vCï\ grond. En is dan de situatie niet zo wanneer dat vrij lang gaat duren dat wij in conflict komen met het enige harde feit, dat ten aanzien van deze verho ging van de spoorbaan op tafel is gekomen, n.l. het contract dat loopt met de N.S. ten aanzien van de ongelijkvloerse kruising op de Pieter Stuyvesantweg we hebben, dacht ik, nog 6 jaar tot onze beschikking. (De heer 'JLïekstra (weth.)We hebben nog 6 maan den.) Ik meende, dat er binnen een periode van 10 jaar een ongelijkvloerse kruising moest zijn gereali seerd. Ik dacht, dat er van die 10 jaar inmiddels 4 jaar waren verstreken; dus zouden we nog 6 jaar hebben. (De heer l'iekstra (weth.): Ik denk, dat U niet goed bent ingelicht, want er zijn al bijna 10 jaar om.) Dan is de situatie nog urgenter. Als er proble men komen, zullen we nog sneller dan ik dacht, in conflict komen met de N.S. Is het te verwachten, dat de N.S. ons van contractbreuk zullen betichten In het licht van deze vragen zou ik opnieuw willen benadrukken toch vooral een alternatieve mogelijkheid wel serieus onder ogen te zien. De heer l'iekstra (weth.)Om maar met het laat ste te beginnen, wij zijn natuurlijk al een reeks van jaren met de N.S. bezig over de problemen die ver oorzaakt worden door de barrière die gevormd wordt door de spoorlijn naar Groningen in het bijzonder voor wat betreft de overgang bij de overweg Schrans, de aanleg van de Oostergoweg, de overweg Achter de Hoven en de overweg Pieter Stuyvesantweg. Bij het overleg met de N.S. is ook het al zeer oude alternatief van het maken van een kopstation uiteraard uitvoerig besproken, omdat de veronderstelling dat dit alterna tief mogelijkheden zou bieden, op zich waard is be keken te worden. Het is vrij goed mogelijk snel tot de conclusie te komen, dat de veronderstelling, dat dit een alternatief zou kunnen zijn, volstrekt onjuist is; de conclusie dat deze veronderstelling volstrekt on juist is, heeft al die jaren met ons meegelopen. Ik dacht, dat het ook wel heel erg duidelijk is, dat wij er primair het grootste belang bij hebben als stad t.b.v. onze bewoners maar ook zeker t.b.v. het functioneren van onze stad binnen de provincie, dat er een goed geregeld openbaar vervoer beschikbaar is. Wij moeten er ook rekening mee houden, dat het openbaar vervoer in de toekomst nog een veel grotere rol zal gaan spe len; denkt U maar aan veronderstellingen van uitput ting van oliebronnen e.d.; men heeft het al over 1980. (Wacht nog maar even met het aanschaffen van een nieuwe auto, misschien kan de oude het nog precies halen.) Ik dacht dus, dat wij stellig uit moesten gaan van de veronderstelling, dat het openbaar vervoer een vrij grote rol ook voor de stad Leeuwarden zal gaan spelen. Welnu, een kopstation impliceert onder alle omstandigheden de vrijwel complete aanleg van een nieuwe spoorlijn om de stad heen; dat mag om de zuid zijn of om de noord, dat doet niets tot de zaak. Een nieuwe spoorlijn om de stad betekent, afgezien van de aanmerkelijk hogere kosten, dat het openbaar vervoer, bestemd voor Leeuwarden, zich verwijdert van het pas sagiersaanbod. D.w.z. en dan word ik heel erg dui delijk dat, als de veronderstelling, dat de spoorlijn om de noord zou lopen gebaseerd is (en dat is zij, dat weet ik van de heer Hiemstra) op een stukje van het oude „Dokkumer lokaeltsje" ik laat in het midden of die spoorlijn zo zwaar is dat die het kan dragen; het is een tramlijn er weinig fantasie nodig is om te begrijpen a. dat die spoorlijn de woonwijken aan de westkant ten westen passeert; dat wordt dan ook een bril op de neus, dacht ik; b. dat zij de woonwijken ten noorden van de stad aan de noordzijde passeert; en daarvan is weinig vervoersaanbod te verwachten; c. dat zij ergens over de Dokkumer Ee moet en misschien pas weer aansluiting vindt aan het oude tracé, ergens bij Hardegarijp. Dat zou natuurlijk plezierig zijn voor Snakkerburen en Lekkum, maar ik neem niet aan, dat het reizigersaanbod uit die gebieden zodanig zal zijn, dat dat interessant zou kunnen zijn voor een goed functioneren van het openbaar vervoer; ik zeg dus niet commercieel interessant, ik zeg: interessant voor een goed functioneren van het openbaar vervoer. Ik draai de tekening om ik ga hier even diep op in en ik constateer, dat er een vrij groot werkgebied in aanleg is aan de oostzijde van de stad. Waar wij in Leeuwarden mee te maken hebben, is een groot stuk woon-werk-verkeer. Het ligt dus in de verwachting, dat het woon-werk-verkeer dat gebruik maakt van het openbaar vervoer in het oosten is al een groot werkgebied nog een versterking zal krijgen als het werkgebied „Hemrik" is aangelegd. Tevens is het de Raad bekend, dat we bezig zijn aan de voorbereiding van het tot stand brengen van een groot woongebied, Camminghaburen, waarbij wij er alleen maar belang bij hebben, dat ook het openbaar vervoer een goede verbinding van die wijk met de stad zal kunnen vor men. Een spoorlijn, getraceerd zoals nu het geval is, biedt m.i. meer kansen voor het openbaar vervoer en voor de waarde van het openbaar vervoer binnen stedelijk en ook wat de totale functie van Leeuwarden betreft, dan de gedachte van een kopstation. Br ben dus van mening, dat de redenering „voer het spoor buiten Leeuwarden om" fout is, en dat de redenering „probeer het openbaar vervoer binnen de stad te hou den" de goede is. Wat de contractbreuk betreft, dat valt heus wel wat mee. De N.S. zijn goed genoeg op de hoogte van de omstandigheden. En zou het al zo ver komen, een ge broken contract kan ook functioneren. De heer Veld heeft mij wel gezegd, dat de N.S. niet voornemens zijn a.s. maandag de overweg te sluiten en daar neem ik voorshands wel genoegen mee. Ik zou verder willen zeggen en dan neem ik de barrière die de spoorlijn op het ogenblik vormt, na drukkelijk als uitgangspunt, want het is een barrière en daar is in het verleden meer dan genoeg tegenaan geschopt dat er in de afgelopen jaren nogal wat kritiek is geweest m.b.t. het openen en sluiten van de spoorwegovergang Achter de Hoven. Welnu, als wij er in slagen deze spoorlijn kruisingsvrij te maken door haar omhoog te brengen en niet met toepassing van een dijklichaam maar met toepassing van een be tonconstructie dan dacht ik, dat wij een belangrijke bijdrage leveren tot het versterken van de relaties tus sen verschillende wijken van deze stad en dat wij de mogelijkheid scheppen, dat deze relaties direct ervaren kunnen worden. Maar deze Wethouder is niet echt zo kinderlijk naïef, dat hij veronderstelt, dat daar geen oppositie tegen zal komen. Ik dacht ook niet, dat de heer Hiemstra van mij die indruk heeft. Als we er echter met elkaar van overtuigd zijn, dat deze voor ziening een aanmerkelijke verbetering is voor het functioneren van de stad, dan moeten wij bereid zijn de verantwoordelijkheid voor het sluiten van zo'n con tract resp. het tot stand brengen van zo'n voorziening op ons te nemen, ook al weten wij, dat een aantal van onze burgers ons daarom meer dan verwenst. Een andere zaak is, dat wij het overleg uiteraard niet voeren met de bedoeling de mensen om de tuin te leiden. Integendeel, de mensen hebben een maximale informatie gekregen. Ze krijgen ook optimale mogelijkheden een inbreng te leveren. Ik ben bereid met de mensen overleg te ple gen m.b.t. het tot stand brengen van deze voorziening en zoveel mogelijk aan hun wensen te voldoen voor zover het deze voorziening betreft. Maar ik geloof, dat wij alleen in het belang van Leeuwarden handelen als wij vasthouden aan de gedachte, dat dit een duidelijke verbetering is voor de gehele stad Leeuwarden en ook voor de binnenstad. Nu kom ik nog even bij de Lijempf terecht. Dat is helemaal geen nieuw onderwerp. Het is voldoende be kend uit wat er in aandeelhoudersvergaderingen van de Lijempf is besproken over de toestand ter plaatse, dat, - ik kan er, dacht ik, vrijmoedig over praten het overleg tot op heden nog geen enkel resultaat heeft gehad. Ik dacht niet, dat we het hoeven te for ceren. Als wij geen overeenstemming met de Lijempf bereiken, dan zullen we gebruik moeten maken van de wettelijke middelen die voor dit doel beschikbaar zijn. En die wettelijke middelen behoeven niet te berusten op bestemmingsplannen; die kunnen ook hun rechts grond vinden in titel 2a van de Onteigeningswet en dat is echt niet zo'n lange procedure als de heer Hiem stra kennelijk vreest. Die zaak kan wel binnen een half jaar bekeken zijn. De Voorzitter: Dit is ook bij de directie en de raad van beheer van de Lijempf bekend; dat hebben wij hun duidelijk meegedeeld. Die schrikken daar vast niet van. Kunnen we van dit punt af stappen? De heer Hiemstra: Ik kom nog wel eens op deze kwestie terug. Punten 6 t/m 12. De heer Heidinga: Ik vind het antwoord op vraag 9 (Verlevendigen Waagplein) een prachtig antwoord. „Hoewel er geen definitieve plannen zijn, heeft deze kwestie wel onze voortdurende aandacht." Magnifiek. Vraag 10 begrijp ik niet. Er wordt gevraagd: „Is het juist, dat het Naauw op verzoek van de daar ge vestigde ondernemers volgend jaar wordt voorzien van sierbetegeling, zonder dat deze ondernemers daar voor enige vergoeding schuldig zijn, terwijl voor sier bestrating in de Oosterstraten een forse geldelijke bij drage verleend moet worden door de daar gevestigde zakenlui." U antwoordt: „Deze vraag moet ontken nend worden beantwoord. In beide gevallen wordt bij een vervroegde herstrating (met siertegels) van de belanghebbende winkeliers een financiële bijdrage ge vraagd." Maar is dat werkelijk wel zo? Ik heb ge boord, dat het Naauw aan de beurt was voor herbe strating en dat de herbestrating met siertegels er ge woon kan komen in het raam van onderhoudswerk zaamheden. De Oosterstraten zijn nog niet aan de beurt voor onderhoud. Ik heb gehoord maar ik wil graag door de Wethouder daarover worden ingelicht -, dat de winkeliers in de Oosterstraten bereid zijn een forse bijdrage te betalen en dat ze nog veel meer moeten betalen omdat zij pas over een paar jaar aan de beurt zijn; ze zouden nu alvast rente enz. over die paar jaren moeten bijbetalen. Als dat allemaal waar is, ligt de situatie dan wel zo; zou het de Gemeente meer kosten als we de Oosterstraten nu herbestraten, dan dat we het over een paar jaar doen? Ik dacht het niet. Als ik de hele ontwikkeling van de bouw, de kos ten, de lonen, de rente e.d. zie en ik denk aan de in flatie, dan zou ik zeggen: als we toch van plan zijn de Oosterstraten op den duur van een sierbetegeling te voorzien en de winkeliers van die straten willen er nu al een forse bijdrage voor geven, dan kan het al leen maar in het belang van de Gemeente zijn, dat het zo gauw mogelijk gebeurt. Een andere vraag is natuur lijk of we er het geld voor hebben. Enfin, dat hoor ik wel. Dan iets over vraag 11 (Oude Lombardsteeg)Ik heb gehoord, dat de Oude Lombardsteeg niet kan wor den afgesloten voor fietsen omdat alle politie-agenten daar door fietsen op weg naar het bureau. (Gelach) (De Voorzitter: Dat is in ieder geval niet het argu ment; dat kan ik U alvast verzekeren.) Dat argument staat ook niet in het antwoord genoemd; dat moet ik U direct toegeven. De Verkeerscommissie zegt, dat de Oude Lombard steeg niet moet worden afgesloten voor fietsers. Ik betwijfel toch of dat goed is. Er schieten nogal wat fietsers door die steeg en zowel op het Ruiterskwar- tier als op de iNieuwestad duiken ze pardoes in het vrij drukke verkeer. Dan zeg ik: Wat zou er op tegen zijn om toch die steeg af te sluiten voor fietsers Wil men er dan toch met de fiets door, wel, dan loopt men er maar door. Het is tenslotte maar een afstand van plm. 40 meter. Die steeg zou er een stuk door worden op geknapt. Er zijn mensen die daar etalages, vitrines wil len aanbrengen; die willen er dus ook aan meewerken die steeg op te knappen. Ik krijg echt de indruk, dat het van belang zou zijn die steeg af te sluiten. Vraag 12 luidt: „Verdient het geen aanbeveling en kele raadsleden op te nemen in de Verkeerscommissie?" B. en W. zeggen daar nee op. Enkele leden van mijn fractie willen wel eens informatie hebben over be paalde beslissingen van de Verkeerscommissie en zij kunnen die informatie vrijwel niet verkrijgen. De Ver keerscommissie heeft zo en zo besloten, en daarmee uit; verder komen we niet. (De Voorzitter: Dan in formeert U aan het verkeerde adres.) Ze gaan voor informatie naar Mr. Duintjer; ik dacht ook, dat dat het adres was. (De Voorzitter: Gaat U in het ver volg naar de heer Van der Wal toe.) (De heer Tiek- stra (weth.): Of naar de voorzitter van de commis sie!) Wij hebben dus in onze fractie de indruk, dat wij inlichtingen die wij graag willen hebben over het waarom van een bepaalde beslissing, niet of bijzonder moeilijk kunnen krijgen. Daarom denkt mijn fractie er ernstig over in de plenaire zitting voor te stellen, dat in deze commissie twee raadsleden worden opgenomen. Die raadsleden kunnen dan de Raad voorlichten over het hoe en waarom van bepaalde besluiten. De heer J. de Jong: De heer Heidinga is al even gekscherend ingegaan op vraag 9 (Waagplein). Ik zou het toch wel op prijs stellen, dat dat voortdurend on der de aandacht hebben, resultaten had. Wij hebben daar een mooi plein; het is alleen zo steriel. In over leg met de winkeliersvereniging is er misschien wel wat aan te doen om het te verlevendigen. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: Ik zou graag een algemene opmerking willen maken over soorten be strating in de binnenstad. Ik weet, dat de Wethouder bijv. erg houdt van de keitjes op de Lange Pijp. Ik vind, dat wat hier gesteld wordt: „We maken maar sierbestrating in de oude straten van de binnenstad.", niet juist is. Ik vind bestrating in de binnenstad veel te belangrijk om dan maar, omdat de middenstanders met alle respect verder vinden, dat sierbestrating en betontegels zo mooi zijn, te besluiten sierbestrating aan te brengen. De bestrating in een oude binnenstad is bijna even belangrijk als de gevelwanden. Ik zou er voor willen pleiten, dat wij bij het plan voor de binnen stad ook praten over dit soort zaken en dat we ook rekening houden met de manier van verlichten. Er moet een opvatting zijn over bestrating; we hoeven het niet precies per m2 te weten. We moeten weten wat we ermee willen doen. Hetzelfde geldt voor de verlichting. De heer Van der Wal: Even iets over vraag 7; er wordt gevraagd naar het afsluiten van de Pasteur- weg. U zegt, dat die weg inderdaad zal worden af gesloten. Daarmee wordt dus een belangrijke en brede kortsluitende route afgesloten die ontlastend werkt voor de Groningerstraatweg. Het verkeer, dat nu over de Pasteurweg gaat, wordt gedwongen over de Gro ningerstraatweg te gaan, wat tot gevolg heeft, dat die misschien verbreed zal moeten worden; dan zouden de zo bekende bomen moeten sneuvelen. U schept zelf op die manier wel problemen. Mevr. Brandenburg is al uitvoerig ingegaan op de sierbestrating en een bestratingsplan voor de binnen stad. Daar hoef ik niet verder over te praten. Wat het Waagplein betreft, zou U misschien hier en daar eens suggesties kunnen vragen. Enfin, de heer De Jong heeft daar al het een en ander van gezegd. De heer Tiekstra (weth.): Ik zal beginnen met de opmerking van de heer Heidinga met betrekking tot vraag 9 (Waagplein). Ik deel de mening van de raads leden die zeggen, dat het daar een nogal steriele toe stand is en dat het plezierig zou zijn als dit plein ver levendigd kon worden. Ik zeg dus en dat is geen flauwiteit dat ik mij positief wil opstellen tegen over initiatieven in deze richting. Ik geloof, dat een belangrijk element daarin zou kunnen zijn en dat is een gedachte die ik persoonlijk nogal aantrekkelijk vind het herstellen van de voetgangersverbinding van het Herenwaltje naar het Waagplein. Daardoor zou dit plein sterker in de beweging worden opgeno men dan nu het geval is. (De heer Heidinga: Past het heechhout van Snakkerburen daar niet Nou, dat weet ik niet. Het staat niet op de Monumentenlijst en we zouden het zo kunnen verplaatsen. (De heer Rijpma: Het kan ook naar Rapenburg!) (Gelach) Maar dat is een heel andere zaak. Ik geloof, dat het herstellen van die voetgangersverbinding een eerste vereiste is, want ik herinner de raadsleden er even aan, dat wij destijds nogal optimistisch waren omtrent de waarde ring die in het bijzonder de bloemenverkopers hadden voor deze plaats. Het is nu wel gebleken, dat zij niet naar het Waagplein terug willen, omdat de situatie daar voor hun verkeerstechnisch zo nadelig is; ze ach ten de plaats die ze nu hebben, op het Wilhelminaplein, veel beter. Maar ik herhaal: Elk initiatief ter zake is mij welkom. Als wij kunnen bevorderen, dat daar re gelmatig iets gebeurt, dan ben ik daar graag voor in. Dat is dan de inhoud van de voortdurende aandacht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 8