4
of wij moeten wachten op de tranche 1976 t.e.m. 1979
of dat wij met Verkeer en Waterstaat via een andere
regeling de zaak rond kunnen krijgen. Ik moet er di
rect bij zeggen, dat dat laatste voor ons financieel veel
onaantrekkelijker is omdat de infrastructuur-regeling
een veel hoger subsidiepercentage kent dan de rege
ling van Verkeer en Waterstaat; vandaar dat wij dit
object hier ondergebracht zouden willen zien. Verder
staat ook op het programma de Snekerkade; dat is
een heel oud project. Het is niet een zwaar project; ik
schat, dat er enkele tonnen mee gemoeid zijn. Ook staat
op het programma de zwaaikom, eveneens een heel oud
object. De zwaaikom bij Koopmans Meelfabrieken
moet nodig verbeterd worden. Daar is al jaren over
gepraat, maar wij hebben er nog nooit subsidie voor
kunnen krijgen. Wij proberen dat nu in het kader van
de infrastructuur-verbeterende werken klaar te krijgen.
Er staan dus twee grote en twee kleinere projecten op
het programma. Wat er uit zal komen, weten we nog
niet. Er zijn gesprekken over aan de gang.
Dan zijn er ook een aantal vragen gesteld over de
stedelijke verkeersvoorzieningen. Ik zou willen voor
stellen die problemen aan de orde te stellen bij afdeling
II. Het lijkt mij zinvol, dat Weth. Tiekstra op die vra
gen ingaat.
Dan kom ik nu bij de onderwijsvoorzieningen. De
heer Van Haaren heeft twee niet vergelijkbare groot
heden met elkaar vergeleken dat doet hij wel eens
meer n.l. onderwijs en verkeer. (De heer Van Haa
ren: Het ging om het stellen van prioriteiten en niet
om het met elkaar vergelijken. Dat is heel iets anders.)
Maar het is niet een kwestie van prioriteiten; op beide
terreinen moeten er voorzieningen komen. (De heer-
Van Haaren: Dan blijft het een kwestie van priori
teiten.) Daarover verschillen we dus met U van me
ning. Wij maken geen keuze tussen onderwijsvoor
zieningen en verkeersverbindingen. Ik dacht, dat dat
voor een evenwichtig beleid, ook in het belang van
Leeuwarden, noodzakelijk is. Wij stellen wel prioritei
ten, maar ik kan U de verzekering geven, dat wij op
de prioriteitenlijsten een aantal nos. 1 zetten en dat
zijn dan de wegverbindingen, de onderwijsvoorzienin
gen en een aantal sociaal-culturele voorzieningen. Het
is niet nodig het gaat om verschillende regelingen
om daarin prioriteiten te stellen; wij mogen deze ver
langens naast elkaar stellen. Ik zeg er wel bij, dat
wij in eerste instantie het College en uiteindelijk de
Raad wel prioriteiten zullen moeten durven stellen;
maar dan gaat het om het stellen van prioriteiten bin
nen de verschillende groepen voorzieningen. Ik heb
zopas al iets over de verkeersvoorzieningen gezegd; ik
heb duidelijk aangegeven wat onze gedachtengang te
dien aanzien is. Ditzelfde speelt ook ten aanzien van
de sector onderwijs; daarin zijn ook heel duidelijk prio
riteiten; hetzelfde geldt voor de sociaal-culturele voor
zieningen. Ik kan U de verzekering geven, dat het
niet nodig is een keuze te maken tussen de verschil
lende groepen voorzieningen; het betreft heel verschil
lende regelingen. Was dat wel het geval, dan zouden
wij voor een verschrikkelijk dilemma staan. (De heer
Van Haaren: U stelt dus prioriteiten zowel in de sec
tor onderwijs als in de sector verkeer.) Ja. Voor een
evenwichtige ontwikkeling van de stad is het nodig, dat
op alle fronten ik zeg niet op één of twee fronten
prioriteiten worden gesteld. Ik stel het verkeer daar
niet boven, begrijpt U mij goed. (De heer Van Haaren:
Ik had gewoon uit de volgorde waarin het gesteld
wordt, een verkeerde conclusie getrokken. Als u zegt,
dat het volkomen gelijkwaardig is dan ben ik ak
koord.) Dat is beslist ons standpunt.
Dan nu iets over de onderwijsvoorzieningen als zo
danig; de heer Vellenga heeft daarover een aantal op
merkingen gemaakt. In de ,,Nota Noorden des lands
1972" staan een aantal indicaties m.b.t. deze sector
t.a.v. Friesland en m.n. ook t.a.v. Leeuwarden; die wa
ren niet erg concreet. De meningen waren ook enigs
zins verdeeld over de vraag hoe wij er op moesten
reageren. U hebt waarschijnlijk al kunnen constateren,
dat zowel Weth. Ten Brug als ik in allerlei gesprekken
hebben gezegd, dat wij, op grond van de discussies die
wij hebben gehad met ex-Minister De Brauw, Minister
Van Veen en Staatssecretaris Schelfhout, meenden dit
zo te mogen interpreteren, dat er voor de Friese hoofd
stad echt iets uit zou komen. Ik ben blij, dat wij dat
standpunt hebben ingenomen. Ondertussen zijn er in
de onderwijssector duidelijk een aantal indicaties te
onzen faveure uit gekomen. Daar zijn wij erg erkente
lijk voor. Dat hebben wij ook tegenover de betreffende
bewindslieden heel duidelijk laten merken; wij kunnen
wel eens flink kankeren, maar wij weten ook waar
derende woorden op te brengen wanneer er echt iets
voor ons gebeurt. De Sociale Academie, de uitbreiding
van het Muziekinstituut en de avond-m.e.a.o. zijn dui
delijk positieve punten waar wij heel content mee zijn.
Ik moet U ook zeggen, dat wij heel duidelijk hebben
laten blijken, dat wij teleurgesteld zijn over hetgeen
over de h.e.a.o. is gezegd. Maar er zijn toch wel zoveel
indicaties, zowel van bewindslieden als van verschil
lende kamerfracties, dat ik zonder overdrijving mag
zeggen, dat wij toch de komende jaren ook de h.e.a.o.
tegemoet mogen zien. Natuurlijk vinden wij het jam
mer, dat die ook niet in 1973 kan beginnen. Wij hadden
graag, als de nieuwe h.t.s. klaar is, de h.e.a.o. van de
grond willen hebben. Dat zou geweldig geweest zijn.
Maar U weet waarschijnlijk, dat er een grote strijd in
Nederland speelt over het toestaan van h.e.a.o.'s. De
Minister van Onderwijs heeft een aantal afgewezen.
Er zijn zelfs beroepsprocedures over gaande. Het gaat
daarbij ook om steden die ergens wel met Leeuwarden
kunnen worden vergeleken. Van regeringszijde is dui
delijk gesteld, dat wij alleen een h.e.a.o. kunnen krijgen
in het kader van de ontwikkeling van het Noorden
des lands. Als het om een gewone aanvraag voor een
h.e.a.o. zou gaan, zouden wij nog niet aan de beurt
zijn. Wij moeten het dus spelen in het kader van de
ontwikkeling van het Noorden des lands. Wij zullen
daar ook op doorgaan. Wij hebben er echt wel vertrou
wen in, dat wij binnen een vrij kort tijdsbestek de
h.e.a.o. in Leeuwarden zullen krijgen. Wij zullen dan
moeten inspelen op het vooruitlopen op een universi
taire vestiging in Leeuwarden. Ik kan niet genoeg
zeggen, dat dat het grote probleem is. Er is een ont
wikkeling gaande en daaraan moeten wij vasthouden.
Wij zijn op de goede toer, n.l. dat wij werken op de
samenhang met die uitdrukking gebruik ik heel be
wust het tot ontwikkeling brengen van een univer
sitaire vestiging in Leeuwarden. In die samenhang
zullen wij hieraan doorwerken.
Dan zijn er een aantal opmerkingen gemaakt over
de kwestie van de gevangenis. Kort samengevat is de
situatie m.b.t. de gevangenis en het huis van bewaring
de volgende. De gevangenis is dicht; dat weet U alle
maal. Een huis van bewaring zal er vrij zeker in Leeu
warden moeten blijven; dat is althans het standpunt
van Justitie. Het huis van bewaring dat er nu is, kan
op die plaats niet blijven. De eerste gesprekken zijn
gevoerd over het aanwijzen van een andere plaats
waar Justitie genoegen mee neemt. Als wij geen plaats
aanwijzen waar Justitie genoegen mee neemt, krijgen
wij het huis van bewaring niet weg. Wij hebben uit
voerig overleg gepleegd met het Ministerie van Justi
tie en zijn het eens geworden over een nieuwe vesti
gingsplaats; dat is ook al eens eerder in deze Raad
gezegd. Wij hebben deze kwestie nog niet concreet aan
U kunnen voorleggen, want daarvoor moet Justitie
eerst aankoop van terrein vragen. Wij hebben na
tuurlijk onder voorbehoud van goedkeuring door de
Raad een terrein een eind ten oosten van de Miro
op naar de Wijde Greuns ten noorden van de weg naar
het industrieterrein aangeboden. Justitie aanvaardt
dit, maar zal een huis van bewaring in Leeuwarden
op korte termijn niet kunnen realiseren, omdat er an
dere huizen van bewaring zijn die een grotere prioriteit
hebben. Als het langs de prioriteitenlijst van Justitie
moet gaan, komt het wel voor elkaar, maar niet in de
eerste vijf jaar. En wij hebben tegenover de Haagse
instanties duidelijk laten blijken, dat wij rond 1975 op
de plaats van het huidige huis van bewaring uit dc
voeten moeten en dat wij niet kunnen aanvaarden, dat
men de gevangenis zou verbeteren om daarin dan het
huis van bewaring te vestigen en daar dus tonnen in
zou investeren; dat is voor ons een onaanvaardbare
zaak. Wij hebben tegenover de Minister van Justitie.
Staatssecretaris Buck en de Minister van Economi
sche Zaken onomwonden laten blijken, dat zij van ons
alle tegenwerking zouden krijgen als zij ook maar eni
ge poging in die richting zouden wagen. Ik weet ech
ter niet of wij het zouden kunnen keren.Toen heeft
Justitie gezegd: Dan zal de overheid, in het kader van
de verkeersvoorzieningen, in het kader van de sane
ringsmaatregelen of wat dan ook, extra middelen be
schikbaar moeten stellen, opdat Justitie naast en bo
ven het normale programma op korte termijn een
nieuw huis van bewaring in Leeuwarden neer kan zet
ten. Dat is op dit moment in behandeling. Wij zullen
nu proberen in het raam van de bedragen die voor
het Noorden des lands zijn uitgetrokken misschien
in het kader van de 60 miljoen, maar misschien ook
uit een andere pot; het zal ons een zorg zijn waar het
geld vandaan komt, als het er maar komt, maar ik
neem aan, dat wij in het kader van de 60 miljoen de
meeste kans van slagen hebben een extra bedrag
voor Leeuwarden beschikbaar te krijgen, opdat Justitie
een nieuw huis van bewaring kan bouwen eerder dan
in het normale urgentie-programma past en wij de
gevangenis kunnen afbreken. Het overleg is gaande
en wij zijn daar continu mee bezig; wij zullen moeten
proberen het rond te krijgen. Wij hebben voor deze
kwestie bij een aantal bewindslieden veel begrip on
dervonden; die hebben duidelijk gezegd, dat zij de
moeilijkheden van Leeuwarden op dit punt begrepen
en bereid waren medewerking te geven de problemen
tot een oplossing te brengen.
Als U mij vraagt wat er heel exact op die plaats
van de gevangenis moet gebeuren als de zaak is af
gebroken, dan kan ik U daarop geen antwoord geven.
Ik dacht, dat dat tot uitdrukking moet worden ge
bracht in het kader van het binnenstadsplan. Er zal
volgend jaar moeten blijken of de gedachten die
daaromtrent bestaan, ongewijzigd gecontinueerd kun
nen worden of dat er bepaalde aanvullingen
of wijzigingen moeten worden aangebracht. Die kwes
tie is nog open; daar moeten we de komende maanden
met elkaar over discussiëren. Het is wel duidelijk, dat
op de plaats van de gevangenis ruimte moet komen
voor de nieuwe invalsweg (de Oostergoweg). Dat is
de eerste prioriteit; ten aanzien daarvan hebben we
geen keus, tenzij we de Oostergoweg zouden laten val
len, maar dat lijkt mij onwezenlijk. Verder is het voor
het College een duidelijke zaak, dat daar een parkeer
garage moet komen; hoeveel ruimte daarvoor nodig is,
zullen we nog moeten vaststellen. En dan zullen we
met elkaar moeten bekijken of het vriendelijke poort
je, waar de heer Van Haaren over sprak, daar kan
blijven staan. Dat kan ik zo niet bekijken. Misschien
kan dat wel onderdeel van de parkeergarage uitma
ken. Of er dan op dat terrein nog ruimte overblijft zo
dat we nog iets kunnen doen, weet ik niet. Dat zal ook
nog moeten worden bekeken. We zullen met elkaar
onder ogen moeten zien of naast verkeersvoorzieningen
en parkeergarage nog iets anders kan worden gedaan
om dat stuk stad een zo goed mogelijk geheel te doen
zijn.
Dan kom ik nu op de kwestie van de spreiding van
de rijksdiensten. Wij moeten, dacht ik, blij en erkente
lijk zijn, dat Leeuwarden uit de bus is gekomen als
een van de plaatsen die in het regeringsbeleid mee
spelen in het kader van de spreiding van de rijksdien
sten. Of wij content moeten zijn met de aantallen 400
en 1000 is een andere kwestie. Wij zijn dat niet en
daar zijn ook al een aantal gesprekken over gevoerd.
Nu wil ik U wel zeggen ik kan daarover te opti
mistisch zijn dat m.i. de stap van 1000 naar 2000
aanzienlijk gemakkelijker is dan de stap van 0 naar
de eerste 1000. Ik ben dus bijzonder blij, dat Leeuwar
den er bij is, dat wij mee in de running zitten, dat wij
betrokken zijn in de discussie die in Den Haag wordt
gevoerd. Wij zullen ervoor moeten zorgen, dat we het
waar maken. Wat hier komt, moet zo goed mogelijk
verlopen. Men moet kunnen zeggen: ,,Nou, naar Leeu
warden kun je wel gaan; dat is niet de gekste plaats
die je kunt bedenken." Wij hebben ook wel negatieve
punten! Die noem ik liever niet op dit moment, maar
wij moeten daar wel aan denken. Wij moeten ervoor
zorgen, dat ieder, niet alleen hier want hier zegt
iedereen wel, dat Leeuwarden zo'n goede vestigings
plaats voor rijksdiensten is maar ook elders zegt,
dat Leeuwarden er mag zijn. En voor die opgave staan
we. Als wij ervoor zorgen, dat alles goed draait met
de Giro zijn we bezig; die breidt echt wel uit tot een 1000
mensen dan, dacht ik, dat wij ook nog wel eens voor
elkaar zouden kunnen krijgen, als het voor de werk
gelegenheid in deze stad en deze provincie nodig is,
het aantal van 1000 verhoogd te krijgen. Of de indica
tie die vandaag via radio en pers bekend is geworden,
erg concreet is, waag ik enigszins te betwijfelen. In
Den Haag is men druk bezig de zaak uit te werken.
Het is mij bekend, dat men er in Den Haag heel hard
voor moet vechten. Er zijn niet veel Ministeries die de
vlag uitsteken, dat ze fijn naar Heerlen, Groningen, Em-
men of Leeuwarden kunnen gaan. Men is, dacht ik, ook
nog niet veel verder gekomen dan het rond krijgen van
de plannen tot overplaatsing van een aantal vrij kleine
afdelingen. Er zullen in Den Haag nog heel wat ge
sprekken moeten worden gevoerd voordat men een
paar grote diensten kan overplaatsen. En juist die zijn
belangrijk. Wij hebben niet zoveel belang bij een paar
versnipperde afdelinkjes van 20, 14 en 28 man; wij
hebben meer belang bij één of twee grotere diensten.
Maar dat geldt natuurlijk ook voor de andere vesti
gingsplaatsen. Wij hebben gewoon belang bij een be
drijf waarin ook hogere functies voorkomen. Wij zul
len even moeten afwachten wat er op dit punt zal gaan
gebeuren. Er is nog geen enkele indicatie wat in het
kader van de 400 en 1000 in Leeuwarden zal komen.
Dat ook bewindslieden zich er wel van bewust zijn, dat
deze kwestie voor Leeuwarden belangrijk is, bleek wel
in het gesprek dat wij net met Minister Langman heb
ben gehad; in dat gesprek bleek duidelijk, dat buiten kijf
staat er is geen sprake van, dat men Leeuwarden
ook maar op het lijstje heeft gezet om ons te conten-
teren omdat men er niet af kon dat het voor de
ontwikkeling hier van essentiële betekenis is, dat ook
in de dienstensector er coüte que coüte iets moet ge
beuren. En dan is het de kwestie: wat kunnen we er
uit halen
Als ik het goed bekijk, heb ik alle vragen beant
woord. Ik ben ervan overtuigd, dat ik de heer Singel-
sma wat onbevredigend heb beantwoord, maar hij wil
stellig wel zo vriendelijk zijn het betreffende probleem
donderdag nog eens aan de orde te stellen. Ik geloof,
dat het beter is, dat Weth. Tiekstra daar het een en
ander over zegt; die is dagelijks met die problematiek
bezig. Hij kan stellig concreter antwoorden, dan ik dat
kan doen.
Zijn er nog punten die U wilt claimen voor de ple
naire zitting
De hear Singelsma: As Jo it goed fine, woe ik
dochs noch wol efkes hwat sizze. (De Foarsitter: Jo
meije eins allinne noch mar hwat sizze as Jo hwat op-
jaen wolle foar de plenaire sitting. Mar as it in lytse
ynterrupsje is, fyn ik ik net sa slim.) Nou, it is in
ynterrupsje.
Wurdt der by it oerliz mei de ryksoerheit allinne
praet oer tsjinsten of ek oer it oerpleatsen fan it per-
soaniel? Sjoch, ik haw der net folie bilang by, dat hjir
hiele horden lju üt Hollan komme. Ik haw der wol
bilang by, dat der baentsjes forjown wurde foar de
minsken hjirre. Dat is foar my it bilangrykste by de
sprieding fan rykstsjinsten.
De Foarsitter: Ik wol dêr noch wol hwat fan sizze.
(De heer Vellenga: Geeft U geen tweede ronde?) Nee,
wij hebben bij de afdelingsvergaderingen maar één
ronde plus het claimen van punten voor de plenaire
zitting. Een enkele interruptie is niet zo erg.
Ik sil Jo antwurdzje yn de tael dy't Jo sa graech
sprekke, mynhear Singelsma. (De hear Singelsma: Dat
fyn ik hiel freonlik.) Ik doch Jo graech in genoegen,
dat witte Jo. (De hear Singelsma: Ik haw gjin
kleijen hwat dat oangiet.)
Mei de Giro giet it sa't Jo dat graech sjogge. Der
is in lytse groep minsken mei üt Arnhim en Den Haech
kommen en fierder kinne der hünderten Friezen harren
dêr formeitsje; formeitsje yn de goede sin fan it wurd
dan. As wy hjir strak greatere tsjinsten krije, dan sille
wy op it stuit, dat dy komme, hjir ek in oantal minsken
üt it Westen krije; ik tocht, minsken hwer't goed mei
to arbeidzjen is. Wy sille goed mei harren oerwei kinne
en Jo sille grif bisykje harren Frysk to learen. Dat
kin wol in goede synthese wurde. As dy tsjinsten hjir
ienkear binne, dan bart fansels yn de praktyk hwat
Jo wolle; elts jier komme der nije arbeidsplakken of
moat der forsjoen wurde yn vakatures. Dan bart it-