/i\ 8
#93
ook wel begrip voor. Inmiddels is hiervoor een oplos
sing gevonden. De Vereniging voor Dorpsbelang zal
het sportveld beheren en ook onderhouden. En
het zal allemaal gebeuren onder de supervisie van de
Dienst voor Sport en Recreatie. Het probleem dat de
heer Van der Veen aanroerde, n.l. het meer bespelen
van het ene dan van het andere gedeelte van het veld,
zal dan wel tot het verleden gaan behoren. De licht
installatie heeft men uit eigen middelen aangebracht,
een stuk zelfwerkzaamheid, dat wij van harte toejui
chen. De toiletwagens zijn daar neergezet in het be
lang van de sport en de recreatie; het is niet de be
doeling, dat ze gebruikt worden voor opslag en het is
uiteraard niet toegestaan erin te breken. Wij zijn blij
met de mededeling van de heer Van der Veen ter zake.
De dienst is nog niet zolang met het toezicht op dit
object belast, maar deze zal op een en ander zeer
serieus gaan toezien; dat kan ik de heer Van der
Veen wel verzekeren.
Wat betreft het gebruik van de sportvelden in de
dorpen voor het dorpsfeest, hebben wij m.n. met Dorps
belang Wirdum Wirdum was het enige dorp tot
nog toe waar men een behoorlijk veld tot zijn beschik
king had in het verleden altijd heel prettige onder
handelingen gehad. Het plaatsen van een tent ter ge
legenheid van het dorpsfeest is toegestaan; alleen
dient er wel de nodige voorzichtigheid te worden be
tracht; het sportveld mag niet te veel worden vernield
door zware wagens, het slaan van palen enz.
De kwestie van de recreatiewacht is hier in het ver
leden ook al besproken en dat hebben wij intern ook
vrij uitvoerig gedaan. Voor het recreatiegebied De
Groene Ster is het zonder meer nodig, dat er toezicht
komt en dat is er ook al enigszins ook met het
oog op het behoud van de beplanting en van het wild,
met andere woorden van een stuk natuur. Er wordt
nogal wat vernield zo hier en daar en dat is bijzonder
jammer. Er zijn ook onderhandelingen geweest met
de rijkspolitie van Tietjerksteradeel, want daar res
sorteert dit terrein onder. Die zit echter met een te
kort aan mankracht en kan daar ook niet altijd sur
veilleren. Daar komt bij, dat je ook niet al te veel
met politie in zo'n gebied moet gaan werken; dat
heeft natuurlijk een enigermate afstotend effect. (De
hear P. van der Veen: Mar ik haw der neat fan op 'e
bigreating foun.) Aanvankelijk hadden wij de recre
atiewacht of welke naam U deze man ook zoudt
willen geven op de begroting gezet, maar omdat
wij heel vorzichtig moeten zijn met het aanstellen van
nieuw personeel, is de post daarvoor voor 1973 afge
voerd. Wel zijn wij zover, dat het reeds aangestelde
personeel een cursus zal kunnen volgen twee per
sonen hebben dit al gedaan zodat men als onbe
zoldigd veldwachter kan optreden. Het juiste behoud
van dit natuurgebied heeft dus wel onze bijzondere
aandacht.
De reorganisatie van de botenverhuur heeft hierin
bestaan, dat wij één man minder hebben ingezet en
dat wij 6 boten, die praktisch niet meer werden ver
huurd, hebben afgestoten, zodat wij daar geen opslag
en onderhoudskosten meer voor hebben. De botenver
huur kostte ons in 1971/'72 nog f61.000,voor 1973
is die begroot op f34.000,dus een vermindering
van zo'n f27.000,Inderdaad is er in het verleden
over gesproken en nog wordt dat gedaan om de
botenverhuur af te stoten. Het behoort dat is al
thans de mening van het College niet tot de taken
van de overheid om boten te verhuren. Wij hebben
onderhandelingen gevoerd met de Hengelaarsvereni
ging, die zich welwillend heeft opgesteld, en ook met
anderen. Met het Rijk zijn wij, gezien de ontwikkeling
aan de zuidoever van de Groene Ster (er zal een ze
kere matiging in de programmering worden aange
bracht vanwege de subsidiëring), nog in onderhande
ling en daarom kunnen wij op dit moment nog geen
definitieve beslissingen nemen. Maar we zijn ter zake
zeer diligent. Ik dacht, dat ik hiermee ook de vraag
van de heer Klomp, die de heer Eijgelaar al enigszins
antwoordde, in voldoende mate heb beantwoord.
De hear P. van der Veen: Ik soe noch graech eat
freegje wolle oer de forljochting fan it sportfjild to
Wytgaerd. Is dy wol sadanich, dat der gjin üngemak-
ken mei komme kinne? As immen dêr ris in goede
klap troch krijt, komt de kwestje fan de oanspraek-
likheit oan de oarder. Boppedat wol ik graech witte,
oft men ek hier bitellet.
De heer Weide (weth.): Ik kan vanaf deze plaats
niet beoordelen, of de lichtinstallatie zich wel in goede
staat bevindt; ik zal de dienst verzoeken, of men hier
nauwlettend op wil toezien. Wanneer men zelf die
installatie heeft aangebracht en zelf voor de aanslui
ting gezorgd heeft, dan kunnen wij geen kosten in
rekening brengen. Dat is dan een zaak van selfsuppor
ting. (De hear P. van der Veen: Ik tocht, dat dc
stream fan de Gemeente kaem, mar goedDat
is na te gaan. Ik weet niet, waar het aftappunt is.
(De heer Bijkerk: Men krijgt een nota voor het
stroomverbruik.) (De hear P. van der Veen: Nou,
dan is dat dus al oplost. Klear.)
ALGEMENE DIENST.
Hoofdstuk VIIÏ, par. 1, Cultuur cn recreatie.
Algemeen.
De hear F. van der Veen: Ik soe graech eat sizze
wolle nei oanlieding fan in brief, dy't wy as kom-
misjeleden juster krige hawwe fan de K.W.J.dy't
har neamt: onafhankelijke vereniging voor werkende
jongeren. It komt yn it koart hjirop del, dat men
graech subsydzje hawwe wol foar it wurk yn „De
Speelman". Myn fraech is, yn hokker stadium dizze
saek is. Is se noch by de Raja of hat dy al advys oan
B. en W. ütbrocht? Eat hwat neffens de K.W.J. net
hoecht, mar neffens my wol, is dat de Raja earst
advys jowt oan B. en W. Hjiroer wol ik graech in
antwurd hawwe.
De hear Klomp: Wy hawwe dat brief fansels ek
krige en ik haw ris efkes ynformearre, oft der ek in
öfskrift oan 'e Wethalder tastjürd wei. Dat wie net
it gefal en dat fyn ik net goed. Dit is in nije sery
fragen en as se üs nou foarlein wurde mei de sug-
gestje om se hjir to stellen, lyk as nou krekt al dien
is, dan hie ik it net mear as in blyk fan goed fat
soen foun, dat men in öfskrift oan de Wethalder ta
stjürd hie. Dan koe dy him tariede op it antwurd.
Op himsels soe it brief nei B. en W. moatte, hwant by
einbislüt binne de antwurden op de fragen yn it for-
slach fan rapporteurs allegearre fan B. en W. Ik
haw frege om dochs noch in öfskrift nei de Wethal
der to stjüren en dat hat hy om 5 ure fan 'e middei
fierstento let natuerlik krige. It hie folie car
der wêze moatten. Dat ik fyn it persoanlik net goed,
dat wy it brief hjir nou bihannelje, ek omdat dizze
saek noch hielendal yn oerliz en diskusje is.
De heer Eijgelaar: Ik heb geen enkele behoefte
over deze brief te discussiëren, voordat hij in de Raad
voor Jeugdaangelegenheden is besproken en van ad
vies voorzien. Ik meen, dat wij daar de raden voor
hebben en dat wij niet bij herhaling daar omheen
moeten gaan. Deze zaak heeft de aandacht van dc
genoemde raad en ik geloof, dat ze vanavond niet aan
de orde moet zijn.
Wat punt 2 betreft (overleg subsidieverhogingen,
zich niet of nauwelijks verdragende met de financiële
positie van de Gemeente) zou ik graag willen weten,
waarom op deze vraag eigenlijk niet is geantwoord.
Uit het vervolg van de vraag mogen wij concluderen
dat is mijn mening althans dat het onjuist is
in percentages te subsidiëren voor langere tijd. M i.
kunnen wij dit beter in vaste bedragen doen, die wc
geregeld aanpassen. Ik geloof, dat we dan ook niet
voor dit soort verrassingen komen te staan. Ik zou
toch wel willen weten, wat de mening van B. en W.
daarover is.
De heer Weide (weth.): Ik wil wel een kleinigheid
zeggen over de brief van de K.W.J., hoewel ik van
middag pas om 10 over 5 de heer Pinkert op bezoek
heb gehad, die mij de bewuste brief overhandigde.
Deze zaak is inderdaad op dit moment nog in studie
bij de Raad voor Jeugdaangelegenheden, die regelma
tig contact over de onderhavige kwestie met de K.W.J.
heefter moet statutenwijziging enz. plaats hebben
en ik meen, dat die wijziging in oktober j.l. is in
gediend. Het is een heel moeilijke materie mede ge
zien de verwikkelingen die er in het verleden bij de
K.W.J. zijn geweest. Ik heb voor morgen andermaal
een afspraak met de heer Pinkert gemaakt om over
de hele gang van zaken nog eens van gedachten te
wisselen. De zaak heeft dus wel ter dege onze aan
dacht.
De heer Eijgelaar zegt, dat op de door hem bedoelde
vraag eigenlijk niet is geantwoord. Ik meen, dat er
wel op is geantwoord, maar wij zijn er niet in details
op ingegaan. Impliciet zegt de heer Eijgelaar, dat wij
niet in percentages, maar in vaste bedragen zouden
moeten subsidiëren. De onder 2 genoemde instellingen
ontvangen van ons een vrij hoog subsidie en deze be
rusten op oude afspraken, oude contracten, gemeen
schappelijke regelingen, verordeningen of voorwaar
den, die door de Raad zijn vastgesteld. Wij hebben
met de een wat meer, met de ander wat minder
toch vrij regelmatig contact met deze instellingen; wij
wijzen ze voortdurend op de moeilijke financiële po
sitie van de Gemeente. Toch komen wij als gevolg
van de enorm sterke stijgingen van de lonen en prij
zen op een bepaald moment nog wel eens voor ver
rassingen te staan. Maar wanneer er een duidelijke
wijziging in het beleid is, wanneer ze een nieuwe ac
tiviteit aanvatten, zullen ze toch eerst de goedkeuring
moeten aanvragen bij degene die het subsidie ver
leent en dan komen wij ongetwijfeld hierop terug.
Maar dat is m.b.t. deze instellingen op dit moment
niet het geval.
Volgno. 512.
De hear Klomp: In lyts fracchje nei oanlieding fan
it antwurd op graech lc (eventueel exploitatiesubsidie
C.R.M. voor Princessehof)Hat der nei it brief fan
jannewaris ek noch ris kontakt west mei C.R.M.
En sa ja, is der doe ek hwat üt 'e bus kommen?
En dan noch efkes oer fraech 2 uitbreiding ex
ploitatie en nieuw personeel Princessehof). It andert
bifrediget my net. Ik wol it Kolleezje wol op 'e helte
to mjitte komme mei to forklearjen, dat it persoaniels-
bistan fansels op peil komme moat. Mar moat dat
nou daelks al, sünder dat der jild foar is? As wy op
dizze manier trochgeane en fierder springe as üs pols
lang is, kweke wy tokoarten. Op dizze wize drage wy
der net ta by de ynflaesje to biheinen.
De heer Buising: Voor zover ik weet, is de ge
meente Leeuwarden niet vertegenwoordigd in de
Friese Museumcommissie, maar de Gemeente is na
tuurlijk wel museumbeheerder. Nu heb ik zo'n idee,
dat het best eens zou kunnen, dat de Gemeente beter
in staat zou zijn om de belangen van het Princessehof
te verdedigen, als de gemeente Leeuwarden wel deel
zou uitmaken van die commissie. Ik wilde bovendien
wel graag eens van de Wethouder weten, of de acti-
tiviteiten van de Friese Museumcommissie doorwer
ken op de subsidiëring van de Friese musea door het
Rijk. Als dat zo zou zijn, dan lijkt het mij toe, dat het
museum Princessehof wel eens duidelijk in het nadeel
zou kunnen zijn. En dan wilde ik ook nog even een
opmerking maken over de personeelsbezetting, welke
opmerking wel van een wat andere teneur is dan die
van de heer Klomp, maar dat hindert natuurlijk niets.
Per 1 januari gaat de aannemer eruit, heb ik gehoord.
En het museum zal in mei geopend moeten worden. Dan
heeft men dus nog ruim vier maanden de tijd om de
zaak schoon te maken en wat nog belangrijker is
in te richten. Nu heb ik het idee en ik wil graag
weten, of de Wethouder dat idee met mij deelt dat
het met de huidige personeelsbezetting op geen stuk
ken na mogelijk is op tijd klaar te komen. Misschien
kan de Wethouder daar wat over zeggen.
De heer Weide (weth.): Ik geloof, dat ik er goed
aan doe de heren Klomp en Buising maar tegelijk te
antwoorden. Na de brief die wij van C.R.M. gekregen
hebben met betrekking tot de subsidiëring van het
museum Princessehof, is er van onze kant nog een
brief naar dat Ministerie gegaan.
Wat de Friese Museumcommissie betreft, deze is
begin van dit jaar ingesteld. U weet, dat wij in Fries
land nogal veel musea hebben. De commissie staat
onder voorzitterschap van Gedeputeerde Van der
Mark. Er zijn in vertegenwoordigd het Rijk, de Pro
vincie, het Fries Museum en de overige Friese musea.
Tegen deze samenstelling hebben wij als College bij
het College van G.S. bezwaar gemaakt. Gezien de
exclusieve positie die het Princessehof in de totaliteit
van de musea net alleen van Friesland, maar van
het hele land inneemt, gezien de belangrijkheid van dit
museum, waar wij alleen maar trots op mogen zijn,
en ook gezien onze onderhandelingen met en de brief
van de Staatssecretaris van C.R.M., die bereid is het
museum in de toekomst te subsidiëren, achten wij het
zonder meer billijk en wenselijk, dat ook wij zitting in
de Friese Museumcommissie hebben. Ik heb hier een
gesprek over gehad met de heer Van der Mark. En
G. S.hebben dit) nogal zwaar opgevat, heb ik begrepen.
Wij hebben bereikt, dat wij waarschijnlijk een verzoek
krijgen om in één van de eerstvolgende vergaderingen
van genoemde commissie het beleid m.b.t. en de subsi
diëring van het Princessehof nader toe te lichten. Een
aantal hoofdambtenaren van het Ministerie, die op het
gebied van de musea werkzaam zijn, vertegenwoordi
gen het Rijk in deze commissie. En ik heb de indruk,
dat dit mede-bepalend zal zijn bij het vaststellen van
het subsidie. Wij achten het zonder meer noodzakelijk,
dat het Rijk dit museum afzonderlijk gaat subsidiëren,
omdat het een exclusief museum is en het louter toe
val is, dat het in Leeuwarden staat. Wij zijn er ter
zake bijzonder attent op om al het mogelijke te doen,
ook gezien de hoge lasten, waarvoor wij staan, een ge
volg van de beslissingen die wij in het verleden heb
ben genomen. De personeelsbezetting is veel te gering.
Wanneer de aannemer met zijn medewerkers het ge
bouw per 1 januari zal verlaten, zal al het mogelijke
moeten worden gedaan om de opening in mei te kun
nen laten plaats hebben. We hebben voor personeel,
genoemd in het antwoord op vraag 2, een aanvraag
om goedkeuring bij G.S. ingediend en ik kan U zeg
gen, dat wij die goedkeuring de vorige week hebben
ontvangen. Advertenties, waarin sollicitanten worden
gevraagd, zijn geplaatst of worden een dezer dagen
geplaatst. Wij hopen, dat wij begin volgend jaar
er moet altijd met een paar maanden opzegtermijn
rekening worden gehouden het genoemde personeel
kunnen aanstellen. Dit is absoluut noodzakelijk. Het
lijkt veel, maar het is het minimum, want wanneer wij
aan de wensen van de directeur zouden voldoen, zou
den nog talloze mensen in diverse functies aangesteld
moeten worden. Maar wij willen het voorlopig hierbij
laten, gezien de financiële consequenties.
De Voorzitter: Ook dit is, mijnheer Klomp, in
het kader van de vierde afdeling even aan de orde
geweest en ik zou graag willen, dat U wat daar door
mij is gezegd toch ook bij dit begrotingshoofdstuk als
grote lijn in acht zult willen nemen, een onderdeel
van het z.g. ongewijzigd beleid. Wij zullen met elkaar
of we het jammer vinden of niet de komende
jaren bijzonder voorzichtig moeten zijn (ik zou erbij
willen zeggen: helaas) met nieuwe activiteiten die wij
vanaf vandaag menen te moeten aanpakken, hetzij uit
eigen beweging, hetzij op verzoek van bepaalde groe
peringen uit onze samenleving. We zullen gedwongen
zijn tot voorzichtigheid in dezen. Daarbuiten is ons
beleid, met datgene wat op het moment in behandeling
is, dus wat voortvloeit uit beslissingen die de Raad het
afgelopen jaar of daarvoor heeft genomen, door te
gaan. De weerslag daarvan vindt U in deze begroting
en die heeft een tekort van 5 miljoen opgeleverd. En
of we daar al of niet op moeten bezuinigen, dat wordt
een „hoofdstuk", dat we, dacht ik, niet nu, maar in
een veel later stadium met elkaar onder ogen zullen
moeten zien. Hier gaat het om het volgen van de grote
lijn van de begroting 1973.
Vindt U goed, dat we van dit punt afstappen
De heer Buising: Nog twee vragen, mijnheer de
Voorzitter. In de eerste plaats(De Voorzitter:
U kunt beter even interrumperen, want een tweede
instantie mag eigenlijk niet.) Nu, bij deze interrum
peer ik U dan even. (De Voorzitter: Dan moet het