fftf De heer Schaafsma: Ik kan het niet eens zijn met wat de heer De Vries voorstelt. Ik zie voorlopig nog niets in een onderzoek naar iets wat pas uit particu lier initiatief is verrezen. Dat moet nu al weer door de overheid worden bekeken op doelmatigheid, op genoeg zame grootte van de lokalen, enz. Voor de horeca is nu eigenlijk alles geregeld, zegt de heer De Vries, en voor de kleine kinderen is nog niets geregeld; en de groep van de kleintjes is zo gevoelig; zo kan het echt niet. Dat begrijp ik niet. Ouders, die uiteindelijk hun initiatief tonen om dit soort peuterspeelplaatsen op te richten, zijn meestal ook nog wel geestelijk zo volwas sen en capabel genoeg om te weten in watvoor omge ving hun kinderen komen. Ik heb aan deze motie geen enkele behoefte. De heer Sterk: Een korte opmerking. Wij kunnen deze motie wel steunen, want een zodanig onderzoek kan natuurlijk nooit kwaad. Welke mogelijkheden daar uit komen, wachten we dan rustig af. De heer Weide (weth.): Het exacte jeugdwerk-facet van de peuterspeelzalen is voor mijn rekening en voor zover het facet van de volksgezondheid in het geding is, zal de heer Ten Brug antwoorden. De heer De Vries mag uit het antwoord in de mem. v.a. niet de conclusie trekken dat heb ik ook in de afdeling al gezegd dat peuterspeelzalen niet de aan dacht van B. en W. hebben. Het tegendeel is waar. Het is ons wel bekend, dat er in onze stad een aantal peuterspeelzalen zijn. Ik dacht we weten het alle maal niet exact dat er ongeveer 7 zijn. De heer De Vries heeft die in het Bilgaard al genoemd. Diverse recreatieverenigingen de vroegere speeltuinvereni gingen hebben al peuterspeelzalen. Er zijn een aan tal, die volledig self-supporting zijn. Hier wordt dus een stuk vrijwilligerswerk opgebracht, waarbij een duidelijke relatie bestaat tussen de ouders en de orga nisatie die deze peuterepeelzalen er op na houdt. Het voldoen van deze peuterspeelzalen aan bepaalde eisen in het kader van de volksgezondheid is, zoals de heer De Vries zelf ook al memoreerde, een landelijke zaak. Ik heb dit onderwerp ook in het presidium van de Jeugdraad besproken; deze raad heeft zich in het ver leden ook al met de problematiek der peuterspeelzalen bezig gehouden. En mij is bekend, dat men voornemens is zich in de toekomst meer met deze materie te be moeien. En dat wil ook de Stichting Sociaal-Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden, de organisatie, die zich speciaal met het jeugdwerk in de wijken bezig houdt, in hoofdzaak het jeugdwerk voor kinderen tus sen 6 en 12 jaar. Maar op dit moment heeft deze stichting nog niet de middelen en, naar het zich laat aanzien, heeft ze ook nog weinig kans op uitbreiding van haar middelen, zodat ze voorlopig wel niet aan het peuterwerk zal toe komen. Het creëren van peuterspeelzalen in enkele wijken van onze stad, m.n. in de sociaal minder bedeelde wij ken, heeft bepaald wel de aandacht van B. en W. In de motie, ingediend door de heer De Vries, staat eigenlijk weinig kwaads. Ik ben gaarne bereid hier over overleg te plegen met het presidium van de Jeugdraad. Want we moeten niet langs elkaar werken; we zouden deze zaak wel efficiënt moeten aanpakken. Ik spreek uitsluitend m.b.t. de peuterspeelzaal an sich en de taak en de functie die de overheid in dit verband heeft. Ik kan de zaak uit het gezichtspunt van de volksgezondheid niet beoordelen. Dat zal de heer Ten Brug wel doen. De heer Ten Brug (weth)Het Gemeentebestuur heeft inderdaad het rapport over deze aangelegenheid ge kregen van de door de Raad voor de Volksgezondheid ingestelde commissie. Bij dat rapport is een concept verordening gevoegd als model en de gemeenten is in overweging gegeven eens te bekijken, of er aanleiding zou zijn een verordening als deze, eventueel aange vuld, vast te stellen. Daar was de mededeling bij, dat wel verwacht kon worden, dat er op niet al te lange termijn een wettelijke regeling voor deze materie zou komen. N.a.v. die laatste opmerking hebben wij al wat geaarzeld t.a.v. een gemeentelijke regeling. We hebben gezegd: Als er dan toch een wettelijke regeling op komst is, waarom zouden er dan eerst nog een aantal gemeentelijke, eventuele provinciale verordeningen moeten komen? Dat geeft altijd heel wat ellende; dat hebben we ook gezien bij het tot stand komen van de Wet op de bejaardenoorden, toen een heel stel gemeen telijke en provinciale verordeningen weer moest wor den aangepast. Het tweede bezwaar tegen de concept- gemeentelijke verordening was, dat die nogal vrij veel regelde, tot en met allerlei eisen die je aan het perso neel zou moeten stellen. Dat gaat mij persoonlijk op dit moment te ver, want dat zou haast betekenen, dat een groot aantal van hen, die zich op het ogenblik met peuterspeelplaatsen bezig houden, straks dit werk niet zou kunnen voortzetten, omdat men niet hele maal voldoet aan die eisen. Ik dacht, dat zulke eisen ook niet nodig waren, want tot nu toe hebben ons geen klachten op dit punt bereikt. .Niettemin hebben wij toch gemeend eens een onderzoek te moeten laten in stellen dat onderzoek is nog gaande door de G.G.D., dit uit een oogpunt van volksgezondheid, om eens te kijken naar de ruimten, die men voor deze peuterspeelplaatsen gebruikt, naar de toiletsituaties enz. en na te gaan, of dit met een minimum aan te stellen eisen men vergete niet, dat de kinderen er maar kort zijn verantwoord is. Bovendien menen wij, dat de ruimten bekeken zullen moeten worden met het oog op brandpreventie. Ik dacht, dat eigenlijk al uitvoering is gegeven aan de motie van de heer De Vries. Het resultaat van het onderzoek op de genoem de twee punten zal uiteraard t.z.t. aan de Raad wor den medegedeeld. De vraag in het schriftelijke vraag- en antwoordspel van Raad en B. en W. was enigszins anders. Die vraag was, of B. en W. maatregelen meen den te moeten nemen m.b.t. peuterspeelplaatsen. Het antwoord van B. en W. in de mem.v.a. was gebaseerd op de gegevens die wij toen hadden en die we nog heb ben. In de bestaande situatie zijn er kennelijk geen klachten. Als er ergens bepaalde vervelende situaties zijn ontstaan of het loopt ergens vast, dan weet men het Gemeentebestuur heus wel te vinden. Dat is t.a.v. de peuterspeelplaatsen tot nu toe niet gebeurd en ik meende, dat wij ten tijde van het opstellen van het antwoord voor de mem.v.a. terecht konden zeggen „Wij zien vooralsnog geen taak voor de Gemeente." Op dit moment zien wij die ook nog niet. Het kan zijn, dat wat uit het onderzoek dat de heer De Vries c.s. wensen, voortvloeit, ons een andere positie zal moeten doen innemen. Mocht dat zo zijn, dan zullen we de zaak aan de Raad voorleggen. De heer De Vries: Nog één opmerking. Als het mo gelijk is, de onderzoekresultaten van Volksgezondheid en van de Stichting Sociaal-Cultureel Werk voor de Jeugd in Leeuwarden in elkaar te schuiven, dan kun nen we van beiderlei resultaat tegelijk kennis nemen. De Voorzitter: Beide Wethouders knikken instem mend; dus dat zal gebeuren. Dan behoeft de motie ze ker niet door te gaan? (De heer De Vries: Nee.) De hear Miedema: Ik miende, dat ik der efter wie hwat der barre soe, mar nou bin ik it wer kwyt. De hear De Vries seit: As it ündersyk fan de Stifting foar de jongerein ensfh. op itselde ütkomt as dat fan de Folkssounens, dan binne wy klear. It forhael fan Weth. Ten Brug hat my oansprutsen. Dy man is rid- lik; hy seit: it nedichste dogge wy en fierders: gjin birjocht, goed birjocht. Dus dit is myn man. Ik tocht dêrom: Wy hawwe genöch. Der hoecht neat mear to barren. Haw ik dat nou goed bigrepen (De heer Ten Brug (weth.): Ja.) Dan binne wy it iens. (Lait- sjen) De Foarsitter: Sjesa, nei dizze tajefte kinne wy dus ek fan dit punt öfstappe. Hoofdstuk IX, Sociale Zorg en Maatschappelijk Werk. Algemeen. De heer De Vries: Wij hebben in een andere relatie wel eens met het College van gedachten gewisseld over de ontwikkeling van het instituut van de sociaal raadsman in onze stad. En, eerlijk gezegd, zijn we er. gelet op de opmerkingen in de aanbiedingsbrief, niet zo erg gerust op, dat het met deze instelling wel goed gaat. We weten wel, dat U al eerder op het standpunt hebt gestaan het instituut maar af te haken. U hebt zich destijds eens verdiept in de resultaten van de werkzaamheden van het instituut in andere steden en dat is toen de aanleiding geweest, dat U heeft ge zegd: „Als het daar nu wel in een behoefte blijkt te voorzien, hoe zou het dan hier niet het geval zijn?" Inderdaad hebben we in Leeuwarden, wat de sociaal raadsman betreft, nog niet zo bijzonder gelukkig kun nen opereren. En als je je dan afvraagt, wat daarvan de oorzaak is, dan is dat moeilijk nauwkeurig te ach terhalen. Ik kom nu even terug op een ervaring, die ik zelf, naar ik dacht een 18-tal jaren geleden, in Leeu warden heb gehad, toen we hier ook een sociaal raadsman hadden, die gekoppeld was aan de Gem. So ciale Dienst. Deze hield wekelijks spreekuur, wat een paar keer goed ging, maar wat langzaam maar zeker finaal is doodgebloed. Als je dan nagaat wat daarvan de oorzaak is, dan heb ik toch het gevoel, dat de re latie van het sociale-raadsmanschap met die van ge meentelijk ambtenaar hier wel eens een rol zou kun nen spelen. Het is voor iemand die raad vraagt, moei lijk te accepteren, dat hij bij een bepaalde functionaris komt, daar zijn nood op tafel legt, van deze hoort: We zullen dit doorgeven aan een gemeentelijke instantie o.i.d. en diezelfde man later ook weer namens die in stantie ziet optreden. Je vraagt je toch wel af, of dit goed zit, of hier wel de nodige vertrouwensrelatie kan worden gelegd. Een andere overweging zou de volgen de zijn: Er wordt op alle mogelijke manieren aan voorlichting gedaan. Wat is er hier al niet in de stad aan voorlichtingsmogelijkheden bij allerlei instellingen en instanties en bij allerlei dagbladen. Als je de ru brieken „Ingezonden' in de dagbladen ziet, in de Leeu warder Courant en in het Friesch Dagblad, blijkt, dat een aantal mensen daar met hun noden en vragen heengaan, problemen, die men normaliter ook zou kun nen plaatsen in het patroon van de sociaal-raadsman. En toch hebben we het gevoel, dat een sociaal-raads man iets meer moet zijn dan alleen maar een verwij- zer naar hulpverleners. Ik dacht, dat een sociaal- raadsman ook iemand moet zijn, die een soort om budsfunctie kan vervullen, die overal, waar hij stuit op strubbelingen en moeilijkheden met bepaalde in stanties, bij die instanties binnen kan komen, waar hij de weg weet te vinden, waar hij deuren kan openen. Het moet iemand zijn, die wegen kan vinden die de mensen kunnen bewandelen om uit een stuk nood, een stuk moeilijkheid te geraken. Zo'n sociaal-raadsman functioneert eigenlijk binnen de wet van de zich zelf vervullende behoefte. Wanneer hij er is, zal hij zich zelf „waar" moeten maken. We hebben op grond van wat we tot nu toe in de gemeentelijke sfeer met el kander hebben zien gebeuren, de indruk, dat er te wei nig tijd en te weinig mankracht in dit experiment is gestoken. {Naar aanleiding daarvan zou ik het College willen vragen, of men er ook voor zou voelen het ex periment, dat nu gaande is, af te voeren uit de ge meentelijke sfeer en over te brengen naar de particu liere sfeer, naar het particulier initiatief, en daarbij gebruik te maken van de subsidieregeling, die bij C.R.M. voor een desbetreffende functionaris bestaat. Bij wijze van proef zou er voor één of twee jaar een full time-kracht van gemaakt moeten worden. We zit ten dan bovendien in de situatie, dat C.R.M. deze func tionaris subsidieert. Zodra de personeelsstop is opge heven, zou er wellicht een mogelijkheid zijn tot aan stelling van een dergelijke functionaris over te gaan. Wij hebben in de jongste begroting van C.R.M. zien staan, dat de voor rekening van de Gemeente blijven de kosten van de sociaal-raadsman vallen onder de factor „Sociale Zorg". De hear Jansma: Wy fan üs kant wolle wol graech hwat mear ynformaesje hawwe oer de gong fan saken oant nou ta, hwat de sosiael-riedsman oanbilanget. Wy sitte op it eagenblik yn in proefperioade; it is pro- bearre yn 't Nijlan, op 'e Wielepölle en op it momint haldt de sosiael-riedsman sitting yn it Bilgaerd en it Heechterp. Is it ek bikend, hoefolle minsken der üngefear yn 'e wike komme? En mei hokker soarte klachten se komme? Wy fine, dat se ek torjochte kinne byg. by fakorganisaesjes, hwat de wurknimmerskant oangiet; m de wurkjowers kinne by harren organisaesjes oanklopje. Der binne bipaelde rubriken, dy't de hear De Vries ek al neamd hat, yn de forskillende kranten dêr't wy re- gelmjittich klachten yn léze kinne. It is neffens üs ynformaesjes wier, dat yn gemeenten mei mear as 75.000 ynwenners in rykssubsydzje foar in „partiku- liere" sosiael-riedsman jown wurde kin; ik mien, dat it in subsydzje fan 45 pst. is en dat de rest dan as kosten fan Sosiale Soarch neffens de 80 pst.-regeling ek noch oan de Gemeente takomme kin. Mar, foardat wy ta dy situaesje oergeane soene, soene wy dochs hwat mear ynformaesjes hjiroer hawwe moatte. De gemeent- like tsjinsten moatte sa wêze, dat eltsenien dér syn gerak en syn rjocht krije kin. Der binne ek allegearre biropsmooglikheden yn de forskillende wetten fêstlein wurden. Dat moatte wy ek net forjitte. En fierders dit: Is hjiroer wolris praet wurden yn de Kommisje foar de Sosiale Tsjinst En dan by einbislüt noch dit Wy freegje üs óf Heart de sosiael-riedsman nou eigentlik thüs by de Wethalder fan Sosiale Saken of by Maetskiplike Soarch, dus yn dit gefal by Weth. Weide? Jo soene forskillende kanten hjirmei üt kinne. Wy wolle graech earst hwat mear ynformaesjes hawwe, foardat wy mei in definityf ütstel komme. De heer Heetla (weth.): Dit punt is al vaker in onze vergaderingen ter tafel geweest. U weet, dat wij op enkele punten in de gemeente een proef hebben genomen. Op het ogenblik zijn we weer bezig, o.a. in de wijk Heechterp. Het loopt niet, zoals wij het ge dacht hadden. Er is maar weinig animo. We hebben verschillende advertenties geplaatst. We hebben be paald wel moeite gedaan om deze zaak in de publici teit te brengen. Ik moet U eerlijkheidshalve zeggen, dat de gang van zaken mij ook niet lekker zit. Ik ge loof, dat er hier wel plaats is voor nog meer aandacht. (De heer Vellenga: Door wie?) Door het Gemeente bestuur. Ik wil toezeggen, dat ik met verschillende raadsleden nog wel eens wil praten over dit punt; ik heb met de heer De Vries persoonlijk hier ook wel eens over gesproken. Inderdaad bestaat voor gemeenten boven de 75.000 inwoners de mogelijkheid, dat zij subsidie krijgen voor een sociaal-raadsman. En dan is een van de voorwaar den, dat een onafhankelijke commissie diens werk be geleidt. En ik geloof, dat dat juist is. M.i. moet de sociaal-raadsman niet gekoppeld worden aan de So ciale Dienst, dit ook in antwoord op een door de heer Jansma gestelde vraag. De sociaal-raadsman moet een commissie achter zich hebben dat is bij rijksrege ling vastgesteld die voor minstens één derde ge deelte uit gemeenteraadsleden en verder uit personen uit het overige maatschappelijke bestel bestaat. Deze achtergrond verstevigt zijn positie, zodat hij om het zo maar eens te zeggen ook een deur kan intrap pen. De sociaal-raadsman moet m.i. ook een bepaalde zelfstandigheid hebben en niet onder een gemeentelijke dienst ressorteren. Ik wil de Raad graag toezeggen, dat ik dit punt nauwlettend zal volgen. De re sultaten van de proef die nog gaande is, zijn, kan ik wel zeggen, vrijwel nihil. Dat staat mij persoonlijk helemaal niet aan. Ik wil deze zaak ook in het College nog eens bespreken en ik neem aan, dat het College mijn suggestie om dit punt opnieuw d.w.z. vóór juli, want dan ga ik met vakantie in de Raad aan de orde te stellen wil overnemen, opdat we een beslissing kunnen nemen en zo mogelijk een subsidie kunnen aanvragen bij C.R.M. De heer Heidinga: Dit zit mij nou helemaal niet lekker. Uit al de besprekingen die hier nu gehouden zijn, blijkt mij en dat vind ik een heel gelukkige omstandigheid dat er weinig behoefte is aan een sociaal-raadsman. (Stemmen: Nou, nou, dat staat nog te bezien.) De Wethouder zegt zo ongeveer dit „Wij hebben er zeer veel publiciteit aan gegeven, we hebben er zelfs voor geadverteerd en er komt niks." Wij hebben in deze stad gezinszorg van alle mogelijke gezindten, we hebben onze eigen Sociale Dienst, we hebben de diaconieën, we hebben op alle gebied alle mogelijke instanties waar de mensen met moeilijkhe den terecht kunnen (wat ze kennlijk ook doen). Al die instanties vervullen een functie in deze maatschappij. En in de enkele gevallen, dat er nog moeilijkheden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 5