8
goede zaak. (De hear Singelsma: Hwat woe ik nou
graech efkes ynterrumpearje! Jou eigen partij wol it
polarisaesje-prinsipe tapasse ek yn gemeenterieden en
provinsiale steaten. Dêr bin ik pür op tsjin. Ik soe
graech wolleDat ik dêr hwat op sei? (De hear
Singelsma: Nou, né. Ik woe graech, dat Jo witte
hoe't ik dêr oer tink.) Ik soe der wol hiel graech hwat
op sizze wolle, mar hja hawwe my op in plak delset,
dat it better is, dat ik der net op réagearje. Hjir sitte
minsken yn 'e seal dy't it hiel goed kinne en dêr lit ik
it graech oan oer. Ik tocht, dat Jo strak yn de alge-
miene skögings dat punt wol oan de oarder stelle
koene; dan krije Jo, tocht ik, wol in goed antwurd,
mar dat krije Jo dan net fan my. (De hear Vellenga:
Sille wy dat öfprate?) (De hear Singelsma: Dat is
klear. It neikongres fan 'e P.v.d.A.) (De hear Vellen
ga: Ik tocht: by de algemiene skögings fan 'e Gemeen
telied.) Wy geane nou wer fierder; dizze ynterrupsjc
is nou öfdien.
De heer Vellenga heeft gewezen op de brief van
Leeuwarderadeel. Ik geloof, dat Leeuwarderadeel in
derdaad heel goed gereageerd heeft. Ik heb daar met
grote waardering kennis van genomen. Maar wat doen
wij nu? Ik noem U een voorbeeld; het is niet het enige,
dat ik kan noemen. Vrij kort geleden heb ik contact
gehad met de vertegenwoordigers van de gezamen
lijke vakcentrales; met hen heb ik dit punt doorge
praat. Ik heb hun gevraagd deze kwestie eens met de
landelijke vakcentrales door te nemen en ik heb hen
vriendelijk maar dringend uitgenodigd om straks in
het voorjaar met elkaar naar Friesland te komen en
zelf te komen zien hoe het hier is. Zij waren het met
mij eens, dat vele en lange verhalen niet zo zinnig zijn;
die worden toch vaak niet gelezen. De mensen moeten
hierheen gehaald worden; mijn ervaring is, dat dat
meer resultaat heeft. Daarom ben ik ook gewoonweg
blij als hier landelijke congressen worden gehouden. Ik
probeer dat ook zo veel mogelijk te stimuleren. Zodra
ik er de lucht van krijg, dat er een organisatie, welke
dan ook, een landelijk congres wil houden, probeer ik
die hierheen te krijgen. Laat ze hier één of twee
dagen komen, laten ze rondkijken in Leeuwarden en
omgeving; haast altijd hoor je dan: Nou, we hadden
toch niet gedacht, dat het hier zo goed in orde was.
Zelden hoor je iets anders. Dus wij stimuleren dit zo
veel mogelijk. Ik zei al, dat ik de vakcentrales uitge
nodigd heb hier volgend jaar met een behoorlijk groot
gezelschap te komen; wij zullen hen graag ontvangen
en van Leeuwarden en omgeving een en ander laten
zien. En dan hoop ik, dat we ook nog de gelegenheid
zullen hebben met die mensen te praten.
Nog een voorbeeld. In een blad van de ambtenaren,
dat ook nog ,,De ambtenaar" heet ik weet niet wie
van U dat blad ooit gelezen heeft; verschillende men
sen in deze zaal zouden dat regelmatig behoren te le
zen; ik zeg maar niet wie dat zijn heeft kortgeleden
een uitvoerig hoofdartikel over Leeuwarden gestaan.
Er zijn enkele mensen uit Den Haag hierheen geko
men; die hebben hier een dag rondgekeken. De afd.
Voorlichting is de hele dag met hen opgetrok
ken, heeft ze allerlei dingen laten zien. Wij hebben dat
artikel niet geschreven; dat hebben zij zelf gedaan. Ik
heb het bijzonder gewaardeerd, dat zij op mijn verzoek
hier gekomen zijn en dat zij een hele pagina in hun
blad dat in het Westen het meest gelezen wordt
over Leeuwarden hebben opgenomen. Ik noem dit al
leen maar om U aan te tonen, dat wij steeds proberen
bekendheid aan Leeuwarden te geven. Wij hebben hier
kortgeleden een heel ander voorbeeld een congres
van notarissen gehad. Er waren 300 man. Nu, dan
draaf ik op en dan steek ik een verhaal over Leeuwar
den af. Dan bied ik een boek van Fedde Schurer of
Fenno Schouwstra of een boek over Leeuwarden aan.
Ik probeer te bereiken, dat men zegt: Hé, wat is dat
een leuke stad. Dat lukt ook nog wel eens. En als er
dan weer een heel ander congres is, van bijv. een land
bouworganisatie, dan ontvangen we de mensen op het
Stadhuis en zeggen altijd maar weer, dat niet alleen
de raadzaal mooi is dat kunnen ze zelf wel zien
maar dat er in Leeuwarden en omgeving veel meer
mooie dingen zijn. We zijn continu met deze zaak bezig,
dat kan ik U verzekeren.
De heer Van Haaren heeft nog enkele opmerkingen
gemaakt over het vliegveld. Wij moeten niet alleen
negatief doen over die vliegbasis. (Ik laat even bui
ten beschouwing of we al dan niet militaire vliegvel
den moeten hebben; dat ze er moeten zijn neem ik
even als een gegeven aan, want dat is iets wat wij als
bestuur van Leeuwarden niet kunnen stoppen, stimu
leren of afremmen.) Enkele duizenden jonge mensen
vinden daar werk. Heel wat mensen in Leeuwarden
zouden vreemd opkijken als dat vliegveld plotseling
dicht zou gaan en 2000 mensen met hun gezinnen de
benen zouden nemen. Dat is een facet van deze zaak,
dat we toch ook onder ogen moeten zien. Los daarvan
staat de kwestie van de klachten. De klachten die wij
binnen krijgen, bekijken we serieus. Ik heb per
soonlijk zeer regelmatig contact met de com
mandant van de vliegbasis. Net als de vorige
is ook de huidige commandant steeds bereid met
mij te discussiëren over de problemen. Ik moet
zeggen, dat de gesprekken altijd zeer openhartig
zijn; ik krijg veel informaties. Men doet er alles aan
om vanuit het gegeven dat dat vliegveld er is te
proberen zoveel mogelijk de stad Leeuwarden te ont
zien. Als er mensen klachten hebben en menen, dat
het voor hen een groot probleem is, laten zij ons dat
rustig schrijven; ik breng de klachten dan in discus
sie met de commandant van de vliegbasis.
Dan nog even iets over de jonge mensen; de heer
Van Haaren heeft daar iets over gezegd. Ik heb daar
op in de discussie met de heer Singelsma duidelijk ge
reageerd. Daar kan, dacht ik, geen enkel misverstand
over zijn.
Dan heeft de heer Heidinga nog even de vinger op
geheven dat doet hij wel eens meer in verband
met de kwestie van de gemeenschappelijke regelingen.
Ik moet de heer Heidinga wel zeggen, dat wij noch in
de schriftelijke stukken, noch in de discussie in de
Raad ooit hebben gesteld, dat Leeuwarden aan zoveel
gemeenschappelijke regelingen deelneemt. Wij hebben
wel gesteld, dat het een probleem is in het bestuur
lijke vlak dat we in Nederland ca 1500 gemeenschap
pelijke regelingen hebben, dat dit aantal hand-over
hand toeneemt; er zijn plaatsen die daar veel zwaarder
onder geb'ukt gaan dan Leeuwarden. Deze situatie
leidt tot onoverzichtelijkheid en ongrijpbaarheid. Ik
geef toe, dat wij beslist niet gebukt gaan onder ge
meenschappelijke regelingen; maar dat is ook nooit ge
zegd. (De heer Vellenga: Maar ook zonder dat argu
ment van de gemeenschappelijke regelingen, zou U
waarschijnlijk voor gewest'vorming zijn.Nee, nee,
niet waarschijnlijk; het staat wel vast, dat ik dan ook
voor gewestvorming zou zijn. Daar zal de heer Hei
dinga het niet mee eens zijn; hij weet echter hoe ik
over deze kwestie denk.
Ik dacht, dat ik nu de opmerkingen Uwerzijds wel
had beantwoord.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor de koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergade
ring.
ALGEMENE DIENST.
Hoofdstuk II, Algemeen beheer.
Volgno. 8.
De heer Meijerhof: In de vraagstelling onder 3 wor
den drie commissies genoemd: Woningbedrijf, Opbouw
werk en Princessehof, die volgens de gehouden en
quête geen bezwaar hadden tegen openbaarheid van
hun vergaderingen. U bestrijdt dat niet in Uw ant
woord, doch U komt slechts tot één commissie, welke
U, behoudens uitzonderingsgevallen, in het openbaai
zoudt willen laten vergaderen. Mijn vraag is: Waarom
niet alle drie, doch slechts één?
De heer Van Haaren: Op de hele kwestie van open
heid en inspraak wil ik graag bij de algemene be
schouwingen terugkomen. Mijn standpunt en Uw stand
punt, mijnheer de Voorzitter, zijn nogal verschillend:
dat weten we; we behoeven hier niet in herhaling te
vallen. Wij blijven voorstander van een verdere door
voering van het basisbeginsel van openheid en in
9
spraak. En als U dan antwoordt, dat dit basisbeginsel
al is doorgevoerd, dan vind ik dat gewoon geen ant
woord. Verdere doorvoering betekent bijv. openheid,
zoals wij die kennen bij de statencommissies. Bij ver
dere inspraak denk ik bijv. aan inspraak van gemeen
teraadsleden, zoals in Heerenveen het systeem is, waar
bij een raadslid bij de aanvang van een raadsvergade
ring te kennen kan geven, dat hij aan het eind van de
vergadering bepaalde actuele zaken aan de orde wil
stellen. Ik blijf gewoon toch met moties komen voor
verdere doorvoering van het basisbeginsel, in de hoop,
dat dit voortdurend hameren op hetzelfde aambeeld
toch wel enig effect zal hebben. Toen wij twee jaar
geleden in een motie vroegen de vergaderingen van de
raadscommissies voor raadsleden, niet-leden van die
commissies, toegankelijk te maken, werd deze motie
direct weggestemd, doch nu is deze toegang toch ook
verkregen. We blijven zonder veel illusies overigens
vechten voor principes die wij aanhangen op dit
punt. Dat de Commissie voor het Opbouwwerk in het
openbaar zal vergaderen, juich ik bijzonder toe. Ik zou
dat experiment echter bepaald willen uitbreiden tot de
Commissies voor het Woningbedrijf en het Princesse
hof om de proef op die manier gewoon meer waarde
en meer betekenis te geven. Ook t.a.v. dit punt zal ik
bij de begrotingsdebatten ongetwijfeld met een motie
komen. Vanavond wilde ik volstaan met deze korte op
merkingen.
De Voorzitter: In antwoord op de vraag van de
heer Meijerhof dit: De genoemde commissies hebben
zelf het standpunt ingenomen, dat zij hun vergaderin
gen wel in het openbaar zouden willen houden, maar
toch zijn wij tot de conclusie gekomen slechts
met één een experiment te moeten doen plaats
vinden. De reden daarvoor is de volgende. De
Commissie voor het Opbouwwerk is een com
missie, die de status van een commissie van advies
en bijstand heeft en, wat haar werkterrein betreft,
nogal dicht bij de raden staat, althans bij vier van dc
vijf raden die we hebben. Wij hebben met elkaar aan
vaard, dat de raden in het openbaar vergaderen; deze
behandelen ook problemen die betrekking hebben op
bijv. het wijkwerk in verschillende buurten, en daarom
vonden wij het een goede, zinvolle zaak, en ook conse
quent de discussies van de Commissie Opbouwwerk
eveneens in het openbaar te doen plaats hebben. Waar
om die van de Commissies voor het Woningbedrijf en
het Princessehof niet? Er is in het College een uit
voerig gesprek over geweest. Er zijn weinig principiële
argumenten naar voren gebracht. Waarom bijv. wel
de discussies van de Commissie voor het Woningbedrijf
en niet die voor het Grondbedrijf in bet openbaar?
Waarom wel de discussies van de Commissie voor het
Princessehof en niet die van de Commissie voor de
Reiniging en de Brandweer? Wij hebben geconstateerd,
dat het meer heeft afgehangen van de toevallige sa
menstelling van een bepaalde commissie, wat^ betreft
plus en min, dan van zakelijke argumenten. Deze laat
ste waren bij de ene commissie ten opzichte van de
andere verschillend. Het leek ons niet goed het van de
standpunten van de commissies slechts gevolg van
een toevallige samenstelling te laten afhangen om
te bepalen, of men wel of niet in het openbaar zal
vergaderen. Dat is dus de reden, dat wij de adviezen van
de Commissies voor het Woningbedrijf en het Prin
cessehof niet hebben gevolgd. Blijft dan ik zou
niet in herhaling willen vallen, maar slechts willen
verwijzen naar de uitvoerige discussies van vorig jaar
en twee jaar geleden het principiële punt van onze
argumentatie, n.l., dat wij het geen zinvolle zaak vin
den uitbreiding aan de bestaande openbaarheid van
discussies te geven. Ik wil wel met nadruk verklaren
en daarin ben ik even hardnekkig als de heer Van
Haaren in het al maar indienen van moties, die, naar
ik vanzelfsprekend hoop, ook al maar grandioos weg
gestemd zullen worden dat dat niets te maken
heeft met het standpunt van B. en W. ten aanzien van
openheid en inspraak. Wij zijn bereid en proberen
dat ook zoveel mogelijk inhoud aan ons streven
terzake te geven. En wij zijn ons ook bewust, dat wij
op dit punt nog niet zijn, waar we met elkaar moeten
komen, maar U allen weet dat behoef ik eigenlijk
in deze zaal niet eens te zeggen hoe wij met hea
rings, contacten met allerlei groeperingen enz. een
zo groot mogelijke openheid betrachten en ook zoveel
mogelijk gestalte aan inspraak proberen te geven.
Daarover bestaat ook tussen de heer Van Haaren en
ons geen verschil van mening, maar dat het een goede
zaak zou zijn voor het bestuur, in het belang van
onze Gemeente, om commissies in het openbaar te
doen vergaderen, daarover verschillen wij wel van
mening.
Ik zou de heer Van Haaren willen vragen eens een
aantal gesprekken over dit onderwerp te voeren met
statenleden maar dat moet hij niet te veel en
publique doen, want ik heb de indruk, dat er dan velen
zijn, die niet zo gemakkelijk kunnen zeggen, dat ze
foute beslissingen hebben genomen en dan zal hij,
dacht ik, nogal wat indicatie krijgen, waaruit blijkt,
dat men daar niet in elk opzicht zo gelukkig is met
de stappen die men gedaan heeft. Ik zou hem in over
weging willen geven daar eens wat te gaan lobbyen.
(De heer Van Haaren: Als publiek" was ik wel bij
een aantal vergaderingen van de statencommissies en
toen kon ik daar heel veel dingen horen, die ik anders
nooit gehoord zou hebben.) Maar dat is een ander punt.
(De heer Van Haaren: Nee, dat is het punt waar
het om gaat.) Maar dat zegt nog niet, dat U het an
ders niet te weten had kunnen komen. (De heer Van
Haaren: Waarschijnlijk niet.) Ik ben blij, dat U het
woord „waarschijnlijk" erbij noemt. Maar go^ed, U
hebt al aangekondigd, dat U toch in de plenaire zit
ting dat is Uw goed recht het punt aan de orde
wilt stellen. Misschien kunt U het nog even concreti
seren? (De heer Van Haaren: Ik wilde nader op de
punten 2 en 3 terugkomen. Ik weet nog niet precies,
hoe ik het inbouw in mijn algemene beschouwing of
dat ik met moties kom ten aanzien van die punten,
maar ik wil in ieder geval die punten claimen.) U
komt er dus bij de algemene beschouwingen op terug.
(De heer Van Haaren: Ik weet nog niet precies, hoe
ik ze in zal bouwen, maar het lijkt me het meest zin
vol ze in mijn algemene beschouwingen in te bouwen.)
Ja, maar dan behoeven we het niet te noteren; daar
zeg ik het alleen maar om. (De heer Van Haaren:
Maar als ik het daar niet helemaal mee red, dan
Ja, maar pas opMevrouw, mijne heren, wij moeten
oppassen, dat we bij dit spel, dat een goed spel is,
niet al te gemakkelijk zeggen: Nou ja, daar kom ik
in de plenaire zitting wel op terug. Dan zouden deze
voorbereidende vergaderingen vóór de begrotingsbe
handeling niet zinvol zijn. Er moet niet
van een complete herhaling in de plenaire zit
ting sprake zijn. U moet dus wel beslissen
daar kom ik bij de algemene beschouwingen op
terug of, bewust bepalend, dé.ar kom ik apart op terug,
maar niet zeggen: Noteer alles maar. (De heer Van
Haaren: Nee, ik kom daar heel bewust en nadrukke
lijk op terug.) Daarom vraag ik WéAr komt U op
terug, als U de door U te maken opmerkingen niet in de
algemene beschouwingen inbouwt? (De heer Van Haa
ren: Op de kwestie van de inspraak, de verschillende
procedures hiervoor.) De openbaarheid en de inspraak
procedures. (De heer Van Haaren: Ja.) Dan noteren
we dat. (De hear Singelsma: Ik mien dochs, dat wy
altyd it rjocht hawwe om yn de algemiene skögings
op elk punt werom to kommen.) Akkoart. (De hear
Singelsma: Ik wol net sizze, dat ik it doch, mar de
gelegenheit is der. Wetlik hawwe wy dêrta it rjocht.)
Net allinnich wetlik, mar dat hawwe wy ek goed öf-
praet mei elkoar. Ik sei ek tsjin de hear Van Haaren:
Dogge Jo it yn de algemiene skögings, dan is it klear,
mar dan seit de hear Van Haaren, dat hy, as hy dêr-
mei net üt 'e fuotten kin, dan in punt gripe woe. En
dêr wie myn réaksje op. (De hear Singelsma: Bi
grepen.)
Volgno. 52.
De heer J. de Jong: Het is, dacht ik, een ieder wel
bekend, dat U, mijnheer de Voorzitter, als Burgemees
ter van deze Gemeente, onze stad met verve verdedigt
en naar buiten brengt. We hebben vanavond ook weer
gehoord, dat Leeuwarden toch echt wel een goede
stad is, maar in verband met de vragen over de af
deling Voorlichting in het verslag van rapporteurs zou
ik toch wel een enkele opmerking willen maken, m.n.