8
van goed eikenhout en die ziet er nog behoorlijk goed
uit. Alleen, wij verwaarlozen dat bruggetje, vooral de
leuningen. En dat is nog gevaarlijk ook. Men loopt
er evengoed nog wel overheen, want dat mag ook.
De leuningen zijn in jaren niet geverfd en die ver
rotten hier en daar. Wat dit betreft kan ik het deze
keer echt niet met de Wethouder eens zijn. Er hoeft
beslist geen nieuwe brug' te komen.
Het enige wat nu nog voor mij overblijft, is die flat.
Het schijnt, dat de Wethouder daar nogal zwaar aan
tilt. De heer Van der Veen heeft gezegd, dat wij in
dit plan geen wijzigingen meer kunnen aanbrengen.
Maar naar mijn mening zouden wij dat wel kunnen
doen. Als de Raad met mij van mening zou zijn
dat hoeft helemaal het geval niet te zijn; ik neem het
geen mens kwalijk als hij het niet met mij eens is
dat die flat daar echt niet past (en het is mijn eerlijke
overtuiging, dat ze daar niet past), dan zou ik zeggen:
we zoeken er een andere plaats voor. En dan denk
ik aan de plaats praktisch in het hart van het plan
waar een concentratie van flats gepland is. Daarbij
ligt een terrein, op de tekening met een zwarte lijn
aangegeven, dat nog een bestemming moet krijgen;
er staat op de tekening E50 in. Aan de Weidefiora
staat een flat van 10 woonlagen als we even ten
noorden daarvan bijv. deze flat zouden projecteren,
bij de daar aanwezige vijver langs, dan zou dat een
oplossing kunnen zijn. Ik hoor de Commissie Ruimte
lijke Ordening noemen. Ik heb tot mijn grote spijt
maandagavond de vergadering van die commissie on
mogelijk kunnen bijwonen. Als ik domme dingen zeg,
neemt U mij dat dan niet kwalijk. Maar ik zou zeg
gen: Wat let ons die flat daar neer te zetten; met
enige goede wil zou dat zeker mogelijk zijn.
De heer Van der Wal: Als twee oude rotten uit de
Raad al niet meer weten hoe het nu precies in elkaar
zit, dan weet ik het als nieuweling natuurlijk ook niet.
Wat wel duidelijk overkwam, was, dat die brug in de
hoofdontsluitingsweg een sluitpost is. Als we geld over
hebben wat natuurlijk niet het geval zal zijn
dan maken we de brug; hebben we geen geld, dan
rru-ken we die niet. Ik steun van harte de motie van
mevr. Brandenburg en de heer Miedema om de mo
gelijkheid te vergroten, dat die brug er wel komt.
Dan nog iets over de klinkerbestrating. Mij is niet
duidelijk waarom in het noorden van het plan asfalt
en in het zuiden klinkers moeten komen en waarom
niet andersom. Wat zijn de beweegredenen geweest
om het zo te doen?
De hear Singelsma: Jo sille wol bigripe, dat dizze
gong fan saken net bifredigjend is. Dizze hiele affaire
mei dy brêge is, tinkt my, in folsleine misser. Ik wol
dan ek graech de moasje fan mefr. Brandenburg styp-
je. Ik wol der fuort wol by sizze, dat ik it net fatsoenlik
fyn, dat, as men sa'n moasje yntsjinnet, dat tusken de
twa greate partijen bikonkelefoeze wurdt. Ik tocht, dat
it fatsoenlik wie, dat der ek ris efkes mei de lytse
fraksjes oerlein waerd. Sa tink ik der oer.
De hear Tiekstra (weth.): Hwat de léste opmer
king fan de hear Singelsma oangiet, dy kwestje kin ik
buten bliuwe. Dér rédde de dames en hearen har ünder
elkoar mar mei.
Ik heb er wel behoefte aan, als de heer Van der
Veen zo nadrukkelijk enige malen in zijn betoog in
tweede instantie uitspreekt, dat dit een nare gang van
zaken is, er van mijn kant aan toe te voegen, dat ik
de wijze van benadering van de heer Van der Veen
ook niet bijzonder verheugend acht. Hij legt een be
doeling in mijn woorden die ik er bepaald niet in ge
legd heb. Ik heb mijn bedoelingen toch niet zo erg
dicht verpakt, dacht ik. Ik heb nadrukkelijk gezegd
de heer Van der Veen wandelt daar rustig overheen
dat, wanneer de financiële ruimte aanwezig is, deze
brug gemaakt wordt. Ik heb, dacht ik, het woord reser
veren niet gebruikt. Ik heb er nadrukkelijk op ge
wezen, dat deze brug in dit plan zit en dat, als we de
financiële mogelijkheden hebben, deze gerealiseerd
wordt. Heel gewoon. Dat is toch des Pudels Kern? In
de gegeven omstandigheden(De heer B. P. var.
der Veen: U gaat uit van het ongerijmde.) Het schijnt
verdraaid moeilijk over te komen op het ogenblik. (De
hear Singelsma: Ja, ik bigrvp der neat fan.)
Ik wil mijn antwoord kort maken. Het College heeft
aan de motie van mevr. Brandenburg geen enkele pijn
en is zonder meer bereid die motie over te nemen. Dat
is het duidelijkste antwoord, dat ik van mijn kant kan
geven. Maar U moet U op dit ogenblik, naar mijn me
ning, goed rekenschap geven van de beslissingen die
deze Raad achtereenvolgens met betrekking tot de
realisering van het bestemmingsplan Aldlan-west hoen
genomen. (De heer Van HaaienWij zijn argeloos.)
Dit plan is bij herhaling aan de orde geweest en ik
vertel er niets nieuws over. Ik dacht, dat wij bij her
haling dit soort opgewonden discussies hebben gehad,
juist over dit plan. Ik wil er aan toevoegen en
dat dan aan het adres van de heer Heidinga dat
de stedebouwkundige opdracht aan het bureau van de
heer Bonnema door de Raad is verleend in een ver
gadering waar deze Wethouder niet aanwezig kon zijn
ï.v.m. ziekte. De beslissing die de Raad toen genomen
heeft, hield o.a. in, dat het stedebouwkundig bureau
van de heer Bonnema de opdracht kreeg voor liet ma
ken van een bestemmingsplan voor Aldlan-west en
Aidlan-oost. Ben ik duidelijk genoeg? De kosten van
het maken van die plannen worden door de Gemeente
betaald. Dat is ook normaal.
Wat de hele plan-ontwikkeling betreft, daar hebben
de gegadigde bouwera geen deel aan gehad; dit plan
is het resultaat van het interne en het externe overleg.
De hier nog aanwezige leden van de toenmalige Com
missie Ruimtelijke Ordening weten precies wat het
oorspronkelijke plan was en die weten ook dat dit uit
eindelijke plan in een aantal opzichten essentieel afwijkt
van het toenmalige plan. Ik noem alleen maar de ver
houding hoogbouwlaagbouw. (De heer 15. P. van der
Veen: Dat moet de Raad toch ook weten; het is riet
voldoende, dat de leden van die commissie dat weten, i
Dat kan de Raad toch in do toelichting op het plan
lezen. De raadsleden die de toelichting op het plan wil
len hebben, kunnen die krijgen. Die toelichting ligt bij
de stukken en daar kan men kennis van nemen. (Dc
hear Miedema: Mei ik efkes ynterrumpearjc Dit
komt net goed oer. Ik gean der fan üt en dér moat
ik fan ütgean dat de Wethalder gelyk hat as hy
seit: Dy opdracht is fan 'e Gemeente ütgien. Mar dat
foroaret neat oan it feit dat wy yn 1963 (ik wit net
krekt oft dat it goede jier is) in plan foar dit gebiet
hiene. Doe kamen Knoop, Giezen en Kats op 't aljemint
en dy seine: Wy wolle dat wol oernimme, wy woile dat
wol folbouwe, mar wy wolle in oar plan. Doe hawwc
wy de hiele boel forkocht. Hja soene dat roun meitsje.
Wy hawwe in grounpriis fêststeld en hja scene har dei-
mei rédde, mei alles. Nou binne der in hiele bulte wizi-
gingen west, mar dat foroaret neat oan it feit, dat oan-
liz, forkeap en de hiele santekream yn it bidrach siet
hwerfoar wy de groun forkocht hiene. Mar dan moattc
dy oannimmers, as hja bouwe, ek neffens planteke
ningen wurkje. En dan kin ik der net akkoart mei
gean, dat der nou hiaten komme, aerdige eleminten der
üt halden wurde omt der gjin jild foar is. As reéel is,
hwat hjir steld is, dan hawwe wy mei it forkeapjen fan
dit plan oan dy oannimmers neat oars birikt, as dat
dy oannimmers hjlr allinnich oan bod binne en dat dc
hiele konkurrinsje üt de Ljouwerter merk is. As der
foar dy oannimmers gjin inkeld risiko tsjinoer stiet,
dan hiene wy dy hannel nea dwaen moatten.)
De Voorzitter: Zo, die interruptie hebben wc gehad;
nu kan de Wethouder verder gaan.
De hear Tiekstra (weth.): Dit is, tocht ik, gjin yn-
terrupsje mear. It liket mear op in forlette dielname
oan de diskusje yn twadde ynstansje. De swierrichheit
is wol, dat de redenaesje fan de hear Miedema net hie
lendal kloppet. Mar ik sil it hiele forhael dan nou dochs
mar dwaen, en wiidweidich, dér kin de Ried op rekken-
je. Ik haw yn earste ynstansje koart wêze wollen, mar
nou kin dat dochs net.
Yn 1965 hat de Ried fan Ljouwert in bistimmingsplan
Aldlan fêststeld. Dat bistimmingsplan Aldlan omseamc
it hiele gebiet to'n westen fan de Greuns, to'n suden fan
de Potmarge, to'n easten fan 'e Skrans en de Forlingde
Skrans en to'n noarden fan it Van Harinxmakanael.
Dat wie it plan Aldlan sa't de Ried fan Ljouwert dat
doe oannommen hat. (De heer B. P. van der Veen: Dat
lag nu niet bij de stukken.) Nee, maar ik neem aan,
9
dat het toen bij de stukken heeft gelegen; misschien
hebt U er toen geen kennis van genomen.
Dat plan ik zal maar wat bestuurlijk-historisch
worden is toenmaals niet door G.S. goedgekeurd.
Dat heeft ertoe geleid, dat er een nieuw plan moest
worden gemaakt. (Als U wilt weten waarom dat plan
niet is goedgekeurd, moet U maar eens in het Aldlan
gaan kijken. U ziet daar dan een brug liggen en dat
was een van de hoofdoorzaken.) Eind 1966 ik mag
een jaar mis zijn; het kan ook eind 1967 zijn geweest
was het ontwerp-plan door de Dienst Openbare
Werken gemaakt. Er waren toen een hele serie kan
didaat-bouwers voor dit gebied. Daarmee hebben
B. en W. overleg gepleegd; het overleg is hoofdzake
lijk door Weth. De Jong en mij gevoerd. Uiteindelijk
leidde dit overleg ertoe, dat als gegadigde bouwers
overbleven het Bouwbedrijf Kats en Knoop en Giezen
N.V. voor het westelijk gedeelte van het plan, zoals
het nu in tekening is gebracht. Daarbij was als ar
chitectenbureau aangetrokken het bureau van de heer
Bonnema. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid, dat april
1968 de toenmalige Raad deze stedebouwkundige op
dracht heeft gegeven. Op basis van die beslissing en
rekening houdende met de inmiddels al ontwikkelde
bouwplannen van de genoemde bouwcombinatie voor
het zuidelijk deel van het gebied Aldlan-west heeft de
Raad met de bouwers een basis-contract gesloten over
de grondkosten, waarbij en dan kom ik, dacht ik,
bij mevr. Brandenburg terecht als uitgangspunt werd
genomen, dat de kosten van de hoofdontsluiting zoals
die toen in het plan was opgenomen, door de betrok
kenen voor een deel zouden moeten worden meebe
taald en dat de kosten van de voorzieningen die bin
nen de vlek moesten worden gemaakt, door de bou
wers zouden worden betaald.
Zo is het contract in hoofdzaak geweest. Men heeft
een prijs voor de grond bepaald zonder de ontsluiting;
de bouwers moeten een deel van de hoofdontsluiting be
talen en zij moeten de kosten van dc binnenontsluitin-
gen in de eigen kavelprijzen verrekenen. (De heer
Miedema: In het deel van de kosten van de hoofd
ontsluiting zit ook een deel van de kosten van de
brug.) Daar zat niet een deel van de brug in want
er was in dat stadium nog geen sprake van een brug;
er was uitsluitend sprake van een weg. Toen heeft de
Raad wij hebben daar nogal voor geijverd, dacht ik,
al gebeurde het niet altijd in een feestelijke stemming
toch wel bewust besloten tot het zo spoedig mo
gelijk aanleggen van die hoofdontsluiting opdat de
woningbouw in dat gebied doorgang kon vinden. Op
het moment van die beslissing was er ook nog geen
sprake van een brug. De raadsleden die aan dit pro
ces hebben deelgenomen, zouden zich daarvan, al was
het ook vaag, nog wel iets mogen herinneren. Daarom
heb ik in eerste instantie ook gezegd, dat, als ik de
hele historie van dit plangebied nog eens ophaalde,
het een prachtig en lang verhaal kon worden en dat
ik de Raad daarmee bijzonder zou kunnen vermoeien.
Nu heb ik dan toch maar even zo vluchtig de hele
historie verteld en daaruit wordt ook duidelijk de po
sitie waarin de Raad op het ogenblik m.b.t. het vast
stellen van een bestemmingsplan verkeert. Als het
overleg goed georganiseerd is, betekent het, dat vast
stelling en realisering van een bestemmingsplan zo
dicht mogelijk aan elkaar gekoppeld zijn. Als dat niet
gebeurt, dan lopen we hetzelfde risico als wij in Lek-
kumerend-oost hebben gelopen, n.l. dat we uiteindelijk
een goedgekeurd bestemmingsplan hebben en het weer
op de kop kunnen zetten omdat het verouderd is.
De heer Van der Veen moet niet zeggen, dat deze
Wethouder bang is voor experimenten; dat is een ver
keerde exegese van mijn woorden. Ik heb gezegd, dat
wij bereid zijn experimenten toe te passen en dan
kom ik op asfalt en bestrating; ook een vorm van
hobbyisme natuurlijk en de heer Van der Veen
weet, dat wij het bij herhaling aangedurfd hebben met
bestemmingsplannen te komen die inderdaad nogal ex
perimenteel van karakter waren. Daar zijn wij in deze
Raad niet altijd even hogelijk om geprezen. Maar dat
hindert niets. Ik bedoelde alleen te zeggen, dat deze
Wethouder zelf niet het verwijt kan treffen, dat hij
bang is voor experimenten, zeker niet als de
heer Van der Veen daarbij de politieke hoek waaruit
ik toch kom, mee in aanmerking neemt. Ik ben wat
dat betreft stellig minder traditioneel dan de heer Van
der Veen is.
Ik zal niet meer praten over die parkeerplaatsen. Ik
heb immers gezegd, dat het berekende aantal parkeer
plaatsen in dit gebied op basis van de huidige gegevens
ruim voldoende is en daar ging het mij om. Dan moet
de heer Van der Veen op basis van dit plan niet gaan
twijfelen of er wel voldoende parkeerplaatsen zijn; op
dit ogenblik is het aantal ruim voldoende. Wij durven
hiermee stellig te werken. Misschien is het over 20
jaar niet voldoende, maar moeten wij deze zaak 20 jaar
vooruit plannen Dan betaalt men 20 jaar voor voor
zieningen die na die 20 jaar pas nodig zijn; dat is ook
dwaasheid. (De heer B. P. van der Veen: Wie praat
er over 20 jaar?) Dat noem ik maar even als voorbeeld.
Het zou 20 jaar kunnen zijn. (De heer B. P. van der
Veen: Dan kunt U ver vooruit zien.) Och, het kan
ook zijn, dat we over 20 jaar geen auto's meer hebben.
Dan heeft de heer Van der Veen even iets geciteerd
uit het rapport over de grondprijzen. Ik ben hem voor
dat citaat zeer erkentelijk. Hij heeft in ieder geval kun
nen vaststellen hoe openhartig gemeentelijke hoofdamb
tenaren durven te rapporteren en met welke vrijmoe
digheid dit rapport in handen is gesteld van de raads
leden opdat die ook van de inhoud van het rapport
kennis kunnen nemen. Wij hebben nooit beweerd, dat
het allemaal perfect liep bij deze Gemeente, afgezien
van de vraag of het überhaupt perfect loopt bij welke
gemeente dan ook. Wij doen wel met elkaar ons best
om het zo goed mogelijk te laten verlopen. En als we
dan zo ver zijn, dat er uiteindelijk een resultaat is
bereikt als het plan dat nu aan de orde is, dan, dacht
ik, dat het College beter verdient dan de woorden die
de heer Van der Veen in de discussie gebruikte.
Ik geloof, dat ik nu wel door de beantwoording heen
ben. Ik handhaaf hetgeen ik in eerste instantie heb
gezegd. Ik heb al gezegd, dat het College aan de motie
geen pijn heeft, dus wat dat betreft kunnen we m.i.
de discussie wel staken.
De Voorzitter: Zoals Weth. Tiekstra al heeft ge
zegd, hebben B. en W. geen moeite met de ingediende
motie. We hoeven daarover niet te stemmen. Ik wil
daarbij opmerken, dat het in de motie gestelde reeds
ligt opgesloten in het ontwerp-besluit dat aan U wordt
voorgelegd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
Punten 14 en 15 (bijlagen nos. 288 en 279).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 285).
De heer Meijerhof: Het onderwerp, dat op dit mo
ment aan de orde is, biedt ons weinig mogelijkheden
een andere beslissing te nemen dan die welke Uw Col
lege voorstelt. Willen we n.l. bereiken, dat de in onze
gemeente aanwezige gymnastieklokalen zo efficiënt mo
gelijk worden gebruikt, dan is pool-vorming van ge
meentelijke en niet-gemeentelijke lokaliteiten noodza
kelijk. Door het bestaande verschil in tarieven tussen
gemeentelijke en niet-gemeentelijke lokalen ontstond
ten aanzien van gemeentelijke lokalen een vraag, die
groter was dan het aanbod. Hierdoor zijn verenigingen
genoodzaakt gebruik te maken van niet-gemeentelijke
lokalen met een hoger tarief dan dat welke de Ge
meente in rekening brengt. Door het nu aan de orde
zijnde voorstel wordt dit verschil in tarieven weg
gewerkt. De financiële positie waarin de gemeente Leeu
warden verkeert, brengt echter met zich mee, dat de
maatregelen geen enkel beslag mogen leggen op de
budgettaire middelen. Hierdoor is het niet mogelijk
gelet op het standpunt van de schoolbesturen, dat een
tarief van f6,- per uur moet worden gevraagd, de
zgn. rijksnorm de tarieven minder sterk te laten