4 alleen als dienaren en dienaressen en wij zullen ons nooit mogen verstouten op Gods stoel te gaan zitten om te gebieden en te verbieden wat aan Hem voorbe houden is. En daarom, mijnheer de Voorzitter, geloof ik, dat Uw advies aan deze Raad zeer menselijk wijs is als U stelt: Voorgesteld wordt deze brieven voor kennisgeving aan te nemen, aangezien de beslissing omtrent de uitvoering van bedoelde musical geen aan gelegenheid is van de Gemeenteraad. En daar wilde ik de Voorzitter bij insluiten. De heer VelLenga: Het is duidelijk om welke reden wij hier vanavond in deze Raad spreken over deze kwestie. Het is n.l. niet zo, dat er in deze Raad een lid was of een fractie die dermate aangesproken was door het negatieve en het vijandige, dat mogelijk in deze musical verscholen ligt, en op eigen initiatief een interpellatie heeft aangevraagd of schriftelijke vragen heeft gesteld. Wij hebben allemaal gewacht totdat deze brieven er lagen en die zijn de aanleiding, dat wij hier vanavond over praten. Dus mensen van buitenaf en niet vanuit deze Raad hebben het blijkbaar nodig ge oordeeld om daarvoor de aandacht van deze Raad te vragen. Dat is mijn eerste conclusie. De tweede is deze, dat mijn fractie niet direct be hoefte had om over deze zaak hier te spreken omdat wij wisten, dat de Raad op dit punt niet competent is. Men kan zich bepaalde grensgevallen voorstellen en op die rand heeft mijn fractie zich ook wel eens bewogen ten aanzien van andere zaken competentie College of competentie Raad maar in dit geval ging het heel duidelijk om een beslissingsbevoegdheid die bij de Burgemeester, en bij hem alleen, lag en ligt. Ik geloof ook, dat je daar wat dit betreft alleen maar dankbaar voor kan zijn, omdat deze Raad ook niet een advies college is, dat goede raad kan geven aan wie dan ook, maar een politiek college dat moet besturen en dat moet controleren. Ten aanzien van een aantal zaken kun je dan tot duidelijke uitspraken komen. Die lopen soms van fractie tot fractie verschillend, soms ook dwars door de fracties heen. Maar een punt als waar wij vanavond over praten, is een van die typisch con troversiële punten die van tijd tot tijd opduiken in de Nederlandse politiek, soms in de heel grote politiek, soms ook in de gemeentepolitiek. En dan blijkt heel duidelijk hoe verschillend mensen daarover kunnen pra ten, qua toonzetting, qua woordkeus, qua vertolking van achtergronden waaruit men leeft enz. enz. En wan neer dat ook vanavond hier weer is gebeurd, dan en ik herhaal het prijzen wij ons gelukkig, dat wij als Raad in dezen geen beslissing hoeven te nemen omdat dit zaken zijn waarin een politiek college haast on mogelijk een beslissing nemen kan. Hier wordt niet alleen verschillend over gedacht tussen Christenen en niet-Christenen, maar hier wordt ook verschillend over gedacht tussen Christenen onderling. Dat blijkt ook uit tal van brieven die wij daarover gezien hebben, en ook uit tal van ingezonden stukken die daarover zijn ver schenen, en wie zouden wij als Raad zijn, dat wij nu een, twee, drie na een min of meer uitvoerige discussie precies zouden kunnen zeggen: dat en dat is het. Dat daarbij voor sommige mensen de overheid als Gods dienaresse een rol speelt, begrijp ik heel goed, maar juist ook in die sfeer weten wij heel goed, dat de over heid die zich als Gods dienaresse beschouwde, heel vaak in het verleden zowel in dit land als in andere landen beslissingen heeft genomen en daden heeft volbracht, waarvan men later spijt had en waar latere geslachten hoofdschuddend naar hebben gekeken, hoofdschuddend van vertwijfeling en wanbegrip, maar ook omdat men die zelfde beslissingen niet zou hebben genomen. Er zijn bepaalde overwegingen en bepaalde dingen waar die overheid geen mening over kan hebben of mag heb ben in die uitgesproken absolute zin, dat men het ge voel zou kunnen hebben, dat dit rechtstreeks een ver tolking is van de wil van God. Dat is een zaak die in de politiek al heel lang leeft, die m.n. ook in de Gere formeerde Kerk en de Anti-Revolutionaire Partij al jaren terug ertoe geleid heeft, dat men bepaalde zin sneden uit art. 36 daar bewust uit heeft verwijderd. Ik kan mij dat levendig voorstellen, gezien de onmacht, gezien ook het feit, dat men zich in deze zaken vaak vergist heeft. En vanuit die overweging zijn wij dus volledig akkoord daar waar U zegt: Laat de Raad deze brieven voor kennisgeving aannemen. Ik kan eraan toevoegen, dat ook voor ons gevoel de grenzen van de tolerantie enorm ver getrokken moeten worden, voor zover je dat als mens kan beoordelen, want op het moment, dat je andere, zgn. bovenmenselijke, overwe gingen laat gelden, loop je altijd het risico van je enorm te kunnen vergissen juist in zaken als deze. De heer Rijpma: Even heel kort. De heer De Leeuw heeft niet speciaal namens mij gesproken, maar ik be hoor wel tot de minderheid waarover de heer Heidinga het gehad heeft. Ik betreur, dat dit „Godspell" tot ons komt, maar ik heb niet de vrijmoedigheid om te zeg gen, dat de overheid opvoering ervan moet verbieden. Ik hoef verder geen uitvoerige motivering te geven. Ik kan mij in de gevoelens van de heer Heidinga zoals hij die hier weergegeven heeft, verder ten volle vinden. De brieven worden voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 376). De heer Van Haaren: Even een vraag. In de raads- brief staat onder 3 het pand Zaailand 52. Ik heb mij afgevraagd om welke reden de Gemeente in dat gebied aankopen wil doen en wat de bedoeling is van deze aankoop. De heer Tiekstra (weth.): Een heel eenvoudig ant woord. Dit pand ligt binnen het complex Grondsma zoals de heer Van Haaren waarschijnlijk ook wel be kend is en deswege kopen we dit pand, met dezelf de motieven als destijds het complex Grondsma is aan gekocht, nu ook aan. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 4 t/m 11 (bijlagen nos. 403, 404, 385, 392, 364, 365, 375, 386, 377 en 378). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 387). De heer Van Haaren: Ik kan mij bepaald niet ver enigen met het voorstel dat U doet. Ter plaatse is in derdaad een wat onoverzichtelijke verkeerssituatie, maar ik dacht, dat dat geen reden moet zijn om daar twee panden af te breken (het pand, dat in deze raads- brief wordt genoemd, en het daarachter liggende pand, dat al eigendom van de Gemeente is.) De betreffende kruising is al een voorrangskruising. Men zou er nog een bord neer kunnen zetten, dat automobilisten die vanaf het Vliet komen, moeten stoppen, zodat ze rustig uit kunnen kijken wat er van links en rechts op hen aan komt. Maar waarom moeten we in verband met deze verkeersvoorzieningen nu weer panden gaan af breken die we misschien nog best voor bewoning zou den kunnen handhaven? Dat zou zeker kunnen met het pand waarin de sigarenwinkel gevestigd is; dat andere pand is al een hele tijd dichtgetimmerd geweest en ik weet niet of dat nog met enige investeringen voor be woning geschikt te maken is. Als U de panden gaat afbreken, dan komt er een lange (ongeveer 30 m) dode muur van de bloemenwinkel te voorschijn. Het wordt dan een heel nare straatwand. Er staan nu twee grote panden op de hoek. Het is echt wel een grappig ge zicht als je van de Koepelkerk af komt. Die moeten er nu worden weggehaald, alleen omdat daar zo ver schrikkelijk hard gereden moet worden. Ik zou willen vragen dat toch niet te doen. Een ander punt is, dat ik het bedrag van f 56.850,— voor die wat ,,brike" sigarenwinkel die in dat pand gevestigd is, toch wel een verschrikkelijk hoog bedrag vind. De heer Tiekstra (weth.): Dit voorstel is gewoon een vervolg op het voorstel van destijds om deze pan den te kopen. De motivering voor de aankoop van deze panden was destijds: verbetering van de verkeerssitua tie. Het is al een aantal jaren geleden, dat die beslis sing is genomen met dit motief. Inmiddels is uiteraard de verkeerssituatie ter plaatse verslechterd. Het gaat daarbij niet om de snelheid, maar om de veiligheid; dat is een eeuwig durend misverstand bij de heer Van 5 Haaren. Om der wille van de veiligheid geldt dus nog sterker wat destijds al heeft gegolden als motief en het ontbreekt mij daaromtrent ook niet aan informatie. Ik dacht, dat ter verbetering van de verkeersveiligheid ter plaatse afbreken van de betreffende panden vol strekt noodzakelijk is. Ik zou vervolgens willen zeggen, dat de heer Van Haaren toch wel verdraaid lichtzinnig en oppervlakkig praat over het afnemen van een inkomensbron van een kleine middenstander. Afgezien van wat de wettelijke regelingen ter zake aan de overheid opleggen ook de heer Van Haaren heeft uiteraard eerbied voor de wettelijke bepalingen die ter zake gelden heeft de overheid de plicht om te voorkomen, dat overheidsmaat regelen worden geladen op de schouders van een mid denstander die toevallig de overheid op deze wijze in de weg is komen te zitten. De heer Van Haaren: Ik acht de kwestie van de veiligheid niet zo belangrijk, dat daarom de betreffen de panden moeten worden afgebroken; uiteraard is die veiligheid belangrijk, maar ik vind, dat er dan wel een enorm bedrag moet worden betaald voor die veiligheid. Maar goed, daarover kan je van mening verschillen. Ik wil graag weten wanneer de panden worden afge broken die vraag wordt mij net nog even ingefluisterd Ik wil in ieder geval graag de aantekening, dat ik tegen dit voorstel ben. De Voorzitter: Meer van deze aantekeningen? Nee, dan kunnen(De heer B. P. van der Veen: Krijgt de Wethouder niet de gelegenheid te antwoorden op de vraag die de heer Van Haaren in tweede instantie gesteld heeft?) Ja, die gelegenheid kan hij wel krijgen. De heer Tiekstra (weth.)Zo spoedig mogelijk na ontruiming van het betreffende pand zal worden af gebroken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heer Van Haa ren wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd. Punt 13 (bijlage no. 395). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 382). De heer Heidinga: Wij hebben over dit onderwerp vrij uitvoerig gesproken in de Commissie Openbare Werken en het zat mij niet zo heel gemakkelijk. Na uitvoerige bespreking en na het stellen van de ver antwoordelijkheden en aansprakelijkheden die de Ge meente nu eenmaal heeft, heeft de commissie zich ten slotte unaniem achter dit voorstel gesteld. Maar ik wil toch nog even zeggen, dat het, wat mij betreft, wel met een beetje pijn in het hart gegaan is. Ik voel eigen lijk, dat we moreel toch niet helemaal vrijuit gaan, maar dat het niet anders kan dan zo. Het is misschien gek gezegd. Ik sta wel achter dit voorstel, maar het is een van die nare gevallen waar we soms voor staan. Dit moest ik toch even zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 384). De heer Van Haaren: Ik ben bepaald wel gelukkig met het plantsoen aan de Boerhaavestraat, maar ik heb toch nog even een vraag. Is er wat betreft de aanleg van dat plantsoen ook enig overleg geweest met de buurtbewoners? Ik vind, dat, als je echt inspraak wilt geven aan mensen over wat er in hun gebied gebeurt, je toch ook met deze mensen zou kunnen overleggen of zij misschien bepaalde wensen of verlangens hebben ten aanzien van dit soort groenvoorzieningen. Dat lijkt mij een logische zaak, waarvoor ik ten zeerste zou willen pleiten. De heer Tiekstra (weth.): Op de vraag die de heer Van Haaren stelt, moet ik nee zeggen. Het is uiteraard ook een vrij bescheiden onderdeel van een groenvoor ziening die voor een groot deel al bestaat. Ik heb er echter geen bezwaar tegen om, als het mogelijk is, nog eens met het bestuur van de Oosthoek daarover con tact op te nemen en de mensen nog eens inzage te geven in de plannen en na te gaan of er bij hen nog wensen leven die binnen dat gebied gerealiseerd zou den kunnen worden. (De heer Van Haaren: Heel graag.) Maar het gaat maar om een heel klein stukje groen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16 t/m 20 (bijlagen nos. 401, 402, 388, 400 en 374). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 383). De hear Singelsma: Ik haw mei nocht lézen, dat fiif bisündere skoallen oergean sille ta it ünderwiis yn it Frysk. Mei ik miskien de Wethalder freegje hoe't it eins stiet mei it ünderwiis yn it Frysk oan oare legere skoallen yn Ljouwert? Ik wit wol, dizze fraech is efkes buten de oarder. Mar ik tocht: Sapas wie de hiele Ried büten de oarder doe't „Godspell"(De Foar- sitter: De Ried wie doe net büten de oarder.) O, ik tocht oars fan wol. (De Foarsitter: Né, dan hie ik wol mei de hammer tikke.) Nou, dér sille wy mar net mear oer prate. Neffens myn idé wie de Ried perfoarst büten de oarder. It wie gjin ynterpellaesje. Mar ik woe wol graech in antwurd op myn fraech oangeande it Frysk op de legere skoallen yn Ljouwert. (De Foar sitter: Jo binne nou wol büten de oarder.) Ja, mar ik naem de frijheit fanwegen dat bisprek fan sapas. (De Foarsitter: Jo kinne it oan de oarder stelle by de bigreatingssitting.) Just. De heer Van Haaren: Uit de raadsbrief blijkt, dat het Fries op deze vijf scholen verplicht wordt. Hoeveel uur per week zal dit betreffen? Zijn de ouders van de leerlingen ook gekend in deze zaak? De heer Ten Brug (weth.): De vragen van de heer Van Haaren regarderen onze Raad in genen dele. Het gaat hier om bijzondere scholen die medewerking vra gen op grond van art. 72 van de Lager-onderwijswet. Wij moeten beoordelen of zij met deze aanvragen de eisen overschrijden. Het College is van mening, dat dat niet het geval is. Op grond daarvan zegt het: het verzoek moet ingewilligd worden. De vragen die de heer Van Haaren stelt, zou hij als belangstellende bur ger moeten richten aan het bestuur van de betreffen de schoolvereniging, de Vereniging tot Stichting en In standhouding van Scholen met de Bijbel te Huizum. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 22 t/m 24 (bijlagen nos. 393, 373 en 389). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 381). De heer Visser: Op pag. 2 van de raadsbrief staat vermeld, dat de Gemeente kan rekenen op een schade loosstelling van f117.400,Ik moet dus wel aanne men, dat de verzekering heeft plaats gevonden op basis van de stichtingskosten en niet op basis van de her bouwwaarde. Ik zou daar de vraag aan willen verbin den: Hoe staat het in het algemeen met de verzekering van de gemeentelijke gebouwen, waaronder de scholen? De heer Ten Brug (weth.)Ik wil mij niet met de orde bemoeien, maar de vraag ten aanzien van de ge meentelijke gebouwen in het algemeen is duidelijk bui ten de orde. Ik heb dit wel als een aanloop nodig (De heer Rypma: Want U weet het ook niet!) De heer Rijpma slaat de spijker op de kop. (Gelach) Dui delijk is, dat wij niet meer krijgen dan f 117.400,en dat is de werkelijkheid waarmee wij ons op het ogen blik moeten redden. Duidelijk is ook, dat het een uit kering is op grond van de verzekeringen. Of het op grond van vervangingswaarde of op kostprijsbasis is,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 3