^2>H
VT3S
boven 6 Hier tegenover staat de stijging van
de overheidsconsumptie met respectievelijk 12^ en
Dat de post Onderwijs geen tekort mag
vertonen, is een illusie. De motie waarover mijn frac
tiegenoot Knol bij interruptie al heeft gerept, is een
voorbeeld, dat de uitkeringen voor onderwijs tot te
korten moeten leiden. Een volgend voorbeeld kan zijn
de normen voor de stichtingskosten voor onderwijs-
investeringen welke ik in eerste instantie heb ge
noemd. Zou de Gemeente bij het stichten van school
gebouwen uitgaan van de door het Rijk gestelde nor
men, dan zouden er nog weinig scholen gerealiseerd
kunnen worden. T.a.v. de normen die gesteld worden
voor de eigen heffingen in geval van een art. 12-ge-
meente, liet de Wethouder doorschemeren, dat de nor
men op onderdelen worden gehaald maar niet op het
totaal. Ik geloof, dat U, mijnheer de Voorzitter, dui
delijk heeft gesteld, dat, mede met de voorstellen die
vandaag of morgen worden behandeld, de totaal-nor
men wel worden gehaald. T.a.v. het gevoerde afschrij
vingssysteem stelt de Wethouder, dat de rijksnorm
fout en de gemeentelijke norm juist is. Het blijven
volgen van het eigen systeem vind ik een inconse
quente handeling. Want t.a.v. diverse rijksuitkeringen
gaat de Wethouder mee met de constatering, dat zij
te laag zijn en de uitgaven verdedigbaar zijn; toch
gaat hij nu over tot bezuinigen. Daarom zou ik nog
maals dit wisselgeld aan het College ter hand willen
stellen.
De in eerste instantie door mij naar voren gebrachte
suggestie om in het vervolg meer vergelijkingsmate
riaal te krijgen met name t.o.v. andere, gelijksoortige
gemeenten is enigszins in de mist blijven hangen. Ik
wil die nu toch nog even memoreren; het vergelijkings
materiaal zou mede kunnen dienen om te testen of
de onderdelen van het gemeentelijke apparaat alle even
rationeel draaien.
T.a.v. de opmerking van Weth. Weide zou ik willen
stellen, dat ik van mening ben, dat de dienstverlening
toch enigszins beperkt wordt, als niet meer, zoals
voorheen wel gebeurde, iemand de hekken voor mij
open draait en 's avonds weer dicht draait. De be
sparing van f 50.000,komt nu toch gedeeltelijk te
recht op de schouders van de gebruikers. Dat alle ver
enigingen akkoord gaan met de nieuwe regeling blijkt
niet uit de brief die wij van de K.N.V.B.-clubs in
Leeuwarden hebben ontvangen. Hoe die zaak verder in
elkaar zit, weet ik ook niet. Uit de brief krijgen we
de indruk, dat de verenigingen voor uitstel zijn om
nog tot nader overleg te kunnen komen. Dat de heer
Rook van de Sportclub Leeuwarden geen contact met
de Wethouder heeft gezocht, is spijtig, maar de moei
lijkheden hadden misschien voorkomen kunnen worden
als de Wethouder aanwezig was geweest op de bijeen
komst die belegd was met de gebruikers van de sport
complexen. Verder zou ik de Wethouder nog willen
vragen wat hij onder een milde regeling verstaat.
De heer Visser: Ik heb straks een hoofdschuddend
gebaar gemaakt in de richting van de heer Vellenga en
daar wilde ik eerst nog even op terug komen. Het ging
over het beleid van de meerderheid van het College.
Ik wil hier duidelijk stellen, dat ik dat in geen enkel
opzicht in een kwalijk daglicht heb willen stellen en ik
heb dat ook niet gedaan. Ik heb op een gegeven mo
ment gezegd toen het ging over de handhaving van
het bestaande voorzieningenniveau dat het College
alle steun van onze fractie kon verwachten. Ik geloof,
dat ik het hiermee voldoende heb gemotiveerd.
Wat het antwoord van het College in eerste instantie
betreft, een paar korte opmerkingen.
Eerst iets over de kwestie van de bouw van het
G.S.D.-gebouw. Ik wil op het punt van de financiering
niet verder ingaan; ik hoop, dat dat geen moeilijkheden
zal opleveren in het kader van de centrale financiering
waaraan wij gebonden zijn. Hier is een bepaald sys
teem voor gekozen. Daar stap ik dus verder van af.
Ik wil nog wel even onderstrepen, dat onze fractie er
aan hecht, dat de bouw van het G.S.D.-gebouw de
voorkeur krijgt boven de bouw van het G.G.D./S.A.D.-
gebouw.
Een tweede punt is de personeelsuitbreiding in het
kader van de stijging van de kosten van het algemeen
beheer. Wij hebben daar nogal ernstige bezwaren te
gen. Ik heb vanmiddag gesteld, dat de stijging t.o.v.
1971 in deze sector maar liefst 26% bedraagt; dat
vinden wij een rigoureuze stijging. Wij zijn ons ervan
bewust, dat ook onze fractie daaraan heeft meege
werkt op bepaalde punten; ik denk aan de instelling
van de raden en commissies, de reorganisatie van de
afd. K.A.Z. en de beleidsplanning. Naast de trendma
tige verhoging, die ook in de stijging van de kosten
zit (de normale jaarlijkse kostenstijging), blijft er,
naar onze mening, toch nog een behoorlijk gat zitten.
Daarom zullen wij op dit punt straks ook een amen
dement indienen.
Het laatste punt betreft de vraag die ik vanmiddag
heb gesteld over de dekking van het tekort. Wanneer
G.S. deze begroting niet zullen aanvaarden, dan zal öf
een dekkingsplan overgelegd moeten worden öf de
lijst van G.S. zo kunnen zijn, dat een dekkingsplan
overbodig is door een automatische regulering. Op dit
punt is de Wethouder niet ingegaan. Ik wilde toch
nog graag een nadere toelichting van hem horen.
De Voorzitter: Komen er geen voorstellen? Het
hoeft niet om mij. Ik wil U niet dwingen om voor
stellen in te dienen. Ik stel deze vraag maar even voor
de goede orde.
De heer Visser: Wij hebben inderdaad een hele serie
amendementen op de begroting van de meerderheid van
het College. Ik weet niet precies hoeveel het er zijn,
maar U hebt een lijst met voorstellen gekregen. Die
wordt nog aangevuld met een motie. Alle voorstellen
liggen al bij U op tafel en ik geloof, dat ze daarmee
officieel zijn ingediend.
De Voorzitter: Goed, die voorstellen komen dus
straks aan de orde; ze zijn nu officieel ingediend.
De heer De Vries: De heer Visser gaat aan de op
merkingen die door Wethouder De Jong zijn gemaakt
over de G.S.D. wat gemakkelijk voorbij. Ik wil graag
weten in hoeverre de mening van de heer De Jong op
dit punt gedeeld wordt door de meerderheid van het
College. De Wethouder heeft gezegd: Het is spijtig,
maar de bouw van de G.S.D. zit er dit jaar niet meer
in nu de Raad heeft gekozen voor G.G.D./S.A.D.-bouw.
(De heer De Jong (weth.): In mijn opzet.) Alleen in
Uw opzet dus. Binnen de opzet van de meerderheid is
het wel haalbaar. (De heer Heidinga: Was het maar
waar!) (Gelach)
De heer J. de Jong: Ik heb met belangstelling ge
luisterd naar de begrotingsdebatten. Er zijn veel zaken
aan de orde gesteld die in de eerste plaats met het
begrotingstekort samenhangen.
Wat mij buitengewoon is opgevallen, is het punt, dat
de woningbouw raakt. Maar mede bij die woningbouw
zijn betrokken de economische zaken. Wat mij in deze
begrotingsbehandeling en ook in de behandeling in de
afdelingen vooral is opgevallen, is, dat er eigenlijk na
genoeg geen enkele vraag gesteld is ten aanzien van
Economische Zaken. (De heer Ten Brug (weth.): Dat
had U ook kunnen doen.) Dat had ik inderdaad kunnen
doen, maar er zijn geen schriftelijke vragen gesteld en
je kunt op een bepaald moment ook eens een afwach
tende houding aannemen. (De heer Vellenga: Dus nu
blijft U met Uw problemen zitten.) (Gelach) Dat weet
ik niet. Ik heb nu de kans nog.
Wanneer ik dit zo stel, dan koppel ik dit vast aan
de verontrusting die er al enige jaren is t.a.v. de voort
gang van woningbouw en vooral van betaalbare wo
ningbouw. Wij zien op dit moment, dat diverse plan
nen tot ontwikkeling komen, zo mogelijk een aan
tal tegelijk tot ontwikkeling komen. Verleden jaar
spraken wij de vrees uit, dat er helemaal niets zou
gebeuren en nu komt er al een waarschuwende vinger
omhoog, omdat er te veel zou gebeuren. Voor het geval
dat er te veel zou gebeuren, zou ik van het College
wel eens willen horen in hoeverre het eigenlijk de eco
nomische uitbouw in deze gemeente ziet. Ik bedoel
hiermee: Welke mogelijkheden zijn er hier de heer
Vellenga heeft er al op gedoeld wanneer deze wo
ningbouw in exploitatie komt? Wanneer deze woning
bouw een aanvang neemt en op een bepaald moment
geremd zou moeten worden omdat het te snel zou
gaan, hoe ziet U dan de verdere ontwikkeling t.a.v.
de vestiging van bedrijven? We hebben in de afgelo
pen jaren kunnen constateren, dat er veel Leeuwar
ders die in de stad werken naar buiten trekken omdat
de woningbouw daar aantrekkelijker en beter betaal
baar is en ik vraag mij af hoe het zal komen als wij
zoals we nu van plan zijn hard aan de woning
bouw gaan trekken. De heer Heidinga heeft hier een
een compliment gemaakt aan een paar raadsleden; ik
dacht, dat dit compliment eigenlijk gemaakt moest
worden aan de Federatie van Woningbouwverenigin
gen die in haar totaliteit hard aan de woningbouw
werkt. De heer Heidinga zal het mij niet kwalijk
nemen, dat ik dit zo stel. Dit is geen zaak van enige
lieden, dit is een zaak van een groot team, dat geza
menlijk met gemeentelijke diensten hieraan werkt en
probeert er van te maken wat in kort bestek mogelijk
is. Wat mij verontrust is het volgende. (Ik kom terug
op hetgeen ik hier al eerder heb gesteld.) Wanneer
wij inderdaad komen tot een grote stroom in de wo
ningbouw en ik zou het echt niet zo gek vinden,
dat in 1973 (ik heb eens zitten kijken in mijn gegevens)
ongeveer 2000 in aanbouw zouden zijn dan moeten
de gereed gekomen woningen ook bevolkt worden.
Daartoe moet de woningbouw voldoen aan verschillen
de voorwaarden. Een van de eerste voorwaarden is,
dat het goede woningen zijn in een goede omgeving
waarin de mensen graag zullen wonen tegen een be
taalbare prijs. En aan die betaalbare prijs dat kan
ik U wel verzekeren wordt aan alle kanten (bouw
kundig) getrokken.
Maar er spelen ook andere factoren een rol, o.a.
ik loop misschien vooruit op hetgeen ik voor deze zit
ting heb geclaimd de grondkosten. Door diverse
raadsleden is dit punt al aan de orde gesteld en ik ge
loof, dat ik er toch goed aan doe op dit moment van
de gelegenheid gebruik te maken iets over die grond
kosten te zeggen. (De Voorzitter: Mag ik even inter
rumperen? Ik zou U toch wel met klem willen vragen
dat punt uit te stellen totdat wij dit onderwerp speciaal
aan de orde krijgen.) Daar heb ik geen bezwaar tegen.
Als ik hier stel, dat ik verwacht, dat in het jaar 1973
een 2000 woningen zeer zeker in aanbouw zouden kun
nen zijn, dan reken ik daarbij de woningbouw in Lek-
kumerend-oost (die komt op het ogenblik snel van de
grond), Aldlan-west, Westeinde (daar wordt dit jaar
zeker een begin gemaakt; er wordt gedacht aan een
bouwstroom van 10 per week) en Aldlan-oost (niet al
leen corporaties maar ook anderen ontwikkelen daar
bouwactiviteiten; de plannen zullen in een zeer snel
tempo kunnen worden verwezenlijkt.) Dit betekent, dat
er een poging wordt gedaan om een doorstroming te
krijgen. Deze doorstroming zal betekenen, dat wij mo
gelijk, wanneer wij hier kunnen komen tot aanvaard
bare prijzen, een bevolking naar Leeuwarden zullen
moeten trekken die hier ook een werkkring zal moeten
kunnen vinden. (De heer Vellenga: En als het niet
zou lukken tot die aanvaardbare prijzen te komen Dat
is nu juist het punt; daar gaat het om. Als het niet
lukt met die aanvaardbare prijzen, hoe ziet het Colle
ge dan de ontwikkeling in deze stad Ik zie het dan
niet zitten; op dit moment is het voor mij een groot
vraagteken. Daarom ben ik ook begonnen over het
punt Economische Zaken. Wanneer wij hier aan alle
kanten trekken aan die woningbouw en wanneer onze
plannen mogelijk zouden kunnen worden gerealiseerd,
met medewerking van alle mogelijke mensen die zich
in verenigingen hebben verenigd in samenwerking met
aannemers, dan zullen wij hier ook werkgelegenheid
moeten hebben, zodanig, dat wij niet alleen mensen
uit de lagere- en middenklasse kunnen aantrekken,
maar dat wij ook een kader zullen moeten kunnen
aantrekken om deze stad gestalte te geven. Ik zie dit
op het ogenblik niet en ik zou graag van het College
willen horen of er mogelijkheden zijn in de naaste toe
komst bedrijven aan te trekken, waardoor dit geheel
gestalte zal kunnen krijgen. Als wij willen doorgaan
met een sociale woningbouw, zoals steeds gevraagd
wordt, dan zie ik niet, dat wij dat kunnen doen zonder
een economische benadering en zonder het aantrekken
van bedrijven met het daaraan verbonden kader; dat
acht ik hier strikt noodzakelijk.
De Voorzitter schorst, om 22.45 uur, de vergadering
voor de tweede koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 23.10 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik zou eerst een poging willen wa
gen U uiteen te zetten welke voorstellen nu exact op
mijn tafel zijn neer geregend. Ik heb in eerste instantie
voorgesteld (een suggestie van de heer Heidinga vol
gend) en niemand heeft daartegen in de tweede in
stantie bezwaar gemaakt de voorstellen die zijn in
gediend morgen aan de orde te stellen als de betref
fende hoofdstukken aan de orde zijn. Ik geef dan de in
dieners de gelegenheid hun voorstellen toe te lichten
dat hoeft dus vanavond niet en ieder raadslid krijgt
dan natuurlijk de gelegenheid er het zijne van te zeg
gen. Daarna kan er over gestemd worden. Ik geloof,
dat we het beste deze procedure kunnen volgen. Ik zal
nu aangeven welke voorstellen morgen aan de orde
komen. U kunt het beste bijlage 4 in de aanbiedings
brief er even bij nemen; dat is de lijst bezuinigings
voorstellen van Weth. De Jong. (De heer Van Haaren:
Op welke pagina van de aanbiedingsbrief staat die
lijst?) Er is geen paginanummer. De bijlagen zitten
achterin.
Ik ga alle posten van bijlage 4 maar even na; ieder
een kan dan noteren wat hij wil. Ik begin bij de posten
onder a.
Ten aanzien van post 1 (verlaging materiële kosten
politie) is een voorstel ingediend; hetzelfde geldt ten
aanzien van de posten 2 (afvoeren uitgaven documen
tatiecentra lagere scholen) en 3 (stoppen uitgave „Uw
Leeuwarden").
Er is geen voorstel ingediend met betrekking tot
post 4 (verhoging lesgelden afdeling amateuropleiding
Muziekinstituut), maar ik neem aan, dat dat punt nog
wel ter sprake gebracht wordt bij de behandeling van
de verordening: agendapunt 3.
Met betrekking tot post 5 (bezuiniging op kosten
schooltentoonstellingenis een voorstel ingediend.
Er zijn geen voorstellen ingediend ten aanzien van de
posten 6 (verlagen subsidie Forum), 7 (verlagen sub
sidie Noorder Compagnie) en 8 (afvoeren subsidie
Tryater). Daar komt dus ook geen discussie over. (De
heer Vellenga: Tenzij Weth. De Jong een voorstel in
dient.) Die heeft geen voorstel ingediend. (De heer De
Jong (weth.): Ik zou het wel willen, maar ik heb geen
mede-ondertekenaar.) (Gelach)
Ten aanzien van post 9 (afvoeren post voor toekennen
van culturele prijzen) is een voorstel gedaan.
Er is geen voorstel ingediend met betrekking tot
post 10 (bezuinigen uitgaven camping, c.q. tarieven
verhogen).
Wel is een voorstel ingediend ten aanzien van post 11
(afvoeren subsidie voor amateur-topsport).
Met betrekking tot post 12 (afvoeren subsidie voor
kunstijsbaan) is geen voorstel ingediend.
Ten aanzien van de posten 13 (bezuinigen op onder
houd straten en parkeerplaatsen), 14 (bezuinigen op
plantsoenonderhoud), 15 (afvoeren kredieten voor as
falteren paden in parken) en 16 (verhogen parkeer-
gelden) zijn wel voorstellen ingediend.
Er zijn geen voorstellen ingediend ten aanzien van
de posten 17 (temporisering personeelsuitbreiding So
ciale Dienst) en 18 (uitstellen huisvesting Sociale
Dienst of verlagen investeringsvolume voor nieuwe on
rendabele kapitaalsuitgaven)
Dan komen we bij post 19 (verhogen opcenten per
sonele belasting), de laatste in deze reeks. Daarvoor is
geen voorstel ingediend, maar ik neem aan, dat dat
punt net als de lesgelden voor het Muziekinstituut
aan de orde komt bij de behandeling van de betreffen
de verordening; dat is een afzonderlijk agendapunt.
Het komt dus niet als voorstel in de begrotingsdis
cussie. (De heer Rijpma: Er is wel een voorstel inge
diend over de opcenten personele belasting.) Ja, maar
dat voorstel komt aan de orde als we de betreffende
verordening bespreken. Dat is ook de meest logische
gang van zaken, dacht ik. (De heer Rijpma: Het be
tekent wel, dat U geen goedkeuring van de begroting
kunt vragen, voordat de betreffende verordeningen
ook die met betrekking tot het Muziekinstituut be
handeld zijn.) Dat is een punt van orde. Ik heb er geen
bezwaar tegen, dat we de verordeningen behandelen
voordat we de begroting in stemming brengen. Dat is
ook logisch, want stel je voor, dat de Raad een veror
dening afstemt; dat heeft gevolgen voor de begroting.