gil
Bovendien zijn de vergaderingen van de Commissie
Ruimtelijke Ordening toegankelijk voor alle raads
leden.)
De heer Van der Wal: Hoe moet het dan met de
mensen die inbreng hebben geleverd naar aanleiding
van het praatplan Ik neem aan, dat een deel van
de reacties verwerkt wordt in het definitieve plan. Ik
vind, dat zij dan ook de gelegenheid moeten hebben
te vragen waarom bepaalde dingen niet verwerkt zijn
in de uitgangspuntennota en andere dingen wel, om
het maar een beetje simpel te stellen.
De heer Tiekstra (weth.)De noodzaak daartoe
ontgaat mij een beetje. Ik meen, dat men betrokkenen
wel moet informeren, maar ik dacht, dat het niet een
zinnige bezigheid is het gesprek nog voort te zetten.
De beslissingen moeten hier in deze zaal worden ge
nomen en ik geloof, dat wc nu toe zijn aan het nemen
van deze beslissingen. (Stem: De procedure staat
vast.) Ja, er is een wettelijke procedure. Men kan na
tuurlijk bezwaarschriften indienen, men kan adressen
richten aan de Raad enz., maar het bevoegde orgaan,
i.e. de Raad, moet nu tot beslissingen komen. Ik dacht,
dat aan de inspraak ik herhaal het nog maar eens
op een bepaald ogenblik een eind dient te komen,
want anders blijven we aan het inspreken en komen
we niet aan uitspraken toe.
De heer Van Haaren heeft m.b.t. vraag 8 (parkeer
garage oude veemarkt) gevraagd of, als dergelijke za
ken aan de orde komen, niet vooraf overleg kan wor
den gepleegd met de Commissie Ruimtelijke Ordening.
Ik heb daar niet het minste bezwaar tegen. Zolang
m.b.t. de binnenstad niet meer vastligt dan nu het ge
val is, geloof ik, dat dat een zinnige bezigheid kan zijn.
Overigens sluit ik dan weer aan bij een opmerking die
de heer Heidinga maakte: Als er op een bepaald ogen
blik ons een voorstel bereikt m.jb.t. het stichten
van een parkeergarage, zal dat voorstel ad hoc in die
situatie vallen onder dezelfde noemer, n.l. overleg voor
af met de Commissie Ruimtelijke Ordening op een
vroegtijdig moment, zodat men ook de gelegenheid
heeft zich daarover een oordeel te vormen.
De heer Rijpma: Ik wil graag nog één vraag stel
len. Is het mogelijk, nu U in retraite gaat, dat als één
van de belangrijkste bezigheden het opstellen van een
tijdschema wordt gezien
De Voorzitter: De datum van de eerste bijeenkomst
staat dus al vast. Wij zullen een heel duidelijk tijd
schema opstellen: wanneer de nota klaar, wanneer
overleg met de Commissie R.O., wanneer de raadsver
gadering enz. Ik zal tijdig met het seniorenconvent
overleg te plegen of er al dan niet een informatieve
raadsvergadering moet komen. En als die vergadering
er moet komen, zal de datum daarvoor heel tijdig be
kend worden gemaakt. Wij stellen ons voor om in ieder
geval voor de zomervakantie tot uitspraken van de Raad
komen m.b.t. het binnenstadsplan. U weet, het valt wel
eens tegen. Ik had bijv. gehoopt, voor 1 januari a.s. de
nota Priemus en het structuurplan in de Raad afge
handeld te hebben. U mag verwachten, dat in januari
1973 de nota Priemus in de Raad komt. Wij hebben in
een gezamenlijke vergadering van Gemeenteraad en
Raad voor de Volkshuisvesting het rapport Priemus
besproken; wij hebben de Raad voor de Volkshuisves
ting toen om advies gevraagd. Dat advies is nu binnen
en de betreffende afdeling is op het ogenblik bezig de
raadsbrief klaar te maken. Ik heb de stellige hoop,
dat in februari 1973 de structuurnota in de Raad kan
komen. Ook daarover is al een informatieve vergade
ring geweest. Wij zullen werkelijk alles doen om voor
de zomervakantie ook tot uitspraken van Uw Raad te
komen m.b.t. het binnenstadsplan, opdat dan doorge
werkt kan worden aan de definitieve uitwerking. Dit
is dus het programma, dat ons voor ogen staat.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergade
ring voor de eerste koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade
ring.
Punten 11 t/m 15.
De heer Heidinga: Een kleinigheid over vraag 11
(het slopen of het van bestemming veranderen van
panden). Ik zie door de bomen het bos niet meer.
Dat er in de bouwverordening bepaalde mogelijkheden
staan om het gebruik van panden voor andere doel
einden dan wij zouden willen, tegen te gaan, daar ben
ik het wel mee eens. Dat we met de Monumentenwet
enige mogelijkheden hebben, daar ben ik ook volledig
akkoord mee. Maar hoe zit het nu op het ogenblik:
Omvatten de voorbereidingsbesluiten het hele stads
gebied? En hoe zit het met de bevriezingsverordening?
Is die al verlopen?
De heer J. de Jong: Vraag 12 luidt ongeveer: Is
het, nu het pand Gouverneursplein 44 door de Ge
meente is aangekocht, nog nodig de panden in de St.
Jacobsstraat en de Grote Hoogstraat te slopen? Ik
zou eigenlijk graag willen weten wanneer met de af
braak van die panden wordt begonnen. Ik dacht, dat
de Raad een besluit had genomen. Hoever is het met
die zaak? Die vraag lijkt mij veel belangrijker.
De heer Van der Wal: In het antwoord op vraag
11 staat o.a.„Het slopen van andere panden is slechts
gebonden aan de verplichting hiervan vooraf kennis te
geven aan ons College." Is het niet mogelijk, vooruit
lopend op het beschermd stadsgezicht worden van de
Leeuwarder binnenstad, een sloopverbod o.i.d. op te
nemen in de gemeenteverordening? Is het volgens de
Woningwet niet mogelijk, dat B. en W. eigenaren van
panden die hun eigendom schromelijk verwaarlozen,
aanschrijven om verbeteringen aan te brengen?
Hoe staat het eigenlijk met de aanvraag tot het be
schermd stadsgezicht worden van de Leeuwarder bin
nenstad? En om welk gebied gaat het daarbij exact?
Dan nog iets over vraag 12. De heer De Jong wil
die panden direct maar afbreken. (De Voorzitter:
Niet alleen de heer De Jong wil het; de Raad heeft
ertoe besloten!) Hij benadrukt het in ieder geval nog
eens. U stelt in Uw antwoord, dat de definitieve be
stemming van dit gebied zal worden vastgesteld in
het raam van het nieuwe binnenstadsplan. (Stem:
Maar er is een raadsbesluit over die panden.) Die
worden dus afgebroken. Ik wil nog eens zeggen, dat
wij daar tegen zijn.
In het antwoord op vraag 15 (Op welke wijze denkt
men het terrein gelegen ten oosten van de Van Blom
straat te bebouwen? Kan hier weer woningbouw ko
men zegt U, dat U het bureau Vegter en Vijn op
dracht heeft gegeven een bestemmingsplan te ma
ken voor het gebied waarin dit terrein ligt. We moeten
maar afwachten wat daar uit komt. Ik vind dit we!
een vreemde zaak. Ik dacht, dat de Gemeenteraad be
paalt wat er in dat gebied moet gebeuren en niet Veg
ter en Vijn. De Raad geeft een opdracht tot het ont
werpen van een bestemmingsplan waaraan door de
Raad geformuleerde doelstellingen ten grondslag moe
ten liggen. Dat lijkt mij tenminste de normale gang
van zaken. Hoe zit het met de huidige bewoners van
die wijk? Krijgen die ook nog de gelegenheid in te
spelen op dat plan?
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik wilde ook een
opmerking maken over het feit, dat het de Gemeente
onmogelijk is om veel sloop tegen te gaan. Kortgele
den zijn er in de Tweede Kamer vragen gesteld aan
de Minister; die heeft gezegd, dat hij het tegengaan
van sloop helemaal niet onmogelijk vindt, en dat de
Woningwet mogelijkheden biedt. Ik zal het even voor
lezen: „Er is evenwel gebleken, dat naar het oordeel
van de Minister de Woningwet de mogelijkheid niet
uitsluit in de gemeentelijke bouwverordening een ver
gunningenstelsel m.b.t. dit slopen op te nemen. Op
grond hiervan is het mogelijk, dat de sloop van wo
ningen zonder sloopvergunning wordt verboden, bijv.
om ongewenste gaten in de bebouwing te voorkomen."
En dan wordt aangeraden om advies te vragen aan de
V.N.G. Zou de gemeente Leeuwarden dat niet eens
kunnen doen om te zien of het voor ons enig nut heeft?
De heer Tiekstra (weth.): De heer Heidinga heeft
gevraagd hoe het zit met een voorbereidingsbesluit
92Z
voor de binnenstad. Deze kwestie is besproken in de
Commissie Bestemmingsplannen; deze commissie heeft
terzake een advies uitgebracht aan B. en W. om voors
hands nog niet over te gaan tot het maken van een
voorbereidingsbesluit en een voorstel aan de Raad
daartoe. Dit is mede gegrond op de overweging, dat
nog niet duidelijk in uitzicht kan worden gesteld wat
de inhoud van de bestemmingsplannen zou kunnen
zijn. Dat betekent dus, dat de gronden waarop een
voorbereidingsbesluit zal worden genomen, in dit be
stek dan niet voldoende zouden kunnen zijn. (De heer
Heidinga: Welk stukje van de binnenstad hebben we
dan nog niet? Dat vroeg ik.) Uw interruptie slaat op
de vraag waar ik nu, dacht ik, pas aan toe ben; maar
misschien heb ik U niet goed begrepen. De voorberei
dingsverordening heeft globaal gesproken (met een
uitloper naar het Vliet) betrekking op het gebied bin
nen de grachten. Ik dacht, dat ze zich ook nog uit
strekt naar Achter de Hoven, maar dat weet ik niet
zeker; een stukje achter de spoorbaan achter het
station valt er ook nog onder, hoor ik net. Die voor
bereidingsverordening loopt af. Waar wij nu over ge
sproken hebben, is toch wel heel erg duidelijk een
voorbereidingsbesluit binnen de grachten, mogelijk
met een enkele uitloper zoals ook bij de voorberei
dingsverordening het geval is geweest. (De heer Hei
dinga: Wij hebben, dacht ik, al voorbereidingsbeslui
ten voor tweederde van de binnenstad. Ik vraag mij
alleen af of het stukje waar de gevangenis staat er
wel bij is.) Wij hebben geen voorbereidingsbesluiten
voor de binnenstad. (De heer Heidinga: O ja, die
hebben wij wel. We hebben o.a. voorbereidingsbeslui
ten in de Raad gehad voor het gebied van de Kerk
straten tot aan de Nieuwestad. Ik heb al gezegd, dat
ik door de bomen het bos niet meer zie. Hebben wij
nu een voorbereidingsbesluit voor het gehele gebied of
mist er een stuk?) Ja, dat klopt, dat ging om de ge
bieden waarvoor de plannen bijna klaar waren (bijv.
Oldehoofsterkerkhof, Nieuweburen). Ook voor het
Stationskwartier is destijds een besluit genomen. Al
die besluiten gelden maar voor één jaar. Ik geloof niet,
dat voor het gebied rond de gevangenis ooit een voor
bereidingsbesluit is genomen. Wij komen op deze kwes
tie terug zodra wij daarvoor voldoende gronden aan
wezig achten. U hebt gelijk, dat er op dit moment na
de afloop van de voorbereidingsbesluiten geen bescher
ming is, tenzij wij kunnen overgaan tot een verzoek
aan de Minister tot aanwijzing van beschermde stads
gezichten. De procedure ten aanzien daarvan is niet
zo eenvoudig. Maar als de Raad dat verzoek aan de
Minister zou doen, dan kan dat tot bescherming: lei
den. Er is overleg over geweest met de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg, maar die dienst is op het
ogenblik nogal gehandicapt; de betreffende stedebouw-
kundige is n.l. vertrokken en in deze vacature is nog
niet voorzien. En er moet toch wel overleg worden ge
pleegd met de stedebouwkundige van die dienst over
deze problemen, opdat over een eventueel verzoek ook
van die zijde advies moet worden gegeven. De proble
men liggen dus voornamelijk in het personele vlak op
het ogenblik; ik weet, dat de oproep voor het voorzien
in deze vacature pas de vorige week is gepubliceerd.
Dan vraagt de heer De Jong wanneer met de af
braak van de in vraag 12 genoemde panden, uiteraard
exclusief het pand Gouverneursplein 44, zal worden
begonnen. Ik weet niet meer precies hoe het raadsbe
sluit luidt, maar ik moet me al sterk vergissen als
niet in dat raadsbesluit het advies was opgenomen van
de Stadhuiscommissie (het zou ook nog de Commissie
R.O. kunnen zijn geweest), dat de volgende inhoud
had: De verwerving van de benodigde panden moet
eerst geheel zijn voltooid; daarna zal pas tot afbraak
moeten worden overgegaan. Zo staat mij dat nogal
duidelijk voor ogen. Aangezien de verwerving nog niet
voltooid is we moeten stellig nog drie panden aan
kopen; één in de St. Jacobsstraat en twee in de Grote
Hoogstraat kan nog niet worden voldaan aan de
inhoud van het raadsbesluit. Ik heb er uiteraard geen
bezwaar tegen maar daar zou de Raad zich over
moeten uitlaten datgene wat zonder gevolgen ge
sloopt kan worden ook te gaan slopen conform het
raadsbesluit, als de verwerving te lang zou duren.
De heer Van der Wal heeft gevraagd naar de mo
gelijkheid van een sloopverbod en mevr. Brandenburg
heeft hierop ingehaakt met een ministerieel antwoord
waarvan ik de inhoud niet begrijp. Het is uiteraard
heel eenvoudig de V.N.G. te vragen hoe het hiermee
zit. Aangezien ik in de tweede helft van de volgende
week weer een commissievergadering van de V.N.G.
heb over dit soort problematiek, is het nogal gemak
kelijk deze vraag daar te deponeren; ik wil die ook
wel vooraf stellen, zodat ik het antwoord in de com
missievergadering misschien al kan krijgen. Tot op
heden hebben wij geen andere informatie dan dat een
sloopverbod niet mogelijk is. Maar het antwoord van
de Minister heeft uiteraard, zoals het een goed vergiet
betaamt, ook allerhande gaten gelaten in de redene
ring.
Wat aanschrijvingen op grond van de Woningwet
betreft, moet ik zeggen, dat dat mogelijk is. Maar het
kan niet in geval van enkel verwaarlozing; het kan
alleen als gevaar voor leven en goed van anderen valt
te duchten. (De heer Van der Wal: In bepaalde ge
vallen is dat ook zo.) In die gevallen gebeurt het ook.
Kortgeleden heeft zich nog zo'n geval voorgedaan in
de Hoogstraat; ook op andere plaatsen is het gebeurd,
dat eigenaren worden aangeschreven om maatregelen
te nemen. De uiterlijke kenmerken daarvan ziet U
dan hier en daar ook wel in de vorm van stutten o.i.d.;
soms zijn ook gevaarlijke delen van panden verwij
derd. (De heer Van der Wal: Is dat de strekking
van dat artikel in de Woningwet?) De strekking van
dat artikel is een aanschrijving, inhoudende de maat
regelen die getroffen moeten worden ter voorkoming
van het gevaar dat ik zoeven heb aangeduid; die maat
regelen kunnen van allerhande aard zijn, o.m. ver
wijdering van die delen van het pand die gevaar ver
oorzaken resp. maar ik geloof, dat ook dat onbe
vredigend is voor de heer Van der Wal het zo
danig dichtspijkeren van het pand, dat het niet meer
betreedbaar is en dus ook geen gevaar meer oplevert.
Onder bepaalde omstandigheden heeft de Wethouder
zelf op een vrijdagnamiddag nog gezorgd, dat zo'n ge
vaarlijke situatie niet ontstond. In de wet staat wel
de term „ernstige ontsiering". Ik herinner me niet,
dat wij ooit van die bepaling gebruik hebben gemaakt;
ik weet ook niet hoe sterk we met betrekking tot die
situatie zouden moeten staan, want dan zou de vraag
gesteld moeten worden welke voorzieningen iemand
zou moeten treffen om ernstige ontsiering tegen te
gaan. (De heer Van der Wal: Gewoon opknappen.)
Dat is een merkwaardig idee, maar ik zal het ont
houden.
Als er bestemmingsplannen voor binnenstedelijke ge
bieden aan de orde komen ik zeg het nu maar vast,
want anders komen daar straks toch allerlei vragen
over zullen wij de gebruikelijke inspraakprocedure
volgen met alle bewoners van de betreffende gebieden
en ook met overige belangstellenden. Dat geldt dus
ook voor het gebied ten zuiden van het station; dat
spreekt voor zich, dacht ik.
De heer Rijpma: Is het mogelijk, dat U voor de
begrotingszitting een overzichtje geeft van de motie
ven waarom U nu dat beschermde stadsgezicht nog
niet wilt? En verder zou ik graag willen weten welke
bescherming het verklaren tot beschermd stadsgezicht
werkelijk biedt.
De heer Tiekstra (weth.)Ik heb helemaal niet
gezegd, dat wij dat niet willen. Integendeel, wij zijn
aan de voorbereidingen al begonnen. (De heer Rijpma:
Goed, dan formuleer ik mijn vraag anders: Welke
motieven zijn er van andere zijde, dat beschermde
stadsgezicht nog niet van toepassing te verklaren?)
De Voorzitter: Misschien mag ik daar iets van
zeggen. Hier moet een misverstand zijn. (De heer
Tiekstra (weth.): Het zijn geen motieven; het zijn
oorzaken.) Wij hebben een uitvoerig gesprek gehad
met de heren van de Rijksdienst voor de Monumenten
zorg. Die zijn met de zaak bezig. Van die zijde moet
een advies komen. Zij hebben gezegd: Wij hebben een
grote scala van werkzaamheden, maar wij zijn ook
met Leeuwarden bezig. Wij hebben gevraagd wan
neer zij dachten klaar te zijn. Ik meen, dat ze een
termijn van een jaar noemden. (De heer Achterhof:
Een paar jaar, hebben ze gezegd. Maar van het eerste