over de huisvesting van deze afdeling. Ik zou er voor willen pleiten, dat eens terdege wordt bekeken, of die verbeterd kan worden, want ik vind het toch wel een heel schamele vertoning voor degenen, die bij deze dienst aankloppen om bepaalde zaken aan de weet te komen. Onder punt 2 wordt gesteld, dat om financiële redenen eigenlijk is afgezien van een wat ruimere op zet: maquettes, tekeningen enz. Wij hebben kortge leden met een aantal raadsleden kunnen zien tijdens een excursie in Engeland hoe men daar op een buitengewoon goede wijze deze voorlichting weet te brengen, inderdaad met meer kosten dan bij ons. Ik vind echt, dat dat financiële punt nog wel eens moet worden bekeken. Ik dacht, dat je, als je je stad wilt „verkopen", als je inderdaad naar buiten wilt bren gen wat je als stad wilt doen, daar iets aan uitgaven tegenover moet stellen, dat je daarvoor ruimte moet zien te krijgen en dat je daar dan iemand in moet zetten, die bij die dienst betrokken is en die daar even tueel wel zijn andere werk bij kan doen. Zo'n ruimte, zo'n gebouw moet dagelijks geopend zijn voor het pu bliek. Daar moet men op ruime schaal aan de weet kunnen komen wat hier in de stad aan de orde is. Ik dacht, dat dat een goede zaak was. Je kunt natuur lijk wel met heel veel woorden vertellen, hoe goed en hoe mooi het hier is, maar de mensen willen wel eens zien, op een tekening of door middel van een maquette of anderszins, hoe het er hier bij staat, en ik dacht ook, dat men het op prijs zou stellen, dat men dan ontvangen wordt in een ruimte, een dergelijke voor lichting waardig. Ik had graag, dat U daar eens over zoudt willen denken en nog liever, dat U bereid bent om bijv. met de leden van de Raad die mee zijn ge weest met de laatste excursie, eens van gedachten te wisselen over de mogelijkheden die hier zijn. De hear Singelsma: Ik tink, dat it Kolleezje earne yn de fiere takomst dochs wol in idéale foarstelling hawwe sil fan de wize, hwerop de Gemeenteried en de boargerij yn optimael forkear mei elkaer kommuni- searje kinne. En ik tink dan ek, dat de foarljochting dêrby in rol spylje sil. Nou haw ik, miende ik, fan 'e wike yn de krante lézen, dat de Gemeente fan doel is bipaelde huzen to bikabeljen, in earste oanset ta in lokael televisy-net. Ik wit net, oft ik it goed lézen haw; it gyng yn 'e flecht. ïk freegje my öf, hokker plannen it Kolleezje yn 'e takomst hat mei dit fierder to forwêzentlikjen en hokker rol de foarljochting dêr by spilet. De Voorzitter: De heer De Jong heeft twee proble men aangesneden: de kwestie van de huisvesting van de afd. Voorlichting en het instellen van een soort voorlichtingscentrum, dus iets, waar je een aantal dingen over de Gemeente exact kunt tonen. Wat de huisvesting betreft die kwestie is soms ook voor ons wat teleurstellend zijn wij in het College van mening, dat er twee afdelingen zijn, die in de toekomst zodanig gehuisvest moeten zijn, dat zij heel gemakkelijk contact met het publiek kunnen binnen kan omen. Dat zijn de afdeling Bevolking-Bur gerlijke Stand en de afdeling Voorlichting. Uit de nota die destijds in de Stadhuiscommissie en ook in de Raad is geweest, en op grond van welke nota de Raad des tijds heeft beslist het Paleis aan te kopen en daarin ook aan het werk te gaan, is U bekend, dat in een daarop volgend stadium een gebouw dat wel aan het plein hier moet passen, tot stand zal moeten komen op de plaats van de school en de panden Fritex en Vriesco. Wij zijn van mening, dat op de benedenver dieping in dit gebouw in ieder geval gehuisvest zullen moeten worden de afd. Bevolking-Burgerlijke Stand en de afd. Voorlichting. De huidige situatie van de loketten van de afd. Bevolking-Burgerlijke Stand lijkt natuur lijk nergens op; het publiek moet daar niet op een zo benepen wijze ontvangen worden. We behoeven niet alles na te apen, maar gemeenten met nieuwe stadhui zen ontvangen de mensen op heel wat prettiger wijze en dat zullen ook wij stellig moeten doen. Onze gedachte is en wij zullen zeker daarmee bij de Raad komen om, nadat het Paleis gereed is, de huisvesting van de genoemde afdelingen, die wel het allermeest met het publiek in contact komen, in orde te maken. Helaas zal dit op wat langere termijn moeten geschie den, maar de zaak heeft duidelijk de aandacht. Ik ben het volledig met U eens, mijnheer De Jong, dat op de lange duur gezien de huisvesting van de afd. Voor lichting het thans in gebruik zijnde pandje mag dan knus zijn en de heren mogen het prettig vinden er te zitten zo niet zal kunnen blijven. Wat het voorlichtingscentrum betreft, we zijn bezig boven in het Stadhuis toch iets voor elkaar te maken en ik heb de indruk, dat dat best iets goeds kan wor den, waar het publiek het een en ander kan worden getoond. Het enige is daar hebben wij vorig jaar over gediscussieerd en daar slaat ook het antwoord in de mem.v.a. op dat wij ervoor teruggeschrokken zijn (die uitdrukking moet ik hier wel gebruiken) met het idee bij de Raad te komen we hebben dat idee eerst wel gehad nu al een voorlichtingscentrum te maken, waar de gevraagde zaken ten toon gesteld zijn en waar men gemakkelijk in en uit kan lopen. Dat zou ideaal zijn en we zouden het ook graag willen. Maar we hebben moeten constateren, dat dit een zo danige verzwaring van lasten van de afd. Voorlichting zou meebrengen, dat geen sprake meer zou zijn van een redelijke verhouding van deze lasten tot het ren dement, dat we ervan mogen verwachten. En ik moet U zeggen een vergelijking trekkende met andere gemeenten dat wij al veel doen op dit terrein Er zijn weinig gemeenten van de grootte van Leeuwar den, waar vier full time-ambtenaren continu bezig zijn met het geven van voorlichting en indicaties, het verzamelen van bepaalde gegevens enz. Wij zijn van mening, dat wij boven in het Stadhuis het is een heel leuke plaats echt wel iets kunnen brengen. Het enige is, dat het niet open is, dat men er zo maar niet gewoon van de straat kan binnenstappen. Het pu bliek zal zich daar echter wel met de afd. Voorlich ting in verbinding kunnen stellen. En of dat nu groe pen zijn die hier op bezoek komen of een excursie houden, of schoolkinderen, of mensen die individueel iets willen bekijken, het kan allemaal. (De heer J. de Jong: Mijn kritiek betreft niet de voorlichting als zodanig, maar de huisvesting. Ik vind de huisvesting dusdanig schamel in verband met wat er gepresen teerd wordt, dat er snel wat aan moet gebeuren, niet op lange termijn.) We zijn het dus in principe wel over de zaak eens. Het is nu maar de kwestie, wanneer kunnen we een en ander realiseren. (De heer J. de Jong: Ik had ook nog deze vraag gesteld; Bent U be reid, met de raadsleden die een dag of vier ergens hebben rondgekeken en heel andere organisatie-vormen hebben gezien, eens te praten?) Ik ben stellig bereid met een aantal mensen van de groep die naar Enge land is geweest, te praten; dat kan alleen maar nut tig zijn. Ik zal het noteren en eens kijken, hoe we dat het gemakkelijkste kunnen organiseren. ïk dacht niet, dat de hele groep erbij behoeft te zijn. De heer Singelsma heeft de kwestie van de televisie aangeroerd. Ik zou de problematiek zelf even buiten beschouwing willen laten; die komt in de eerstvolgen de raadsvergadering, a.s. maandag, aan de orde. Dan kan men daar uitvoerig op ingaan; de betreffende Wethouders, die hier meer van weten dan ik, kunnen dan concreter antwoord geven. Ik kan wel zeggen, dat wij, als de bekabeling gerealiseerd zou zijn, wellicht ook via de televisie lokale dingen zullen kunnen brengen. Dat is wel duidelijk de verwachting. Hoofdstuk III, Openbare orde. Algemeen. De heer Vellenga: Ik zou een opmerking willen ma ken over het eerste punt dat hier wordt genoemd. Destijds is vanuit de Raad gevraagd: Is het ook zin vol een soort contactgroep politie-burgerij in het leven te roepen? En daar is inderdaad gevolg aan gegeven. De bedoeling was destijds een vrij algemene; in die zin, dat het de Raad, althans een grote groep raads leden, toch wel zinvol en doelmatig leek, dat er een goed contact zou zijn tussen politie en burgerij. Er kunnen over en weer, bewust of onbewust, bepaalde fricties optreden en het zou voor het totaal van het optreden van de politie en het reageren van de bur gerij op politioneel optreden goed kunnen zijn, dat 11 dat ook een bepaalle achtergrond heeft. Die contact commissie is zo samengesteld, dat er verschillende soorten mensen in zitten, als ik het zo even in het algemeen, grof, mag aanduiden. En die commissie is onlangs bevallen van een bepaald rapport, misschien niet het soort rapport, waar sommigen van ons pri mair aan gedacht zullen hebben, want ik zou me kun nen voorstellen, dat zich in de loop van de tijd dat die contactcommissie er is, een aantal concrete feiten heb ben voorgedaan, waaraan men bepaalde conclusies had ontleend, of feiten, waarop men in een bepaalde con crete situatie, gereageerd zou hebben. Het is een meer algemeen rapport geworden, deels wat rie kend naar een haast wetenschappelijke verhande ling, doch ergens ook wel uitlopend in een paar concrete conclusies, o.m. inhoudende de volgende vragen: Zou het ook zin kunnen hebben, dat er een min of meer geregeld overleg zou plaats hebben tussen de politie en de sector maatschappelijk werk, de zeer brede sector maatschappelijk werk? Zou het ook zin kunnen hebben de politie in te schakelen bij bepaalde commissoriale arbeid? (waarbij dan m.n. wordt gedacht aan de Jeugdraad.) Zou het ook zin kunnen hebben, dat de politie meer doet aan „beeld vorming"? Maar daaraan vooraf gaat een nogal diep zinnige verhandeling, dacht ik, over de bewerktuiging van de politie, waarbij ook de woorden „psychologisch" en „sociologisch" weer zijn gevallen. Nu dacht ik. dat die hele beschouwing in dit rapport een extra dimensie heeft gekregen naar aanleiding van een aantal con crete dingen die zich in deze gemeente hebben voor gedaan. Als ik „Ruiterskwartier" zeg, dan weet ieder wat ik bedoel; als je de verhalen in de krant daarover leest, is het alsof de historie weer herleeft, want ik stel mij voor, dat de ruiters die daar vroeger hun kwar tier hadden, er ook wel eens ruig „tegen aan gingen". De zaak Ruiterskwartier heeft tot twee dingen geleid: enerzijds de klacht van burgers, die zeggen: Wij voe len ons eigenlijk onbeschermd, anderzijds de klacht van groepen jongeren die zeggen: Wij voelen ons on begrepen. Deels zou dat laatste een deugdelijke argu mentatie kunnen zijn, deels waarschijnlijk ook niet. En je zult haast wel genoopt zijn politioneel en justi tieel op te treden. Waar nu dit rapport het accent op legt, is, dacht ik, dan ook wel een zaak waaraan we bij de beoordeling van het optreden van zo'n knok ploeg en alle mogelijke stappen die de laatste weken hier zijn genomen, aandacht moeten schenken. We weten, dat in een bepaalde grote stad in Nederland maar we kennen ook buitenlandse voorbeelden, m.n. in Duitsland waar aan het politiekorps een psycho loog verbonden is, die geregeld de mensen van het korps terzake instrueert, achtergronden laat zien, be paalde ontwikkelingen toont en hen mentaal op een bepaalde manier instelt op al datgene wat zo uit de maatschappij naar boven borrelt en wat zich ook er gens kan uiten in de vorm van protest, agressie enz. enz. Er is een stuk agressie, waar ik geen goed woord voor over heb, en er is een stuk agressie, waarvan ik toch wel eens de achtergronden wil weten. Mijn con crete vraag is nu: In hoeverre is het politiekorps in Leeuwarden afgestemd op die dingen, die in het eerste stuk van het rapport worden genoemd, op de psycholo gische, de sociologische kant van het werk? (Ik kan die dure woorden misschien vermijden, maar daarmee is ongeveer aangegeven, wat wordt bedoeld.) Ik weet dus niet, of bij het aantrekken van bepaalde leiding gevende mensen van staf en kader ook naar diploma's op dit gebied of naar een opleiding in die richting, enz. wordt gevraagd. Het zou misschien zin kunnen heb ben, dat U, mijnheer de Voorzitter, tegen de achter grond van wat ik heb geschetst, daar eens een paar dingen over gaat zeggen. Zou het. als bij de staf of het leidinggevende kader van de politie in Leeuwarden op dit moment geen mensen aanwezig zijn. die dit soort kwaliteiten of een opleiding terzake hebben, ook zin kunnen hebben, daar bij de werving van personeel aandacht aan te schenken? De heer Wiersma: ïk zou graag even willen inhaken op wat de heer Vellenga heeft gezegd. Het is mij eigen lijk wel uit het hart gegrepen. De door hem genoemde facetten van de zaak spelen bij ons ook wel een be langrijke rol. Juist met het oog op hetgeen zich de laatste paar weken in Leeuwarden heeft afgespeeld, zouden we op deze plaats onze waardering willen uit spreken voor het optreden van politie en justitie, maar we hebben in het rapport over deze zaken dat ter in zage is gelegd, toch ook wel de eigenlijke aanpak van dit soort excessen die hoe langer hoe meer in onze samenleving gaan spelen, gemist. Dat geldt niet alleen voor onze stad. In heel veel andere plaatsen komen die excessen ook voor en het verdient wel aanbeveling hier de nodige aandacht aan te schenken. Ik zou willen be sluiten met de vraag, of het voor U, mijnheer de Voor zitter, en voor het College niet van belang zou zijn de onder 1 bedoelde commissie dit soort zaken te laten bestuderen en er bij haar op aan te dringen die zaken in haar vergaderingen aan de orde te stellen; zij zou zich kunnen laten bijstaan door diegenen in het politie korps, die door de heer Vellenga bedoeld zijn. De heer Van Haaren: Ik wil mij bij de vorige spre kers aansluiten. In de eerste plaats moet ik zeggen, dat de politie in Leeuwarden met de Stichting voor Maatschappelijk Werk een samenwerking heeft, die veel beter is dan in de meeste andere steden. De heer Postma bijv. is lid van de Reclasseringsraad, de heer Joppe is lid van de Raad voor de Kinderbescherming. Er is in deze sector een stuk overleg, samenwerking en uitwisseling van ideeën, v/aar ik bijzonder gelukkig mee ben, en ik kan me dus ook bepaald aansluiten bij de woorden van waardering voor de politie die hier zijn gesproken. Ik geloof wel, dat, al zijn de samen werking en het overleg beter dan in heel veel andere steden, de samenwerking nog verbeterd kan worden en dat nog méér samenwerking mogelijk is, n.l. met de gehele sector van de sociaal-psychologische benade ring en vanuit de gedragswetenschappen. Wat het Ruiterskwartier betreft, ik heb het gevoel, dat inderdaad het optreden van de politie èn van de justitie waardering verdient, maar dat we toch echt niet uit het oog moeten verliezen, dat er ook nog heel andere zaken zijn en dat de jeugdleiders mensen die zich met deze jongeren in Leeuwarden bezighouden zich gezamenlijk moeten beraden op wat gedaan kan worden juist voor deze groep, die toestanden als zijn voor gekomen, veroorzaakt. Een van de dingen die je zeker niet moet doen, is ontzettend veel en uitvoerig aan dacht aan deze zaken besteden in de krant; het zijn dingen die, als een golfbeweging, steeds terugkomen; we hebben het in 1964 gehad, in '66, in '68 en nu weer. Er wordt zeer veel aandacht aan besteed en dat is verschrikkelijk gevaarlijk, omdat dit dat zie je in andere steden ook een echte bendevorming, het massale optreden van dit soort groepen, enorm in de hand werkt. Ik geloof, dat Justitie inderdaad deze mensen moet aanpakken door vooral de leiders en de informele leiders aan te pakken, maar dat ook de in dividuele hulpverlening aan dit soort jongeren niet uit het ook moet worden verloren. Als je deze mensen in dividueel benadert, dan bemerk je, dat verschillenden van hen eigenlijk aardige jongens zijn, maar dat ze stikken van de problemen, dat ze allerhande aanpas singsmoeilijkheden hebben en een stuk begeleiding en begrip nodig hebben. Dat zou ik ook in deze vergade ring het is misschien niet helemaal aan de orde, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan zon der meer duidelijk willen stellen. Dan iets heel anders. Ik heb de suggesties van de onderhavige contactcommissie gelezen; ik kan er hele maal achter staan; ik geloof, dat het goede suggesties zijn. Er is indertijd door een werkgroep overleg ge weest met de commissaris, waarbij is gepleit voor een visitekaartje voor de politiefunctionarissen. Ik heb nog net in een interview in „Kaktus" gelezen, dat inder daad alle agenten een dergelijk visitekaartje hebben. Het zou misschien goed zijn, als „Uw Leeuwarden" blijft bestaan wat ik van harte hoop daar vooral nog eens publiciteit aan te geven, opdat de burgerij óók weet, dat de politiefunctionarissen een visitekaartje hebben. Als men op de een of andere manier troubles heeft met een politie-agent natuurlijk niet wanneer het heel kleine zaken betreft, maar als er echt niets aan de hand is, als er werkelijk moeilijkheden zijn moet men hem gewoon kunnen vragen: „Mag ik Uw kaar tje? Dan weet ik wie U bent en dan kan ik er mis schien op terugkomen."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 6