)aLO VS it ste instantie voor Quick-Huizum zelf. (De heer Eijgelaar: Maar U had toch in ieder geval een be leid voor ogen om Quick een subsidie te verstrekken.) Dat kunnen wij niet hebben, want wij weten niet, wat ze vragen. (De heer Eijgelaar: Dat wilde ik weten; dank U wel.) De heer De Vries sprak over het profiteren van een A.C.W.-subsidie voor projecten in het kader van de sport. Wij doen er alles aan om de projecten die wij m.b.t. de sport op ons lijstje hebben staan, zo snel mo gelijk hard te maken en bij de Dienst Aanvullende Cultuur-technische Werken in te dienen, maar reeds voordat zij hard zijn, worden ze bij die Dienst aange meld. Ik noem het plan Kalverdijkje, dat binnenkort de Raad zal bereiken. Ook dit is reeds aangemeld. Ik kan ook noemen het sportcomplex Lekkum, het sport complex Goutum, het sportcomplex Tjallinga en nog enkele kleinere projecten. Wij doen er van onze kant alles aan om mee te kunnen profiteren van het A.C.W.- subsidie. Het zou bijzonder spijtig zijn, als we het niet zouden krijgen. De Voorzitter: Ik was wat verwonderd, mijnheer De Vries, over Uw uitlating, dat Leeuwarden niet zo veel van de injecties van de A.C.W.-regeling heeft ge profiteerd. Ik dacht, dat wij, in aanmerking genomen de grootte van de bedragen, die door de Regering extra beschikbaar zijn gesteld in het kader van deze regeling, en het aantal objecten waaronder ook heel zware die wij van de grond hebben kunnen krijgen, tot dusverre daar nog niet zo slecht bij ge boerd hebben. Een ander punt is en die zorg heb ben wij ook wel of, als straks opnieuw middelen beschikbaar kunnen worden gesteld, wij dan voldoen de voorbereide werken in portefeuille hebben om op deze lijn te kunnen blijven koersen. Ik bevestig wat Weth. Weide zei, dat we alles doen wat we kunnen, maar ik moet U wel zeggen, dat we met de volgende technische moeilijkheid zitten. Het in portefeuille heb ben van een betrekkelijk groot aantal kleine objecten is niet zo moeilijk, maar grote objecten zover klaar te hebben, dat ze direct voor subsidie in aanmerking kun nen komen, is een hels moeilijk probleem. Want U, mijnheer De Vries, weet uit heel anderen hoofde wel, dat men bij het toepassen van de A.C.W.-regeling een soort puntenstelsel heeft, waarbij slechts subsidie wordt verleend voor plannen, die zover voorbereid zijn, dat er binnen zeer korte tijd mee kan worden begon nen. Zo hebben we ook subsidie voor ons bejaarden tehuis los gekregen, zo kunnen wc met de Oldehove en de Grote Kerk beginnen te restaureren. (Ik noem maar een paar bijzonder spectaculaire voorbeelden in onze stad. Ik zou ook nog een aantal kleinere objecten kun nen noemen.) Ook zitten nog een aantal grote objec ten in de molen, maar, zoals gezegd, het is technisch niet zo eenvoudig om die voor uitvoering gereed te krijgen. Als voorbeeld noem ik de nieuwbouw voor de Reiniging en Brandweer, waar wij „bloedig" hard aan werken: wij zullen er populair gezegd een „hijs" aan krijgen om die de komende jaren van de grond te krijgen. Eén van de mogelijkheden is het werk te doen uitvoeren in het kader van deze regeling. Maar het kan niet binnen één of twee weken voldoende voorbereid wor den. Nog een voorbeeld, niet een kwestie van gemeente lijke financiering, maar wel van groot belang voor de Gemeente: ons middelbare scholen-object. Op het ogenblik zijn we aan het bespreken, of we de bouw niet kunnen bespoedigen, door die ook onder te brengen in deze regeling. We zijn dus steeds met deze zaak bezig; ze heeft beslist alle aandacht, mijnheer De Vries. (De heer De Vries: Ik had het oog op sportvoorzieningen.) Die hebben ook de volle aandacht. Kunnen we van dit punt afstappen? De heer Eijgelaar: Ik weet niet, of ik op het punt „subsidie voor Cambuur" terug kom in de plenaire zitting; ik moet mij er nog even op beraden. Maar ik wil het wel claimen. De Voorzitter: Ik vind het natuurlijk wel jammer, maar het is Uw goed recht. Als wij zo uitvoerig in de afdelingen praten over de problemen en wij van onze kant toezeggen, dat er een nota komt en als er geen enkele beslissing buiten de Gemeenteraad om komt, dan vraag ik me persoonlijk even af, wat de zin dan is van discussies als die welke wij nu gehad hebben. De heer Weide (weth.)Ik heb de indruk, dat er ergens een kortsluiting is. Zou het niet verstandig zijn, dat ik in de komende dagen het initiatief neem om met Cambuur en de Raad voor Sportaangelegen- heden, i.e. de Commissie Subsidiëring, om de tafel te gaan zitten, zodat we met elkaar de hele situatie nog eens kunnen doorpraten? (De Voorzitter: Nou claimt U het punt ook, mijnheer Eijgelaar, als zo'n bijeenkomst zou worden gehouden?) (De heer Eijge laar: Ik stel de bedoeling wel op prijs, mijnheer de Voorzitter, maar ik claim het punt eigenlijk, omdat er op de 12e december nog een vergadering van de Raad voor Sportaangelegenheden is. Als ik het punt nu niet claim, kan ik er op 18 of 19 december niet op terugkomen en als ik het nu claim, heb ik die ge legenheid wel.) (De Voorzitter: Nu, het is uw goed recht; we noteren het.) Volgno. 544. De heer Van HaareiiIn het antwoord op de vraag i.z. een financiële en begeleidende taak voor de Ge meente bij de ontwikkeling van de peuterspeelzalen, zegt U gelukkig „Wij zien hier vooralsnog geen taak voor de Gemeente." Ik zou het woordje „voor alsnog" willen onderstrepen, want deze zaak komt na tuurlijk op ons af en dan is er o.i. voor de Gemeente bepaald wel een taak ten aanzien van dit soort ge meenschapsvoorzieningen. Een begeleidende taak zie ik helemaal niet. (De Voorzitter: Daar is dus geen meningsverschil over.) De heer De Vries: De peuterspeelzalen functione ren al en er is ook al één bij, die functioneert met sub sidie van de Gemeente. We hebben de vraag zo gefor muleerd: Ligt hier een taak ten aanzien van het func tioneren van deze instellingen? Een financiële en een begeleidende? Nu kan ik me voorstellen, dat U zegt: Gezien onze financiële positie, voelen we voor die fi nanciële taak vooralsnog niet. Ik dacht echter, dat de Gemeente toch bepaald wel een begeleidende taak heeft. Het gaat hier om een stuk volksgezondheid en wanneer zich burgers opwerpen om dit soort peuter speelzalen tot ontwikkeling te brengen, dan heeft de Gemeente, dacht ik, gewoon de plicht ervoor te zor gen, dat deze zalen, zolang er op een andere manier geen toezicht en inspectie is, aan bepaalde minimum eisen voldoen. En ik had graag gewild, dat U het probleem van die kant zou hebben benaderd. De heer Weide (weth.): Natuurlijk heeft de zaak van de peuterspeelplaatsen onze bijzondere aandacht, maar wij kunnen die niet zien buiten het kader van het totale jeugdwerk in deze gemeente. Wij hebben een prioriteitenlijst die er bepaald niet om liegt. Wij zijn stellig op de goede weg, maar kunnen voor alles slechts uit de bestaande beperkte middelen putten. De peuterspeelplaatsen beperken zich tot de jeugd jonger dan om en bij de drie jaar en wij richten ons beleid omdat wij ook niet anders kunnen op kinderen van 612 jaar, waarbij de Stichting Sociaal-Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden een belangrijke taak en functie heeft. Natuurlijk zijn wij ook t.a.v. de peuterspeelzalen bijzonder attent en natuurlijk plegen wij geregeld overleg met betrokkenen. Wanneer er mogelijkheden komen om bepaalde peuterspeelzalen te gaan creëren, dan zullen wij onze medewerking hier aan verlenen, maar wij kunnen niet, gezien onze be perkte middelen, alles overhoop halen, hoe graag wij ook meer zouden willen doen. Ik zou hieraan willen toevoegen, dat dit punt in het overleg met C.R.M. met welk Ministerie wij goede relaties hebben reeds meermalen een punt van be spreking heeft gevormd. Wij hebben ook duidelijk een erkenning voor dit soort werk van C.R.M. nodig. De Voorzitter: Kunnen we van dit punt afstappen. De heer De Vries: Ik zou graag het punt van de taak van de Gemeente ten opzichte van de peuter speelzalen voor de plenaire zitting willen claimen. Volgno. 546. De heer Van der Wal: Onder punt 2 wordt de vraag gesteld: „Wat zijn de motieven waarom de Stichting Sociaal-Cultureel Werk plannen heeft om het werk in de binnenstad af te stoten?" enz. Daar geeft U eigen lijk helemaal geen antwoord op. U zegt alleen: „Het bestuur van de Stichting Sociaal-Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden heeft na ampel beraad beslo ten het gebouw „De Stins" af te stoten en haar werk zaamheden uitsluitend te richten op het zogenoemde wrjkgebonden jeugdwerk. Wij juichen deze ontwikkeling toe." Ik ben er ook niet tegen, alleen ik wil wel graag antwoord hebben op de vraag waarom. U zegt verder en dit slaat op de vraag onder punt 1 Wat gaat er met „De Stins" gebeuren? „Dezerzijds wordt in overleg en samenwerking met de stichting getracht het gebouw „De Stins" voor het jeugd- en jongerenwerk te behouden." Nu is net klaar gekomen of staat op gereedkomen het Gereformeerd Rusthuis, gebouwd door Heidinga, en dat staat op zegge en schrijve 10 m achter dit jeugdcentrum met al zijn onvermijdelijke geluidsoverlast voor de omge ving. Ik ben benieuwd, of dat ook problemen geeft en of op den duur de verbouwde „Stins" wel voor het jeugdwerk gehandhaafd kan blijven. De heer Eijgelaar: Ik zou wel graag willen weten, of het katholiek jeugdwerk inderdaad naar „De Stins" gaat. Zou dat niet gebeuren, dan moeten we zien, dat we dat gebouw zo vlug mogelijk kwijt raken. De heer J. de Jong: Onder punt 2 wordt een be drag genoemd van f 120.000,voor brandveiligheids voorzieningen. Ik zou de volgende algemene opmerking willen maken. Ten aandien van de brandveiligheid moeten natuurlijk de nodige voorzieningen worden ge troffen. maar het valt mij regelmatig op, dat de be dragen die daarvoor zo hier en daar genoemd worden, toch wel exorbitant hoog zijn. Het gaat hier om een gebouw voor jeugdwerk, maar bij vraag 5 (Dorpshuis Lekkum) komt het probleem ook aan de orde. Ik zou willen, dat toch wel eens de vraag in bespreking komt, of deze zaak niet te perfectionistisch wordt opgezet. Het staat buiten kijf, dat er een goede beveiliging moet zijn, maar ik zit zelf in een technisch vak en ik kom deze zaken ook regelmatig tegen in het be drijfsleven wordt ter zake van zulke voorzieningen meer overleg gepleegd. En ik zou de Wethouder willen vragen: Hoe komt men hier op zo'n bedrag? Wordt door de een of andere dienst gezegd: „Dat kost het."? En wordt het dan aanvaard of wordt het ook doorge sproken en wat gebeurt er dan aan? Bij vergelijking met overeenkomstige uitgaven voor particuliere ge bouwen zijn mij de bedragen voor voorzieningen die uit gemeenschapsgelden moeten worden gefinancierd, veel te hoog. Ik zou willen vragen, of hier ook wel dergelijke vergelijkingen worden gemaakt. De heer Snel: Bij vraag 1 en 2 zou ik kunnen be trekken de kwestie van de Stichting Coördinatie en Dienstverlening. Ik vraag mij af, hoe het daarmee zit. Komen wij inderdaad nog eens tot effectuering van die stichting? De stichting op zich is er wel, maar krijgt die ook nog inhoud? Alleen de Stichting Sociaal-Cul tureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden en Hippo potamus participeren daarin en ik dacht, dat ook andere stichtingen daarin zouden moeten worden op genomen. We praten er al jaren over, maar ik zie zo weinig gebeuren in dezen. Hieraan zou ik ook nog de vraag willen koppelen, of totstandkoming van de ASEBO het algemeen service- en begeleidingsorgaan dat door de Provincie in het leven wordt geroepen, ook gevolgen heeft voor de stad Leeuwarden. Kunnen ook Leeuwarder organisaties daarvan gebruik maken? Is er ook sprake van een zekere coördinatie tussen de Stichting Coördinatie en Dienstverlening en de op te richten ASEBO? De Voorzitter: Mag ik, Wethouder, voordat U be- begint te antwoorden, even een algemene opmerking maken, over de kwestie die de heer De Jong aansneed? Want dat is, dacht ik, een punt waar wij allen mee worden geconfronteerd en dat zich niet alleen beperkt tot gebouwen als die waarover het hier gaat. Dit is een zeer algemeen probleem, dat ons allen toch ook wel met vrij grote zorg moet vervullen. Wij hebben ik dacht ongeveer twee jaar geleden hier de z.g. Brandpreventieverordening aangenomen en ik dacht, dat dat op zich een goede zaak is geweest. Maar dat betekent, dat ondertussen terzake controle wordt uit geoefend bij scholen dat is, zoals U zich zult her inneren, ook al een paar keer in de Raad geweest bij sportaccommodaties, bij hotel- en restaurantbedrij ven en bij andere gebouwen, zoals jeugdgebouwen, ook bij gemeentelijke gebouwen. We worden er zelf ge woon mee geconfronteerd bij onze eigen diensten. Vrij algemeen worden er opmerkingen gemaakt door de genen die de veiligheidsvoorschriften controleren; zij maken rapporten op en adviseren wat er zal moeten gebeuren om aan alle voorschriften te voldoen. En dan schrikt men dikwijls enorm van de financiële conse quenties, als men adequate voorzieningen moet tref fen. Ik ben ervan overtuigd, dat zowel wij als Ge meente, als diverse particuliere bedrijven de komende jaren met dit ik moet zeggen vrij nare probleem worden geconfronteerd. Ik kan U zeggen en dan moet ik me wel voorzichtig uitdrukken dat wij ons ervan bewust zijn, dat dit een weloverwogen stuk beleid moet worden, waarbij we enerzijds en bewust stel ik dat voorop rekening zullen hebben te houden met de veiligheid, vooral als het gaat om de huisves ting van mensen (dan hebben we geen enkele keus), maar anderzijds wel alle voorstellen op hun eigen me rites moeten bekijken. En steeds zullen we moeten be seffen, dat we aan redelijke voorschriften moeten vol doen, misschien op een bepaald moment niet met een ideale voorziening, maar toch zal voorop moeten staan de veiligheid van de mensen: sportbeoefe naren e.d. Het is een heel moeilijk probleem. Het heeft onze volle aandacht, mijnheer De Jong; het speelt echter niet alleen hier, doch overal. Ik weet niet, of de Wethouder ook nog op deze dingen in wil gaan, maar ik dacht dit in zijn algemeen heid even te moeten stellen, omdat wij hier in het College veel over praten. (De heer J. de Jong: Ik kom geenszins in het geweer tegen het nemen van maat regelen die de grootst mogelijke veiligheid beogen, maar wel tegen de bedragen die hier genoemd wor den en die mij te hoog voorkomen.) Daar kan de Wet houder nog op ingaan. De heer Weide (weth.): De heer Van der Wal heeft gevraagd: Waarom wil de stichting Sociaal-Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden „De Stins" ver laten? (De heer Van der Wal: Ik zei „de binnenstad verlaten".) Ja, inderdaad. Dat is natuurlijk niet een vraag, die U in eerste instantie aan mij moet stellen, maar aan het bestuur van deze stichting. Dit ant woord evenwel zou een dooddoener zijn. Er is een vrij intensief overleg over geweest tussen de stichting en het Gemeentebestuur. U weet, dat er in het verleden verschrikkelijk veel moeilijkheden zijn geweest in dit gebouw, ook met de leiding, m.b.t. de jeugd. Wij mogen wel stellen, dat de stichting eigenlijk een verstandige beslissing heeft genomen ook gezien de exploitatie en het niet helemaal geschikt geëquipeerd zijn van de leiding toen zij het gebouw heeft gesloten. Er is ook een bestuurswijziging geweest; men heeft de kwestie vrij uitvoerig besproken en men is unaniem tot de conclusie gekomen in overleg met ons om zich verder geheel op de buitenwijken, waar het werk van de stichting toch al betrekking op had, te richten. De opmerking van de heer Van der Wal over het feit, dat het Gereformeerde Rusthuis zo dicht aan de achterzijde van De Stins grenst, verbaast mij niet, om dat wij ook reeds met de stichting, waar de heer Van der Wal nogal nauwe relaties mee heeft, overleg heb ben gepleegd over het gebruik van dit gebouw. Dat is één van de redenen geweest, waarom de stichting Hippopotamus moest afzien van het gebruik. Het is in voldoende mate bij „Het Vliet" bekend, dat het Gere formeerde Rusthuis dicht aan dit gebouw grenst. Wij hebben echter hoop en vertrouwen, dat het gebruik van het gebouw geen storend element zal gaan vor men. Wanneer dit wel het geval mocht zijn, dan zullen wij direct de nodige stappen nemen om dit te voorko men.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 8