12 niet aanvragen; deze instanties zouden de aanvragen moeten doen en wij zouden daaraan adhesie kunnen betuigen. Maar dat is de bedoeling niet van dit deelplan van scholen. Het gaat er hierbij om, nieuwe aanvragen op het plan te krijgen, niet om te voorkomen, dat be staande opleidingen verdwijnen. Niettemin ben ik toch wel blij, dat de heer Schaafsma dit voorstel als een kapstok heeft gebruikt om over de drie opleidingen te zeggen wat hij wilde zeggen. Het is ons niet bekend, dat de avondopleidingen van het Nederlands Genootschap dat is een landelijke vereniging die in een aantal plaatsen, o.a. in Leeuwar den, opleidingen geeft gedoemd zouden zijn op korte termijn te verdwijnen. Ik weet, dat daarover is gespro ken, maar het laatste wat ik gehoord heb, is, dat voor deze opleidingen, in overleg met het Genootschap, in de ontstaande vacature een nieuwe directeur zal wor den benoemd. Dat getuigt dan toch niet van een di recte opheffing. Het is wel bekend, dat het Nederlands Genootschap ook een aanvraag heeft ingediend voor een dagschool in het noorden van het land en bij die aanvraag is zowel de naam Leeuwarden als Groningen genoemd, maar dat is iets, waarop wij uiteraard geen directe in vloed hebben. Ik heb echter wel de indruk, dat dit toch niet helemaal buiten ons om zal kunnen gaan. Ik kan mij, gezien het feit, dat ook het Gemeentebestuur van Leeuwarden, zij het „via via", vertegenwoordigd is in het bestuur van Ubbo Emmius, de lerarenoplei ding voor het voortgezet wetenschappelijk onderwijs die toch ook wel wordt beschouwd als de kem, waar omheen alle andere lerarenopleidingen zich zullen moe ten groeperen (dus ook de lerarenopleidingen voor het beroepsonderwijs) niet voorstellen, dat de beroepsop leidingen, die wij al in Leeuwarden hebben, op den duur zouden moeten verdwijnen. Gezien de ervaringen die wij met de andere opleidingen (Ubbo Emmius) heb ben, is het toch ook heel goed mogelijk (dat is ge bleken) de zaak tweepotig te maken: zowel opleidin gen in Groningen als opleidingen in Leeuwarden. De l.o.-opleidingen die aanvankelijk aan de kweek scholen werden gegeven en later in het kader van de Noordelijke Leergangen zijn opgenomen, moesten om financiële en onderwijstechnische redenen een reor ganisatie op het departement door de Noordelijke Leergangen w,orden afgestoten; een deel van deze op leidingen is nu weer naar de kweekscholen terugge gaan, in de z.g. C-cursussen. De vraag is en dat geldt ook voor de m.o.-opleidingen van de Noordelijke Leergangen Hoe komt het op den duur met deze opleidingen? Want dit zijn opleidingen oude stijl en avondopleidingen. Het valt te verwachten, dat er naast de dagopleidingen nieuwe stijl ook avondopleidingen nieuwe stijl zullen komen. Hoe de verhoudingen dan zullen zijn tussen de bestaande instituten voor avond opleidingen en de nieuwe, is niet bekend. Dat zal mis schien in Friesland enige moeilijkheden opleveren, om dat de dagopleidingen door Ubbo Emmius worden ge geven (waar overigens wel de Noordelijke Leergangen via de Fryske Akademy in vertegenwoordigd zijn) en de avondopleidingen bij de Noordelijke Leergangen zijn gebleven. In andere plaatsen heeft het avondinstituut nu de dagopleidingen overgenomen. Maar deze kwestie heeft de nodige aandacht. Ik stel mij voor, dat de Noordelijke Leergangen hun opleidingen, zoals ze nu reilen en zeilen, op den duur zullen moeten beëindigen. l Dat behoeft echter zeker niet te betekenen, dat avond opleidingen voor de betreffende vakken in Leeuwarden zullen ontbreken in de toekomst. De heer Schaafsma: In het begin van mijn betoog had ik het over de bescheidenheid van het voorstel: slechts een avond-h.a.v.o. Nogmaals: ik z,ou graag zien, dat we iets onbescheidener waren en gingen uitbreiden tot een avond-lyceum. Dat hoeft niet zoveel meer te kosten. Het is technisch wat het gebouw betreft eenvoudig te realiseren. Dus: Waarom niet een avond lyceum in plaats van de hier voorgestelde avond-h.a.v.o. De heer Ten Brug (weth.): De heer Schaafsma heeft inderdaad ook hierover gesproken en ik heb ver geten zijn desbetreffende vraag te beantwoorden. Het is nog niet zo lang geleden, dat we in Friesland op provinciaal niveau hebben nagegaan, of we konden komen tot een avond-lyceum. De directe aanleiding daartoe was een subsidie-aanvraag van het Groninger avond-lyceum bij het Provinciaal Bestuur. De onderzoe ken die toen zijn ingesteld, leidden wel tot de con clusie, dat op dit moment een avond-lyceum en het ging m.n. om de atheneum-gymnasiumopleiding niet haalbaar zou zijn. Daarvoor is het rayon Friesland mis schien wat aan de kleine kant. Je moet met prognoses komen en later moeten de feiten uitwijzen, of die prog noses al dan niet juist waren. Voor de avond-h.a.v.o. ligt het wat gemakkelijker. En gezien de prognoses die op het moment gehanteerd worden, hebben wij er alle hoop op, dat de avond-h.a.v.o. voor Leeuwarden voor Friesland dan haalbaar is. Ik kan U wel zeggen, dat mijn persoonlijke mening is, dat we en dat ben ik met de heer Schaafsma eens niet bij het h.a.v.o. zouden moeten stoppen, maar ik heb het idee het is een kwestie van spel meer kans hebben om een h.a.v.o. die binnen ons bereik ligt, te halen (en die dan later uit te bouwen met een atheneum- en een gymnasiumafdeling) dan in één keer het totaal. Want dan komen wij, zoals gezegd, wel wat in strijd met de prognoses, die men op het moment hanteert bij Onder wijs en zou zo'n totaal-aanvraag worden afgewezen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16, 17 en 18 (bijlagen nos. 143, 147 en 142). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 150). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor de Financiën. De Wethouders worden geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen. Punten 20 en 21 (bijlagen nos. 158 en 149). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 148). De Voorzitter: Dit punt: het vervullen van vacatu res in een zestal commissies, hangt samen met het uit treden van mevr. Woudstra-Peene uit de Raad. De heer Heidinga: Ik zou graag voor de vacature on der f minzaam aanbevelen mijn geacht mede-fractielid de heer N. Sterk. Benoemd worden: a. als lid van de Commissie voor het Onderwijs de heer T. H. van Haaren met alg. stemmen; b. als lid van de Commissie voor het Opbouwwerk de heer T. H. van Haaren met alg. stemmen; c. als lid van de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer de heer P. D. van der Wal met alg. stemmen d. als lid van de Commissie voor de dienst voor Sport en Recreatie de heer P. D. van der Wal met alg. stemmen e. als lid van de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening de heer P. D. van der Wal met alg. stemmen; f. als plaatsvervangend lid van de Commissie van advies omtrent beroepschriften ingevolge de Alge mene Politieverordening Leeuwarden de heer N. Sterk met 32 stemmen (2 stemmen blanco) De heren Miedema en Snel vormden het stembureau. De Voorzitter sluit, om 22.20 uur, dc vergadering. 1 Verslag van de informatieve raadsvergadering over het rapport Woningmarktverkenning Leeuwarden, gehouden op 29 mei 1972. Aanwezig van de Gemeenteraad: de dames E. Branden- burg-Sjoerdsma (tot 21.35 uur), G. Visscher-Bouwer (tot 21,10 uur) en M. M. Th. Visser-van den Bos (vanaf 19.45 uur) en de heren S. Bouma (tot de koffiepauze), j, ten Brug (weth.), G. Buising, G. F. Eijgelaar, Drs. D. Faber, T. H. van Haaren, J. Heetla (weth.), W. Hemstra, H. Jansma, J. F. Janssen, J. de Jong, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, J. Knol (na de koffiepauze), W. S. P. P. de Leeuw (tot de koffiepauze), H. Meijerhof, W. Miedema, J.B. Singelsma, P. Snel, K. Spoelstra, N. Sterk, J. Tiekstra (weth.), Mr. B. P. van der Veen (tot de koffiepauze), G. de Vries, K. Weide (weth.) en J. Wiersma. Afwezig: Mevr. J. Dijkstra-Bethlehem en de heren 0. Heidinga, Ir. C. L. Rijpma, J. Schaafsma, P. van der Veen, J. T. Vellenga, L. Visser en P. D. van der Wal. Aanwezig van de Raad voor de Volkshuisvesting: de dames A. Mulder-Müller en B. G. Swierstra-Tijdens en de heren A. Bouma, A. J. Demmers, S. de Groot, G. Oostijen, C. Tadema, J. C. Teeuw, K. van der Valk, J. H. Vermeulen, P. A. Wiersma en J. Winters. Afwezig: de heren Ir. F. Bennekers, S. P. van Dijk, S. B. Jongma en H. Vijver. Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Secretaris: de heer P. P. de Jong. Inleider: de heer Dr. Ir. H. Priemus. Voorts zijn aanwezig: de heren J. Bakker, ambtenaar van de Dienst Openbare Werken, T. den Dunnen, ambte naar van de Economisch Statistische Afdeling, J. Haven, ambtenaar van de Dienst Openbare Werken, S. van der Knoop, ambtenaar van de afd. Volkshuisvesting en Open bare Werken, J. Mulder, ambtenaar van de afd. Volks huisvesting en Openbare Werken, en J. van der Wal, Hoofd van de afd. Volkshuisvesting en Openbare Werken. De Voorzitter: Dames en heren. Mag ik beginnen met U een hartelijk welkom toe te roepen op deze vergadering. Het is een ietwat bijzondere vergadering, ook voor ons. Het is een combinatie van de Gemeenteraad en de Raad voor de Volkshuisvesting. Het is de bedoeling, dat wij vanavond een informatieve vergadering zullen houden. Dat betekent, dat we zijn dat niet zo erg gewend in deze zaal de Raad vanavond niet direct wordt gecon fronteerd met het College van B. en W., maar met mijn linker buurman, de heer Priemus, die ik een bijzonder woord van welkom in ons midden wil toeroepen. Het zou mogelijk geweest zijn twee vergaderingen te houden, één van de Gemeenteraad en één van de Raad voor de Volks huisvesting. Wij zoeken op dit ogenblik nog naar de weg, hoe wij dit soort basis-stukken het best in behandeling kunnen nemen. Mede gelet op de tijd van de heer Priemus, van U en van ons, dachten wij, dat het in dit geval niet op een bezwaar zou behoeven te stuiten om een informa tieve vergadering te hebben waarbij zowel leden van de Gemeenteraad als leden van de Raad voor de Volkshuis vesting aanwezig zijn. Wij beschikken allen over het Rapport Woningmarktverkenning Leeuwarden, dat is op gesteld door het Research Instituut voor de Woningbouw te Delft. U hebt allemaal dit rapport reeds enige tijd geleden ontvangen. De rapporteur van dit rapport was de heer Priemus. Het is de bedoeling, dat de heer Priemus vanavond een uiteenzetting zal geven over het ingestelde onderzoek en de daarbij getrokken conclusies en de gedane aanbevelingen. Alvorens ik de heer Priemus het woord geef, zou ik U willen zeggen hoe B. en W. zich nu de verdere gang van zaken voorstellen, zowel wat betreft de gang van zaken vanavond, als de gang van zaken na deze vergadering. Wij dachten, dat wij vanavond het beste als volgt zouden kunnen handelen: De heer Priemus geeft een uiteenzet ting, daarna kunnen door U vragen worden gesteld en opmerkingen worden gemaakt. De heer Priemus zal daar van notities maken. Ik zou U vriendelijk willen vragen, zowel voor de heer Priemus, als voor het verslag, even L'wnaam te noemen. Dat is normaliter niet nodig, maar het is èn voor de heer Priemus èn voor het maken van het verslag gemakkelijk te weten wie er spreekt. (Bij een gewone raadsvergadering heeft iedereen zijn vaste plaats.) Ik dacht, dat we daarna een koffiepauze zouden houden. Na de koffiepauze zal de heer Priemus ingaan op de door U gestelde vragen. Van de gang van zaken zou ik willen laten afhangen of er daarna al dan niet een tweede instantie komt. Dat zullen we mede moeten laten afhangen van de hoeveelheid vragen die gesteld worden. Worden er enorm veel vragen gesteld, dan zou het met een eerste instantie al erg laat kunnen worden; ik dacht, dat we er dan een punt achter zouden moeten zetten. Maar ik kan me ook best indenken, dat de hoeveelheid vragen meevalt, en dat er geen enkel bezwaar is tegen het gelegenheid geven in tweede instantie vragen te stellen. Dat kunnen we straks met elkaar overleggen. Het College komt vanavond niet aan het woord. De leden van het College kunnen natuurlijk ook rustig vragen stellen aan de heer Priemus, maar zij gaan niet met U discussiëren. Na deze vergadering vragen wij aan de Raad voor de Volkshuisvesting ons advies uit te brengen over dit rapport en wel in het bijzonder over de conclusies en de aan bevelingen. Ik zou de Raad voor de Volkshuisvesting willen vragen om zijn advies uiterlijk in de maand sep tember te willen uitbrengen. Wij hadden het advies graag eerder gehad, maar wij zijn ons ervan bewust, dat wij vlak voor de vakantieperiode staan en dat het onereus zou zijn om U te vragen al in juli of augustus advies uit te brengen. Vandaar dat wij graag zouden zien, dat U uiterlijk in de maand september ons Uw advies uitbrengt. Dan ligt het in onze bedoeling om uiterlijk in de maand november dit rapport in de Gemeenteraad wederom aan de orde te stellen, maar dan in een normale raadsvergadering. Dan zal de Gemeenteraad zich moeten uitspreken in hoeverre dit rapport, in het bijzonder de aanbevelingen, al of niet aangevuld met punten die wij in een preadvies zullen opnemen daarbij zal ook overgelegd worden het advies van de Raad voor de Volkshuisvesting een basis zal moeten zijn voor het verder door ons te voeren beleid m.b.t. de woningbouw in de gemeente Leeuwarden. Deze gang van zaken stellen wij ons voor. Mag ik dan nu de heer Priemus het woord geven voor het houden van zijn inleiding? Wij zijn gewend staande te spreken in deze zaal, mijnheer Priemus, ik ben de enige die het voorrecht heeft te mogen blijven zitten maar als het voor U gemakkelijker is, mag U rustig blijven zitten; die beslissing laat ik aan U. De heer Priemus: Misschien is het goed, wanneer ik mij in de toelichting beperk tot een paar hoofdlijnen; dan hoop ik, dat in de discussie de punten aan de orde gesteld worden, de talloze punten ongetwijfeld, die ik in de toe lichting zal vergeten. Waarschijnlijk is het goed nog even aan te geven wat de afzender is van het rapport, dat bij U allen op tafel ligt. De gemeente Leeuwarden heeft enige tijd geleden een opdracht gegeven aan ons instituut, het Research-Instituut voor de Woningbouw in Delft. Ik kan mij voorstellen, dat dat een vrij duistere organisatie is voor U. Het is een instituut, dat zich bezig houdt met woningbouw en volks huisvesting, een instituut, dat een onderdeel is van de Technische Hogeschool in Delft. Dit instituut doet een poging zich bezig te houden, enerzijds met het meer toegepaste onderzoek op dit terrein en daar is dan dit rapport een vrucht van en aan de andere kant met het onderzoek op eigen initiatief, om bepaalde problemen die op langere termijn spelen te lijf te gaan en die zijn er nogal wat in de woningbouw een derde bezigheid is het spelen van een rol bij het onderwijs waar een bepaalde belangstelling voor woningbouw en volkshuisvesting begint te ontstaan. Wij hebben in het onderzoek in Leeuwarden een aantal zaken aan de orde gesteld die U in het dikke boek tegen komt. De vraag is natuurlijk allereerst, waarom dit allemaal gebeurt; de verzamelnaam is woningmarktonderzoek, maar wat is dat, wat doe je daarmee, waar is dat voor, waarom konden we al die jaren zónder en waarom is er ineens behoefte gekomen om zo'n onderzoek te houden? Het is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 1