VQ 23 jaar is nu al driekwart om.) Wij hebben met hun doorgepraat met welk deel zij bezig zijn en zij hebben ons toegezegd, dat er continu aan de zaak zal worden doorgewerkt met de mankracht die zij hebben. Zij komen erop terug zodra zij klaar zijn. (De heer Bjjpma: Hoe kan worden bereikt, dat het versneld gebeurt?) (De heer Tiekstra (weth.),: Solliciteren naar de vakante functie, dacht ik.) (De heer Kjjpma: Ik betwijfel of dat een versterking van de betreffende dienst zou betekenen.) (Gelach) (De heer Tiekstra (weth.)Ik geef toe, dat het een flauw antwoord was, maar die vacature is er en daar zit het probleem. (De heer Achterhof: Er zijn 20 man van die dienst weggelopen.) De Voorzitter: Laten we het niet tc ingewikkeld maken. Men is ermee bezig, maar men heeft ons toen al gewaarschuwd, dat het wel wat lang kon duren. De dienst is met betrekking tot deze problematiek bezig met veel meer plaatsen dan Leeuwarden alleen. Wij hebben wel aangedrongen op spoed ten aanzien van Leeuwarden omdat wij deze kwestie graag af gewerkt zien. Ook die dienst was ervan overtuigd, dat ook in Leeuwarden binnen een afzienbare tijd een be schermd stadsgezicht zal moeten komen. Er is een verslag van die bespreking. Zij zullen erop werken, dat een en ander binnen een bepaalde periode klaar komt; dat garandeert echter niets. Het enige dat wij kunnen doen dat is geen grote moeite is, dat wij nog eens verifiëren hoever zij zijn en of de door hen genoemde datum nog geldt. De medewerker van V.O.W. die hiermee belast is, kan daar best naar in formeren. (De heer Tiekstra (weth.): Er is een re gelmatig contact met de Rijksdienst voor de Monu mentenzorg. Wij weten precies hoe de toestand is.) De heer Bijpma: Als de Dienst voor de Monumen tenzorg het niet klaart, is onze dienst dan in staat en capabel zodanige hulp te bieden, dat wij doen, wat zij niet kunnen, onder hun leiding eventueel? (De heer Tiekstra (weth.): Mogelijk wel, maar de taak ligt niet bij ons.) Ja, het is hun taak, maar als zij die niet uitvoeren, zitten wij met de brokken. De Voorzitter: Het gebeurt beslist; zij zijn overal in den lande bezig. Het kan een half jaar korter of lan ger duren, maar de zaak komt echt voorelkaar. Het zou een probleem zijn, als wij eraan zouden moeten twijfelen of men het bij de Rijksdienst wel zo nodig acht, dat Leeuwarden beschermd stadsgezicht wordt. Ik kan U de verzekering geven, dat de Wethouder en ik deze kwestie uitvoerig met betrokkenen hebben doorgepraat; er is tussen hen en ons geen enkel me ningsverschil over, ook niet bij de leiding van de dienst, dat er in Leeuwarden een beschermd stadsgezicht moet komen. Wij zullen naar de stand van zaken informe ren. De heer Tiekstra (weth.): Er speelt nog een ander probleem. Een beschermd stadsgezicht moet binnen een bepaalde termijn een jaar gevolgd worden door een bestemmingsplan. En als wij dat mede in aanmerking nemen, dan geloof ik, dat er wel wat valt te synchroniseren in de werkzaamheden. Ik dacht, dat het ook de Raad voldoende bekend is, dat de stedebouwkundige afdeling van Openbare Werken echt niet zit te niksen. Integendeel, die afdeling zit tot aan de nek in het werk. Wij kunnen wel metelkaar zeggen, dat die dienst het een en ander zou kunnen doen aan dit geval, maar die moet er ook maar tijd voor hebben, als men het zou kunnen tenminste. (De heer Rijpma: Ik vroeg ook alleen maar of het zou kunnen.) Maar ik dacht, dat mijn toevoeging wel het een en ander verduidelijkt. Punten 16 t/m 21. De heer Heïdinga: De beantwoording van vraag 17 (plannen ter verdere voorkoming van verkrotting in de wijk Vegelinstraat e.o.) is een beetje mager. Wij hebben als Gemeenteraad op dit gebied ook enige ervaring opgedaan; U als College trouwens ook. Over de betreffende wijk waren een paar jaar geleden al vrij gevestigde meningen en nu overwegen we wat er .kan en moet worden gedaan. Zou het niet het beste zijn, dat wij een oplossing zochten in de geest van de gang van zaken in de Transvaalwijk Daarbij zou van de Gemeente enig initiatief uit kunnen gaan; we zouden de bewoners kunnen confronteren met het feit, dat er iets met de wijk moet gebeuren en dat er een renovatieplan en vermoedelijk ook een amova- tieplan zal moeten komen. (De heer Rijpma: Mis schien kan het in samenwerking met C.R.M.) Ja, ver moedelijk kunnen we uit diverse potjes subsidie krij gen. Het lijkt mij beter, dat wij van gemeentewege tijdig het initiatief nemen dan dat wij afwachten tot het in die wijk gaat rommelen; we zullen toch iets moeten doen. De heer J. de Jong: In vraag 18 wordt gesproken over het bestemmingsplan voor het gebied tussen Har- lingerstraatweg, Valeriusstraat en Troelstraweg, waar in ook de Landbuurt is opgenomen. Wij kopen in de Landbuurt steeds panden aan en zo nu en dan wordt er een pand afgebroken; binnenkort breken we mis schien meer af. Gesteld wordt, dat het bureau Vegter en Vijn met het plan bezig is. Ik dacht, dat men daar ai vrij lang mee bezig is. Het is al ongeveer een jaar geleden, dat ik eens ben opgebeld door het bureau om te praten over wat wij eigenlijk dachten te doen met woningen in die buurt die in eigendom waren van een woningbouwvereniging. Dat is toen uitvoerig uit de doeken gedaan. Er zijn inmiddels een aantal woningen gerenoveerd, maar er is eigenlijk nog nooit een visie gegeven wat er nu precies met die Landbuurt moet gebeuren. De mensen trekken daar zo langzamerhand weg, de panden worden aangekocht en de buurt ver paupert steeds meer. Ik dacht, dat het een prettige zaak was, dat je, als je een bepaalde wijk wilt reno veren, weet en bekend maakt wat je met zo'n wp wilt doen. Niet alleen voor de stad maar ook voor de bewoners is het plezierig te weten wat er gaat gebeu ren, wat de uitgangspunten zijn, wat er mogelijk ge bouwd zal worden, wat de huurprijzen worden; men kan daar dan op reageren. Ik vind het eigenlijk een onverkwikkelijke zaak, dat het zo lang moet duren. Is daar niet iets aan te doen? De heer Van der Wal: Wat de Vegelinstraat e.o. betreft, sluit ik mij geheel aan bij de opmerkingen van de heer Heidinga. Ik vind de beantwoording van vraag 18 (dat overwogen moet worden wat moet en kan wor den gedaan) erg slap. Het lijkt mij nogal duidelijk wat er moet gebeuren. Voor vraag 18 (plan voor de Landbuurt) geldt eigenlijk hetzelfde als wat ik t.a.v. vraag 15 heb ge zegd. De heer Tiekstra is niet op mijn opmerkingen daarover ingegaan. In dit antwoord staat ook weer „Wij hebben gevraagd daarbij uit te gaan van de handhaving van de huidige woonbestemming." Ik dacht, dat de Raad daarover besliste. Wij kunnen toch wel zeggen: Dat en dat willen we daar, en daar moet U van uitgaan. Wij hoeven toch niet te vragen of de makers van het plan alsjeblieft van de huidige woon bestemming willen uitgaan? Over de inspraak van de bewoners hoef ik het niet meer te hebben. Daarover heeft de Wethouder al ge sproken. De heer Tiekstra (weth.): De suggestie van de heer Heidinga met betrekking tot de Vegelinstraten wil ik graag in overweging nemen. Dit is uiteraard eenvoudig gezegd, het is minder eenvoudig uitvoer baar. Maar dat hoef ik de heer Heidinga, dacht ik, niet te zeggen. Wij kunnen proberen op enigerlei wijze contact met de betreffende wijk te krijgen om na te gaan of er eenzelfde procedure op gang kan worden gebracht als in de Transvaalwijk het geval is geweest. Bij de Transvaalwijk hadden we het enorm grote voor deel, dat er een initiatief uit de buurt zelf is gekomen en dat geeft natuurlijk een aanmerkelijk steunpunt ten aanzien van hetgeen je wilt bereiken. Daar moest de Gemeente respons geven op het initiatief. Ik moet wel zeggen, dat het mij nog niet helder voor de geest staat hoe wij de zaak van de Vegelinstraten kunnen organiseren; ik herhaal, dat ik bereid ben de kwestie in overweging te nemen. (De heer Van der Wal: Naar aanleiding van het plan Leeuwarden-Hoog is er een begin van een wijkkern ontstaan; ik kan U het adres wel geven.) Goed, dat zie ik dan wel. Zoals in het antwoord op vraag 18 staat, omvat de stedebouwkundige opdracht aan het bureau Vegter en Vijn meer dan alleen de Landbuurt; dat heeft de heer De Jong uiteraard ook wel begrepen. Wij hebben deze week de totale produktie van het bureau Vegter en Vijn in de Commissie Bestemmingsplannen kunnen be spreken; die bespreking is nog niet tot een eind ge komen. De omvang rechtvaardigt stellig de tijdsduur van een jaar die de heer De Jong noemde. Ik wil wel zeggen, dat inmiddels de conclusie is getrokken, dat het in het kader van het totale plan mogelijk moet zijn de Landbuurt er als postzegelplannetje uit te lichten. Ik dacht, dat de heer Van der Wal wel genoegen kan nemen met de mededeling van het College, dat naar het oordeel van B. en W. ik geloof niet, dat hij het College een eigen oordeel en een eigen mening ont zegt dit gebied de woonbestemming terug zal kun nen krijgen. De heer J. de Jong: Ik zou nog graag een korte vraag willen stellen. Het antwoord van de Wethou der bevredigt mij wel, maar ik zou graag willen weten: wanneer wip je er een postzegelplannetje uit? Wij breken maar af en wij maken maar open plekken. Wanneer komt er nu eens wat op tafel van een gebied waar we nog niet gebroken hebben, en zeggen we Dat gaan we er mee doen? Dat zou kunnen bevorde ren, dat bewoners van dat gebied zeggen: Er komt wat beters, er zijn mogelijkheden, laten we nu eens proberen eraan mee te werken. Je krijgt op het ogen blik tegenwerking van bepaalde mensen. Die zeggen: Ik ga hier weg e.d. Ik vind het zo'n vervelende zaak, dat we maar breken en zo verschrikkelijk laat plannen op tafel krijgen. De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat het mo gelijk moest zijn dit plan in een van de eerstvolgende vergaderingen van de Commissie R.O. aan de orde te stellen. De heer Rijpma: Mag ik uit het antwoord van do Wethouder concluderen, dat hij inderdaad het initia tief zal nemen met medewerking van de organen die er zijn ik denk bijv. aan het Opbouworgaan om in de buurt tussen de spoorlijn en Achter de Hoven contacten te leggen, zodat het gesprek over de func tie en de toekomst van de wijk op gang komt? (De heer Tiekstra (weth.): Ik denk, dat het Centraal Or gaan het geëigende orgaan zal zijn om dit initiatief te ontwikkelen.) Ja, dat bedoelde ik ook. Daar neemt D contact mee op? (De heer Tiekstra (weth.): Wij kunnen daar contact mee opnemen.) Ja, natuurlijk kunt U dat doen, maar ik vraag of U het ook doet. (De heer Tiekstra (weth.): Laten we niet kinder achtig doen. Als ik het zo zeg, dan gebeurt het toch ook. U bent wel een echte schoolmeester.) (Gelach) Er is geen voorzichtiger man dan deze Wethouder. De Voorzitter: Ja, dat weet ik ook. (De heer Tiekstra (weth.): Ik heb niet zo'n beste reputatie, dat snap ik al lang.) Maar U mag de woorden van de Wethouder zo interpreteren, dat wij contact op nemen. (Gelach) Punten 22 t/m 26. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik zou iets willen zeggen over vraag 22 (Rengerspark). Ongeveer een jaar geleden heb ik eens een plan gezien van dat ge bied en dat plan liep tot aan de rondweg (dus achter het oude kerkhof; het land waar nu de schapen en de koeien lopen en waar de boerderij van Alves staat.) Het tweede deel van de vraag luidt: „Zou het niet beter zijn eerst na te gaan in hoeverre de Raad van mening is, dat in dit gebied meer moet komen dan ijsbaan/hal en manege? Het landelijk karakter van nu wordt door zeer velen aantrekkelijk bevonden." Ik heb deze vraag gesteld omdat ik geloof, dat vele mensen dat groene gebied aan beide kanten van de Jelsumerstraat waar gewoon maar paarden en scha pen lopen, eigenlijk liever zo zouden laten, dan dat daar zo'n parkachtig geval komt als ik toen op dat plannetje zag. Ik heb dus geen bezwaar tegen de ijshal en de manege; achterin zal daar wel plaats voor zijn. Maar het lijkt mij niet nodig aan de rest iets te doen. De vraag blijft of voor de boer die daar op de hoek zit, het land groot genoeg blijft om er een bestaan in te vinden. (Stem: Dat kan nooit.) Nee, dat denk ik ook niet. We zouden misschien met het een of ander subsidie veel goedkoper uit zijn, dan wanneer we dat hele gebied inrichten, terwijl iedereen de huidige situatie prettiger vindt. De heer Van der Wal: Even iets over vraag 23 (het café aan de Groningerstraatweg). Ik vind het een beetje vreemd, dat we dat oude en gezellige café gaan afbreken en een eindje verder een nieuwe horeca-vesti- ging gaan plannen. Het is nog maar zeer de vraag of daar ooit gebruik van zal worden gemaakt; een nieuw bedrijf wordt natuurlijk ontzettend veel duurder in exploitatie dan dat zo'n oud café opnieuw in exploita tie wordt genomen. Het is vanzelfsprekend een kwes tie van smaak, maar ik vind die oude dingen veel ge zelliger dan nieuwe. In het antwoord op vraag 25 (egaliseren van de ter reinen in de Parkstraten) staat: „Het komt helaas voor, dat deze terreinen daarna door de omwonenden worden gebruikt als stortplaats." Het lijkt net of dat nooit eerder gebeurd is. Dat gebeurt elke keer als een stuk grond braak blijft liggen; dan komen er illegale vuilstortingen. Wij moeten ervoor zorgen vooral hier dat dat terrein niet zo lang braak blijft lig gen. Er zijn daar volgens mij jaren te vroeg goede woningen afgebroken. U had het gevolg kunnen voorzien. De heer Tiekstra (weth.): Aan het adres van mevr. Brandenburg het volgende. Er wordt overleg ge pleegd over een voorziening in het gebied van het Rengerspark (ik bedoel die kwestie van de aanslui ting bij de Kinderboerderij), waarbij wordt uitgegaan van de huidige situatie. In de eerste plaats was het oorspronkelijke plan nogal duur; in de tweede plaats wordt de opvatting steeds sterker, dat het plezieriger is zoals mevr. Brandenburg ook al naar voren bracht uitgaande van de bestaande situatie voor zieningen tot stand te brengen, uiteraard niet zonder maatregelen te treffen wat betreft de waterhuishou ding e.d. Uitgangspunt is dus het bestaande groen gebied en daarin worden voorzieningen aangebracht; singeltjes of iets dergelijks, maar dat zien we nog wel; dus geen parkaanleg in grote omvang. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik kwam even op die boer Alves. Is daar iets van bekend? Zijn daar mogelijk heden voor?) Nee, die zijn er, dacht ik, niet. De Voorzitter: Wij moeten, dacht ik, duidelijk stel len, dat, uit het oogpunt van milieuhygiëne, op iets langere termijn die boerderij zal moeten verdwijnen. Ik begrijp Uw vraag, mevr. Brandenburg. De Wethou der heeft ook al gezegd, dat wij niet van plan zijn daar een park aan te leggen, maar dat wij er naar willen streven, dat dat gebied zo natuurlijk mogelijk blijft. Ik dacht, dat er wel een oplossing te vinden is die dicht ligt bij wat U graag wilt zonder dat die boer derij daar blijft. U moet zich goed realiseren, dat een landbouwbedrijf met een mestvaalt niet in de stad kan blijven. Ook economisch gezien kan daar geen land bouwbedrijf gevestigd blijven. Dat is daar niet te ex ploiteren. Dan zou je enorm moeten subsidiëren. Dat kan gewoon niet op langere termijn. De heer Tiekstra (weth.): Ik moet even een mis verstand wegnemen. De boerderij die mevr. Branden burg op het oog heeft, ligt aan de westkant van de Jelsumerstraat. Die boerderij ligt in een ander be stemmingsplan en ten aanzien van dat terrein is in het bijzonder gedacht aan de toekomstige uitbreiding van het Bonifatiushospitaal, dat daar gevestigd is; dat bestemmingsplan is het oorspronkelijke plan-in-hoofd- zaken 't Ielan. Het terrein van de boerderij behoort dus niet tot het groengebied. Wat tot het groengebied behoort is dus het gebied van de Jelsumerstraat tot aan Kinderboerderij en ijsbaan, laat ik het zo zeggen. De heer Van der Wal heeft een opmerking gemaakt over vraag 23. Ik kan daar kort op antwoorden. De

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 6