19
die dat vinden. Ik zie dan ook elke verhoging de on
rechtvaardigheid alleen maar vergroten. Waarom is
deze belasting onrechtvaardig? Het kan immers zijn,
dat iemand die veel meer woongenot heeft dan een
ander, veel minder personele belasting betaalt, omdat
die nu eenmaal in een nieuw huis zit met een hoge
huur. Want de personele belasting is voor een groot
deel gebaseerd op de huren. (Ik heb hier verschillende
vergelijkingen getrokken.) Ik zal tegen elke verhoging
van de personele belasting stemmen.
De heer Van Haaren: Ik kan me volledig aanslui
ten bij wat mevr. Visser heeft gezegd. Het is me uit
het hart gegrepen. Ik ben tegen de verhoging die in de
raadsbnet wordt voorgesteld, en ik ben tegen de motie.
De Voorzitter: Ik moet U zeggen, dat de meerder
heid van het College en het is bij de algemene be
schouwingen, dacht ik, bijzonder duidelijk naar voren
gekomen op dit moment ten sterkste ontraadt zwaar-
uere lasten ik zeg met nadruk: op dit moment op
ons te nemen dan overeenkomt met verplichtingen die
we in ieder geval op onze nek zullen moeten nemen,
als zijnde in de toekomst wellicht art. 12-gemeente. Het
is best mogelijk, dat we dan op bepaalde punten dit
zou er één van kunnen zijn iets meer moeten doen
dan het minimum, waartoe men ons zal gaan dwingen,
maar we zouden dat al willen inbrengen in de inder
daad bikkelharde gevechten daar kunnen we ons
maar op klaar maken die we vanaf 1973 zullen
moeten voeren, aannemende, dat we dan art. 12-ge
meente zijn. En daarom zijn wij van mening, dat op
dit moment de verhoging tot 260 opcenten zeker niet
moet gebeuren, te meer niet, omdat er na alle beslissin
gen welke door U, leden van de Raad, zijn genomen,
geen sprake meer is van een sluitende begroting. Als
bij wijze van spreken deze verhoging een sluitende be
groting zou opleveren, dan zouden wellicht meer leden
van het College die ernstig hebben willen overwegen,
maar bij de paar miljoen tekort speelt deze f 75.000,
geen rol en dan zouden wij het, mede uit tactische over
wegingen, niet verstandig vinden, nu deze stap te zet
ten. Dat is het standpunt van de meerderheid van het
College, dat dus helemaal aansluit bij de uiteenzetting
die de heer Meijerhof heeft gegeven.
Zijn er raadsleden die behoefte hebben in tweede
instantie te spreken?
De heer Faber: Ik wilde me ook tegen het voorstel
tot verhoging van de opcenten tot 260 uitspreken. Ik
heb aanvankelijk gedacht, de desbetreffende motie te
moeten onderschrijven, maar gezien de motiveringen
van de verschillende sprekers en de Voorzitter, ben ik
op dit moment tegen de motie, omdat ik de zin daar
aan ontvallen acht.
De Voorzitter: Ik neem aan, dat de indieners van
de motie deze handhaven.
De indieners bevestigen dit.
De motie wordt verworpen met 25 tegen 9 stemmen.
Voor stemmen de heren G. F. Eijgelaar, O. Heidinga, H.
Jansma, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, Ir. C. L.
Rijpma, L. Visser, K. Weide (weth.) en J. Wiersma.
De Voorzitter: Verlangt iemand stemming over het
voorstel van B. en W.
De heer Van Haaren: Ik wens geacht te worden
tegen te hebben gestemd.
Ook de dames Visser-van den Bos en Woudstra-Peene
vragen aantekening geacht te willen worden tegen te
hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de dames M. M. Th.
Visser-van den Bos en L. Woudstra-Peene en de heer
T. H. van Haaren tegen zijn.
Punt 5 (bijlage no. 37).
Mevr. Woudstra-Peene: Mijn eerste reactie op het
voorstel tot het verder kostendekkend maken van de
huisvuilrechten was: ongeveer f5,per maand voor
het ophalen van al je huisvuil moet ieder daar toch
zeker voor over hebben; het principe van de vervuiler
betaalt. Maar gehoord de discussies, die we hier nu al
verschillende keren gehad hebben over het te kort
schieten zo ik dan zeg van de rijksoverheid (in
haar doeluitkeringsbeleid, zo zeg ik nu), vraag ik me
af: Waarom zou een Gemeente haar burgers hogere
lasten opleggen, die zij niet naar inkomen kan verde
len, als de rijksoverheid diezelfde Gemeente niet ge-
nog middelen verschaft om de noodzakelijke voorzie
ningen te treffen? De Regering kan via de inkomsten
belasting immers wél de belastingdruk evenredig ver
delen. Ik ben dan ook voor het meerderheidsstandpunt
in dit raadsvoorstel, uitgezonderd het punt van het
storten van afvalstoffen op het terrein aan de Greuns-
weg. Tot nu toe kan dat, als het minder dan y2 m3 is,
gratis. U wilt daar nu een bedrag van f 4,85 voor gaan
vragen. Psychologisch bekeken ik ben ook geen
psycholoog, maar ik kan natuurlijk wel een beetje
psychologisch denken vind ik dit besluit onjuist. We
moeten juist blij zijn, dat de mensen hun afval komen
brengen en het niet zo maar ergens neergooien. Het
brengen naar het stortterrein van afval moeten we zo
veel mogelijk aanmoedigen en daar geen geld voor
vragen. Om hoeveel geld het in totaal precies gaat,
weet ik niet dat kon ik niet helemaal uit de post
halen maar op de totale meer-opbrengst van
f 126.300,voor „Overige rechten", waar dit dan on
der valt, kan het bedrag van die y2 m3 gratis storten
heus niet zo hoog zijn. Het verkrijgen van de mede
werking van de bevolking bij het opruimen van afval
is heel veel waard volgens mij. Het is werkelijk een
principieel punt en ik heb er dan ook een motie voor
achter de hand.
De Voorzitter: Ik moet nog even een verzuim goed
maken: Mét dit voorstel is ook de laatste motie die nog
op de tafel ligt, in behandeling. Dat is deze motie:
„De gemeenteraad; in vergadering bijeen enz.; ge
lezen het voorstel van B. en W. enz.; besluit: het
tarief voor het ophalen van huishoudelijk vuil vast te
stellen op f3,25 per kalendermaand."
Wie verlangt nog het woord?
De heer Wiersma: Wij hebben deze kwestie destijds
ook behandeld in de Commissie voor de Dienst Reini
ging en Brandweer. Daar is o.a. gesproken over het
kosten-dekkend maken van het ophalen van het huis
vuil. We zijn in deze commissie meermalen tot de ont
dekking gekomen, dat er een aantal bedragen ontbreekt,
wanneer wij niet langzamerhand de rechten voor deze
diensten die aan de burgers van onze stad en ook aan
anderen daarbuiten, worden verleend, kosten-dekkend
maken. De bedrijven in deze zelfde Gemeente moeten
bijna praktisch alles kosten-dekkend betalen. Wij gaan
langzamerhand naar het punt toe, dat we voor datgene
wat ons allen tegenwoordig nogal bezig houdt: de be
strijding van de milieuverontreiniging, zullen moeten
betalen. Er zullen belangrijke investeringen moeten
worden gepleegd om aan dit soort zaken het hoofd te
kunnen bieden. En dit geldt niet slechts, dacht ik, voor
de bedrijven, maar dit geldt voor iedere burger van
onze stad en daarom is ook de commissie eenstemmig
van mening geweest het blijkt nu achteraf: niet
helemaal eenstemmig dat de huisvuilrechten in een
tijdsbestek van ongeveer vier jaar kosten-dekkend zul
len worden gemaakt. Ik dacht, dat op het ogenblik de
huisvuilrechten voor plm. 60 pet. kosten-dekkend zijn
Onder Algemeen op blz. 3 wordt aangegeven het ver
schil van mening tussen verschillende leden van het
College. De minderheid wil de kostendekking dit jaar
met 10 pet. opvoeren tot 70 pet. en het tarief op f3,25
per maand bepalen. Onze fractie is van mening, dat wij
daarin mee moeten gaan, want wij moeten proberen
onze burgers mee te laten werken aan het kosten-dek
kend worden van de huisvuilrechten, om daarmee
ook een stap te doen om het tekort op onze begroting
iets zij het dan ook inderdaad maar „iets" te
verlichten.
De heer Meijerhof: Het al of niet kosten-dekkend
maken van de huisvuilrechten is, dacht ik, een prin
cipieel punt. We hebben hier niet te maken met per
soonlijke belangen, maar met een gemeenschappelijk
belang, waaraan ieder behoort bij te dragen. Vanwege
kan
icht
de verordening die terzake in het leven is geroepen, k
men zich hier niet aan onttrekken en is men verpli'
een bepaald gedeelte van zijn inkomsten te besteden
aan huisvuilrechten. Aangezien de vrijheid dus beknot
is, wat het eigen inkomstendeel betreft, en wij de hef
fing niet naar inkomens van de inwoners progressief
kunnen heffen, zijn wij van mening, dat wij bij de
kosten-dekking van deze rechten toch niet verder moe
ten gaan dan de normen, die door het Rijk worden ge
steld. In dezen kan ik weer verwijzen naar het verhaal
dat ik bij punt 4 heb gehouden. De rijksnorm is, dacht
ik, op dit moment f31,in het voorstel van B. en W.
komen we op f 35,40 en in het voorstel, dat in de motie
is vastgelegd, wordt het f 39,Omdat we hier nog
weer verder boven de rijksnorm uitgaan, voelt onze
fractie er, net als bij punt 4, weinig voor om achter dit
onderdeel van de voorstellen te staan.
De heer De Vries: Kan het College een opgave ge
ven van het bedrag, dat men ongeveer meent te vangen
op grond van art. 7, lid 1, waarover mevr. Woudstra
zoeven sprak? Als we hier n.l. mee bereiken, dat de
mensen hun vuil weer op de kant van de weg storten,
komen we van de wal in de sloot en daarom dacht ik,
dat het goed zou zijn, dat we de suggestie van mevr.
Woudstra maar zouden volgen.
De heer De Jong (weth.): ïk dacht, dat op de ach
tergrond van de discussie toch weer dezelfde argumen
ten speelden, die we de vorige week hier ook gehoord
hebben, toen de heer Meijerhof hetzelfde standpunt
ingenomen heeft als ditmaal. Ik zou dus zeggen: Laat
ik daar nu niet te diep op ingaan. De standpunten zijn
bekend. Men kan blijven op het standpunt van 70 pet.
dekking, dat de heer Wiersma ook naar voren ge
bracht heeft, met de mogelijkheid van uitloop tot 100
pet.; dat is dus ook het idee dat in de commissie naar
voren is gebracht. Bij gelijkblijvend tekort, zoals het in
de begroting geraamd is, komen we op 63*2 pet. (het
voorstel van de meerderheid). Dan wordt dus het te
kort niet groter, maar de kostenstijgingen van lonen
enz. worden in de tariefsverhoging meegenomen en
gedekt. 60 pet. dekking geeft een extra begrotings
tekort van 45 mille. Bij de art. 12-norm zouden we op
56pet. komen en dat is dan nog eens 45 mille, dus in
totaal zou dat 90 mille verschillen bij het meerderheids-
voorstel. Het is goed, dat we even weten, dat we wel
over verschillende dingen spreken, maar ik dacht, dat,
wanneer de Raad weet wat hij wil, hij ook zijn beslis
sing kan nemen. Wanneer de heer Meijerhof zegt: Ik
wil de art. 12-norm hanteren, dan kan hij niet het
meerderheidsvoorstel van B. en W. accepteren, want
dat gaat uit van een dekking van 63^ pet., d.i. wat
tot nog toe het tarief was, verhoogd met de kosten.
Maar ik heb het idee, dat dat wel duidelijk is.
Mevr. Woudstra roert het probleem aan, waarmee
wij ook juist gekomen zijn. Ik moge even voorlezen wat
inde nota hierover staat: „De kosten van het storten
van het afval aan de Greunsweg worden volgens de
berekeningen voor 1972 geraamd op f 290.640,Deze
kosten hebben betrekking op het storten van 30.000 m3
afval, zodat de vergoeding op f9,70 per m3 of f4,85
per V2 m3 zal moeten worden vastgesteld. Het huidige
tarief voor het storten van afval bedraagt f7,per
m3, met dien verstande, dat bij storting van hoeveel
heden van minder dan y2 m3 niet behoeft te worden
betaald. Deze vrijstelling is opgenomen om te voor
komen, dat kleine hoeveelheden vuil in de grachten enz.
zullen worden gedeponeerd. In verband met de sterk
gestegen afvoerkosten en rekening houdende met het
feit, dat in steeds toenemende mate bedrijfsvuil wordt
gestort, is de directeur van de Dienst voor Reiniging
en Brandweer van mening, dat ook deze kleine hoe
veelheden in het tarief moeten worden betrokken. Dit
kan worden bereikt door het tarief te berekenen per
'i m3." Wanneer we hier dus niet paal en perk aan
stellen, dan worden er allemaal kleine hoeveelheden
vuil gebracht(Mevr. Visser-van den Bos: Geluk
kig maar, dat men het brengt.) U kan wel zeggen
gelukkig maar", maar dat betekent voor ons, dat er
een steeds groter tekort op deze dienst ontstaat,
f290.640,kost de storting alleen al. (De hear Mie-
dema: Mar dér sit dochs yn alles hwat mear as in
heale „küb" is.) Inderdaad, dat zit er ook in, maar
het storten in kleine hoeveelheden tot nog toe min
der dan y2 m3 is ontzettend toegenomen en ten ge
volge daarvan zegt men(De heer Rijpma: Door
particulieren of bedrijven?) Meest door bedrijven. Het
is dus zaak, daar paal en perk aan te gaan stellen.
Het uitgangspunt, dat hier gesteld is, is: Deze zaak
moet kosten-dekkend zijn(Mevr. Visser-van den
Bos: Maar wat wilt U hier bereiken met paal en perk
stellen? Ik heb het gevoel, dat, als je paal en perk
stelt, men het vuil dan niet meer brengt. En wat doet
men er dan mee? Daar willen we antwoord op hebben!)
(Vele interrupties.) (De Voorzitter: Niet allemaal te
gelijk. Weth. De Jong moet zijn verhaal afmaken; dan
Krijgen we een tweede instantie.) Ik dacht, dat ik dui
delijk genoeg geweest was. We hebben hier een zodanig
oplopend tekort voor dit onderdeel van de dienst, dat
we hebben gezegd: Hier móét iets aan gedaan worden.
Men kan de keerzijde van dit probleem ook belichten
en dat heeft men hier dan ook wel gedaan. De Raad
moet dan maar beslissen.
Mevr. Woudstra-Peene: De heer De Jong zegt: Er
wordt steeds meer bedrijfsvuil gestort. Ik geloof
beslist niet, dat bedrijven, al zijn ze nog zo klein of
het zouden al hele kleintjes moeten zijn telkens met
hoeveelheden minder dan een kub heen en weer gaan;
dan wordt het lak toch zeker duurder dan de brief! Ik
wil beslist mijn motie handhaven. Je behoeft maar te
zien wat al in de spoorsloot en in de Voorstreek ligt!
Ik wil dan nu deze motie indienen:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; enz. besluit:
dat het storten van afvalstoffen op het terrein aan de
Greunsweg vrij blijft voor hoeveelheden minder dan
V2 m3." (Wat is nou y2 m3? Nog geen matras, ge
loof ik.)
Het voorstel is mede ondertekend door de heer Van
Haaren.
De heer Van Haaren: Ik zou nog de woorden „door
particulieren" willen toevoegen achter „afvalstoffen".
De motie wordt, aldus gewijzigd, ingediend.
De heer Faber: Ik zou me van harte bij de woorden
van mevr. Woudstra willen aansluiten.
Wat de algemene kosten betreft, zou ik zeggen: de
vervuiler betaalt. Maar ik vind, dat uit de praktische
overwegingen, door mevr. Woudstra genoemd: anders
komt het afval, minder dan een m3, in de grachten of
waar dan ook terecht, de door B. en W. voorgestelde
bepaling dient te worden geschrapt. Ik ondersteun dus
de motie van mevr. Woudstra en de heer Van Haaren
en ik zou verder slechts willen herhalen: de vervuiler
betaalt, dus 100 pet.
De heer J. de Jong: In de Commissie voor de Dienst
Reiniging en Brandweer ben ik er een voorstander van
geweest om geleidelijk de tarieven omhoog te trekken
om tot een kosten-dekkend geheel te komen. Ik begrijp
best, dat dit niet in één keer kan; dat dit op tegen
stand stuit.
Ik zou ook nog wel eens graag bekeken willen heb
ben, of het niet mogelijk is het huisvuiltarief onder te
brengen in de prijs van de gewaarmerkte zak. Je zou
daarmee ook tegemoet komen aan datgene wat vaak
in de Raad gesteld is: Het recht wordt evenredig ge
heven; degene, die dus maar zeer weinig vuil aan de
weg zet, betaalt evenveel als degene, die het maximum
aantal zakken laten we zeggen, dat dat 6 is bui
ten plaatst. Als dit recht in de aankoop van de zak
zou kunnen worden verrekend, dan betalen bijv. de
alleenstaanden een evenredig deel van de kosten. De
genen die veel vuil aanbrengen, dienen dan tevens een
evenredig deel te betalen, en op die wijze zouden we
misschien tot een kosten-dekkend geheel kunnen komen.
De heer De Jong (weth.): Het lijkt mij toe, dat het
argument dat mevr. Woudstra gebruikt heeft, in de
discussie zojuist wel duidelijk naar voren is gekomen.
De Raad moet maar beslissen. Voor het College is het
een zaak van: vooral de kosten in de gaten houden.
Dit is ons uit de hand gelopen. Maar wanneer de Raad
zegt: We hebben de mindere inkomsten wel voor deze
zaak over, dan blijkt het wel uit de stemming over de
motie. Wij van onze kant hebben juist het vuil-brengen
in vele kleine hoeveelheden wat willen beteugelen.
De heer De Jong heeft nog over een heel ander
systeem gesproken. Hij zegt: „Eigenlijk ziou je de
huisvuilrechten moeten zien te innen via de aankoop