2! S de Raad genomen is en gehandhaafd dient te worden. Wat moet ik dan verder nog vragen? Wij vinden dat pad langs de Dokkumer Ee van zeer groot recreatief belang en wij betreuren het, dat alleen om dat kleine stukje grond van de Fa. Timmermans dat pad verloren moet gaan. Bovendien weten wij, dat, wanneer men naar Timmermans toe gaat en vraagt dat stukje grond te verkopen, dat waarschijnlijk wel in orde komt. Op het overige gedeelte van het pad rust recht van over pad bij vererving en dat kan dus so wie so open blij ven. Wij zouden heel graag willen, dat de beslissing van de Raad terug gedraaid wordt. De wijk heeft ver der vrijwel geen recreatieve mogelijkheden. Boven dien is er het Bonkehout en dat past in het plan van Snakkerburen; men is druk bezig die buurt te rehabi literen. Ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft gezegd, dat hij graag zou willen, dat het „heechhout" er blijft. M.i. zou het het mooiste zijn, dat, als het „heechhout" blijft bestaan, het pad daarop aan sluit. Wij vinden deze samenhang zo belangrijk, dat wij er op terug willen komen en er eventueel een uit spraak van de Raad over zullen vragen. De heer Van der Wal: Wat mevr. Visscher gezegd heeft naar aanleiding van punt 3 ondersteun ik van harte. Verder wil ik nog even terug komen op het ant woord op vraag 2. U stelt daarin: „Het is een geluk kige bijkomstigheid, dat in de voor stadsuitbreiding bestemde gebieden (veelal weilanden) weinig hoge be planting voorkomt." Ik zou zeggen, dat het een bijzon der ongelukkige bijkomstigheid is. Volgens mij moet je een boom als een beschermd monument beschou wen. Als je bomen wilt omhakken in verband met ver- keersvoorzieningen, dan zou je die zaak niet alleen op verkeersaspecten moeten beoordelen maar ook op milieu-hygiënische aspecten. Daar hebben we een mooie commissie voor. Over de samenstelling van die commissie valt nog te twisten, maar daar komen wij wel op terug in de desbetreffende afdelingsvergade ring. In plaats van kappen zou vaker overwogen kun nen worden de bomen te verplaatsen. Misschien is dat al eens geprobeerd. Net als de heer Heidinga zou ik willen pleiten voor het vroegtijdig aanplanten van bomen in nieuwe wij ken. De heer Tiekstra (weth.): In antwoord op de op merking van de heer Heidinga zou ik willen zeggen, dat het inderdaad zinnig is in die situaties waarin de mogelijkheid voor handen is, tijdig te zorgen voor de aanleg van groen. Als er in een bepaald gebied een massale bouwbedrijvigheid ontstaat, is dat echter niet altijd mogelijk; maar dat begrijpt de heer Hei dinga zelf ook wel. Ik geloof, dat het gewoon nuttig is, dat er met betrekking tot het voorbeeld dat de heer Heidinga noemde, een goed overleg is. Ik heb toch wel de overtuiging, dat het goed functionerende overleg er is en dat er aan deze kwestie aandacht kan worden geschonken. Een andere kwestie is uiteraard, dat aanplanten van struiken en bomen nu eenmaal in een bepaald seizoen moet gebeuren; het is niet al tijd mogelijk in het plantseizoen dat zijn de winter maanden tot aanplant te komen. Dat betekent dan, dat je tot een volgend plantseizoen moet wachten. Dat kan zich voor hebben gedaan bij de opritten van de Drachtster brug; ik zeg dit even uit het hoofd, de heer Heidinga wil mij dit wel ten goede houden. Overigens zou ik willen zeggen, dat, wat hij ter zake heeft ge zegd, onze aandacht heeft en houdt. Ik hoop, dat we in het overleg ook tot resultaat zullen kunnen komen. Maar ik zeg nog eens, dat dat niet onder alle omstan digheden mogelijk is, stellig niet wanneer het betref fende terrein ook is opgehoogd en er nog bepaalde wa- terhuishoudelijke problemen bestaan die aanplant vol strekt onmogelijk maken, omdat aanplant weinig kans heeft aan te slaan als de waterhuishouding niet goed functioneert. De heer Heidinga baseert zijn overtuiging, dat de Gemeente de grond in Wirdum moet aankopen, op er varingen in het verleden; dat doet hij terecht. Ik dacht, dat wij er op dit moment, althans wat mijn aandeel in deze zaak betreft, van uit gaan, dat de Gemeente aan koopt, tenzij er een andere constructie zou kunnen worden gevonden die volledig recht zou doen aan de bezwaren die ook de heer Heidinga ervaart. Overigens kan ik hem mededelen, dat inmiddels het Grondbedrijf de opdracht heeft ontvangen de betreffende landerijen te laten taxeren. Dan heeft de heer Heidinga nog gevraagd naar de sanering van „de Kamp". De in het antwoord op vraag 6 genoemde circulaire is inmiddels verzonden. Het is mij niet bekend, of er al reacties zijn binnengekomen, maar ik dacht, dat het daarvoor ook nog te vroeg is; de circulaire is nog maar pas uit. Het ontwerpen van de circulaire en het overleg met het bestuur van Dorpsbelang heeft nogal wat tijd gevergd, ook al, om dat het overleg met genoemd bestuur enige keren moest worden uitgesteld. Het heeft mij ook te lang ge duurd, maar in ieder geval is de circulaire nu uit. Aan gezien de betreffende opstallen staan in een goedge keurd bestemmingsplan, zal het Grondbedrijf zo snel mogelijk opdracht krijgen om tot taxatie te komen, uiteraard niet dan nadat de bewoners hierover bericht hebben ontvangen. Dan heeft de heer Hemstra gevraagd naar de grond aan de Tjitze de Boerstrjitte; die vraag komt uiter aard niet voor onder het hoofdstuk Grondbedrijf. De heer Hemstra smokkelt zijn vraag heel handig binnen door die vast te knopen aan punt 5, maar dat punt handelt over een heel ander stukje grond en een heel ander object. Ik wil hem echter wel een antwoord ge ven. Het College heeft het eerder ingenomen stand punt niet gewijzigd; o.i. moet de bestemming „bunga low-bouw" blijven gehandhaafd. Een andere kwestie is, dat uiteraard bij bestemmingswijziging de mensen die daar al hebben gebouwd, een bepaalde rechtszekerheid toekomt, dat daar geen andere bouw ontstaat dan hun destijds voorgehouden is toen zij daar gingen bouwen. Deze zaak is ook een punt van overleg geweest in het laatste gesprek met het bestuur van Dorpsbelang Wir dum. Dat bestuur heeft ons opnieuw dringend ge vraagd om, althans wat betreft het tegenoverliggende terrein, de bestemming nog nader onder ogen te zien. Wij hebben ons bereid verklaard dat alsnog te doen. De hear Miedema freget nei de moasje dy't yn bi- hanneling west hat yn de bigreatingssitting 1972 mei bitrekking ta de üntsluting fan it terrein dat yn de südwesthoeke fan Wurdum leit. Nou wit ik net ut 'e holle, oft yn de moasje frege waerd om in bistim- mingsplan of om üntsluting. (De hear Miedema: Om bouripe groun!) As wy der flot genöch yn slagje dêr foldwaende groun foar yn hannen to krijen, dan is it net to foaren ütsluten, dat wy foldwaen kinne oan dc moasje. Wy hawwe noch mear as in jier de tiid; yn dat jier kinne wy de üntjowing dêr, tocht ik, wol oan- sjen. It is fansels nou to bitiid to sizzen, dat it net slagje sil. Mevr. Visscher komt terug op punt 3. Ik heb begre pen, dat zij over deze kwestie een uitspraak van de Raad verlangt. Ik wil volstaan met de opmerking, dat, als de Gemeente in het civiel-rechtelijk verkeer bepaal de verplichtingen op zich heeft genomen d.w.z. aan derden in het civiel-rechtelijk verkeer rechten heeft verleend het een merkwaardige indruk maakt, dat men na zo'n transactie op grond van gewijzigd inzicht meent de toestand terug te moeten draaien. Ik wijs er bovendien op ik geloof, dat de brief was gericht aan B. en W., maar het kan ook zijn, dat het een brief was, gericht aan de Raad dat wij van de eigenaren (on dernemers) van de aanliggende grond klachten hebben gekregen over de toestand die is ontstaan door de bal dadigheid die zij op hun terrein ondervinden als gevolg van de aanwezigheid van het Blokkepad. Die brief is door alle ondernemers getekend en is van zeer recente datum. Ik zie de discussie met belangstelling tegemoet. Ik vraag mij af, als mevr. Visscher over „wij" spreekt, wie zij dan precies bedoelt met „wij". De heer Van der Wal ondersteunt hetgeen mevr. Visscher met betrekking tot punt 3 heeft gezegd. En fin, dat merken we wel. (De Voorzitter: In ieder ge val is het „wij" hiermee al verklaard.) De heer Van der Wal sprak na mevr. Visscher; misschien hebt U gelijk, mijnheer de Voorzitter, maar ik hoor dat mo gelijk nog. Aan het adres van de heer Van der Wal zou ik wil len zeggen, dat nu eenmaal onvermijdelijk het land schap het gaat om nieuwe stadsuitbreidingen wijzigingen ondergaat; ik zeg dat heel nadrukkelijk. Het is ook niet te vermijden, dat in die situatie, als er een bepaalde beplanting aanwezig is, deze bepaalde risico's loopt. Het is niet waar, dat, als een gebied aan merkelijk moet worden opgehoogd, de beplanting be houden kan worden. Dat geval heeft zich, dacht ik, vooral voorgedaan in het Aldlan waar toch wel een vrij grote mate van ophoging heeft plaats gevonden; in zo'n situatie heeft zo'n beplanting geen levenskan sen meer. Waar het mogelijk is, handhaven we de be planting. Ik verwijs daarbij naar de al eerder genoem de Drachtster brug waar U nog beplanting kunt zien staan. Er is in het verleden verschillende keren ge poogd volwassen bomen te verplaatsen; dat is in be paalde gevallen wel gelukt, dat is in andere gevallen een falikante mislukking geworden. Verplanten van volwassen bomen is een experiment, dat fifty-fifty kans van slagen heeft. En veelal is beplanten met jonge bomen succesvoller dan verplanten van volwas sen bomen. Ik kan nog even vertellen, dat, wat betreft de ont wikkeling van Wirdum-zuidwest ik ontvang net een spiekbriefje het bekend is, dat de moeilijkheden met de rijksweg deze zaak nogal aanmerkelijk hebben op gehouden. Wij wisten niet precies hoe de begrenzing van het bestemmingsplan kon worden getrokken. In die situatie was het dus ook niet goed mogelijk om tot een exacte opdracht te komen. De moeilijkheden zijn inmiddels helemaal opgelost en het lijkt mij hoogst waarschijnlijk, dat wij met de bestemmingsplan-proce dure in de loop van het volgend jaar een heel eind zullen komen. Dit nog even als aanvulling op mijn op merking aan het adres van de heer Miedema over Wirdum-zuidwest. Ik dacht, dat ik hiermee de vragen en opmerkingen voldoende heb beantwoord. De Voorzitter: Is mevr. Visscher overtuigd door de uiteenzetting van de Wethouder, of wil ze in de ple naire zitting opnieuw over het Blokkepad praten? (Mevr. Visscher-Bouwer: Ik wil dit punt graag clai men.) Goed, wij noteren het. DIENST OPENBARE WERKEN. De heer Heidinga: In het antwoord op vraag 1 (onderhoudswerk aan gemeentegebouwen en gemeen tewoningen) staat o.a.: „De directeur Grondbedrijf regelt zelf het ouderhoud van de bij zijn dienst onder gebrachte boerderijen enz." Mijn vraag is: Gebruikt hij daar particuliere ondernemers voor? De heer J. de Jong: In vraag 2 wordt gesproken over hoge lonen bij andere diensten. Als je dat leest, ga je automatisch eens kijken hoe dat zit. Ik kon in de stukken over Openbare Werken daar niets over vinden. Misschien is het ook niet nodig, maar ik ben toch eigenlijk wel nieuwsgierig hoe de berekeningen m.b.t. de bruto lonen bij die dienst liggen ten opzichte van het bedrijfsleven. Mijn vraag houdt geen enkele kritiek in op hetgeen wordt uitgevoerd, maar vandaag- de-dag kost alles veel geld en spelen de duiten een grote rol. De heer Schaafsma: Ik heb ook een vraag naar aanleiding van vraag 2. De uurlonen die genoemd zijn voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer, beliepen zo ongeveer f 25,voor timmerman en onderhouds monteur. Naar aanleiding daarvan is deze vraag dus ook gesteld. Persoonlijk had ik verwacht, dat een ruwe calculatie van de uurlonen bij de verschillende afdelingen van Openbare Werken mogelijk geweest zou zijn. Met name ten aanzien van de plantsoenen dienst lijkt mij dit mogelijk, omdat dat een vrij een voudige dienst is. De beantwoording van vraag 2 gaat een heel andere kant uit en dat vind ik wat eigen aardig. De vraag gaat zuiver en alleen over de finan ciële aspecten van de zaak en niet over de kwaliteit. Toch spreekt U in Uw antwoord over de kwaliteit, daar waar U zegt, dat de Dienst Openbare Werken een eigen afdeling Plantsoenen heeft die in staat is het gehele onderhoud te verzorgen. Dat is beslist de teneur van de vraag niet. De teneur van de vraag is: Wat kost het? Is het economisch gezien misschien onver- 2/6 antwoord op deze weg door te gaan? Is het niet nood zakelijk om ons heen te kijken of een particulier be drijf het werk simpeler en goedkoper kan doen? Ik zou dan ook graag van de Wethouder willen horen wat de uurlonen ongeveer bedragen. De heer Tiekstra (weth.): Ik heb begrepen, dat de heer Schaafsma van mij wil vernemen wat de uur lonen zijn in het vrije bedrijf. Deze informatie heb ik uiteraard niet beschikbaar; de eerder gestelde vraag (vraag 2) is daar ook niet op toegespitst. Ik zou wel willen zeggen, dat, voor zover het technisch perso neel betreft bij ae Gemeente, voor timmerlieden e.d. bij de verschillende diensten dezelfde loonschalen gel den; dat is ook wel duidelijk. Voor andere functies kunnen verschillende loonschalen gelden; denkt U maar eens aan een tonnenophaler, een chauffeur (daar bij is het loon ook afhankelijk van de aard van het voertuig). Voor de Plantsoenendienst gelden uiteraard weer andere lonen voor zover er geen bepaalde c.a.o.'s ik denk aan niet-ambtelijke werknemers van toepassing zijn. Ik kan wel zeggen, dat bij mijn weten de voor de Dienst Openbare Werken berekende uur lonen voor deze functionarissen niet aan de f 25,toe komen. Als de vraag meer exact op de Plantsoenen dienst toegespitst zou zijn, was ik ook in staat ge weest een exact antwoord te geven. De heer Schaaf sma moet niet van de veronderstelling uitgaan, dat het verrichten van deze diensten door particuliere bedrij ven financieel gezien aantrekkelijker zou zijn. Er is in de loop der jaren een bepaald personeelsbestand opge bouwd, dat uiteraard de rechtspositie heeft van de ambtenaar. Men kan niet naar willekeur de uitvoering van de werkzaamheden zodanig veranderen, dat daar door ambtenaren zouden worden uitgeschakeld en des wege wachtgeldverplichtingen zouden ontstaan. Ik dacht, dat er of men het daar persoonlijk mee eens is ja of nee, laat mij verder koud in een jarenlange historie duidelijk en welbewust op is aangestuurd, dat de positie de rechtspositie èn de bezoldigingspositie van de ambtenaar door de overheid zo goed is ge regeld als het haar als werkgever betaamt. Ik dacht, dat het een groot goed is voor de overheid en dat het een groot belang is voor de mensen die bij de overheid werkzaam zijn. Dat moet mijn antwoord zijn, gegeven het feit, dat de vraag niet zodanig is geformuleerd, dat daarop het exacte antwoord kon worden gegeven zoals dat nu gevraagd wordt. De heer J. de Jong: Ik heb even gekeken naar de gegevens van een andere dienst en het valt mij op: voor de schilderswerkplaats worden lonen berekend van f25,34 per uur; voor de montagewerkplaats f25,44 per uur. Zo staan er nog veel meer zaken in. Voor het toezichthoudend personeel wordt f 28,per uur toegerekend. (De heer Tiekstra (weth.): Over welk bedrijf spreekt U?) Ik heb hier de gegevens van de Dienst voor Reiniging en Brandweer. (De heer Tiek stra (weth.)Kunt U daar dan niet beter over praten als de betreffende dienst aan de orde is?) Ja, maar de vraag is: Hoe worden deze lonen doorberekend bij de Dienst Openbare Werken? Daar ben ik erg benieuwd naar. Ik heb die vraag ook al gesteld. Ik heb gezegd, dat dit mij was opgevallen bij een andere dienst. De vraagstelling betreft hier de vergelijking met het par ticuliere bedrijfsleven. En als ik nu zie hoe er vandaag- de-dag getracht wordt de prijzen niet verhoogd te krij gen dat is een hele toer, want je moet het ook aan nemelijk kunnen maken dan valt mij op, dat dit zo geweldig uit de toon valt. En mijn vraag is: Bestaat er bij Openbare Werken een gelijke trend? Dat heb ik nergens kunnen vinden. Misschien was het zeer ver standig dat nergens te vermelden; dat weet ik natuur lijk niet, maar dat hoor ik dan wel. De heer Tiekstra (weth.): Ik moet op het ogenblik volstaan met het antwoord, dat ik zoëven al gaf en dat berust op een informatie die achter mijn rug vandaan komt n.l. dat het door de heer Schaafsma genoemde bedrag van f25,niet bij de Dienst Open bare Werken wordt bereikt. Voor zover mijn kennis van zaken strekt, is die informatie juist. Ik krijg de gegevens met betrekking tot deze uurloners nogal eens onder ogen. Een andere zaak is, dat in de tariefionen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 2