#13 Zio den met het gebied rondom de Grote Kerk. Het lijkt mij mogelijk, dat onze dienst nu reeds bepaalde deel- plannen maakt die dan na de vaststelling van het structuurplan voor de binnenstad hier en daar wel eens een tikje zouden kunnen moeten worden gewij zigd. Maar als wij met al deze dingen wachten tot we ons van die hele binnenstad een vaststaand beeld heb ben gevormd, dan vrees ik, dat we er nooit aan toe komen. Als onze eigen dienst er nu geen tijd voor heeft ik weet wel, dat er veel werk moet worden gedaan aan diverse bestemmingsplannen e.d. is het dan niet mogelijk, dat, als de n.v. voor stads herstel een feit is, aan die n.v. een bepaald gebied kan worden toegewezen? Misschien heeft die n.v. zelf ad viseurs. Ik ben zo bang, dat het allemaal in theorieën verzandt en dat we er zo nooit uit komen. Dan wilde ik nog even iets zeggen over de Stichting Parkeergarages (vraag 7). In feite is het hiermee het zelfde. „De ideeën van deze stichting kunnen onmoge lijk ad hoe worden beoordeeld. Dit zal moeten plaats vinden in het kader van de voorbereiding van het structuurplan voor de binnenstad.", staat in het ant woord. In feite hebt U gelijk, maar ik geloof toch, dat we bepaalde dingen wel eens ad hoe zullen moeten doen. Als wij onze binnenstad levend willen houden en als wij de winkelstand de nodige leefruimte willen ver schaffen, dan kan het haast niet anders. De binnenstad is een heel gevoelig gebied. De woonfunctie is er voor een groot deel al aan ontzonken; die is grotendeels al weg. Door de verdere vestiging van grote winkelbedrij ven rond de stad - die kunnen we mogelijk niet alle ke ren - zal de binnenstad naar zijn grootje gaan voordat wij het in de gaten hebben. Dan zullen er winkels wor den dichtgespijkerd en dan kunnen B. en W. en de Ge meenteraad zeggen, dat ze dat niet toestaan, maar als er geen mogelijkheid is voor winkeliers om in de bin nenstad hun bedrijf uit te oefenen, dan zie ik het toch gebeuren en voorzie ik grote moeilijkheden. Nogmaals, ook in dit geval geloof ik, dat zich de noodzaak van ad hoc-beslissingen kan voordoen. De heer Rijpma: Ik wilde aansluiten op de opmer kingen van de heer Heidinga over de Stichting Stads herstel. Daar zijn we nu een klein jaar mee bezig. De mensen die zouden kunnen participeren in de Maat schappij tot Stadsherstel, zijn in de maand mei ais ik het mij goed herinner een keer bij elkaar ge weest en m.n. U persoonlijk, mijnheer de Voorzitter, hebt toen gezegd, dat het mogelijk moest zijn om, zonder dat wij wachten op het structuurplan voor de binnenstad, ten aanzien van bepaalde gebieden beslis singen te nemen. Er is toen ook afgesproken, dat die groep op een tijdstip, dat al weer een paar maanden in het verleden ligt, opnieuw bij elkaar zou komen. Ik heb mij eens op de hoogte gesteld hoe ver het nu is en er is nu net een briefje gekomen, dat het nog wel wat langer kan duren. Ik weet het niet; duurt dit niet allemaal ik sluit mij helemaal aan bij de heer Heidinga veel te lang? Er is toen gesproken over het gebied ten zuiden van de Grote Kerk. Als ik goed ben ingelicht, gaan de gedachten nu uit naar een ander gebied. Blijven we zo niet aan het schuiven en blijft de belangstelling van degenen die zouden kun nen participeren, op deze manier wel zo levend, dat ze straks bereid zullen zijn om met de Gemeente aan plannen tot ontwikkeling van een bepaald gebied, van bepaalde panden in een bepaald gebied te blijven mee werken? Ik kan hier nog wel meer over zeggen, maar ik dacht, dat ik voldoende tot uitdrukking heb ge bracht wat ik bedoel. Ik hoop, dat het mogelijk is, dat U concreter dan in het antwoord staat, kunt zeggen hoe de zaken staan, want het is toch wel beneden de waardigheid van het College te antwoorden: „Het laat zich aanzien, dat deze werkgroep over enige tijd haar eindrapport zal kunnen opmaken." Dit is een zin met zoveel voorbehoudende hulpwerkwoorden, dat je je af vraagt: Is dit eigenlijk een antwoord op een concrete vraag Tenslotte zou ik nog willen zeggen, dat het bijzon der spijtig is, dat een van de mensen die aan de voor bereiding van de plannen zou meewerken, door plot seling overlijden aan het team is ontvallen. De heer Hemstra: Ik kan mij goed indenken, dat de ontwikkeling van plannen voor de binnenstad vrij lang duurt en dat de realisatie van de plannen nog langer op zich laat wachten. Is het echter niet mogelijk een plan te ontwerpen, dat behelst, dat de binnenstad op zaterdag of te beginnen met alleen op zaterdag middag vrij is van verkeer? De heer Van der Wal: Even iets over vraag 5 (doel stellingennota voor de binnenstad). Wij zijn blij, dat wij nu zwart op wit hebben, dat U volgend jaar eerst met een uitgangspunten-nota komt. De vraag is al leen: Worden, voordat die nota in de Raad wordt be handeld, ook nog gesprekken gevoerd met de mensen die gereageerd hebben op het praatstuk, of wordt er nog een hearing gehouden? Wat zijn Uw plannen ten aanzien van de procedure? In vraag 6 wordt gesproken over de N.V. Stads herstel. De heren Heidinga en Rijpma hebben daarover ook al het nodige gezegd. Ik zou nog dit willen op merken. Een n.v. heeft eigenlijk altijd een winstoog merk; men steekt er geld in en dat moet er op den duur weer met rente uitkomen. Het gevolg is, dat men primair alleen de betere panden restaureert en niet de panden waarvan herstel het meest noodzake lijk is. Het lijkt mij daarom beter naar een stichting toe te werken. (De heer Tiekstra (weth.): Een stich ting kan ook winst maken.) Dat kan wel, maar dat hoeft niet. Mevr. Visscher-B.omverIk heb een vraag over punt 5 (doelstellingennota voor de binnenstad). Ik ben het helemaal eens met de tot nu toe gevolgde procedure; ik vond de hearing ook prima. Maar als ik nu lees. dat na de aanvaarding van de uitgangspunten het ontwerp-structuurplan zal kunnen worden opgesteld, dan vraag ik mij af, of het niet zinvol zou zijn om vóór het opstellen van de doelstellingennota ook de Raad te vragen naar zijn uitgangspunten. M.i. zou het dan waarschijnlijker worden, dat bedoelde nota ook inderdaad door de Raad wordt aanvaard. Nu gaat men die nota eerst opstellen en legt die daarna voor aan de Raad, niet wetende wat de uitgangspunten en ideeën van de Raad zijn. Het lijkt mij zinvol die eerst te kennen. De heer Van Haaren: Nog even iets over de par keergarages (de vragen 7 en 8). Al die vaak wilde plannen voor parkeergarages op bepaalde plaatsen blijven eigenlijk min of meer in de lucht hangen. Ik ben het met vorige sprekers eens, dat er toch wat duidelijkheid moet komen op niet al te lange termijn. U zegt in het antwoord op vraag 8: „Wij zijn niet in staat hierover nadere mededelingen te doen." (Dat gaat dan om een parkeergarage aan de westkant van de oude veemarkt.) Maar dan vervolgt U: „Eventuele plannen zullen tijdig voor het nemen van een beslis sing aan de Raad worden voorgelegd." Dan denk ik toch weer, dat er helemaal kant en klare plannen op ons af komen in de Gemeenteraad waarop je dan eigen lijk alleen maar ja of nee kunt zeggen. Wie maken die plannen? En in hoeverre kunnen bevolking en ge meenteraadsleden in een eerder stadium betrokken worden bij die plannen t.a.v. de behoefte aan en de plaatsbepaling van parkeergarages Zou ook hier de eigen dienst niet eens overleg kunnen plegen bijv. met de Commissie Ruimtelijke Ordening om te kijken hoe het ermee zit en wat er mee gedaan moet worden? Het blijft nu toch eigenlijk naar mijn gevoel dat zeiden andere sprekers ook, hoewel vanuit een ander uitgangspunt veel te veel in de lucht hangen. De Voorzitter: Alvorens ik Weth. Tiekstra het woord geef, zou ik graag een enkel woord willen zeg gen over de N.V. Stadsherstel; de Wethouder kan daar dan op aansluiten. Ik heb zelf enkele gesprekken ge voerd met de werkgroep. Allereerst sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Rijpma. Ik wil graag mijn erkentelijkheid uit spreken voor het werk, dat de vorige week plotseling overleden heer Moons heeft gedaan; als voorzitter van de werkgroep heeft hij zich enorm ingespannen om een plan tot stand te brengen. Het is mij bekend, dat hij daar met hart en ziel mee bezig was. Het is bij zonder jammer ook voor ons dat hij dit niet kon volbrengen. Ik ben ervan overtuigd, dat ik de tolk van U allen ben als ik op dit moment dankbaarheid voor het vele dat hij gedaan heeft, uitspreek. De werkgroep bestaat uit: een voorzitter, een ar chitect, een vertegenwoordiger van de banken om iemand te hebben die op de hoogte is van financierings problemen en de heer Reumer, onze loco-Secretaris. De werkgroep is druk bezig. Men heeft ook al bezoe ken gebracht aan verschillende plaatsen; men is o.a. in Amsterdam en Deventer geweest. Ook hier ter plaatse heeft men met allerlei deskundigen gesproken. Persoonlijk had ik de hoop gehad de heer Rijpma is bij de in april gehouden vergadering geweest dat we vrij snel na de zomervakantie dat was ook de afspraak weer bij elkaar zouden kunnen komen. Maar het is zinloos die hele groep weer bij elkaar te halen, voor de werkgroep met haar werk gereed is; we moeten met concrete plannen kunnen komen. Men heeft in de vorige vergadering gezegd, dat men er in principe wel voor voelde mee te werken, maar men wil iets concreets zien, anders kan men geen toezeg gingen doen. Ik kan U de verzekering geven, dat de werkgroep spoed achter het werk zet. Nog één opmerking. Mij is gebleken, dat de werk zaamheden van de werkgroep zijn vertraagd, doordat er intern nogal wat misverstanden zijn geweest. De N.V. Stadsherstel kan niet de bedoeling hebben dit n.a.v. de opmerking van de heer Heidinga een deel van de stad aan te pakken. Men heeft helaas even op die toer gezeten, maar is daarbij natuurlijk vastgelo pen. Dergelijke problemen zijn veel te groot voor zo'n n.v. De zaak zal heel anders aangepakt moeten wor den; daarover zal de Wethouder wel het een en ander zeggen. Deze n.v. kan niet anders en dat is ook vanaf het begin de bedoeling geweest dan zich bezig houden met incidentele panden in straten in de binnen stad waar de woongelegenheid nu een rol speelt en in de toekomst moet blijven spelendie panden dienen be hoed te worden voor verval of moeten, als ze al in verval zijn, weer worden opgeknapt en in de straat- wand weer een functie krijgen. Het gaat duidelijk om incidentele gevallen en ten aanzien daarvan hoeft men helemaal niet te wachten op het bestemmingsplan voor de binnenstad; men zou wat dat aangaat desnoods morgen kunnen beginnen. Maar dat is werkelijk heel iets anders dan het aanpakken van stadsdelen. De heer Tiekstra (weth.): Ik deel de zorg van de heer Heidinga, wat betreft de bestemmingsregelingen voor de binnenstad, volledig. Daar schiet hij vanzelf sprekend niets mee op; ik zou echter beneden de maat zijn als ik er anders over dacht. Het is natuurlijk waar, dat, afgezien van de enorme hoeveelheid tijd die in het afgelopen jaar aan de hele problematiek van de binnenstad is besteed en wat hierover op papier is gezet, er uiteraard een beetje een onzekere situatie is geschapen met betrekking tot het presenteren van deelplannen voor de binnenstad. Immers, zolang die discussie niet zoveel zekerheid heeft opgeleverd, dat je uit de voeten kunt, loop je alleen maar het risico dat je monnikenwerk doet. En monniken zijn de heren van de stedebouwkundige afdeling inmiddels nog niet geworden voor zover ik heb kunnen waarnemen. Toch geloof ik, dat ad hoc-beslissingen niet kunnen uitblij ven. Of wij dan wel particulieren of andere overheids instanties ad hoc-beslissingen nemen, doet nu niet zo veel ter zake. Je kunt niet zeggen, dat i.v.m. de studie m.b.t. de binnenstadsproblematiek in feite de hele ma chine moet worden stopgezet. Dat is een gevolgtrek king die niet op haar plaats is. Maar tegelijkertijd moet ik wel zeggen, dat er ook nog geen helder beeld bestaat t.a.v. de vraag welke inhoud aan de deelplannen moet worden gegeven. Het gaat immers om het totale functiepatroon van de binnenstad, het gaat in het bij zonder ook om de vraag in welke mate en op welke plaatsen de woonfunctie hersteld moet worden, het gaat ook om een stuk restauratie van de binnenstad. Dit alles te samen maakt natuurlijk, dat de inhoud van deelplannen niet zo erg duidelijk is. Ik ben even wel bereid, nu wij in dit stadium zijn gekomen ik kom straks met nadere informaties om dit punt ook in nader overleg met de Dienst, resp. met de Com missie Ruimtelijke Ordening onder ogen te zien. Ik wilde nu als U mij toestaat, mijnheer de Voor zitter vertellen, wat B. en W. van plan zijn m.b.t. de nu op tafel liggende stof t.a.v. de binnenstadspro blematiek. Het is de bedoeling, dat B. en W. ik formuleer het huiselijk een dag gaan „bunkeren"; bunkeren dan niet te vertalen met onmachtig eten, maar verband houdende met de plaats waar wij voor nemens zijn naar toe te gaan. B. en W. gaan n.l. bin nenkort een volle dag in retraite met alle deskundigen die betrokken zijn bij het opstellen van de stukken m.b.t. de binnenstad en binnenkort is 12 december a.s. om zo snel mogelijk de stof zo te rangschikken, dat U er alles in terug vindt maar dan systema tisch wat in het praatstuk heeft gestaan als pro blematiek, en wat aan inbreng van buiten af is geko men, waardoor wij in staat zullen zijn Uw Raad een ontwerp-uitgangspuntennota voor te leggen. Wij stel len ons wel voor en U weet dat van mij en dat is ook. een reden van mijn zorg dit met de meest be kwame spoed te doen. Ik kom dan bij mevr. Visscher die eigenlijk een re petitie vraagt van de inspraakprocedure die al ge weest is. Kijk, als je tot beslissingen wilt komen, zul je onherroepelijk op een bepaald ogenblik op moeten houden met inspreken. In de voorbereiding komt zeer beslist een plaats toe aan de raadscommissie Ruimte lijke Ordening; ik dacht ook, dat dat het geëigende or gaan was. Ik begrijp, dat er enige beduchtheid is om in één raadszitting na kennisneming van het stuk a bout portant een beslissing te nemen, maar ik dacht, dat in goed overleg, eventueel met het seniorenconvent, het wel zo valt te regelen, dat er twee zittingen met een ruime „nadenktijd" daartussen worden georgani seerd. Ik dacht, dat B. en W. gewoon de plicht hebben de Raad hun zienswijze te geven m.b.t. deze problema tiek en eventueel ook de Raad mede op basis van het gevoerde overleg extern aan te geven wat de alternatieve mogelijkheden zouden kunnen zijn. De Voorzitter heeft terecht even gewezen op de in houd van de functie van een N.V. Stadsherstel. Nu dacht ik, dat niet het misverstand moet ontstaan, dat de N.V. Stadsherstel zich uitsluitend met de woonpan- den zal bezig houden. Het kan best zijn, dat er ook bedrijfspanden bij zullen zijn. Het gaat er n.l. vooral om, dat met behulp van zo een instelling en echt niet op een kapitale schaal; dit zal geleidelijk aan tot ontwikkeling worden gebracht getracht wordt juist in de meest verpauperde buurten van Leeuwarden en daarbij is er, mijnheer Van der Wal, natuurlijk weinig hoop op commercieel resultaat zo snel mogelijk verschillende functies te herstel len opdat deze buurten weer kunnen meedoen in het totale leven van de binnenstad. Een n.v. kan natuur lijk net zo goed zonder winst werken als een stichting met winst kan werken. (De heer Van Haaren: Welke buurten heeft U op het oog?) Wij denken m.n. aan het noorderkwartier van de stad en in het bijzonder aan de omgeving van de Grote Kerk en nog meer speciaal aan het gebied ten noorden van de Grote Kerk. Dan heeft de heer Van der Wal gevraagd of bij het opstellen van de uitgangspunten nog met degenen die gereageerd hebben op het praatplan, zal worden ge sproken. Ik ben dat niet voornemens; ik dacht wel, dat het redelijk was, dat degenen die een inbreng hebben geleverd, ervan op de hoogte worden gesteld wat het resultaat van hun inbreng is. Wij hebben hun inmiddels al een verslag van de hoorzitting toegezon den. (De heer Van der Wal: Ze krijgen dus niet meer de gelegenheid hun visie te geven op de ontwerp uitgangspuntennota.) Dat ligt niet in het voornemen. En dat plaats ik dan tegen de achtergrond van mijn opmerking van zoëven: Je moet natuurlijk wel een keer ophouden met inspreken; het bevoegde orgaan moet op een bepaald ogenblik toekomen aan uit spraken. De Voorzitter: Dat is inderdaad heel duidelijk. We komen dus nu na de inspraakprocedure binnenkort met een nota. Die komt via de Commissie Ruimtelijke Ordening bij de Raad. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen zoals de heer Tiekstra ook al zei dat we twee raadsvergaderingen beleggen; misschien eerst een informatieve vergadering waarin we niet pogen tot een uitspraak te komen maar waarin toelichting en informatie kan worden gegeven misschien ook door deskundigen en daarna een vergadering waar in de beslissing valt. Als de Raad daar prijs op stelt, kan dat best georganiseerd worden. (De heer Rijpma:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 4