van de populieren aan de
Groningerstraatweg, mocht ik als Wethouder een
schadeclaim in ontvangst nemen wegens schade aan
rioolleidingen aan de Groningerstraatweg als gevolg
van de beworteling van de populieren. Die schadeclaim
voor twee rioolaansluitingen bedroeg f 1.300,Het is
de vraag of de Gemeente daarvoor aansprakelijk is dan
wel de bewoner; dat zoeken we nog wel uit(De
hear Miedema: Of de beammen.) Dy beammen hawwe
gjin bisit hwerop de skea forhelle wurde kin, mijnhear
Miedema. Ik wil U verder niet onthouden, dat de be
kende populieren nog hoogstens een levensduur hebben
van 10 jaar. Zij staan er al zo lang, dat zij hun maxi
mum leeftijd haast bereikt hebben. Dat is ook aan de
bomen te zien; zij krijgen dood hout en gaan er straks
natuurlijkerwijs aan. Ik zou verder nog willen zeggen,
dat dit helemaal geen actueel punt is. Als de plannen
voor de reconstructie van de Groningerstraatweg aan
de orde komen, ziet de heer Van Haaren vanzelf wel
wat daarvan de gevolgen zullen zijn voor de beplanting.
Het staat n.l. nog helemaal niet vast, dat deswege die
populieren zouden moeten sneuvelen, omdat binnen het
profiel van de Groningerstraatweg toch redelijk veel
ruimte aanwezig is en stellig binnen het profiel tussen
de tuinen zoals ze er nu liggen. Eén misverstand moet
ik nog uit de weg ruimen. Het gaat uiteraard altijd om
rioolleidingen die van de huizen naar de riolering toe
gaan en technisch gezien is het uitgesloten, dat deze
laat ik zeggen achter de betreffende bomen zou
den liggen; dan krijgen we de straat vol water.
Ik haw de hear Singelsma, leau ik, al in antwurd
jown op syn opmerking: „Hwerom moat in bistimmings-
plan "selfsupporting" wêze? Der kin dochs wol hwat
üt de algemiene middels by dien wurde." Der moatte
fansels wol algemiene middels wêze en nei de finan-
siéle skögings fan de Foarsitter (üt namme fan de mear-
derheit) en Weth. De Jong (üt namme fan de minder-
heit) bin ik hwat hoeden wurden om to sizzen, dat der
wol algemiene middels wêze soene foar in bydrage yn de
bistimmingsplannen. Ik herhelje noch mar ris, dat it
bypassen üt de algemene middels foar it dekken fan
in stik fan de grounprizen der net by is.
Der moat blykber yn Ljouwert altiten praet wurde
oer de moaije dingen dy't der earne oars binne dan
hawwe hja it oer de hear Le Roy fan it Hearrenfean
mar ik soe de hear Singelsma oanriede wolle ris to
praten mei de hear Van Essen fan de Plantsoenetsjinst
en ris to sjen nei hwat dy oan lytse eleminten yn heem
parkjes hat. Hy sil dêryn wier it ünkrüd fine, dat hy
bidoelt. Dat wurdt soarchsum bihannele. Ik jow dy rie
oan de hear Singelsma mei, ear't hy forhuzet.
De heer Faber heeft recht op een kort antwoord
m.b.t. de door hem gemaakte opmerkingen over de
bevolkingsprognoses in de structuurnota. Hij heeft ge
zien, dat in die nota een drietal veronderstellingen
worden gehanteerd, n.l. de veronderstelling van gelijk
blijvende groei (het woord groei dan uiteraard tussen
aanhalingstekens), een vooruitberekening op basis van
binding van het geboorte-overschot (dat uiteraard niet.
de neiging heeft te groeien), en bovendien een voor
uitberekening op basis van een veronderstelling van
een consequent gevoerd spreidingsbeleid van de rijks
overheid. Willen wij duidelijk maken hoe de ruimte
lijke ordening in Leeuwarden een eindperspectief kan
krijgen, dan zullen we deze drie veronderstellingen in
modellen aan de mensen moeten laten zien. Wij moe
ten er daarbij voortdurend van blijven uitgaan en
dat is misschien ook wel van belang voor de heer Van
der Veen dat de stad Leeuwarden een samenhan
gend geheel van functies zal moeten blijven. Dat be
tekent, dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen,
dat grote nieuwe uitbreidingen leiden tot functiever
lies van in het bijzonder de binnenstad.
De heer Faber heeft gezegd, dat de mensen aarze
len t.a.v. Goutum omdat men niet weet hoe het tracé
van de rijksstraatweg komt te liggen. Welnu, ik dacht,
dat voldoende bekend is binnenkort kan het bij de
vaststelling van het plan voor het buitengebied in de
Raad aan de orde komen dat dit tracé zich uiter
aard afspeelt tussen het bestaande bestemmingsplan
van Goutum en de bestaande rijksweg. Op zichzelf ge
zien zal dit de bebouwingsmogelijkheden van Goutum
als zodanig in geen enkel opzicht raken, integendeel,
die weg komt een behoorlijk eind van de bebouwing
af te liggen.
Ik dacht, dat ik in een vrij kort tijdsbestek door de
vragen en opmerkingen aan mijn adres heen gekomen
ben.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
De heer Bouma heeft de vergadering verlaten.
De Voorzitter: Ik geef nu allereerst het woord aan
de heer Heetla.
De heer Heetla (weth.): Ik dank U, dat U mij het
woord geeft, maar ik geloof niet, dat ik het woord be
hoef te voeren. (Gelach)
De Voorzitter: Deze Wethouder heeft het dus niet
erg moeilijk in deze ronde. Dan geef ik nu het woord
aan Weth. Ten Brug.
04>J
De heer Ten Brug (weth.)Ik heb maar een paar
opmerkingen naar aanleiding van de algemene be
schouwingen, omdat ik het idee heb, dat de meeste op
merkingen niet zoveel overigens toch terug ko
men bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken.
De heer Heidinga heeft een opmerking gemaakt over
het Muziekinstituut, maar ik heb begrepen, dat straks
bij de behandeling van de aparte punten op dat
onderwerp teruggekomen zal worden. Ik wil alleen
opmerken, dat het helaas niet zo is met name in
verband met financiële bezwaren van de buitengemeen
ten dat dit instituut zich meer en meer tot een
streekschool ontwikkelt. Ik acht de opvatting van de
heer Heidinga, dat je gewestvorming nodig hebt om de
lasten eerlijk te verdelen, niet juist. De ellende is n.l.,
dat, wanneer wij met dit soort dingen bij de buurge
meenten aankomen, zij evenmin of nog minder midde
len hebben dan wij. Overigens komt dit onderwerp nog
wel aan de orde.
Er zijn een paar opmerkingen gemaakt over de
S.A.D. Ik heb niet de indruk, dat daarover in de ver
dere discussie nog gesproken zal worden en daarom
ga ik daar nu maar even op in. De heer Heidinga
heeft m.b.t. het eventuele rijkssubsidie voor de S.A.D.
gezegd: Daar moeten we meer aan doen en dat is
heel wat anders dan - ik citeer hem, meen ik, let
terlijk kreten slaken over de lage doeluitkeringen.
Ik heb ongeveer een week geleden in deze Raad dui
delijk verteld, dat wij inderdaad meer doen dan af
wachten of de Minister van Onderwijs met zijn sub
sidie over de brug komt. Wij doen beslist meer dan
kreten slaken. Alleen heb ik het idee, dat een subsidie
er op korte termijn niet in zit; dat is in tegenstelling
met de aandacht die de begrotingsstukken van de
rijksoverheid van de lezer vragen voor de schooladvies
diensten of schoolbegeleidingsdiensten, woorden die
meermalen voorkomen in die stukken. Tot nu toe blij
ven, behalve voor een aantal specifieke gebieden, zo
als dat wordt genoemd, subsidies voor andere diensten
nog achterwege. Ik vind dat een vervelende zaak. Ik
begrijp eerlijk gezegd niet, waarom bij een start van
een schooladviesdienst in Noordoost-Groningen van
rijkswege f 750.000,beschikbaar wordt gesteld, ter
wijl voor een dienst die al een aantal jaren draait en
ongeveer 9 ton kosten meebrengt in verhouding
geen te hoog bedrag tot nu toe in het geheel geen
gelden ter beschikking worden gesteld.
De heer Van Haaren heeft dat deed hij ook in de
laatste raadsvergadering al; anders dan in de afde
lingsvergadering een aantal zeer vriendelijke op
merkingen gemaakt over de S.A.D. Hij heeft gezegd:
Wij hebben in de afdelingsvergadering wel een aantal
kritische vragen gesteld, maar die waren alleen be
doeld in opbouwende zin. Ik heb dat toen niet zo gevoeld
en ik heb toch ook wel enigszins de indruk, dat de
kritische vragen wel gesteld waren uit een gebrek
aan brede informatie over het werk van deze dienst. Die
informatie is inmiddels blijkbaar ingewonnen.
De heer Van der Veen is in verband met deze begro
ting en de financiële situatie nog eens teruggekomen
op de z.i. dure bouw van ons ziekenhuis Triotel. Ik be
grijp dat niet goed, want wat de lasten betreft worden
geen tekorten geraamd voor dit ziekenhuis. Wanneer
de heer Van der Veen het blad Elsevier kent ik denk
het wel(De heer B. P. van der Veen: Een zeer
vervelend blad.) Juist. Ik moet toch even naar dat blad
verwijzen; dat komt mij deze keer n.l. goed uit. Een
aantal weken geleden heeft dat blad een aantal pagina's
gewijd aan de kosten voor ziekenhuisbouw. Men wijst
in het betreffende artikel op de onrustbarende stijging
van de kosten in die sector. Men stelt zelfs, dat je op
dit moment, wat de bouwkosten betreft, moet rekenen
op investeringen van f 200.000,per bed. Wij zijn
toch zeker beneden de f 120.000,per bed gebleven.
(De heer J. de Jong: Het ging zeker om een acade
misch ziekenhuis.) Nee. Ik wil U wel het voorbeeld
noemen. In aanbouw is op het ogenblik het binnenzie-
kenhuis in Eindhoven dat is geen academisch zieken
huis en de verpleegprijs zal daar f 236,per dag
moeten worden. Dan zitten wij met f 114,per dag
niet zo slecht. Een ziekenhuis in Zutphen, dat een half
jaar na Triotel opengegaan is, zit met een verpleegprijs
van f160,per dag. (De heer J. de Jong: Daarbij
moet U wel vergelijken het voorzieningenpakket.) Het