10
sociale dienstverlening, cultuur, sport en recreatie of
jeugdwerk.
Bezuinigingen zouden er naar onze mening nog wel
te vinden zijn door te stoppen met het passief aankoop
beleid op de wijze zoals wij dit hebben voorgesteld. Van
de ca 2 miljoen die hierin wordt geïnvesteerd, komt
via de sanering weliswaar 80 pet. terug, maar dan
blijft er nog genoeg aan kosten en renteverlies voor de
Gemeente over. Ik zou de heer Tiekstra echt wel eens
willen zien waarmaken, dat los van de voordelen voor
de woongelegenheid het Groningse systeem niet goedko
per is dan het onze. Bij de algemene beschouwing van
het vorig jaar hebben wij uitvoerig stil gestaan bij de
zorgelijke situatie van het teruglopen van het aantal
inwoners en het aantal nieuwbouwhuizen. Wij zijn deze
problemen die duidelijk met elkaar te maken hebben
nog lang niet te boven en eerst over enkele jaren, als
de verschillende bestemmingsplannen klaar zijn, kan de
noodzakelijke woningbouw echt los. Wij zitten nu nog
met de erfenis van fouten uit het verleden. Weth. De
Jong heeft ons in de afdelingsvergadering over de wo
ningbouw enkele optimistische cijfers voorgespiegeld
die later door Weth. Tiekstra wel wat minder optimis
tisch zijn bekeken; de heer Vellenga heeft hierover zo
juist vragen gesteld. Toch doet het ons genoegen te
constateren, dat door veler inspanning de kop boven
het persverslag van de besprekingen in afdeling IV,
die luidde: „De woningbouw in Leeuwarden zit weer in
de lift." niet geheel onjuist is. Wij moeten er met de
woningbouw beslist weer bovenop komen want verdere
stagnatie leidt o.a. tot het voor onze gemeente zo ont
zettend kostbare verlies van inwoners, tot werkloos
heid onder de bouwvakkers en tot verdere vergroting
van de woningnood.
Voor wat er in de Transvaalwijk gebeurt en voor de
verschillende renovatieplannen hebben wij zeer veel
waardering. Op deze manier wordt voor Leeuwarden
noodzakelijke woonruimte behouden. Wij kunnen in de
huidige situatie geen huis missen, zodat alle afbraak
neigingen zoveel mogelijk moeten worden beteugeld.
Aanpassing van het oude woningbestand is in zeker
opzicht belangrijker dan nieuwbouw. Het is goedkoper,
sneller te realiseren en levert huizen op die ook voor
mensen met de lagere inkomens betaalbaar zijn. Die
huizen vinden wij niet in de nieuwbouw en de door
stroming loopt nog bepaald niet naar wens. Wij moe
ten alles op alles zetten om vooral de minstdraagkrach-
tigen in onze samenleving aan een goed onderdak te
helpen. In dit verband vragen wij ten aanzien van deze
categorie ook op het punt van huurverhogingen de
grootste terughoudendheid te betrachten. Wij zijn zeer
benieuwd naar de wijze waarop de bewoonbaarheid
van buurten, zoals Oldegalileën, die misschien pas over
jaren zullen worden gesaneerd, voorlopig kan worden
verbeterd. Jongerenhuisvesting is verder een belang
rijk probleem. Wij zullen er nauwlettend op toezien, dat
de goede wil van B. en W. in daden wordt omgezet.
Restauraties, zoals bijv. van het Princessehof, zien
wij als een navolging verdienend voorbeeld van ge
slaagde reddingsacties voor historische en stedebouw
kundig belangrijke monumenten. Het heeft ons bijzon
der veel genoegen gedaan te zien, dat er de laatste we
ken in de stad veel jonge bomen zijn aangeplant. Hulde
aan de Plantsoenendienst! Met de in de stad al aan
wezige bomen moeten wij zuinig zijn. Deze groenvoor
zieningen staan, wat ons betreft, automatisch op de
monumentenlijst. Wij kunnen wat dat betreft een voor
beeld nemen aan Groningen waar 480 parkeerplaatsen
moesten verdwijnen om 350 bomen te redden. Maar wij
kunnen ook dichter bij huis blijven en ons verheugen
over de houding van de bewoners van de Groninger
straatweg ten aanzien van hun populieren. Door onze
werkgroep milieu werd een huis-aan-huis enquête ge
houden, waaruit blijkt dat 80 pet. van de bewoners
deze bomen wil behouden, 16 pet. ze kwijt wil en 4 pet.
geen mening heeft. Bij de voorstanders van het behoud
van de populieren waren nog vrij veel mensen (11 pet.)
die wel eens reële last van de bomen hadden gehad,
maar toch deze populieren beslist niet wilden missen.
Het doet mij genoegen thans 135 aan onze Raad ge
richte verzoekschriften van bewoners, tot behoud van
de populieren, aan de Burgemeester te kunnen doen
overhandigen door mevrouw Woudstra.
Het behoud van ons groen is belangrijk. Werk mee
aan dat behoud. Ga fietsen of desnoods brommen; de
mens heeft ook zijn benen gekregen om zich voort te
bewegen. Dat ook het openbaar vervoer verbetering be
hoeft, weten wij allemaal. Dit punt verdient onze voort
durende aandacht. Wij hebben indertijd genoeg ge
lachen, eerst om Provo, later om de Kabouters met hun
acties tegen het autoblik en meer algemeen tegen de
vervuiling, uitbuiting en verstikking van ons leefmilieu.
Er is nu een rapport van de Club van Rome en een plan
Mansholt, waar wij echt niet meer om kunnen lachen.
In sommige opzichten komen dit rapport en dit plan te
laat. Om de vuilverbrandingsinstallatie kunnen wij wel
huilen, want die staat er al haast en is niet meer onge
daan te maken. Ook in onze stad moeten wij met grote
zorg en oplettendheid voortdurend waken voor een
schoon leefmilieu. Alleen met een reinigingspolitie ko
men wij er natuurlijk niet, al staan wij achter dit ini
tiatief. Het verheugt ons, dat B. en W. van mening zijn,
dat een nadere oriëntatie op het terrein van de milieu
hygiëne door de Gemeente wenselijk is. Wij zijn be
nieuwd naar de samenstelling van de commissie voor
milieuhygiëne en rekenen er op, dat deskundigen ad
hoe kunnen worden toegevoegd voor beoordeling van
specifieke problemen. Van de Wethouder kregen wij
reeds de toezegging, dat deze commissie het voor en
tegen van het spuiten met gif door de Plantsoenendienst
zal bekijken.
Op het gebied van het onderwijs waarderen wij de
pogingen van het College van B. en W. voor vestiging
van hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onder
wijs in onze stad. De contacten met de werkgroep van
het T.O.L. lijken goed. Maar op het gebied van het
kleuter-, basis- en middelbaar onderwijs ondervinden
wij grote moeilijkheden door volstrekt onvoldoende sub
sidies van het Rijk. Willen wij onze samenleving ver- I
beteren, dan moeten aan het onderwijs de hoogste kwa
litatieve eisen worden gesteld en moet iedereen gelijke
kansen tot vorming en scholing krijgen. Als je ziet,
hoe op de kleuterscholen al duidelijk taalachter
stand blijkt van kinderen uit de lagere milieus, dan is
het duidelijk, dat wij met compensatieprogramma's moe
ten werken, maar nog meer de ouders moeten betrek
ken bij het onderwijs en hun leren met hun kinderen
te praten. Bij overgang van kleuter- naar basisonder
wijs en van basis- naar vervolgonderwijs is er onvol
doende contact tussen deze verschillende vormen van
onderwijs. Wij zijn van oordeel, dat de Gemeente, via
de S.A.D., iets kan doen aan deze problemen en daar
mee aan de verbetering van de kwaliteit van het on
derwijs. Via de S.A.D. kunnen stimulerende injecties
worden gegeven voor mentaliteitsverandering bij leer
krachten, voor onderwijskundige strategiebepaling,
voor socialisatie van het onderwijs in de zin van het
doorbreken van het nog te grote isolement van de
school in deze maatschappij. Daarom vinden wij de
S.A.D. zo belangrijk, daarom hebben wij er in de des
betreffende afdeling zoveel kritische vragen over ge
steld, daarom blijven wij het werk van de S.A.D., dat
o.i. een bijdrage kan leveren voor de oplossing van
structurele problemen, kritisch volgen. Verdar zijn wij
van oordeel, dat het onderwijsbeleid niet alleen dient
te worden bepaald door de wethouder, de ambtenaren
van de afdeling en de commissie. Wij pleiten voor de
totstandkoming van een functionele raad voor onder-
wijsaangelegenheden waarbij allerlei mensen uit de
samenleving die nauw bij het onderwijs zijn betrokken
met gemeenteraadsleden en de wethouder aan één ta
fel komen te zitten, teneinde een bijdrage te leveren
voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Mevr.
Woudstra, die op dit terrein beter thuis is, zal in twee
de instantie, of bij de aangehouden punten, hier nader
op terugkomen.
Het spijt mij zeer U te moeten meedelen, dat Rieneke
Woudstra, als deze begrotingszitting achter de rug is,
zal bedanken als lid van de Gemeenteraad. Zij heeft
zich voor Axies en voor het raadslidmaatschap volledig
ingezet, doch het werk in de Raad en in de commissies
is voor een huisvrouw, met twee nog kleine kinderen
en een studie voor maatschappelijk werkster, gewoon
te veel. De heer Piet van der Wal zullen wij als haar
opvolger voordragen. Om der wille van de continu
ïteit zijn wij afgestapt van ons eerder ingenomen wis
selingsstandpunt en blijf ik voorlopig fractievoorzitter.
Het is wel jammer, dat nu voor de tweede maal een
V - XL
-- «r i
vrouw weggaat uit deze te eenzijdig uit mannen sa
mengestelde Gemeenteraad.
Tenslotte ben ik nog een antwoord schuldig aan de
lieer Vellenga^over de procedure t.a.v. de behandeling
van de twee begrotingen. Wij gingen ervan uit, dat
er alleen gediscussieerd zou worden over de meerder
heidsbegroting. De bezuinigingsvoorstellen van de wet
houders De Jong en Weide kunnen daarbij dan als
aparte punten ter sprake komen, naar onze mening.
Ik heb vrij uitvoerig, vanuit de opvattingen van
Axies, meningen, gedachten en vragen naar voren ge
bracht over het bestuur van onze stad. Ik heb ge
sproken vanuit een kritische instelling, doch ook zal
het U niet zijn ontgaan, dat wij waardering hebben
voor veel wat er in deze stad gebeurt. Het College en
het ambtenarenkorps getroosten zich veel inspanning
om van Leeuwarden een stad te maken waar het goed
wonen, werken en recreëren is. Wij zijn hiervoor zeer
erkentelijk, want wij streven hetzelfde na, al zijn onze
opvattingen over verbetering van de leefbaarheid in
onze stad soms zeer verschillend.
De Voorzitter schorst, om 15.30 uur, de vergadering
voor de theepauze.
De Voorzitter heropent, om 15.50 uur, de vergadering.
De hear Singeisina: Ik sil spitigernöch hwat
koarter krieme moatte as de hear Van Haaren. (De
Foarsitter: Dat hoecht net spitich to wêzen.) Ik kin
allinne ta myn forüntskuldiging oanfiere, dat ik net in
wike mei fakansje west haw. Ik moat dizze dingen der
mear sa by hea en by gers tusken troch dwaen. Dat wol
net sizze, dat ik it op in bulte punten net mei him
iens bin.
It halden fan de algemiene skögings is in beuzichheit
dy't elts jier wer werom komt. Ik biskögje it ek as in
stikje forplicht hüswurk, hweryn in partij, troch de
müle fan har fortsjintwurdiger yn de Ried, har sjens-
wize oer alderhanne fraechstikken nei foaren bringt. De
boargerij, mar ek it deistich bistjür, krijt op dizze ma-
near in ynsjoch yn hwat der libbet yn biskate rounten.
Fanselssprekkend rint in lytse fraksje it gefaer, dat it
stanpunt fan in foaroanman wolris hwat in to swier
aksint krijt. Krektas soene der yn sa'n partij gjin oare
stanpunten bistean. Yn elts gefal is de fraksje fan de
F.N.P. it ornaris wol aerdich iens mei har foarsitter.
(De heer Ten Brug (weth.) :Eénstemmig(Laitsjen)
Is is in aid mopke en it docht it noch altiten goed.
Lykwols dy ienriedigens tusken fraksjefoarsitter en
fraksje is fansels net it monopoalje fan de F.N.P., hwant
de twa blokken lofts en rjochts fan my fortoane in
ienriedigens dy't wierlik respekt öftwingt. Dêr rekket
nea ien oer board, soe ik hast sizze. En as it al kile-kile
is, dan moat der hwat fan it losse folk, dat efter dizze
tafel sit, byspringe om de skael nei de iene of de oare
kant trochslaen to litten. Dêrtroch is de ynfloed fan
de lytse fraksjes wolris greater as it tal sitten, dat se
ynnimme. Mar och, tink ik dan, sa is it mei de A.R.P.
ek al yn de lanspolityk. Dat sadwaende haw ik der ek
gjin sliepeleaze nachten om. Ik tocht justerjoun
doe't de hear Heidinga mei Bilderdijk op 'e knibbels
siet lit ik de lanbouherfoarmer en poëet Anthony
Christiaan Wynand Staring ris efkes ynfiere. „Een
gedicht behoeft wat vertolks.", sei dy. Sa giet it my
ek by it lézen fan de bigreatingsstikken. Of lit ik sizze:
by it trochnoaskjen fan dy stikken. Né, in gedicht kin
men it wier, wier net neame, hwant it is de meast
toarre kost, leau ik, dy't ik my yntinke kin; sa droech
as hop. It „vertolks" moat der wier wol by en dat
hawwe wy dan yn de foarm fan it oanbiedingsbrief,
dat ek in trochsneed riedslid bigripe kin. Dêrfoar myn
tank.
It haedmotyf, dat as in reade tried troch it hiele stik
hinne rint, is de konstatearring, dat de ryksoerheit de
gemeenten by de tomme heint. Hwa't net wit hwat dat
is, it bitsjut: se docht harren to koart. It is, tinkt my,
net nedich op de Finansiéle Forhaldingswet 1960 to
wizen. Oft it nou oer de ütkearing per ynwenner giet
of oer de forgoeding per kloküre foar gymnastyklokalen,
it is allegearre basearre op efterütstelling fan de lytse
gemeenten. De F.N.P. hat mei har finansiéle memoran
da dizze efterütstelling düdlik oan de oarder steld en
ik tocht ek, foar it earst. Ek yn dizze Ried hawwe wy
mear as ien kear frege har biswieren to ünderskriuwen.
Mar it Kolieezje hat dêr in oare opfetting oer en mient,
uat aat moat lans de wei fan de V.N.G. Ek de doel-
utkearmgen binne net tarikkend foar it doel dêr't hja
toar ornearre binne. It bigreatingstokoart, sa wurdt
konstatearre, wurüt foar in great part foroarsake troch
dizze neamde faktoren. Mei dit fraechstik hawwe de
measte gemeenten to krijen en dêrfandinne it ynfieren
fan alderhanne gemeentlike bilêstingen op it gebiet fan
kampearjen, twadde went ensfh., om op sa'n manear
hwat mear finansiéle earmslach to krijen. It is neffens
üs it werom setten fan 'e klok nei de tiid fan Floris
Vos, dy't de tollen to liif gyng. It is it öfskouwen fan
rykstaken nei de gemeenten en it makket, dat de ge
meenten net by steat binne harren normale taken to
forfoljen. Dizze öfskouwerij nei by eintsjebislüt
de boargerij wurdt dan mei in moai wurd faek profyt-
bigjinsei neamd en it mei dan yn de rounten fan de
jongehear Wiegel tige populair wêze, wy ünderskriuwe
dat net. Mar mei it konstatearjen fan dizze feiten binne
wy der net. It is in taek fan de partijen yn de Twadde
Keamer en it is ek in taek, tinkt my, fan de foar-
ljochtingstsjinst fan de gemeente om de boargerij düd
lik to meitsjen hokker üngelikense bihanneling der op
dit stik fan saken is.
De gemeentlike heryndieling en de gewestfoarming
binne ek punten dy't de kommende jierren oan de oar
der bliuwe. Der is in düdlike tsjinstelling tusken de
opfetting fan Dep. Steaten en de Ried fan Ljouwert. De
Provinsiale Steaten hawwe nou in kwart miljoen üt-
lutsen foar in ündersiik nei in gemeentlike herforka-
veling. De kommisje dy't dit ündersiik dwaen sil, sil
de gemeenten aenst in plan foarlizze. Bifolking en Ried
hawwe om de wurden fan de Minister oan to heljen
net it léste wurd. Dat is dan ek noch tige sêft üt-
drukt. Men moat dat oersette mei: Se hawwe neat to
sizzen. It is ien stik sintralisme hwat de klok slacht.
It moat op gemeenten fan 25.000 a 30.000 ynwenners
ta. En de gemeenten dy't aenst opheven wurde, réa-
gearje strak emosioneel. Sa hyt dat dan yn amtlike
tael. De gemeenten dy't der hwat by krije, binne saeklik.
It is net nedich, dat de gemeenten seis in ündersiik
ynstelle, seit it Kolieezje fan Dep. Steaten; de Minister
sil dêr dus ek gjin bydrage foar jaen. Hjir yn de Ried
wurdt dêr oars oer tocht. Dizze taktyk fan it Kolieezje
fan Dep. Steaten tsjinnet om troch it meitsjen fan
greatere gemeenten oan de gewestfoarming to üntkom-
men. Ommers, Fryslan opdiele yn trije gewesten bi
tsjut in ündergraving fan de provinsiale taken en it
provinsiael biwald. Mar dizze 40 oant 50 gewesten sille
aenst as in fjirde bistjürslaech oer Nederlan ütstruid
wurde en mei syn gewestlike rieden en rjochtstreekse
forkiezings de burokrasy en it sintralisme noch mear
fuortsterkje. Der wurket yn Ljouwert nou 7,8 pst. fan
de bifolking yn de oerheitssfear. Mooglik dat dit per-
sintaezje dan noch hwat heger wurdt; dat is in skrale
treast. Ik sjoch dizze taktyk fan it Kolieezje fan Dep.
Steaten as in aike yn 'e hannen stikken; de gemeenten
foar in part opheven en de gewesten op 'e keap ta. Ik
tink faek oan it ynfierene wurd fan it P.A.K.-forkie-
zingsbiljet; dêr stie op: „Wie regeert er nu eigenlijk?" en
dan kaem der in greate „U". Dat leauwe Jimme seis ek
net, wol Ik haw sa stadichoan bigrepen, dat it Kol
ieezje fan B. en W. hjir al dwaende is mei in soarte fan
ünderhanse gewestfoarming en dat de foarpostgefjoch-
ten mei de buorgemeenten al fierd wurde. Dat hyt yn
legertermen „fjürkontakt". Sa sjocht men hoe't amt
like en bistjürlike ynstellingen faek dwers tsjin elkoar
yngeane en dêr kin somtiden - somtiden, siz ik
de bistjürde foardiel fan hawwe. Ik tink mar ris oan
de daem nei it Amelan. Hwa't hwat thüs is yn dit
Babyion, wit hwat ik bidoel.
Ljouwert stiet aenst yn de startblokken om to bisyk-
jen de findelflechtige Ljouwerters, ald-Ljouwerters, dy't
harren yn de buorgemeenten fêstige hawwe, wer yn it
aldershüs werom to heljen. Oft dat slagje sil, is fansels
ek in stikje taktyk. Hiel hwat Ljouwerters hawwe de
léste jierren Ljouwert de rêch takeard om de ienfaldige
reden, dat hja gjin passend hüs krije koene. Faeken
binne it dyjingen dy't wol hwat stiif yn 'e rêch binne.
Yn 'e eagen fan de aide sosialisten binne it jildsekken
en kapitalisten en ik haw sa'n idé, dat dit soarte fan
dingen in rol spilet en dat mei dêrtroch de partikuliere
wenningbou hwat to let op gleed kommen is. Mar it