dat ik een kans krijg en dan kan ik berekenen nu
ja, laat ik zeggen benaderen hoe snel ik te bestem
der plaatse kan komen. De wachttijden zijn werkelijk
niet lang; de heer De Jong heeft dat ook toegegeven.
(De heer J. de Jong: Ik heb dat ook niet gezegd.)
Nee. Ik acht ook de zo nu en dan voorkomende wacht
tijden echt wel acceptabel.
De heer De Jong heeft gelijk, als hij zegt, dat je al
leen dan deze verkeersoplossing beter kunt doen func
tioneren als je daar richtingen afhaakt. De vraag is of
het afhaken van richtingen wel in overeenstemming
is met het verkeersbeeld, dat zich daar voordoet. Het
betekent n.l., dat men, voor zover het betreft bestem
mingsverkeer in de richting van de noordtangent, ko
mende vanaf de Vrouwenpoortsbrug, op andere wijze
moet zorgen voor afwikkeling van dit verkeer; of het
raakt „fortiisd" op de Nieuwestad of het zal als de
bouwerij in de Torenstraat klaar is via de Toren
straat de noordtangent moeten bereiken. Maar in het
laatste geval ontstaat er weer een probleem t.a.v. de
file die opgesteld staat vanaf de Nieuwestad. Het is
stellig minder eenvoudig dan de heer De Jong denkt.
Het is ook de vraag of in het schema voor de totale
circulatie van de verkeersstromen, zonder afhaking
van de linksaffer" en in één stroom mee met de
„rechtdoorgaander", die beweging mogelijk is; dat kan
ik op dit moment niet bekijken. Ik moet nu eigenlijk
volstaan met de mededeling, dat deze oplossing na zeer
langdurige studie ontstaan is op basis van de thans
bestaande verkeersstromen en dat het onder de gege
ven omstandigheden de beste oplossing is. Ik geloof
niet, dat het verstandig is om die „linksaffer" die de
heer De Jong bedoelt, af te haken. Ik wil echter dit
punt bepaald wel bekijken in overleg met de dienst en
de Verkeerscommissie. Zo nodig kan ik de Commissie
Openbare Werken daaromtrent vrij eenvoudig infor
meren. Maar ik zeg nadrukkelijk, dat, zoals ik er op
het ogenblik tegen aan kijk, ik geloof, dat, al is de
aanbieding niet zo hoog, toch die „linksaffer" duide
lijk een functie heeft.
De opstelstroken dat geef ik toe zijn natuurlijk
vrij beperkt. Dat komt nu eenmaal door de aanwezig
heid van de Vrouwenpoortsbrug. In de definitieve si
tuatie zal dat anders moeten kunnen, maar op het
ogenblik is dat er niet bij.
Dan iets over vraag 14. Als er in het antwoord
wordt gesproken over eerste urgentie, dan betekent
dat, dat het een urgentie is, die ligt in de periode 1973
1976. Het kruispunt Wollegaast/Dammelaan is dus op
genomen in de eerste urgentieklasse. T.a.v. de aanslui
ting Luchtenrek-Dammelaan geldt hetzelfde. Het is de
heer De Jong bekend, dat wij t.a.v. een ongelijkvloerse
voorziening voor wielrijders en voetgangers een be
paalde suggestie bij de dienst in overweging hebben;
die zou voor het hele Bilgaard kunnen gelden. Bij door
verkeerslichten geregelde kruispunten zijn ook door
lichten beveiligde oversteekplaatsen voor voetgangers;
in de totale circulatie ontstaat ook voor overstekende
voetgangers een groene fase en over het algemeen
functioneert die goed. Ik herinner de Raad alleen maar
aan de gesprekken die wij hebben gehad m.b.t. de pro
blemen t.a.v. de Tijnjedijk. Ik heb, nu de verkeerslich
teninstallatie daar volledig functioneert, nimmer meer
van klachten vernomen. Kennelijk kan deze voorziening
duidelijk dienst doen. Een andere zaak is mijn
opvatting ter zake is, dacht ik, volledig bekend dat
ik toch eigenlijk een bijzonder belang hecht aan de
mogelijkheid om fiets- en voetgangersroutes te cre-
eren en wel in het bijzonder vanuit het Bilgaard. Niet
alleen omdat ik daar zelf een beetje belang bij heb,
maar vooral omdat het van betekenis is, dat je bij de
overweging hoe de relatie met de binnenstad moet
verlopen, toch ook deze kruisingsvrije voorzieningen
kunt betrekken; de heer De Jong weet wel, dat mijn
gedachten dan in het bijzonder gaan naar een punt dat
ligt halverwege tussen de kruising Wollegaast/Dam
melaan en de aansluiting Luchtenrek-Dammelaan.
De heer Van der Wal was het t.a.v. de Westerplan
tage volledig met de heer De Jong eens. Hij heeft dus
wat dat betreft inmiddels van mij ook een antwoord
gekregen.
Wat betreft de Pottebakkersplaats handhaaf ik vol
ledig het antwoord dat B. en W. in de mem. v. a.
reeds hebben gegeven.
De heer J. de Jong: Ik wil graag in de plenaire
zitting terugkomen op punt 13. De Wethouder heeft
misschien dan al een oplossing of een antwoord.
De heer Tiekstra (weth.): We moeten geen misver
standen hebben. Al zou de Wethouder een oplossing
hebben, dan is die nog niet gerealiseerd. De Wethou
der heeft geen enkele beslissingsbevoegdheid ter zake.
(De heer J. de Jong: Dan praten we dan wel verder.)
De Voorzitter: Wij zullen dit punt noteren.
Punten 18 t/m 23.
De heer Heidinga: Iets over de vragen 18 en 19
(verplaatsing taxistandplaats Wortelhaven naar par
keerterrein Minnemastraat). Bij de vorige begrotings
zitting hebben we ook over deze kwestie gesproken
en toen hebt U gezegd: Zodra het parkeerterrein bij
de Nieuwe Doelen gereed is, zullen de taxi's daarheen
worden overgebracht. Niet „zal worden overwogen",
niet „zal worden bezien", niet „het heeft onze aan
dacht", maar „zullen daarheen worden overgebracht".
(De heer Van der Wal: Daar hebben ze nu weer spijt
van natuurlijk.) Ja, dat kan wel. Nu wordt gewoon
gezegd: „Het ligt niet in de bedoeling daartoe alsnog
over te gaan." Maar U zult moeten doen wat U toen
beloofd hebt; zonder pardon, dacht ik. In de memorie
van antwoord van vorig jaar staat duidelijk: „Die zul
len daarheen worden overgebracht." Dat is heel con
creet. Verder hoef ik er dus ook niets over te zeggen.
Ze gaan daar heen.
De heer J. de Jong: Even over hetzelfde punt. Mis
schien is het een goede suggestie. De Koningspijp telt
twee parkeerplaatsen. Misschien kunnen de taxi's daar
heen; dan is iedereen van de ellende af.
Mevr. Visscher-BouwerIk wilde wel even iets zeg
gen over punt 21 (bermen van buitenwegen). De vraag:
„Laat toch het fluitekruid en wat dies meer zij eens
in bloei komen!" is natuurlijk niet zo maar gesteld.
Daar zit iets achter. Vroeger werden de bermen ver
pacht aan boeren en dan werden ze meestal eenmaal
per jaar gemaaid. De plantensoorten die in die ber
men voorkwamen, hadden de kans te bloeien en te blij
ven. Nu het onderhoud van de bermen door de Plantsoe
nendienst gebeurt - er is waarschijnlijk geen liefhebberij
meer voor van de zijde van de boeren -, worden ze, meen
ik, driemaal gemaaid. Het gevolg is, dat er planten
soorten uitsterven; die kunnen het daar niet meer
halen. Nu had je vroeger natuurlijk allerlei stukjes
„ünlan" waar van alles kon groeien, maar aangezien
wij die helemaal niet meer hebben en we niets anders
dan gras om ons heen zien en de meeste natuurgebie
den zo druk bevolkt worden, dat ook daar de planten
geen kans meer krijgen, is het voor ons leefmilieu
bijzonder belangrijk, dat die bermen niet zo vaak en
niet op de manier zoals nu gebeurt, gemaaid worden.
Het gaat er niet om, dat het zo mooi is, dat in die
bermen bloemetjes bloeien; we weten gewoon, dat het
aantal plantensoorten achteruit gaat en dat het voort
bestaan van die plantensoorten in gevaar is. In het
antwoord op vraag 21 wijst U op het gevaar, dat, als
niet gemaaid wordt, verkeersgeleiders aan het oog'
worden onttrokken. Nu heb ik in andere gemeenten
gezien, dat men een strook van een halve meter
vanaf de weg gerekend maait en verder niet; de
scheve helling laat men ongemoeid. Dan is er dus he
lemaal niet het gevaar, dat de verkeersgeleiders niet
te zien zijn; dat probleem doet zich dan niet voor. Het
grootste stuk van de bermen meestal een scheef
talud, dat nu verschrikkelijk bedorven wordt door de
motormaaiers; op sommige plaatsen is de berm meer
zwart dan groen kan dan ongemoeid blijven. Het
zou ook nog goedkoper zijn; er zit dan lang niet zo
veel werk in. Men zou de bermen dan eenmaal per
jaar, desnoods met een motormaaier of anders in
D.S.W.-verband met de zeis (zoals vroeger gebeurde),
kunnen maaien. In geen geval moet er driemaal wor
den gemaaid. Misschien kunt U deze kwestie nog eens
overwegen in overleg met de Plantsoenendienst.
De heer Tiekstra (weth.): Ten aanzien van de
taxistandplaats moet ik zeggen, dat het vorige ant
woord inderdaad wel zo geformuleerd zal zijn als de
heer Heidinga nu zegt, maar dat uit het antwoord dat
nu wordt gegeven, wel heel erg duidelijk gebleken is,
dat twee adviserende instanties ter zake een volstrekt
afwijzend standpunt hebben ingenomen en dat afwij
zende standpunt heeft geleid tot het antwoord zoals
het nu geformuleerd is. Ik ben uiteraard best bereid
om ook in de Verkeerscommissie en met de taxicen
trale opnieuw overleg te plegen over de vraag of de
suggestie van de heer De Jong de moeite van het
overwegen waard is. Ik wijs er wel op, dat de ver
keersbeweging vanaf de Wortelhaven rechtsom de
Voorstreek op een andere is dan die vanaf de Konings
pijp linksom de Voorstreek (in andere richting) op.
Er bestond inderdaad uit verschillende overwegingen
ook verkeersveiligheidsoverwegingen toch wel
bezwaar tegen een taxistandplaats op het terrein van
de Nieuwe Doelen. Ik dacht, dat wij bij de bepaling
van de taxistandplaatsen ook terdege rekening hebben
te houden met de inzichten die in het bijzonder de ge
bruikers van deze standplaatsen ter zake hebben.
Dan iets over de suggestie van mevr. Visscher, wat
betreft het half maaien van de bermen. Ik wil deze
suggestie graag met de Plantsoenendienst bespreken.
Ik dacht wel misschien is het een overbodige op
merking dat de wegmarkeringen bij het tegen
woordige verkeer een grote rol spelen vooral onder bij
zonder ongunstige weer- en wegomstandigheden;
maar daar tornt mevr. Visscher ook niet aan, zij
vraagt alleen een beperkt maaien. Ik wil graag met
de dienst overwegen of inderdaad een beperking tot
stand kan worden gebracht. Behalve het stuk langs
de weg zou dan de rest van de berm als van ouds een
maal per jaar moeten worden gemaaid.
De heer Heidinga: Ik claim toch het punt betref
fende de taxistandplaats. Wij menen, dat die van de
Wortelhaven moet verdwijnen. Wij zullen er een uit
spraak van de Raad over vragen.
De Voorzitter: Het zal worden genoteerd.
Punten 24 en 25.
De heer J. de Jong: Mijn opmerking betreft vraag
24 (verplaatsen bushalte van de Westersingel naar het
Wilhelminaplein). In het antwoord wordt gesteld, dat
dit punt ter sprake zal komen in de rapportage van
het Centrum voor Vervoersplannen; dat rapport wordt
aan het eind van dit jaar verwacht en daarin zullen
adviezen en eventueel richtlijnen worden gegeven. Hoe
moet ik dat interpreteren? Wie bepaalt wat er aan
stonds zal gaan gebeuren? Dit punt is diverse keren
in de Raad besproken en er zou op terug gekomen
worden. Komt dit terug in de Raad of wordt het ad
vies van het Centrum voor Vervoersplannen even
tueel gewijzigd overgenomen door B. en W. en
wordt er dus door B. en W. beslist?
De heer Van Haaren: Ook iets over punt 24. Mis
schien behoort deze kwestie net als volgno. 194/196,
vraag 1 toch bij de portefeuille van Weth. De Jong.
De heer J. de Jong heeft er net al op gewezen, dat
deze kwestie herhaaldelijk in de Raad aan de orde is
geweest. Er is een enorme aandrang vanuit de bevol
king geweest Plattelandsvrouwen en wat al meer
om de bushalte terug te brengen naar het Wilhel
minaplein. Bij de discussies in de Raad is duidelijk ge
zegd van de zijde van B. en W. dat dat nog niet
kon omdat eerst de reconstructie van de Westerplan
tage gereed moest zijn. Zodra die reconstructie klaar
was, zou de kwestie opnieuw in de Raad komen en
zou een beslissing kunnen worden genomen. Nu wordt
de beslissing weer uitgesteld. Dat betreur ik bijzonder.
Deze zaak leefde enorm bij de bevolking. Men is be
reid geweest te wachten tot de Westerplantage klaar
was. Ik vraag mij af waarom, nu de Westerplantage
gereed is, niet direct een beslissing kan worden ge
nomen; er is vanuit de bevolking duidelijk een roep
geweest: Terug naar het Wilhelminaplein! U zegt, dat
het rapport omstreeks de jaarwisseling zal komen. Als
het een kwestie van nog twee maanden is, dan kunnen
we daar desnoods nog wel op wachten. Maar ik blijf
het ergens toch onjuist vinden omdat destijds duidelijk
is toegezegd, dat, als de Westerplantage klaar was, de
beslissing zou worden genomen.
De heer Tiekstra (weth.)De halteplaats van de
Westersingel zowel als die van het Wilhelminaplein
kunnen onderdeel uitmaken van de rapportering die
in het antwoord op vraag 24 wordt aangegeven. Deze
rapportering komt zeer binnenkort ter beschikking en
op basis daarvan moeten wij m.i. de Raad informeren
ten aanzien van de vraag wat er met deze halteplaats
moet gaan gebeuren. Dat is, dacht ik, de enig juiste
grondslag voor een te nemen beslissing; daar hangt
die volkomen van af. (De Voorzitter: Dat betekent,
dat het punt in ieder geval in de Raad komt.)
Volgno. 206.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde even iets
zeggen over de parkeerterreinen in het Bilgaard. Twee
a drie maanden terug is daar al over gesproken in
de Commissie Openbare Werken en toen is gezegd,
dat zou worden bekeken of het laatste plein dat
moest nog worden herstraat niet wat groener ge
maakt kon worden. Vier weken daarna was dat plein
toch op de oude manier herstraat en dat spijt mij erg;
nu zijn alle drie pleinen net herstraat en(De heer
Tiekstra (weth.): Er is toch groen aangebracht?) Nou
ja, er zit misschien totaal 20 m2 groen in, in strook
jes; die strookjes waren er bij de oude bestrating ook
al, maar toen zat het groen er nog niet in. Voorlopig
zal het nu wel niet veranderd kunnen worden en dat
vind ik erg jammer. Ook als de wijk optimaal func
tioneert is er nog parkeerruimte over; een tijdje ge
leden was er markt op het eerste plein en kermis op
het tweede plein en toen was nog het derde plein leeg.
Er is dus gewoon veel te veel parkeerruimte; het is
bij de Frieslandbank een steenvlakte. Ik wil toch wel
giaag, dat deze zaak nog eens wordt bekeken.
De heer Tiekstra (weth.): Ik ben best bereid met
de Commissie Openbare Werken deze kwestie nog
maals onder ogen te zien. De heer Muller fluistert mij
in, dat het plannetje de eerstvolgende keer in de Com
missie Openbare Werken aan de orde kan komen.
Volgno. 212.
De heer Heidinga: Ik wilde bij dit volgnummer
eigenlijk maar één opmerking maken, n.l. over de
kwestie van de Groene Ster. In de vragen onder dit
volgnummer wordt gesuggereerd: Zouden we niet ver
standiger doen er maar mee op te houden Dat
lijkt mij op het ogenblik niet dienstig aan het beleid
dat wij als Gemeente voeren. Het is mogelijk, dat wij
in de toekomst voor de noodzakelijkheid komen te
staan te stoppen met de Groene Ster, maar zoals we
er nu voorstaan en we vermoedelijk de begroting moe
ten aannemen met een vrij groot tekort, zou ik het
onverstandig vinden met deze taak, die in alle eer
en deugd door de Gemeente op de schouders is ge
nomen, te stoppen. Dit is niet een voorziening alleen
voor de gemeente Leeuwarden, maar voor een gebied
van een veel grotere omvang. Ik dacht, dat dit project
de Gemeente eerlijk de mogelijkheid gaf om te zeggen:
Hier hebben wij financiële verplichtingen doordat
wij al die werken uitvoeren. Dus ik voel er op het
moment totaal niets voor daar ook maar iets van af
te stoten.
De heer Tiekstra (weth.): Ik hoef alleen maar te
zeggen, dat ik de mening van de heer Heidinga vol
ledig deel. (De Voorzitter: Niet alleen de Wethou
der, het hele College deelt die mening.)
De hear P. van der Veen: Ik woe noch efkes hwat
sizze oer dit folchnümer. Jo, mynhear de Foarsitter,
hawwe miskien net sjoen, dat ik it wurd haw we woe.
Yn fraech 2 wurdt praet oer toiletgebouwen op it
„eilan" by de Lytse Wiel. Wy hawwe dizze saek yn 'e
kommisje ek al ris bipraet en doe wiene wy, mien ik,
ta de konklüzje kaem, dat dat „eilan" yn earste yn-
stansje as ütringebiet foar it kampearterrein bidoeld