7 6 is, dan het was in de tijd, dat de rioolwaterzuiverings installatie nog niet draaide. Ik voeg daaraan toe, dat, afgezien van de vraag of de vervuiling van de Dokku mer Ee uitsluitend aan de stad Leeuwarden was te wijten, op dit moment zeker van de zijde van de stad Leeuwarden geen sprake is van vervuiling van de Dok kumer Ee. Ik stel er nadrukkelijk bij, dat de instantie die hier bij geraadpleegd is de enige deskundige instantie is die op het ogenblik hierover geraadpleegd kan worden in Nederland. Daar kan de heer Van der Veen bezwaar tegen hebben, maar hij noemt mij geen betere instan tie. Maar dat is het niet alleen. Mij dunkt, dat wij, zeker wanneer wij rekening houden met het volume van de binnengrachten en het volume van het buitenwater en zeker ook wanneer wij rekening houden met de fre quente doorstroming van water dat in geringe mate vervuild is, redelijkerwijs mogen verwachten, dat het advies, dat deze instelling heeft gegeven m.b.t. de zui verheid van het water, opgaat. Trouwens, de heer Van der Veen heeft ook nadrukkelijk gezegd, dat hij be paald voorstander is van het enige alternatief. Het enige alternatief is de binnenstad te rioleren en de technische aspecten daarvan, in het bijzonder voor wat betreft de grondwaterstand van de binnenstad, zijn niet zo eenvoudig, nog afgezien van de hoge kos ten die de aanleg van riolering in de binnenstad met zich brengt. Dat is m.i. het enige alternatief. Een ander alternatief, als we de nu voorgestelde installatie niet aanbrachten, zou zijn: het accepteren van een grotere vervuiling van het water van de binnenstadsgrachten. It forsyk fan de hear Miedema haw ik stilswijend ynkalkulearre yn myn antwurd yn earste ynstansje. De Voorzitter: Goed, dan is in ieder geval de heer Miedema tevreden gesteld. Z.h.st. wordt besloten overenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 124). De heer B. P. van der Veen: Ik mis in de raadsbrief een motivering van deze verandering. Ik zou dus graag willen weten wat de achtergrond van deze verandering is. Misschien kunt U laten weten welke gedachten- gang er ten grondslag lag aan het oude systeem en waarom dat wordt vervangen door het nieuwe systeem. De heer Tiekstra (weth.): Het antwoord is heel eenvoudig; het zal de heer Van der Veen deze keer niet tegenvallen. Het is n.l. zo, dat deze wijziging ten gevolge heeft, dat de gemeenten minder met schade claims van de I.W.G.L. worden belaagd wat betreft het leggen en verleggen van buizen. Deze verbetering, deze wijziging, is dus financieel gezien in het voordeel van de gemeenten. De heer B. P. van der Veen: Ik kan niet zeggen, dat het door het antwoord van de Wethouder duidelij ker wordt. Dit is een leuke redenering als de Wethou der het zo ziet, dat er twee partijen zijn, de I.W.G.L. aan de ene kant en aan de andere kant, als tegenstan der, de gemeenten. Maar ik dacht, dat wij de I.W.G.L. eigenlijk moesten zien als het eigendom van de ge meenten en niet, per definitie, als een tegenstander. Dus als U zegt: Wij leggen het van de gemeenten op de I.W.G.L., dan verschuift U het. Uiteindelijk komt het, via de I.W.G.L., toch weer bij de gemeenten te recht. Nu wil ik dus graag van U weten watvoor ge volgen dit heeft voor de verdeling van de stroppen zo zal ik het maar noemen van de I.W.G.L. over de deelnemende gemeenten. De Voorzitter: Misschien is het beter, dat ik even op deze opmerkingen van de heer Van der Veen inga. Deze wijziging betekent, dat de stroppen tot uit drukking komen in de watertarieven en dat die niet meer terug te vinden zijn in de gemeentebegrotingen. Dat de I.W.G.L. deze maatregel heeft getroffen, is het gevolg van een verzoek dat al jaren geleden van de zijde van de gemeenten aanhangig is gemaakt bij de I.W.G.L. De I.W.G.L. heeft daar nogal lang tegenaan gehangen en had deze maatregel ook liever niet ge troffen, maar de aandrang werd dermate groot, dat op een bepaald moment duidelijk was, dat de aandeelhou dersvergadering die uiteindelijk uit vertegenwoordi gers van de gemeenten bestaat dat verzoek van be paalde gemeenten zou gaan volgen. Dat is dus de re den van het aanbrengen van deze wijziging. Concreet betekent deze wijziging, dat, als dergelijke kosten moeten worden gemaakt, dat tot uitdrukking moet komen in de watertarieven, want de I.W.G.L, heeft geen andere keus. (De heer B. P. van der Veen: Dat is duidelijk; het tarief wordt dus hoger.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 127). De heer Snel: Ik ben met U van mening, dat aan de verkeerssituatie van het kruispunt Wirdumerdijk/ Zaailand/Nieuweweg wel iets te verbeteren valt. Ik dacht, dat met de verbetering de in verhouding kleine ingreep, die U voorstelt, inderdaad het beoogde doel kan worden bereikt. Uit de ter inzage gelegde tekening is mij echter niet geheel duidelijk of er ten behoeve van het trottoir, dat achter de bestaande boom langs zal worden gelegd, andere bomen of struiken zullen moeten sneuvelen. Ik zou dat heel erg betreuren omdat dit stukje groen m.i. een belangrijke functie vervult. Verder zou ik willen vragen of het mogelijk is de verkeerslichten op deze plaats, die op het kruispunt Wirdumerdijk/Nieuwestad en die bij de Westerplan tage, ook op de latere uren te laten functioneren. Voor al in de weekeinden en 's avonds laat in de weekeinden geeft het niet-functioneren van de verkeerslichten nog al eens moeilijkheden, meen ik begrepen te hebben. De heer Van Haaren: Toen ik Uw raadsbrief onder ogen kreeg, was mijn eerste gedachte, dat er weer twee mooie oude bomen zouden moeten sneuvelen ten be hoeve van het rijdend blik. Ik heb echter in de Lees kamer de tekeningen gezien en daaruit heb ik begrepen, dat de twee grote bomen die er staan, gespaard blijven. Dat was uiteraard voor mij een hele opluchting. Ik zou toch wel graag de garantie willen hebben van de Wet houder, dat hoe dan ook deze bomen blijven be staan, ook als zou blijken, dat bijv. de wortels voor de aanleg van deze nieuwe verkeersoplossing hinderlijk zouden zijn. De heer Snel heeft al gevraagd naar an dere aspecten van deze groenvoorziening. Het hele voorstel heb ik toch wel met zeer gemengde gevoelens ontvangen. U stopt iedere keer ons voorstel om autoblik uit de binnenstad te verwijderen met de opmerking, dat er eerst een binnenstadsplan moet ko men, maar als het er om gaat de verkeersstroom naar het centrum te vergemakkelijken, wordt er over een binnenstadsplan niet gesproken. Dat vind ik onlogisch en niet consequent. Als het er alleen om zou zijn te doen het autover keer, dat niet aangetrokken maar ingedamd moet wor den, diensten te verlenen, dan zouden wij tegen dit voorstel zijn. Wij gebruiken echter zelf bij voorkeur de fiets en hebben op dit punt de nodige keren in de mangel van op ons aanstormende auto's gezeten. De veiligheid van het rijwielverkeer, dat eigen opstellings stroken krijgt, wordt met het voorgestelde plan ge diend. Dat is belangrijk en het is hopelijk het begin van nog meer voorzieningen voor het toenemende rij wielverkeer. Wij gaan dan ook met Uw voorstel akkoord, al wil len wij nog wel opmerken, dat wij de voorgestelde ver lichtingsinstallatie afschuwelijk vinden. Ook bij de Wes terplantage lijkt nu alles helemaal van beton te zijn. Er is heus wel een minder kille verlichting te beden ken, zie bijv. de verlichting op het pleintje tussen het Gerechtshof en de Harmonie. De heer Miedema heeft inmiddels de vergadering verlaten. De heer Tiekstra (weth.)De heer Snel heeft terecht gezegd, dat deze verbetering juist is; dat valt, dacht ik, niet te ontkennen. Ik meen, dat met deze incidentele wijziging in het bijzonder de verkeersveiligheid van bepaalde verkeersgroepen wordt gediend. Als je een voetpad aanlegt door een plantsoenaanleg s al is die nog zo gering betekent dat altijd, dat er wat groen sneuvelt. Ik kan wel zeggen, dat, wat dit groen betreft, de maat daarvan maar ook het kleine moet men eren niet boven de grasspriet uit gaat. Ik wil graag met Openbare Werken de mogelijk heid bespreken om een zodanige aanleg in dit plant soentje te doen plaats vinden, dat die zo goed mogelijk aansluit bij de groene situatie, welke materiaalkeuze men dan ook maar zal doen. Uitgangspunt is, dat door de uitvoering van deze werkzaamheden op geen enkele wijze een boom of een struik gaat sneuvelen. Dat is uiteraard in zeker opzicht een bepaalde garantie die de heer Van Haaren van de Wet- nouder heeft gevraagd; het strekt ook niet verder dan net wethouderlijk woord. Ik deel met hem maar de Dienst Openbare Werken staat op hetzelfde standpunt de mening, dat het groen moet blijven behouden. Er staat een zeer fraaie es op de hoek bij het bankje en memand van Openbare Werken wil op zijn geweten nemen, dat bij de uitvoering van deze werken deze toom zal sneuvelen; in tegendeel, men zal er zeer trots op zijn ais deze boom ook inderdaad compleet in zijn scnoonheid gehandhaafd kan blijven. vy'at het in bedrijf zijn van de verkeerslichteninstal- iatie betreft, ik ben bereid de situatie in de eerstvol gende vergadering van de Verkeerscommissie nader onder ogen te zien, stellig na het gereed komen van de verkeerslichteninstallatie bij de Westerplantage, die, naar ik verwacht, toch wel voor 1 juli zal gaan func tioneren. Ik zou aan het adres van de heer Van Haaren willen zeggen, dat uiteraard de rapportering m.b.t. de bin nenstad, en in het bijzonder het onderdeel verkeers- en parkeerrapportering, een bijzondere bijdrage moet zijn voor de oplossing van de problematiek waar we vanavond incidenteel even mee bezig zijn. Gegeven het feit, dat het allemaal nogal wat tijd vraagt voordat liet in het uitvoeringsstadium komt en dat is beslis send, dacht ik geloof ik, dat we, daar waar we inci denteel in het bijzonder de verkeersveiligheid een dienst kunnen bewijzen, dat niet moeten nalaten. Ik geloof wel, dat de heer Van Haaren dat met mij eens is. Ik zal graag aan Weth. De Jong vragen met de Energiebedrijven eens te bekijken of de straatverlichting inderdaad niet wat laten we zeggen vriendelijker kan. Ik kan mij voorstellen, dat men daar eens over praat; hoewel ik de mening van de heer Van Haaren niet hoef te delen, kan ik mij voorstellen, dat die ver lichting wel wat vriendelijker kan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 19 en 20 (bijlagen nos. 116 en 131). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 138). De Voorzitter: Ik stel voor, dat, voor ik de Raad het woord geef, Weth. Weide U nog verslag uitbrengt over zijn overleg met de betreffende commissie en U het standpunt van B. en W. mededeelt. De heer Weide (weth.Zoals al in de raadsbrief is aangekondigd, heeft de Vaste Commissie voor het Midden- en Kleinbedrijf vanmorgen vergaderd. Van de 8 stemgerechtigde leden hebben zich 6 tegen de koop avond verklaard; 2 waren er voor; 1 van de 3 afwezige commissieleden heeft schriftelijk medegedeeld tegen de koopavond te zijn. Gezien het standpunt van de com missie en rekening houdend met de inhoud van de dis cussie van vorig jaar in deze Raad, gezien ook de brief van Mercurius die is binnengekomen, en gelet op de ontwikkelingen die zich op dit moment voordoen rond om de wijzigingen in de Winkelsluitingswet, ziet het College geen aanleiding thans van het vorig jaar door de Raad ingenomen standpunt af te stappen. (De Voor zitter: Wij komen dus niet met een voorstel, dat af wijkt van het standpunt, dat de Raad vorig jaar heeft ingenomen.) Z.h.st. wordt besloten het verzoek af te wijzen. Punt 22 (bijlage no 139). De Voorzitter: Dit punt sla ik even over, want de heer Keuning, Voorzitter van de Adviescommissie, zal bij de behandeling van dit voorstel aanwezig zijn. Hij zal na de pauze hier zijn. Ik stel voor eerst de andere punten af te werken. De Raad stemt hiermee in. Punt 23 (bijlage no. 113). De heer B. P. van der Veen: Dit is een voorstel om te voorkomen, dat het verdwijnen van het officiële lid maatschap van de wethouders in de verhoudingen enige verandering zal brengen. Nu is natuurlijk die verande ring van lid tot aanwezige op zichzelf maar een for maliteit. Voor mijn gevoel is het zo vastklampen aan die evenredigheid en die verhoudingen zoveel van die groep en zoveel van die groep eigenlijk niet goed. Het zijn overlegorganen, het zijn organen die adviezen geven. Als U dit zo gaat veranderen om te komen tot die gelijke verhoudingen, dan riekt dit mij te veel naar een nieuw soort orgaan, dat min of meer de plaats inneemt die door de Gemeenteraad ingenomen behoort te worden. Vandaar dat ik eigenlijk helemaal niet het gewicht begrijp van die gelijke verhoudingen, omdat ik dacht, dat die dingen precies even goed konden func tioneren wanneer we het zouden laten zoals het was. Ik ben bang voor de neiging, van deze diverse raden apparaten te maken die op de stoel van de Gemeente raad gaan zitten. De Voorzitter: Het gaat hier om een niet zo erg belangrijk punt; dat heeft de heer Van der Veen ook wel laten merken. Het voorstel is een consequentie van het nogal moeizame overleg dat wij destijds met alle belanghebbende groepen hebben gevoerd toen wij de verschillende voorstellen aan Uw Raad hebben gedaan. Er zijn enkele raden en dat is U ook wel bekend - waarin de verschillende groeperingen uit onze samen leving nogal diepgaand en bijzonder serieus hebben ge sproken over de verhoudingen waarin men in de ver schillende raden zou zijn vertegenwoordigd. Bij twee raden heeft dat ook duidelijk een rol gespeeld; men wilde niet dat een van de twee partijen dan bedoel ik niet twee tegenover elkaar staande partijen, maar twee verschillende soorten groeperingen in die raden een meerderheid zou hebben. Er is toen een duide lijke afspraak gemaakt; die is door Uw Raad gehono reerd. Het evenwicht zou nu verstoord worden door een toevallige omstandigheid en daarom menen wij, dat het correct en juist was gelet op het destijds ge voerde overleg deze correcties aan te brengen, hoe wel wij als College dat ook helemaal niet als een punt van principiële aard zien. Ik geloof niet, dat deze kwes tie hoe dan ook samenhangt met het stukje filosofie, dat deze raden door die wijzigingen in meer of min der sterke mate op de stoel van Uw Raad zouden gaan zitten. Dat is een heel ander probleem. Dat is ook stel lig niet de bedoeling van deze wijziging. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 24 (bijlage no. 118). De heer Faber: Heel kort. Wij zijn steeds tegen een verbreding van de Prins Hendrikstraat geweest. Wij zien het er op den duur, als gevolg van aankopen als die waarvan in dit voorstel sprake is, wel van komen. Ik wil daarom graag aantekening, dat ik tegen dit voorstel ben. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer Drs. D. Faber wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punten 25 en 26 (bijlagen nos. 129 en 130). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 27 (bijlage no. 135). Mevr. Djjkstra-BethlehemEen korte opmerking over punt 3 van de gemeentebegroting. Dat punt be treft het onderhouden en schoonhouden van de gebou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 4