12 De hear Singelsma: Ik leau, dat wy üs boargerij lokkich priizje meije, dat wy hjir sa'n humaen en goed tarist polysjekorps hawwe; foaral ek de lieding is bi- sünder treflik. Dat der sa'n terreur de léste tiid pleats hawn hat yn Ljouwert, stuitet fansels de boargers tsjin it boarst. Dochs leau ik de oare hearen hawwe it ek al sein dat net yn it earste plak de polysjekneppel dizze minsken ta in better ynsjoch bringe moatte soe, mar dat der ek in psychologyske binadering wêze moat fan de problemen dy't hja hawwe. ïk leau, dat de krante de saek ek wolris hwat to folie opblaest. Ik bin it mei de hear Van Haaren iens, dat men dizze saken net to folie yn de kranten nei foaren bringe moat. Ik hoopje, dat it yndied slagje mei dizze ter reur fan de léste dagen, dy't neffens my ek gearhin- get mei de urbanisaesje, mei de hiele maetskippijfoarm hweryn wy libje, dy't ütwaeksen binne fan üs mact- skiplik stelsel en dêr't wy wierskynlik hieltiten mear mei to meitsjen krije, del to bêdzjen. De heer Van Haaren: Iets over punt 3, de kwestie van het stationair draaien van motoren. Ik wilde U vragen, of het ter bevordering van een betere nale ving van de Politieverordening niet mogelijk zou zijn bij spoorwegovergangen ik denk m.n. aan de Schrans en bij bruggen ik denk m.n. aan de Vrouwenpoortsbrug borden te plaatsen met een aanwijzing, dat het bij langer oponthoud gewenst is de motor af te zetten. Onder 4 antwoordt U op de vraag ,,Wat zijn tot dusver de ervaringen met de reinigingspolitie „Door- de reinigingspolitie wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan problemen van verontreiniging." Nou ja, dat is nogal duidelijk; daar is die politie voor. Maar kunt U niet wat concreter zeggen, wat er nu eigenlijk gebeurt; waar deze mensen mee bezig zijn waar aandacht aan wordt besteed en wat de knel punten zijn? De hear Klomp: In lyts fraechje. Is it tastien, dat taksi's de motor oanhalde? De chauffeurs dogge dat natuerlik om de waermte. It wurdt by har gauris lan ger as trije minuten! De Voorzitter: Door verschillende sprekers is een al gemeen probleem, n.l. het voorkomen van gebeurtenis sen als die, welke op het Ruiterskwartier hebben plaats gehad, aangesneden en ik moet U zeggen, dat ik het niet zo gemakkelijk vind daarop te reageren. Over één ding ben ik het eens met wat enige sprekers naar vo ren hebben gebracht, n.l., dat deze problematiek meer aandacht heeft gekregen dan goed is. Dat is één facet, maar ik ben het ook eens en daarom vind ik het zo moeilijk met die reacties die ik in de pers heb ge lezen, dat we in de maatschappij, waarin we leven, voor onze problemen moeten durven uitkomen en zc moeten mededelen. Dit zijn twee nogal controversiële punten. Je moet op een bepaald moment kiezen, waar je het zwaartepunt wil leggen. Aan de ene kant moet er ook mijns inziens voldoende openheid worden be tracht, maar tegelijkertijd heb ik de indruk, dat een teveel aan publiciteit deze zaak echt geen goed doet. En daarom ook wil ik proberen mij te matigen, niet echter om U informatie te onthouden of mijn stand punt niet duidelijk weer te geven. Ik kan U wel zeg gen en ook dat lijkt controversieel dat wij twee dingen voortdurend in het oog houden bij datgene wat wij doen: aan de ene kant moeten we ervoor zorgen, dat zowel jongelui als oudere burgers, zowel uit de stad, als uit de provincie, als van elders, in Frieslands hoofdstad rond moeten kunnen stappen zonder angst, dat ze neergeslagen worden. Dat wil ik heel duidelijk stellen. Daar mag niemand aan twijfelen. Dat is ge woon onze plicht. En ook op mijn plaats ben ik ver plicht dat eerlijk en duidelijk te stellen, ook in het overleg met betrokkenen. Dit mag dan een stuk be leid zijn, dat voor mijn verantwoordelijkheid is als burgemeester, als hoofd van de politie; aan de andere kant kan ik U de verzekering geven, dat wij als Col lege van Burgemeester en Wethouders en ook daar werk ik van harte aan mee zo maar niet voorbij gaan aan deze problematiek van de groep waar het hier om gaat. Ook die heeft onze voortdurende aan dacht. Het is moeilijk om daar op korte termijn exact iets aan te doen, maar wij zullen alles doen wat in ons vermogen ligt, in het bewustzijn, dat het niet zo veel is. We willen die positieve bijdrage leveren, die ook maar enigszins mogelijk is. Deze twee aspecten mogen niet controversieel zijn; ze hebben voortdurend de volle aandacht. Dan de kwestie van de contactcommissie die we hebben ingesteld. Ik dacht, dat deze commissie goed werk heeft gedaan; ze is nogal gedivergeerd samen gesteld, maar dat was ook de opzet. In het rapport dat zij heeft uitgebracht, is inderdaad geen aandacht ge schonken, althans niet direct, aan de problematiek, waarover we zojuist spraken, maar dat is op zich (De heer Vellenga: Ik zou me toch, ook los hiervan, concrete dingen kunnen voorstellen, tegen de achter grond waarvan reacties van haar gekomen zouden kunnen zijn.) Maar dit rapport was al uitgekomen het heeft nogal enige tijd in de molen gezeten toen het onderhavige probleem hier nog niet speelde. Ik kan mij dus heel goed indenken en ik zou het ook niet onlogisch, doch een goede zaak vinden dat, rekening houdende met de ervaring van het afgelopen halfjaar en dat ben ik dus met de heer Vellenga volledig eens deze commissie ook dit probleem toch wel doorspreekt met de leiding van de politie. Maar ik dacht, dat dit ook wel in de lijn van de verwach ting kan liggen. Ik zal het van mijn kant stellig gaan bevorderen. Ik wil ook op een ander onderwerp ingaan, hwer't de hear Singelsma hwat oer sein hat, ntl. dit: Wy moatte üs der wol mei elkoar fan biwust wêze, dat it net yn it earste plak de taek fan de polysje is om dizze problematyk ta in oplossing to bringen. De po lysje is der wol foar om forkearde dingen tsjin to halden mar ik bin it der ek mei iens en dan slüt ik efkes oan op hwat de hear Vellenga sein hat dat de polysje witte moat hwat der bart. Mar dat is natuerlik in oare saek. Ik weet zeker nu kom ik weer bij een concreet punt van de heer Vellenga dat bij de opleiding van de politie, zowel bij de oplei ding van staffunctionarissen als bij die van de agenten en ook op de school te Lochem, in toenemende mate aandacht wordt geschonken aan de problemen, waar wij hier over spreken. Niet alleen in Lochem, maar ook op de kaderschool in Apeldoorn wordt dit in heel sterke mate gedaan. En dat vind ik een groot winst punt. In het verleden was de opleiding van de politie mensen eigenlijk beperkt tot kennis van de wetten en het veel doen aan lichamelijke oefening en dat zijn hoofdpunten die terechtnog op het programma staan, maar in toenemende mate wordt in de opleiding de behandeling van de genoemde problemen inge bracht. En dat is een goede zaak. Ik ben het eens met degenen, die de desbetreffende opmerking maakten, dat dit alle aandacht moet hebben, te beginnen bij de opleiding. Daarna zullen wij natuurlijk, als deze mensen eenkeer aan het werk zijn in het korps, ook in de stafbesprekingen, in het overleg met de mensen die .,de straat op" moeten, voortdurend aandacht moe ten schenken aan deze problemen. Ik kan U, mevrouw, mijne heren, de verzekering geven, dat zowel in de gesprekken van het kader, waaraan ik persoonlijk een aantal keren heb deelgenomen, als in de besprekingen die de commissaris met stafleden en met anderen dan stafleden voert, ook in toenemende mate rekening wordt gehouden met en aandacht wordt geschonken aan dit soort problemen. (De heer Van Haaren: Dit gebeurt ook in de vormingscentra voor politiefunctio narissen.) Ook. Dat is één van de punten in de vor mingscentra. We hebben echter in ons korps geen specialisten, die alleen met deze problemen bezig zijn. Wij hebben ondertussen wel een vrouwelijke agent, die speciaal problemen die op kinderen betrekking hebben, behandelt, en dat tendeert dus ook wel in deze rich ting. Ik moet U wel zeggen, dat ons korps gewoonweg te klein is om specialisten op het terrein van de onder havige problematiek aan te trekken. Ik dacht, dat, als wij komen tot een zekere regionalisatie van de politie, waar druk over gesproken wordt het zou wel eens eerder kunnen komen dan de gewestvorming een van de winstpunten wordt, dat dan aan dit soort pro blemen meer aandacht kan worden geschonken. Dat vind ik persoonlijk toch wel duidelijk een pluspunt er zijn niet alleen pluspunten van wat grotere korpsen. 13 Voorts is gesproken over stationair draaiende mo toren. De heer Van Haaren heeft gevraagd, of er bor den kunnen worden geplaatst. Dat kan natuurlijk wel, maar ik heb daar wel aarzeling over, om de eenvou dige reden, dat het een woud van borden wordt, welke we zo langzamerhand in onze samenleving krijgen. En we zullen er voor moeten zorgen, dat we alleen die borden neerzetten, die absoluut noodzakelijk zijn voor de verkeersveiligheid, want anders kan het publiek er gewoon geen aandacht meer aan schenken. Dat is niet erg voor straten waar je dagelijks door rijdt; dan kijk je niet meer naar de borden, want dan weet je wel, dat ze er staan. Maar komt U maar eens in een stad, waar U niet dagelijks rijdt en waar 4 of 5 borden bij elkaar aan de ingang van één straat staan; dan geef ik U op een briefje, dat U op het moment, dat U daar in rijdt, een paar overtredingen begaat, om de simpele reden, dat U al die informatie nooit zo vlug kunt verwerken. Dit is gewoon een algemene problematiek, waarvoor we staan. Wij zullen dus de uiterste voor zichtigheid moeten betrachten met het plaatsen van waarschuwingsborden hoe zinvol die op zichzelf ook zouden kunnen zijn als het niet strikt nood zakelijk is. Een ander punt is, of we niet meer aan dacht aan het door de heer Van Haaren gesignaleerde probleem moeten of kunnen schenken. Ik zeg hem graag toe, dat ik het nog eens met de politie wil op nemen, dat zij extra aandacht schenkt aan het draaien van motoren voor dichte bruggen, voor dichte spoor wegovergangen e.cl. (De heer Van Haaren: Misschien kunt U de politie mijn suggestie van het plaatsen van borden toch ook eens voorleggen.) Op dat punt heb ik sterke twijfels. En iets waaraan ik heel sterk twijfel, leg ik niet zo graag voor. Maar dat is een ander punt. Ik zal echter wel met de politie overleggen, of niet wat meer aandacht aan stationair draaiende mo toren kan worden besteed; ik dacht, dat dat zonder borden ook wel kon. (De heer Vellenga: Is er wel eens proces-verbaal opgemaakt terzake?) Ik moet U zeggen, dat het aantal processen-verbaal dat in Leeu warden opgemaakt wordt, nogal sterk stijgt. En daar zijn wij niet trots op. Maar ik kan U wel zeggen, dat de politie bij dit soort overtredingen in het algemeen of het mag is punt twee meer geneigd is de tactiek van het waarschuwen te volgen dan dat zij processen-verbaal opmaakt. Maar als de overtreders echt dwars willen, dan zullen zij toch wel een proces verbaal krijgen. En het is ook niet zo gemakkelijk te constateren, of iemand bij herhaling deze overtreding begaat. De taxi's hebben op dit punt geen pré, mijn heer Klomp. Die mogen het evenmin doen. De heer Van der Veen heeft die opmerking ook al eens in de Raad gemaakt, herinner ik mij. Toen heb ik daar met de politie over gesproken en werd de zaak opgelost. Nu de heer Van der Veen intussen is verhuisd, denken de taxichauffeurs misschien, dat zij weer wat gemak kelijker de motoren door kunnen laten draaien. Ik zal echter weer in deze kwestie duiken, want het mag niet. Ik weet echter niet, of mijn verklaring de juiste is, maar het zou kunnen. Wat de reinigingspolitie betreft, de man werkt hard, maar één man kan niet zo veel doen. Er moet eigenlijk wel een tweede bij komen en het ligt ook wel in het voornemen een tweede aan te stellen. De reinigings politieman is overal mee bezig. Hij let in het bijzonder, dacht ik, op twee zaken. Ten eerste op de grotere ob jecten: industrieterreinen, waar men massaal dingen stort. (Hij moet daar extra op letten, onderzoeken wie dat doet en het zoveel mogelijk keren.) En verder is de man regelmatig op pad om een voorbeeld te noemen om te zien, of er zakken met vuil e.d. op de weg staan op dagen dat het niet mag. Ik herhaal, dat één man echt niet zoveel kan doen in de hele stad, maar U moet niet vergeten, dat ook de andere agenten op deze dingen letten. (De hear Singelsma: Hy let net op hwat hounen hjir en dér dogge, tink.) Jawol, mar it forfelende is, dat de hounen it net dogge, as dy man der by is. (Laitsjen) (De hear Singelsma: Dy hounesmoargens is in forskrikking.) Ja, dér bin ik it mei iens, mar dy kwestje is net troch de polysje op to lossen; dan moatte wy de hounen öfskaffe en dér binne folie minsken it net mei iens. Ik doar dat nou wol to sizzen, hwant der sitte wierskynlik gjin minsken yn de seal dy't der net gelyk oer tinke as ik. (De hear Singelsma: Ik tink yn dit forban oan hounetoiletten of sokssahwat.) It is gjin oplossing, mar ik bin it wol mei Jo iens, dat dizze smoargens faek in forskrikking is. Mar wy losse dizze kwestje net op mei üs reini- gingspolysjeman. Dy yllüzje moatte wy net hawwe. (De hear Singelsma: Né, né.) Mar ek dit hat üs oandacht. Ik soe der lykwols fierder net mear tiid oan bisteegje wolle. Van de heer Van Haaren heb ik de indruk, dat hij nogal eens bij de heer Postma op bezoek komt. Deze man ontvangt ook graag bezoek. Gaat U er nog eens heen en vraagt U hem eens precies wat de reinigings politieman doet. Ik ben ervan overtuigd, dat hij het U haarfijn uit de doeken doet. (De heer Van Haaren: Het ging mij erom, dat het antwoord op de gestelde vraag niets anders behelsde dan dat de reinigingspolitie aan dacht schenkt aan de verontreiniging.) Wij geven altijd goede antwoorden. (De heer Van Haaren: Ja, maar ik had het in dit geval wel graag wat concreter gewild; intussen echter heeft U het geconcretiseerd; U heeft twee punten aangegeven. Ik dank U wel. Dus U gaat nog eens naar de commissaris van politie? (De heer Van Haaren: Die zie ik geregeld; dan kan ik het best nog eens aansnijden.) Zo niet, dan kan hij andere taken uitvoeren. Volgnos. 106 en 108. De heer Van Haaren: Wij hebben het gevoel, dat de ontwikkeling van de B.B. tot een rampenorganisatie veel te lang duurt, dat er veel te weinig aan gebeurt. Hierover verschillen we echter van mening. Ik wilde graag op dit punt terugkomen, wederom met een mo tie, in de hoop, dat ik nu missschien wat meer steun zal krijgen. Ik wilde dit punt dus op de lijst gezet zien. (De Voorzitter: Anders zou ik straks in de plenaire zitting ook iets missen.) Ja, dat gemis wil ik U niet aandoen. (De Voorzitter: Ik ken Uw mede leven.) De Voorzitter: Ik zeg U hartelijk dank, mevrouw, mijne heren, voor Uw medewerking. De eerte afdelings vergadering is op een redelijk tijdstip afgelopen. De Voorzitter sluit vervolgens, om 22.15 uur, de ver gadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 7