2 De heer Van der Wal: Dank U. Ik zal mijn best doen. (Gelach) (Applaus op de publieke tribune) De Voorzitter: Ik zou U willen verzoeken de plaats naast de heer Van Haaren te willen innemen. Punt 2. De heer Van Haaren: Een kleinigheid. Op blz. 2 van het verslag van 13 maart 1972 staat in de rechter kolom onder het hoofdstuk „Van Haaren": „Ik wilde toch meer een motie indienen." Nu zou ik ontzettend graag eens een „meer-motie" indienen, maar daar behoort te staan „maar een motie". De Voorzitter: Die correctie zal worden aange bracht. De notulen worden met inachtneming van de aan te brengen wijziging, vastgesteld. De notulen van de vergadering van afdeling I van de Raad van 22 februari 1972 worden onveranderd vastgesteld. Punt 3. De heer P. P. de Jong (secr.): Van drie leden van de Raad is bericht ontvangen, dat ze verhinderd zijn aanwezig te zijn, nl. van de heren Meijerhof, Rijpma en P. van der Veen. De heer Eijgelaar heeft medege deeld, dat hij iets later ter vergadering zal verschijnen. Rondgezonden mededelingen. Sub A en B. De berichten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub C. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub D. De heer Van Haaren: Heel kort. Wij hebben kennis genomen van dit rapport en we willen hier nu eens heel nadrukkelijk uitspreken, dat we tegen deze vuilver branding zijn en het een volkomen foute en onjuiste be slissing vinden. (De heer Heidinga: Dat wisten we toch wel.) Ja, maar nu is het nog eens gezegd. Er wil len meer gemeenten aan meedoen, maar die kunnen nog op de dwalingen huns weegs terugkomen; wij niet meer. Het rapport wordt door de overige raadsleden voor kennisgeving aangenomen. Sub E. De brief wordt in handen van B. en W. gesteld ter afdoening. Punten 4 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 151, 141, 154, 145 en 155). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 156). De heer Van der Wal: Al is dit grondruiltje mis schien maar een formaliteit, we vinden het toch wat vreemd, dat, als alle plannen al klaar zijn en het werk in uitvoering genomen, dan pas een voorstel in de Gemeenteraad komt. Ik zou de Wethouder dan ook willen vragen, wanneer de grondruiltjes in de Kleine Kerkstraat en aan de Westerplantage aan de Gemeen teraad worden voorgelegd, want daar koopt hetzelfde bedrijf, de AGO, nog steeds panden aan. Verder hebben we gehoord, dat men bij het heien in de bouwput aan de Torenstraat met een scheef oog naar de Oldehove stond te kijken, omdat men bang was, dat er brokken steen zouden los komen als gevolg van de trillingen. Zelf heb ik de indruk, dat de Oldehove steeds schever komt te staan. (De Voorzitter: We hebben het na tuurlijk niet over de Oldehove op dit ogenblik.) Nee, maar die loopt een beetje gevaar, vinden wij. (De Voor zitter: Maar we gaan nu over deze aankoop praten.) O.K. Ik ben haast al klaar. Nu ja, misschien kan de heer Tiekstra mij gerust stellen? (De Voorzitter: Ja, dat doet hij maar zo.) De heer Tiekstra (weth.): Ik zou willen beginnen met te zeggen, dat uiteraard nadat een aantal beslis singen genomen zijn met betrekking tot bepaalde eigen domssituaties, civielrechtelijke transacties noodzakelijk zijn, inderdaad, zoals de heer Van der Wal zegt, als sluitstuk van de genoemde beslissingen. Voorts zou ik willen opmerken, dat, wat de Oldehove betreft, het scheèf zakken in de afgelopen decennia meevalt. Bij de tegenwoordige stand van de mogelijk heden is het risico van scheef zakken geringer dan ten tijde van de bouw van deze toren. De heer Van der Wal kan dus gerust zijn. De Oldehove staat en blijft staan. (De Voorzitter: Overigens is dit laatste punt hele maal niet in discussie.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 144). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 146). De hear Klomp: Us fraksje giet akkoart mei it ütstel om de Egelantierstrjitte troch to lüken en it terrein foar de sporthal en it oerdutsen swimbad to for- heegjen. Der binne lykwols noch in pear saken, dêr't ik in opmerking oer meitsje wol. En dêr spilet dc prachtige mole oan it Kealledykje in rol yn. Fan 'e moarn haw ik de situaesje nochris efkes opnommen. Fan de rounwei öf kin men de mole troch de Egelan tierstrjitte hinne al sjen. En dat is wier in skitterjend ütsjoch. It nij oan to lizzen forlingde fan de Egelantier strjitte sil lykwols in flauwe bocht meitsje. Nou is dat op himsels al hielendal net slim. Slimmer is, dat dc südkant fan it terrein fan de sporthal iepenbier grien wêze sil. De kans is dus tige great, dat de mole troch beammeguod letter net mear fan de Egelantierstrjitte ut sjoen wurde kin. En dat soe tige spitich wêze. Ik soe it dan ek tige op priis stelle, dat B. en W. tasizze, dat it iepenbier grien oan 'e südkant fan it terrein üt gêrs bistean sil. Dan bliuwt it ütsjoch op dizze moaije mole, dy't al üt 1850 stamt en dus al ryklik 120 jier aid is, bistean. Myn twadde opmerking giet oer it forbreedzjen fan in stik fan it Kealledykje. Foar dit forbreedzjen sil nochal hwat beammeguod sneuvelje moatte. En boppc- dat sil de sleat dêr tichtsmiten wurde moatte. ït soe in griis wêze, dat om it forkear nei de sporthal en it swimbad wer sa'n moai hoekje forlern giet. Dêrby komt noch, dat dy sleat funksioneel by de mole heart. Giet dy sleat dêr wei, dan stiet de mole dêr like doel- leas as in toer midden yn in mar, foaral ek omt hy oan in moderne strjitte komt to stean. Dat is gjin gesicht en it is alhiel net nedich. Forpleats de yn- gong fan it terrein foar de sporthal en it swimbad dy't nou oan 'e eastkant projektearre is, nei de südkant, dus nei it forlingde fan de Egelantierstrjitte; dan hoecht it Kealledykje net fornield to wurden. Ik bin fan doel eventueel aensen, yn twadde ynstansje, it folgjende ütstel yn to tsjinjen: „De Gemeenteried fan Ljouwert; byinoar op 15 maeije 1972; bislüt: a. dat it ütsjoch fanüt de Egelantierstrjitte op de mole oan it Kealledykje net forlern gean mei; b. dat de projektearre yngong nei it terrein foar de sporthal en it oerdutsen swimbad forpleatst wurdt nei de südkant; c. dat it Kealledykje sa min mooglik oantaest wurde mei." Mevr. Brandenburg-Sjoerdsina: Toen dit onder werp besproken werd in de Commissie Openbare Wer ken, waren er enkele leden die graag de mogelijkheid open wilden houden de toegangsweg naar de sporthal en het zwembad op een andere plaats aan te leggen. De heer Klomp heeft daar zojuist ook al het een en ander over gezegd. De inrit is dus nu gepland aan het Kalverdijkje, dat daarom moet worden verbreed en dus zijn karakter van landelijke weg zal verliezen. En de 3 molen komt op dat punt ben ik het ook met de heer Homp eens op een kruispunt van twee brede as- faltbanen. Wanneer de inrit wordt gemaakt aan de kant van de Egelantierstraat, kan het Kalverdijkje een bescheidener breedte houden. De bezoekers van de sporthal die per auto komen, kunnen bovendien één keer minder links afslaan. Wij spraken toen in de commissie af, dat dit aan de orde gesteld zou worden, als het plan Kalverdijkje ter vaststelling in de Raad kwam. De aanvraag van deze kredieten loopt op de vaststelling van het plan vooruit en mijn vraag is nu: Blijft bij aanvaarding van dit voorstel de mogelijkheid open om binnenkort, als het plan Kalverdijkje in de Raad komt, nog over deze eventuele wijzigingen te spreken? De heer Tiekstra (weth.)Het lijkt mij nuttig, dat ik bij de beantwoording begin bij de vraag van mevr. Brandenburg. Zij heeft er terecht op gewezen, dat de uitvoeringsplannen, zoals die nu aan de Raad worden voorgelegd, gebaseerd zijn op het ontwerp-bestem- mingsplan Kalverdijkje. In die zin kan dus ge zegd worden, dat met deze voorstellen vooruitgelopen wordt, zoals meer gebeurt, op een ontwerp-bestem- mingsplan. Iets heel anders is uiteraard, dat, zo de Raad tot vaststelling van het bestemmingsplan overgaat en dit consequenties zou hebben voor de nu aan de Raad voorgelegde plannen, deze consequenties ook na die vaststelling beoordeeld zouden moeten worden. De be langrijkste functie van de voorstellen die op het ogen blik aan de orde zijn, is het aanvragen van het kre diet, benodigd voor het aanleggen van de werken. Als ten gevolge van een beslissing van de Raad aard en inhoud van de werken veranderen, welnu, dan staat B. en W. niet anders te doen dan die wijziging(en) in de werken aan te brengen. En ik geloof, dat dat in goed overleg met de Commissie Openbare Werken kan geschieden. Iets anders is en daarmee loop ik in zeker op zicht vooruit op de behandeling van het bestemmings plan Kalverdijkje, maar deze situatie noodzaakt daar toch min of meer toe dat de Raad zich toch wel heeft te realiseren, dat het bestemmingsplan Kalver- dpje ter visie heeft gelegen nadat het alle overleg organen heeft gepasseerd en over dit bestemmingsplan in al die overleg-organen overeenstemming is bereikt. Ik stel niet, dat daarmee de verantwoordelijkheid van de Raad voor de vaststelling van het plan is verminderd, maar ik dacht wel, dat uiteraard de raadsoverwegin- gen die tot de overeenstemming bij de voorbereiding van dit voorstel hebben geleid, dienen te worden in gecalculeerd. Op dit moment kan de raadsbeslissing zich beperken tot de kredietverstrekking, waarbij de Raad eventueel incalculeert de mogelijkheid van, resp. het voorbehoud maken t.a.v. de technische uitvoering van die plannen; de Raad kan inderdaad in de volgende raadsvergade ring besluiten tot het vormen van een andere situatie dan die, welke nu in het ontwerp-bestemmingsplan, zoals het ter visie heeft gelegen, is opgenomen. Ik hoop, dat het mevr. Brandenburg duidelijk is ge worden, wat ik bedoel. Ik moat nou wol efkes by de hear Klomp torjochte komme, dy't it my, tinkt my, hwat slimmer makke hat as mefr. Brandenburg. Mefr. Brandenburg makke net mear as in foarbihald oangeande it bistimmingsplan Kealledykje. De hear Klomp seit: Akkoart mei it trochlüken fan de Egelantierstrjitte. Dan haldt hy in sköging oer de moune oan it Kealledykje en dan seit er: As it grien nou net heger wurdt as it gêrs, dan komt de moune der boppe üt. Ja, natuerlik, ik haw noch nea in moune sjoen, dy't lytser is as gêrs. Mar ik kin my ek wol oare foarmen fan grien foarstelle, hwermei ek wol foldien wurdt oan de winsk fan de hear Klomp. Dat is net in saek, dy't de ütstellen fan nou rekket en ek net de ynhald fan it bistimmingsplan. Wol men der beamme guod sette fan 1 Ij m hichte, wol men folstean mei stro ken fan 80 sm, nou, dan komt dy moune der wol boppe ut. Ik hoopje, dat de hear Klomp my dat wol tabitrouwe wol. Ik moat der by sizze, dat ik de ambtners fan de tsjinst wol tabitrouwe wol, dat hja foldwaende wur- dearring hawwe foar dizze moune fan 1850, dat hja der priis op stelle, dat dy rounom sjoen wurdt. Dan komt de hear Klomp op in foar my slimmer punt (ik hoopje, dat hy it mei myn sköging oer it gêrs en de mini-strükjes iens wêze kin), as hy freget de yngong fan de sporthal en it oerdutsen swimbad to forpleatsen fan de eastfant fan it gebou nei it Kealle dykje (oan de südkant fan it gebou.) (De hear Klomp: Nei it forlingde fan de Egelantierstrjitte.) Ja, mar dat is nou noch it Kealledykje. (De hear Klomp: It is mominteel greide.) (De Voorzitter: De heer Tiekstra heeft het woord.) Dit is in op it each maklike, mar yn wurklikheit folie slimmere situaesje. De forkearsbiwe- ging op in terrein dat in bipaelde bistimming krige hat yn in bistimmingsplan, is folie slimmer to foroarjen as de situaesje gêrs, strükjes ensfh. Hwerom? Omdat de troch to lüken Egelantierstrjitte in üntslutingsfunksje hat mei bitrekking ta Camminghaburen. (De hear Klomp knikt; gelokkich. As hy né skodzje soe, siet ik minder.) Men moat rekken halde mei de forkearsbi- weging, dy't üntstiet, hwannear't men op itselde punt ek de forkearsbilêsting bringt, dy't foroarsakc wurde kin troch de sporthal en it swimbad. Nou skoddet de hear Klomp de holle en nou krije wy forskil fan mie- ning. Ik woe him forsykje, dat hy him op dit stuit efkes syn miening foarbihaldt oant it bistimmingsplan yn de Ried oan de oarder komt. Hwant mei bitrekking ta dat bistimmingsplan en dan kom ik wer op deselde golflingte üt as mefr. Brandenburg is üt en tonei praet oer de totale situearring fan dizze beide akkommodaesjes. En it liket my op dit eagenblik net forstannich dat mei ik tsjin de hear' Klomp dochs wol sizze om, sjoen it foaroerliz dat mei alderhanne minsken dy't rjocht op ynspraek hawwe by sa'n bi stimmingsplan, fierd is, nou op basis fan in ütspraek, dy't de hear' Klomp sa mar efkes freget, de situaesje to foroarjen. Ik tocht, dat it forstannich wêze soe, dizze kwestje by de bihanneling fan it bistimmingsplan oan de oarder to stellen en dan kin it it maklikste dien wurde, sa't ik it mefr. Brandenburg niis al sein haw. As de bislissing fan de Ried mei bitrekking ta it bi stimmingsplan wegering ynhaldt technysk sjoen wolnou, dan is it tige ienfaldich om dat mei de Kom- misje Iepenbiere Wurken to oerlizzen op basis fan de ütspraek dy't de Ried dan dien hat, in ütspraek dy't der nou noch net is. De léste ütspraek dy't de hear Klomp oankundige hat, jowt my it minste lést. De swierrichheit sit noch it meast yn de term ,,sa min mooglik". Dêr binne wv it gau oer iens, mar oft wy it oer de omfang fan it „sa min mooglik" iens wurde, is in hiel oar punt. Ik moat mar it wurdt hwat flau; dat jow ik ta, mar it kin net oars under dizze omstannichheden op 'e nij wer forwize nei it birie dat hjir noch pleats hawwe moat oer it bistimmingsplan Kealledykje. En dan bin ik hielendal werom bij datgene wat ik zopas tegen mevr. Brandenburg heb gezegd: Laat de Raad op dit ogen blik volstaan met de beschikbaarstelling van de kre dieten. Wat mij betreft, ik heb er geen bezwaar tegen, dat de Raad de kredieten toestaat, onder voorbehoud van zijn beslissing over de bestemmingsplannen die in de volgende Raad aan de orde gesteld kunnen wor den. Waarbij ik de Raad alleen maar dringend in over weging geef rekening te houden met het overleg en de inspraak, die t.a.v. dit bestemmingsplan hebben plaats gehad. De hear Klomp: Ik wol noch efkes hwat fordüdlikje. Ik haw B. en W. alle romte litten hwat it strewelleguod oangiet. Ik praette niis oer beammeguod. En tusken gêrs, beammegoud en strewelleguod is noch wol in lyts bytsje forskil. Ik sil der altyd wol akkoart mei gean, as it om in lyts strükje giet. Wy moasten natuer lik ütgean fan de tekeningen dy't nou yn de Lêskeamer leine. Dêr steane dy dingen op en dêr bin ik op werom kommen. Ik gean graech akkoart mei it ütstel, mar foardat wy dizze saken op 'e nij bihannelje, moatte wy natuerlik neat dwaen. Fierders wol ik noch efkes opmerke, dat yn de kos- tenskatting dy't by de stikken lei foar de trochlüking fan de Egelantierstrjitte allinnich mar praet waerd oer it roaijen fan ien beam; oer it roaijen fan alle beammen by it Kealledykje wurdt net praet. Ik gean akkoart mei it ütstel fan B. en W. om dizze saek nou to'n prinsipale oan to nimmen en dan yn de folgjende gearkomste in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 2