JTil 6 in goed funksionearjend oerliz to hawwen mei de ge meenten dy't seis ek mei harren romtlike oardering- problemen dwaende binne. En hwat dit oerliz oangiet, mei ik wol sizze, dat dat kenlik, m.b.t. it streekplan Noard-Fryslan goed funksionearre hat. (De hear Sin- gelsma: Dan binne Jo foargoed mis.) Dêr bin ik net mis mei(De hear Singelsma: Och heden ja) (Dc Foarsïtter: Jo kinne strak yn twadde ynstansje wol réagearje, mynhear Singelsma.) (De hear Singelsma: Ja, ik moat my stil halde, Boargemaster.) (De Foar- sitter: Né, né, ik sei, dat Jo der yn twadde ynstansje op yn gean koene en dat is hiel hwat oars.) Ik sil noch mar efkes sizze hwat ik kwyt wol. Ik meitsjc it biried yn de Streekplankommisje mei; dat is gjin genoegen, hear. Der sitte dan 120 man op in rige; dy krije dan miskien ek ien kear in kans der eat oer to sizzen. Ik kin net sizze, dat ik dat sa'n goede saek fyn. Mar üt it oerliz tusken de Planologyske Tsjinst fan de Provinsje en üs hat it bliken dien, dat de gegevens fan de rapportearring oangeande üs struktuernota 1971 aerdich oerienstimmc mei de ynhald fan it streek plan m.b.t. Ljouwert. (De hear Singelsma: Dat bin ik mei Jo iens.) Klear, dan hoege Jo der yn de twadde ynstansje net mear op werom to kommen. (De hear Singelsma: Dat tinke Jo mar!) (Laitsjen). Dit wie de ütsetter, ik hald der mei op. De Voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan Weth. Heetla. De heer Heetla (weth.): Nee, dank U wel; ik hoef niet het woord te voeren. (De Voorzitter: Er zijn voor U geen vragen te beantwoorden?) Nee. De heer Ten Brug (weth.): Ik heb maar een paar opmerkingen. De heer Van der Veen heeft, dacht ik, ter navolging van een artikel in de Leeuwarder Cou rant gelaakt, dat de advertentie met een oproep voor een directeur voor de hier te starten Agogische Aca demie alleen zou zijn opgenomen in de weekbladen Vrij Nederland en Intermediair. Wij nemen deel aan de stichting tot exploitatie van de Agogische Acade mie en ik heb naar aanleiding van de berichten in de Leeuwarder Courant eens naar deze zaak geüjifo^r- merd. Het blijkt, dat de berichten niet juist waren. Men heeft gekozen voor de bladen waarin meestal dit soort advertenties worden geplaatst, en dat waren de weekbladen Vrij Nederland en Intermediair en het maandblad Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk. Het maandblad verscheen aanmerkelijk later dan de twee weekbladen. De conclusie, dat de advertentie al leen in de twee weekbladen was geplaatst, was dus niet juist. Ik wil er nog aan toevoegen omdat dat ook misverstanden heeft gewekt dat in de Leeuwarder Courant heeft gestaan, dat men de indruk had gekre gen, dat de advertentie eigenlijk voor niets was ge plaatst omdat er al bepaalde mensen voor de betref fende functie waren benaderd. Dat is een misverstand. Blijkbaar is er een communicatiestoornis geweest bij het doorgeven van deze berichten. Er waren een paar mensen die zich al tot het bestuur van de stichting hadden gewend voordat de advertentie was geplaatst. Het bestuur heeft de betrokkenen de tekst van de ad vertentie toegezonden om hen over de functie te in formeren en om van hen de juiste informatie te ver krijgen, zodat men van alle sollicitanten dezelfde ge gevens had. De heer Van Haaren heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de onderwijspolitiek, naar ik heb be grepen, duidelijk gevoed en daar is ook niets ver keerds aan door de onderwijssectie van Axies. Ik heb uit de woorden van de heer Van Haaren begrepen, dat de ideeën van Prof. Van Gelder daar nogal een belangrijke rol in spelen. Ik heb daar op zichzelf niets op tegen; ik maak ook deel uit van de Werkgroep On- derwijsconferentie van het Noorden, m.n. tot stand ge komen op initiatief van Prof. Van Gelder. Ik dacht, dat het toch wel goed was het is misschien alleen maar een zaak van doorgeven dat men zich ook oriënteert omtrent de mening van andere onderwijs deskundigen. Prof. Van Gelder is uiteraard niet de eni ge deskundige op dit terrein. Wij moeten wel zorgen, dat wij op dit punt de zaak met de nodige kritische zin bekijken. Dat geldt zelfs ook voor mensen die het onderwijs kritisch bezien; en ook dat moet nog kritisch bekeken worden. Dezelfde eenzijdigheid kwam ik ook tegen toen de heer Van Haaren zei: De maatschappij stoelt duidelijk op de onderwijssituatie. Dat is wel waar, maar ik dacht, dat evenzeer waar is de marxis tische stelling, dat de onderwijssituatie een conclusie is van de maatschappelijke situatie. Ik dacht, dat wij beide kanten zonder dan misschien samen marxist te zijn niet moeten vergeten. Ik wil de heer Van Haaren ook nog zeggen dat heb ik in de afdelings vergadering ook opgemerkt dat ik het inderdaad met hem eens ben, dat er op het terrein van het on derwijs nog heel wat zal moeten gebeuren daar is iedereen het wel over eens, dacht ik maar dat niet iedereen het er over eens is wat er precies zal moeten gebeuren en wij moeten ons natuurlijk wel goed reali seren, dat al het nieuwe op zichzelf niet beter is dan het oude. Er is een keurslijf waarin wij ons helaas moeten bewegen; dat zijn de richtlijnen en de wette lijke voorschriften vanuit Den Haag. Dat wij er voor moeten zorgen, dat wij op het terrein van het onder wijs bij blijven in de goede zin dan ben ik met de heer Van Haaren volledig eens. Dat geldt uiteraard in eerste instantie t.o.v. het openbaar onderwijs. De heer Van Haaren heeft gemakshalve het bijzonder on derwijs er maar bij betrokken, maar daar zijn wij en dat moeten wij ons goed realiseren zeer zijdelings bij betrokken; dat onderwijs is duidelijk een zaak van de autonome schoolbesturen, zoals het openbaar on derwijs een zaak is van het openbare schoolbestuur. Dat de S.A.D. bij de onderwijsvernieuwing e.d. een duidelijke functie kan vervullen, onderstreep ik gaarne. Dat waren mijn opmerkingen aan het adres van de heer Van Haaren. Nu ik toch het woord heb, wil ik graag nog één op merking maken, echter niet als reactie op hetgeen deze middag is gezegd. In de laatstgehouden vergade ring van de Gemeenteraad is aan de orde geweest de overname van de Akademie voor Beeldende Kunsten. Ik heb toen een aantal opmerkingen gemaakt n.a.v. de vraag: Waarom moest dit en hoe zat het met dat bestuur? Wellicht door een wat onzorgvuldige woord keuze van mijn kant is het bericht zo in de krant ge komen, dat ik zou hebben geconstateerd, dat wij hier duidelijk te maken hadden met een zwakke bezetting van de bestuursfuncties. Het woord zwakke was nog wel tussen aanhalingstekens geplaatst. Ik heb begre pen, dat het bericht bij de bestuursleden van de Stich ting Vredeman de Vries onaangenaam is overgekomen. Ik kan mij dat volledig indenken. Als ik het zo heb gezegd, dan moet ik in elk geval verklaren, dat dat niet de bedoeling is geweest. Ik heb alleen bedoeld te zeggen, dat het m.n. op het terrein van het secreta riaat en het penningmeesterschap niet mogelijk was de zaak continu bezet te houden door mensen die dit werk voor lange tijd aan zouden kunnen; de mensen die dat werk deden, waren anders ook a,l geregeld be zet. Dat zijn de problemen geweest. Het ging dus niet om een oordeel over de bestuursleden maar om het probleem van de bezetting van de bestuursplaatsen. De heer Weide (weth.): Allereerst wil ik even in gaan op een opmerking die de heer Heidinga gemaakt heeft met betrekking tot de zelfwerkzaamheid waarbij hij een vergelijking maakte tussen het jeugdwerk en de sport. Ik dacht, dat deze vergelijking niet helemaal juist was, want op het terrein van het jeugdwerk de heer Heidinga heeft een bedrag van een half miljoen genoemd; daarvan krijgen we dan ook nog een be langrijk deel terug in het kader van de 80 pct.-rege- ling zal 20 pet. van de kosten door zelfwerkzaam heid van de georganiseerde instellingen moeten wor den opgebracht. Ik heb bij het voorstel, dat wij in de Raad hebben gehad met betrekking tot het verhogen van de vergoeding van de huisvestingslasten van 40 tot 60 pet., duidelijk gezegd dat is ook conform het advies van de Raad voor Jeugdaangelegenheden dat de zelfwerkzaamheid in percentage eerder zal moeten toenemen dan afnemen; dat is ook de mening van het College. Met betrekking tot de zelfwerkzaam heid in de sport zou ik nog willen opmerken, dat die zich hoofdzakelijk beperkt tot het aandeel van 25 pet. die de verenigingen op tafel moeten leggen voor de clubhuizen. De accommodatie krijgen zij praktisch om niet toegewezen. Dan heeft de heer Van Haaren mij gevraagd naar de situatie rondom Beurs en Harmonie. Ik zal trach ten precies te herhalen wat ik in de afdeling heb ge zegd. Nadat de architect zijn plan hij had van ons opdracht gekregen een plan te maken van plm. 5y2 miljoen in de Commissie Verbouw Beurs had ge bracht en dit plan naar het College werd gestuurd voor- nadere discussie, heeft het College in overleg met de Commissie Verbouw Beurs en de architect -ad vies gevraagd aan de Rijksadviescommissie en aan onze eigen technische adviseurs. Eind november is het advies binnengekomen van de Rijkscommissie; daarin werden een aantal bedragen genoemd, maar ook een aantal formuleringen gebruikt die niet direct in be dragen werden uitgedrukt. Ik kan U echter wel zeg gen, dat zowel uit de adviezen van de Rijkscommissie als uit die van de technische adviseurs een bedrag naar voren komt, dat een aantal miljoenen boven de 5^ miljoen ligt. T.a.v. de Harmonie het volgende. De Commissie Verbouw Harmonie is zeer actief. Zij is bezig met de voorbereiding van een bouwplan in fasen, zonder al in technische details te treden. Aan het Col lege is een aanbeveling gedaan m.b.t. de keuze van een architect. De hele zaak van de verbouw van Harmonie en Beurs zal waarschijnlijk in januari a.s. in het Colle ge van B. en W. aan de orde komen. Daarna zal op nieuw contact worden opgenomen met het Ministerie over de reeds gedane toezeggingen. Ik acht het niet geheel uitgesloten, dat wij bij de Raad terug zullen ko men met voorstellen tot verschuiving van de priori teiten. De heer Visser heeft zich nog even afgevraagd hoe het komt met de vergoedingsregeling die m.b.t. de sport wordt gehanteerd. Op dit moment is een werk groep bezig de consequenties m.b.t. de diverse sporten nader te bestuderen. Aan de hand van deze gegevens zullen wij proberen een beleid uit te stippelen. De heer B. P. van der Veen: Voordat U de tweede ronde aan de orde stelt, wil ik graag een voorstel van orde doen. Uit hetgeen vanmiddag is gezegd, heb ik begrepen, dat tal van raadsleden van plan zijn moties in te dienen. Als die moties nu op tafel zouden komen, zouden we ze misschien in de tweede ronde mee kun nen nemen. Anders kost het ons nog een derde ronde om de moties te behandelen. Misschien is het beter degenen die een motie willen indienen, eerst het woord te laten voeren. De Voorzitter: Ik heb nog geen enkele motie ont vangen. Er zijn alleen in eerste instantie moties aan gekondigd. De meeste sprekers hebben, dacht ik, ge zegd, dat zij de beantwoording van de eerste instantie wilden afwachten en dat zij in de tweede instantie eventueel met hun moties zouden komen. Ik stel voor toch maar gewoon met de tweede ronde te beginnen. Als er sprekers zijn die in deze tweede instantie moties aan de orde willen stellen, dan verzoek ik hun dat meteen in concreto te doen; wij maken er dan meteen onderdeel van de discussie van. Ik dacht, dat dat de meest vlotte werkmethode was. Ik geef dus voor de tweede instantie het woord aan de heer Vellenga. De heer Vellenga: Ik zal geen moties indienen, dus wat dat betreft, is er niet zoveel pijn. Als ik nu tot ongeveer 9 uur spreek, zouden de moties die men wil indienen, misschien in de pauze kunnen circuleren bij de verschillende fracties. Dan kunnen de sprekers die "a mij komen, ze misschien in hun beschouwingen meenemen. Dan zou ik één van mijn fractieleden even tueel nog kunnen vragen namens onze fractie op de moties te reageren. Dan zijn de problemen, dacht ik, ondervangen. De Voorzitter: Als er moties komen, dan zal ik stellig de gelegenheid geven op de moties als zodanig te reageren; als daar tenminste behoefte aan is. De heer Vellenga: Ik heb begrepen, dat de heer Van der Veen om redenen van tijdsbesparing het beter achtte de moties meteen in de tweede ronde mee te nemen. Maar dat kan m.i. wel op de manier die ik net uiteenzette. (De heer 15. P. van der Veen: Ja.) De Voorzitter: Akkoord, dan stel ik nu de tweede instantie aan de orde. De heer Vellenga: Er is vanmiddag een paar keer de uitdrukking „Leeuwarden Hoog" gebruikt. Ik dacht, dat het op zichzelf een devies zou kunnen zijn, dat in deze raadzaal zou kunnen hangen omdat het goed zou zijn, dat wij ons bij ons werk daardoor lieten leiden, om in onze harten en in ons werk Leeuwarden hoog te houden. Alleen wij gebruiken de laatste tijd die uitdrukking Leeuwarden Hoog voor een zeer spe ciaal project. En in verband met de hele voorbereiding van de besluitvorming ten aanzien van dat project dat ons allen bekend is hebben een paar raadsleden van de V.V.D. die in de loop van de middag tref fend gekarakteriseerd zijn; ik hoef dat niet te her halen een stuk voor-denkwerk en een stuk huis vlijt verricht waarvoor ik alleen maar een denkbeel dige pet kan afnemen. Ik zou mogelijk in staat ge weest zijn tot dat voor-denkwerk, maar de rest zou niet gelukt zijn. Ik vind dat stuk huisvlijt op zichzelf al een hele prestatie. En ik geloof, dat zij daarmee ons allemaal dwingen eens in een andere richting te denken dan tot nog toe is gebeurd. Ik wil dat van de kant van mijn fractie erg graag toezeggen; niemand zal op dit moment al verwachten, dat wij zonder meer een positief, negatief of genuanceerd oordeel over dit project te berde zouden kunnen brengen, maar wij hopen dat t.z.t. zeker te deen en ik herhaal nogmaals mijn waardering voor het initiatief. Door dit ini tiatief worden niet alleen raadsleden in de gelegen heid gesteld dieper over deze zaak na te denken; ook geïnteresseerde burgers kunnen er bij worden betrok ken, want er zijn dat zeg ik in de richting van de heer Van der Veen kijkend natuurlijk nog genoeg meelevende burgers die best willen meepraten over een heleboel dingen. Je kunt moeilijk alle burgers op één hoop gooien en zeggen: Och, zijn ze eigenlijk wel in staat om te onderscheiden en mee te leven? Dat zal de heer Van der Veen ook niet willen, hoewel hij op een bepaald moment die indruk wekte toen hij zei Och, een deel van de mensen is eigenlijk alleen maar ontvankelijk voor slogans, als ik hem goed heb be luisterd tenminste. Ik ben het met hem eens, dat slo gans en kreten het soms erg goed doen, ook in ver kiezingstijd. Je kunt er 6 kamerzetels mee verdienen, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling; het zou om zeer wezenlijke dingen moeten gaan. (Stem: U moest het maar eens proberen.) En daarbij is het duidelijk, dat inderdaad de inspraak en de informatie, waar de heer Van Haaren ook deze keer over heeft gesproken, in dat geheel van erg veel belang zijn. Als het maar echte inspraak en echte informatie is. In dat hele proces dat we nu zo langzamerhand zo'n klein beetje leren, mede dankzij het pionierswerk van een man als Weth. Tiekstra, die een groot deel van zijn tijd en energie aan al die jobs moet besteden en daar mogen we, dacht ik, best eens ons respect voor uitspreken; het is niet altijd een lol om dat werk te moeten doen komt naar voren dat het fout is, dat de overheid van haar kant zeer dogmatisch, eenzijdig en alleen-zaligmakend met één projectie komt en zegt: Hier mag je aan ruiken, hier mag je aan snuffelen, hier mag je naar kijken, maar meer ook niet. Het zou aan de andere kant ook fout zijn wanneer de partners in dat hele informatie-gesprek, en bij die inspraak be trokken zijnde, ook keiharde onwrikbare standpunten zouden innemen en zouden zeggen: Zo is het, het kan per se niet anders. M.a.w., je moet leren op dezelfde golflengte met elkaar te praten; over en weer zul je misschien je conceptie iets moeten veranderen om te proberen een bepaald maximum aan dat wat het zou kunnen worden te komen. Uiteindelijk valt dan de be slissing hier en dat is vaak de moeilijkheid omdat wij vaak dat wat wij graag zouden willen, moeten vertalen in de harde werkelijkheid, vaak de financiële werkelijk heid, waarvoor wij staan. Datzelfde geldt voor heel veel terreinen, bijv. voor het onderwijs waar de heer Van Haaren over sprak en waar Weth. Ten Brug zopas een paar behartenswaar- dige dingen over heeft gezegd, tegen de achtergrond van datgene wat de heer Van Haaren heeft gezegd, ietwat incompleet, want het beeld zou veel vollediger moeten zijn. Er is ook vanuit mijn fractie, in de vorige

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 12