2 De Voorzitter: De n zal worden geschrapt; wij vol doen graag aan het verzoek van de heer Van der Veen. Als het niet moeilijker wordt vanavond, dan gaat het nogal. Mevr. Visscher-BouwerU stelt in de raadsbrief, dat er met de genoemde pachters langdurig onderhande lingen zijn gevoerd. Dit mag dan gelden voor de heer Peenstra, maar volgens mijn informatie niet voor de heer Bottema. Laatstgenoemde heeft vrijdag uit de krant moeten vernemen, dat de mogelijkheid tot even tuele ontbinding van de pachtovereenkomst door de Pachtkamer wordt voorbereid. In april 1971 is de Ge meente voor het laatst bij de heer Bottema geweest. Ook is in de periode na die datum volgens de heer Bottema niet via de heer Talsma van de Centrale Coö peratieve Landbouwboekhouding onderhandeld over deze pachtontbinding. Is de Wethouder het niet met mij eens, dat het niet juist is deze kwestie met twee pachters als één zaak te behandelen? De grond van deze pachters mag dan naast elkaar liggen, maar men zou toch in ieder geval ook nog eens met de fam. Bot tema hebben moeten praten. Dat de onderhandelingen over de pachtontbinding stroef verlopen, vindt ook zijn oorzaak in het lage bod dat op het huis van de fam. Bottema is gedaan. Verkoop van het huis en pachtontbinding zijn voor de fam. Bottema niet te scheiden; met het bod, dat thans door de Gemeente op het huis is gedaan, kan men nergens een gelijkwaardige woning terug krijgen. Twee jaar terug reeds is men van de Gemeente bij de fam. Bottema geweest om mee te delen, dat de woning bleef staan en bestemd zou worden tot woning voor de beheerder van het asiel en operatiegelegenheid voor dit asiel; daarom zou zij dus de woning moeten verkopen. Dit weet ook de hui dige beheerder van het asiel die thans naast de fam. Bottema woont. Is het in feite echter niet zo, dat, als de fam. Bottema er de voorkeur aan geeft daar te blij ven wonen, dit mogelijk is omdat deze woning in het bestemmingsplan als woning staat aangegeven? Vindt U niet, dat deze gang van zaken scheve menselijke ver houdingen geeft? Is het de Wethouder bekend, dat deze woning zal blijven staan en dienst zal gaan doen als dienstwoning van het asiel? Was het de Wethouder bekend, dat onderhandelingen werden gevoerd om deze woning hiervoor aan te kopen? De fam. Bottema wil graag weten waar zij aan toe is. Is het niet mogelijk om mensen, die ook al niet meer zo jong zijn en niets nieuws meer kunnen beginnen, al deze onzekerheden te besparen? Wij moeten niet vergeten, dat wij hun dit aandoen. Zij vragen niet om weg te mogen gaan. Zij willen niets liever dan er blijven wonen; zij moeten er echter zeker van zijn of dit wel of niet kan. De heer Tiekstra (weth.): Bij de beantwoording zal ik nadrukkelijk onderscheid moeten maken tussen het voorliggende voorstel en de kwestie van de woning die door mevr. Visscher is aangesneden. Formeel en ook materieel is het laatste punt niet aan de orde. Dat wil ik wel even nadrukkelijk vaststellen. Het gaat hier n.l. om de pachtontbinding in het plan Camminghaburen en het plan Recreatiegebied Kalverdijkje. De woning is in dit kader een aparte zaak. De onderhandelingen met beide pachters zijn al be gonnen op 13 januari 1970. De adviseur van beiden is het adviesbureau van de Centrale Coöperatieve Land bouwboekhouding. Dit bureau treedt dus op voor beide pachters, i.e. Peenstra en Bottema. Er is met beiden zeker tweemaal mondeling overleg geweest; daarna heeft het overleg zich voortdurend voltrokken met de betreffende medewerker van het adviesbureau van de C.C.L.B. Er is geen overeenstemming bereikt. Ik moet daar nadrukkelijk bij zeggen, dat de heer Bottema heeft gezegd pas te willen meewerken wanneer ook met Peenstra overeenstemming is bereikt. Deze hele gang van zaken betekent eenvoudig, dat, afgezien van andere redenen die zal ik zo meteen noemen deze zaak door betrokkenen en op zich genomen m.i. niet ten onrechte gekoppeld is. Betrokkenen hebben hun belangen als het ware in één blok ge bracht, zoals ook de betreffende kavels in het plan Camminghaburen in één blok liggen. Dat betekent, dat, als vast staat, dat met ten minste een van beiden de overeenstemming moeilijk, zo niet onmogelijk valt te bereiken, de Gemeente uiteraard het recht heeft dat recht is in de Pachtwet vastgelegd het rechts middel te hanteren, dat nu wordt voorgesteld. Dat is ook het enige wat vanavond aan de orde is. In de raadsbrief staat n.l., dat de onderhandelingen met be trokkenen zullen worden voortgezet en dat getracht zal worden alsnog op minnelijke basis tot overeenstem ming te komen. Ik heb sterk de indruk dat zeg ik heel duidelijk dat, als de Gemeente dit rechtsmid del niet zal hanteren, de onderhandelingen niet tot een goed resultaat zullen leiden. Dit lijkt iets op de pro cedure van de onteigening. Voor het geval dat er op minnelijke basis geen overeenstemming kan worden be reikt, heeft de wetgever die dit heeft voorzien de overheid een middel beschikbaar gesteld om tot onteigening te kunnen komen. Zo is het ook met de ontpachting. De wetgever heeft destijds voorzien, dat er een situatie zou kunnen ontstaan waarbij niet op minnelijke basis tot overeenstemming over pachtont binding zou kunnen worden gekomen; in dat geval kan dus inschakeling van de Pachtkamer geschieden. Dat is hier nu aan de orde. Het enige verwijt, dat ons mis schien gemaakt kan worden, is, dat dit voorstel ter elfder ure op de agenda van deze vergadering terecht is gekomen. Ik adviseer de Raad op dit moment na drukkelijk om dit besluit wel te nemen, opdat wij in het verdere verloop van de onderhandelingen dit rechts middel als stok achter de deur kunnen hanteren. Er is in de loop van 1971 verscheidene malen onder handeld met de betreffende medewerker van de C.C.L.B. Er is verschillende malen zeer nadrukkelijk gevraagd om tot afdoening te geraken van deze zaak. Ik heb de stellige overtuiging, dat in ieder geval in één van de beide gevallen welbewust deze zaak op de lange baan is geschoven. En dat is de reden waarom B. en W. nu met dit voorstel komen; in dit voorstel zijn zoals betrokkenen zelf ook hebben gedaan beide gevallen gekoppeld. Wij kunnen m.i. deze kwestie rustig losmaken van de verwerving van het vast goed van de heer Bottema in het plan Kalverdijkje. Dat is een hoofdstuk op zich zelf. Het bestemmingsplan Kalverdijkje is in de Raad geweest. Mevr. Visscher moet mij ten goede houden, dat ik niet uit het hoofd kan zeggen wat de bestem ming van dat vast goed precies is. Maar als die be stemming in overeenstemming is met het huidige ge bruik door Bottema, dan heeft de gemeentelijke over heid geen enkel rechtsmiddel beschikbaar om hem uit de woning te verwijderen; dan zou op minnelijke basis tot verwerving door de Gemeente gekomen moeten worden. Ik herhaal nadrukkelijk, dat het voorliggende voor stel volstrekt los gezien kan worden van de onderhan delingen met de heer Bottema over de verwerving van zijn vast goed in het plan Kalverdijkje. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 10 t/m 12 (bijlagen nos. 269, 272 en 267). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 287). Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Aan de Raad wordt gevraagd het plan Aldlan-west vast te stellen. Deze fractie gaat akkoord met het plan, maar wij willen nog even een paar opmerkingen maken. In de toelichting wordt de nadruk gelegd op het leefmilieu. Bij allerlei zaken wordt ervan uitgegaan, dat de voetganger niet ondergeschikt is aan de auto. De aantrekkelijkheid van het leefmilieu wordt ver hoogd door groen, wandelpaden, waterpartijen, brug gen over die waterpartijen in de woongebieden en een brug in de hoofdontsiuitingsweg. Dit alles maakt op ons een positieve indruk. Op de bruggen wilde ik eens even ingaan. De bruggen komen voor op de plankaart die ter inzage heeft gelegen en de brug in de hoofdontsiuitingsweg wordt in de toelichting enkele malen als een positief element genoemd, ook door de Commissie ex art. 8 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Van de klei nere bruggen wordt in de toelichting gezegd, dat die 3 helaas om economische redenen niet haalbaar zijn en dat duikers zullen worden geplaatst. Het plan Aldlan- west is een gedetailleerd bestemmingsplan; het is geen vlekkenplan. Wie nu eens rondneust in het echte plan gebied vindt in de hoofdontsiuitingsweg die er al ligt, de brug niet. Mijn vraag is nu: Wat is de bedoeling? Zijn de kosten voor deze brug opgenomen in de grond- kosten en dus doorberekenbaar in de kavelprijzen Of is dit niet het geval In het laatste geval zal dan toch t.z.t. een krediet aan de Raad moeten worden ge vraagd. Deze fractie zou van de Wethouder graag de garantie willen hebben, dat de beslissing over deze brug en de bruggetjes in de woongebieden hier in deze Raad wordt genomen, nu of later. Bij het volgende agendapunt „Vaststellen van het bestemmingsplan Aldlan-oost" speelt deze kwestie ook; het gaat in dat plan om twee kleine bruggen. Misschien kan de Wet houder zijn toezegging zo hij daartoe bereid is meteen ook daarvoor laten gelden. Verder willen wij nog graag opmerken, dat wij het op prijs stellen, dat in liet vervolg, wanneer zich dergelijke dingen voor doen, dit wordt vermeld in de raadsbrief. De heer B. P. van der Veen: Ik sluit mij graag aan bij de woorden van mevr. Brandenburg. Ik vraag mij even af wat precies de zin is van het vaststellen van die plannen nu door de Raad, omdat ik een beetje het gevoel heb, dat het eigenlijk niet mogelijk is nee te zeggen, afgezien van de vraag of we daar op dit moment zin in hebben. Het gaat er mij even om, dat de Raad op dit moment praktisch geen mogelijkheid heeft om zijn invloed uit te oefenen. Het ligt ook voor de hand te zeggen: Er zijn zoveel des kundigen over bezig geweest, dat wij als niet-deskun- dige raadsleden maar moeten aannemen dat kan niet anders dat het goed is gebeurd. Maar als we ons er wel in willen verdiepen, dan hebben we niet zo verschrikkelijk veel mogelijkheden dat te doen. De hele gedachtengang die achter deze bestemmingsplan nen ligt ik praat dan net als mevr. Brandenburg zowel over Aldlan-west als over Aldlan-oost ken nen wij niet. We hebben niet de tekeningen beschik baar die er vroeger geweest zijn; alleen het eindpunt ligt voor ons ter inzage. En dat eindresultaat is een verarming, dacht ik, t.o.v. de gedachten die er eerst geweest zijn. Mevr. Brandenburg heeft het even gehad over de brug die wel op de kaart te vinden is, maar die in feite op het ogenblik al praktisch niet meer gemaakt kan worden omdat er een asfaltweg ligt met een duiker; dat deugt natuurlijk niet. Het is, dacht ik, niet de Commissie ex art. 8 maar de commissie ad hoc die vertelt, dat zij toch wel bepaald prijs stelt op bruggen en op een visuele aanduiding van kruisin gen van wegen en water, waardoor er dus wat variatie en wat leven in het plan gebracht wordt. Ik heb bij de ter inzage gelegde stukken gemist het advies dat door het College gevraagd is aan de Raad voor de Volkshuisvesting; dat advies hebben wij, voor zover wij iets te maken hebben met de Raad voor de Volkshuisvesting, gisteren of eergisteren in de bus gekregen; dat advies is echter al veel eerder uitge bracht. In het advies maakt die raad duidelijk, dat hij het eens is met de bedoeling van de ontwerpers van het plan, die van dat plan een buurt willen maken, een gebied willen maken waar het plezierig wonen is, een gebied, dat door zijn variatie, zijn speelsheid net de grens van verveling weet te vermijden. Die verve ling is er duidelijk in alle mogelijke uitbreidingsplan nen waar wij onder zuchten; wat mij betreft, is Bil- gaard daar een afschrikwekkend voorbeeld van. De Raad voor de Volkshuisvesting zegt ook, dat er niet van die racebanen moeten komen van 9 m breed, zo als we die in Bilgaard gemaakt hebben: daar wordt gewoon uitgelokt tot hard rijden. Het uitgangspunt van dit plan is juist geweest hier niet uit te lokken tot onnodig autoverkeer, maar te komen tot een leef gebied waar men op alle mogelijke andere manieren zich traag beweegt en waar de auto eigenlijk aange past is aan het zich langzaam verplaatsen naar waar men wezen wil, en dan echt vooral aangepast aan de voetganger. Dat vind ik één van de leuke dingen in dit plan. Zo zal het, dacht ik, in de toekomst ook moeten; wij moeten het proberen. Ik mis bij die com missie ad hoe waarin alle mogelijke H.I.D.'s, In specteurs van de Ruimtelijke Ordening en de P.P.D. hebben gezeten het begrip voor een dergelijke op zet, een opzet waarbij de wegen smal moeten zijn om dat brede wegen verkeer aantrekken. Dat begrip ont moet ik wel in het advies van de Raad voor de Volks huisvesting. Ik had gewild, dat aan dat advies meer gehoor was gegeven. Ik dacht, dat het maken van de wegen op de breedte van 9 m die zitten in het plan nodeloos kostbaar was. Als ik de profielen zie met aan beide kanten een trottoir e.d., dan denk ik toch aan plannen die we elders gezien hebben, waar het anders en beter is en ook goedkoper. En dan kom ik op een ander punt. Ik mis eigenlijk in beide plannen voldoende gelegenheid een auto kwijt te raken. Nu kunnen we met meer of minder waarde ring over auto's spreken de waardering van degene die een auto de zijne kan noemen, pleegt in het alge meen hoger genoteerd te worden clan de waardering van iemand die niet een auto bezit maar wij moe ten er toch van uit gaan, dat de autodichtheid zal toe nemen. Andere landen zijn ons daarin voorgegaan. Dat is een feit. En als we zien, dat in Aldlan-west is uit gegaan van 1,50 auto per woning en in Aldlan-oost van 1,25 auto per woning, dan heb ik de indruk, dat wc toch achter de feiten aan lopen en dat we bezig zijn plannen te maken die op het moment, dat ze uitge voerd zijn, al weer door de feiten achterhaald, al weer verouderd zijn, gebaseerd zijn op verouderde ideeën over de oppervlakte die men nodig heeft om in deze tijd dc nodige auto's kwijt te raken. (De heer Heidinga: We kunnen ook een groot gat graven.) Het zou inderdaad bijzonder nuttig zijn een groot gat te graven en dat te dempen met de hele Raad; dan waren we van het hele gedonder af. Dat is duidelijk. Maar dit betoog van de heer Heidinga is niet reëel, neem ik aan. Is het wel? (De heer Heidinga: Nee, nee.) Goed, dan laten wc dat er dus even buiten. Dat gat is voor rekening van de heer Heidinga. Ik vind het jammer, dat wij de weg langs het ka naal niet wat speelser, niet met wat meer bochten aanleggen. Ik persoonlijk heb het gevoel, dat het plan beter had kunnen zijn wanneer meer de gedachten- gang van de oorspronkelijke ontwerper erin tot uiting gekomen was en ik vind het ook jammer, dat wij daar op dit moment eigenlijk niets meer aan kunnen doen en ook onvoldoende gegevens hebben om te vergelijken. Wij zijn graag bereid met Uw voorstellen mee te gaan, maar net als mevr. Brandenburg willen we graag, dat de Raad, bijv. wat de uitvoering van de bruggen betreft, wel weet wat er gaat gebeuren. Wij willen ook graag, dat, wanneer hier gewerkt wordt, getracht wordt de aantrekkelijkheid die de plannen in oorsprong hebben, zo veel mogelijk te behouden; die aantrekkelijkheid dient niet opgeofferd te worden aan racebanen. Wij hebben liever smalle straten des noods met éénrichtingverkeer -in de hele wijk, veel groen en veel plaats voor rust en stilte. De heer Heidinga: Ik wil mij allereerst graag aan sluiten bij wat mevr. Brandenburg en de heer Van der- Veen gezegd hebben. Ik heb de gewoonte om, voor we dit soort voorstel len in de Raad behandelen, ter plaatse te bekijken hoe de zaak er bij ligt. Het is mij ook opgevallen, dat de brug niet gemaakt is; op de plaats waar de brug moet komen, is ook de verhoging die op de tekening staat, niet aangelegd. De heer Van der Veen gaat er van uit, dat er een duiker ligt, ik heb dat helemaal niet kun nen zien. Ik wil dus wel graag van de Wethouder horen of daar inderdaad een duiker ligt. Voor de rest ben ik het wat betreft de bruggen helemaal met de vorige sprekers eens. Als wij hier een prent krijgen waarop bruggen voorkomen, dan kunnen we niet stilzwijgend ervan uit gaan, dat die niet zo worden gemaakt; we moeten in redelijkheid van elkaar kunnen aannemen, dat het plan zo gemaakt wordt als het op de prent staat. Ik dacht, dat zo'n brug behoorde te worden gemaakt door de kopers van het terrein. Die leggen n.l. zelf de wegen aan. Die hadden, dacht ik, dat bruggetje mee moeten nemen. We hebben immers dat hele veld ver kocht aan de bouwers, en die leggen de wegen aan. Nu het bruggetje er niet is, wil ik toch wel graag we-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 2