EK 2 zittingsperiode zovele leden, die, van enthousiasme ver vuld, de raad binnentraden, zich na kortere of langere tijd terugtrokken, omdat zij te veel tijd moesten ont trekken aan hun professionele werkzaamheden, die daardoor in het gedrang dreigden te komen. Het raads lidmaatschap zou in die gemeenten zijn uitgegroeid tot een taak, die, wordt zij juist uitgeoefend, bijna de ge hele persoon zou opeisen." De Vereniging van Neder landse Gemeenten is inmiddels overgegaan tot de vor ming van een commissie, die tot taak heeft een onder zoek te doen naar de positie van „het raadslid". On geacht de resultaten van dat onderzoek, is het in ieder geval van uitermate groot belang, dat, hoe zwaar en misschien dikwijls ondankbaar de taak van gemeente bestuurder ook is geworden, er voldoende bekwame burgers uit onze samenleving bereid blijven die job op zich te nemen. De politieke partijen hebben de niet geringe verantwoordelijkheid op hun schouders het ko mende jaar bekwame mannen en vrouwen te zoeken die in 1974 op verkiesbare plaatsen voor de dan te houden gemeenteraadsverkiezingen zullen komen te staan. Met klem doe ik een beroep op bekwame burgers niet neen te zeggen als de politieke partijen hun vragen zich kandidaat te laten stellen. Wij hebben allen belang bij een goed gemeentebestuur. En ik zou nog eens willen herhalen wat ik bij de begrotingsdebatten heb gezegd: „Het mag dan geen erebaantje meer zijn, het is nog wel steeds bijzonder eervol gemeentebestuurder te zijn." Bij de pas beëindigde begrotingsdebatten hebben we in de afdelingen en in de plenaire zitting schier alle aspecten van de problemen, waarmede wij in onze ge meente worden geconfronteerd, nogal uitputtend be handeld. Het zou weinig zinvol zijn daar binnen een zo kort tijdsbestek al weer over te gaan praten. Het is om die reden, dat ik ditmaal voorbij ga aan overi gens voor onze gemeente zeer belangrijke vraagstuk ken, zoals de verbetering van de infrastructuur en de werkgelegenheid. Het lijkt mij ook niet direct voor de hand te liggen in een vergadering van Uw Gemeenteraad te spreken over vraagstukken van internationale, Europese en landspolitiek. Wel zullen wij ons met elkander ervan bewust moeten zijn, dat veel van wat wij doen niet los gezien kan en mag worden van hetgeen zich in grotere kaders voltrekt. En daarvoor is het goed, dat we trachten ons zo goed mogelijk op de hoogte te hou den van hetgeen zich in die grotere verbanden af speelt, niettegenstaande de veelheid van problemen die binnen ons eigen kader dikwijls op ons afstormt en ons volledig in beslag dreigt te nemen. Ik ben blij, dat de gemeente Leeuwarden de betrek kelijk geringe financiële bijdrage die van haar wordt gevraagd voor de ontwikkelingssamenwerking, blijft geven. Het is een internationaal probleem van de eer ste orde, dat ieders aandacht waard is. De Stichting Friesland voor Ontwikkelingssamenwerking doet nut tig werk en ik heb veel respect voor de veelal jonge mensen die zich belangeloos en vol idealisme voor dat werk inzetten. Mochten aanvankelijk velen twijfel heb ben gehad aan het nut van de stichting, inmiddels trekt zij zelfs landelijk de aandacht en andere provin cies overwegen tot een soortgelijke werkwijze en te gelijkertijd tot samenspel met de Novib te komen. Per soonlijk volg ik vanaf den beginne het werk van de stichting van zeer nabij als voorzitter van het college van gedelegeerden van die stichting. Ook is het van belang op het gemeentelijke vlak nauwlettend te volgen wat zich in Europees verband afspeelt. Met die taak houdt zich in het bijzonder bezig de Raad der Europese Gemeenten, die landelijke secties kent. In Nederland zijn inmiddels 419 gemeen ten en 9 provincies lid van de Raad der Europese Gemeenten. De Raad houdt zich vooral bezig met die ontwikkelingen, die duidelijk internationale aspecten hebben en waar ook het lokale bestuur ten nauwste bij betrokken is. Het afgelopen jaar heeft de proble matiek van de milieuhygiëne de bijzondere aandacht gehad. Ik neem deel aan het werk van deze organisa tie doordat ik het afgelopen jaar in het bestuur van de Sectie Nederland van de Raad der Europese Ge meenten ben gekozen. Het jaarlijks congres van deze organisatie wordt dit jaar voor het eerst in het Noor den des lands gehouden en wel in Leeuwarden. De datum is 5 april 1973 en ik hoop van harte, dat er ook vanuit onze provincie een goede belangstelling voor dat congres zal zijn. Ook in landelijk verband trachten de wethouders en ik in verschillende verbanden mee te doen en wel in het bijzonder in het kader van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten. Dit blijkt meer en meer een in stituut te zijn, dat voor de gezamenlijke gemeenten van grote betekenis is. In veel opzichten is het van belang gemeenschappelijk te kunnen optreden, wan neer het erom gaat de belangen van gezamenlijke ge meenten te moeten behartigen. Vooral tegenover de rijksoverheid is dat van grote waarde. Met de open brief aan de kabinetsformateur, getiteld „De gemeen ten in de tang", is dat nog eens duidelijk gedemon streerd. In onze begrotingszitting hebben we aan dat stuk de nodige aandacht besteed en er ook met instem ming kennis van genomen. Ik kan U meedelen, dat ik inmiddels ben benoemd tot bestuurslid van de V.N.G. en dat de wethouders en ik voorts zitting hebben in diverse commissies van deze landelijke organisatie van de gemeenten. Ik meende er goed aan te doen ook aan dit soort zaken eens enkele woorden te wijden. Aan de ene kant hebben we de handen meer dan vol aan onze eigen problemen, aan de andere kant achten wij het in het belang van onze gemeente, dat we ook in bredere ka ders zo goed mogelijk meedoen. Het is U stellig be kend, dat wij als bestuur van de hoofdstad voorts een actieve rol spelen in allerlei organisaties die op pro vinciaal en regionaal niveau werkzaam zijn. Dit ach ten wij in het belang van provincie of streek, maar ook stellig in het welbegrepen eigenbelang. Ook op bestuurlijk niveau zien we een ontwikkeling, dat men in toenemende mate de zaken niet meer zonder over leg met anderen kan afdoen. In dat verband hecht ik eraan nog eens met veel nadruk te stellen, dat het een absolute noodzaak lijkt te zijn in het Noorden van de provincie Friesland met elkander te overleggen in hoeverre en op welke gebieden een of andere vorm van samenwerking geboden is. Het is echt de moeite waard na te gaan hoe we ervoor kunnen zorgen, dat het deel van onze provincie, dat onmiskenbaar het bloeiendste gedeelte was, ook een zekere bloei kan continueren. Het gevaar van afzakken is groter dan velen zich be wust zijn. De meningen over gewestvorming wat daar ook onder mag worden verstaan mogen erg verdeeld zijn, er zijn heel wat problemen die interge meentelijk onder ogen zullen moeten worden gezien. Ik mag noemen de hulpverlening, de politie, de ge zondheidszorg, de sociale werkvoorziening, de werkge legenheid, de woningbouw, de recreatie. In het jaar 1973 zal Uw Raad een aantal belang rijke beleidsbeslissingen moeten nemen. Na een jaren lange voorbereiding hoop ik, dat nu op vrij korte ter mijn door de Raad kan worden overgegaan tot het in nemen van een standpunt met betrekking tot het door het bureau Priemus opgestelde rapport en de aanbevelin gen inzake de woningbouw en tot het vaststellen van het structuurplan voor de Gemeente. Voorts hopen wij, dat de Raad nog vóór de zomervakantie kan overgaan tot het vaststellen van doelstellingen en uitgangspun ten voor het vaststellen van een herzien structuurplan voor de binnenstad. Na het overleg dat met belang stellenden is gevoerd, werken wij aan een nota, welke in de Raad aan de orde zal worden gesteld. Wij hebben nog steeds de hoop en we werken daar ook op dat nog tijdens de zittingsperiode van deze Raad het herziene structuurplan voor de binnenstad kan wor den vastgesteld. Een sector, waaraan we ook in onze stad in toene mende mate aandacht zullen moeten schenken, is die van het openbaar vervoer. Mr. De Graaff, directeur Algemene Zaken van de Nederlandse Spoorwegen, heeft onlangs op indringende wijze gesproken over de samenhang tussen openbaar vervoer, milieu en ruim telijke ordening. Enkele kernpunten uit zijn betoog waren de volgende: „Er zijn grenzen aan de maatschappelijke voordelen van grote paraatheid en mobiliteit van de eigen auto; deze grenzen liggen dóór waar de gebruiksmogelijk heid door ruimtegebrek verloren gaat en het verschaf fen van nog meer ruimte op niet meer te aanvaarden consequenties stuit." 3 „De vrijheid van vestiging, de vrijheid zich met eigen vervoermiddel te verplaatsen en de vrijheid dit naar believen te parkeren, ontnemen andere vrijheden en waarden hun mogelijkheid." „De ruimtelijke structuur, uitgegroeid op basis van bereikbaarheid per eigen auto, nam onaanvaardbare proporties aan. Het patroon van wonen, werken, re creatie, etc. zal anders moeten functioneren: door mid del van een ander verstedelijkingspatroon, gericht op bereikbaarheid per openbaar vervoer." Niettegenstaande onze zorgelijke financiële positie, hopen wij in 1973 toch op verschillende terreinen voort gang te kunnen boeken. Ik zou willen noemen: Het realiseren van een creativiteitscentrum in het gebouwencomplex Zalen Schaaf. Het tot stand komen van een home voor jongelui, dat zal worden gerund door „Hippopotamus". Een verdere verbetering van de accommodatie van „De Harmonie". Het tot stand komen van een nieuw gebouw voor het gemeentelijk scholencomplex v.w.o. en m.a.v.o. in 't Aldlan. In mijn nieuwjaarsrede van 5 januari 1970 zei ik hierover onder meer: „Het Ministerie van On derwijs zal meer dan tot dusverre moeten helpen om een aantal nieuwe gebouwen in de sector onderwijs te doen verrijzen. De behandeling van onze plannen be treffende het nieuwe complex gebouwen voor het ge meentelijk gymnasium/atheneum/h.a.v.o. in 't Aldlan is flink beneden peil. We hadden in 1969 met de bouw moeten beginnen, maar dat is niet gelukt door onvol doende medewerking van het zo juist genoemde Mi nisterie." Nu, drie jaar later, is het beeld nog precies gelijk, niettegenstaande het feit dat Wethouder Ten Brug en ik er het afgelopen jaar met Minister Van Veen en Staatssecretaris Schelfhout persoonlijk over hebben gediscussieerd. In feite is dit toch wel een er gerlijke zaak, vooral als men ziet, hoe we ons met noodlokalen moeten behelpen. Voorts zullen zeker de ingebruikneming van de nieuwe h.t.s. en de opening van het geheel gerestau reerde museum „Het Princessehof" hoogtepunten in onze gemeente worden in dit nieuwe jaar. Het Prin cessehof zal vrij zeker worden geopend op de 23ste mei en H.K.H. Prinses Margriet heeft reeds in principe toegezegd de officiële openingsplechtigheid te willen verrichten. Dat we in 1972 hebben kunnen beginnen met de restauratie van de Grote Kerk en van de Oldehove en daar in 1973 volop aan zal worden gewerkt, betekent, dat we bezig zijn enige van de meest essentiële ele menten in de binnenstad een aanzien te hergeven waar op we trots kunnen zijn. We zijn erkentelijk voor de medewerking, welke we hiervoor van Rijk en Provin cie hebben gekregen. We zijn stellig dank verschul digd voor het vele werk, dat de Kerkvoogdij van de Nederlands Hervormde Kerk en de door haar inge stelde restauratie-commissie hebben verricht om tot het restaureren van de Grote Kerk te kunnen komen. Als de restauraties van die kerk en van de Oldehove zijn voltooid, zullen de meest markante gebouwen van historische betekenis weer voor lange tijd als gave elementen mede bepalend zijn voor het karakter van de Leeuwarder binnenstad. Een nog verre van voltooi de taak is het herstel van de omgeving van de zo juist door mij genoemde gebouwen. Dat is een moeilijker opgave dan velen zich wellicht realiseren, maar ook aan die opgave zullen we in 1973 met kracht door werken. In dit kader wil ik nog melding maken van de de finitieve overeenstemming welke vlak voor de jaarwis seling is bereikt tussen het kerkbestuur van de Boni- fatiusparochie en de Stichting tot behoud van de Bo- nifatiusgebouwen. Ik vertrouw erop, dat hiermede een basis is gelegd voor het behoud van die gebouwen voor onze stad. Gaarne wil ik het kerkbestuur dank zeggen voor de medewerking en het bestuur van de stichting voor de activiteiten die tot dit resultaat heb ben geleid. Ik maak ook met voldoening melding van de goede contacten, welke wij het afgelopen jaar met beide besturen hebben gehad. Nadat we op de 22ste december j.l. met gepaste trots en met dankbaarheid aan het bestuur van „Het Torenfonds" het carillon weer in gebruik hebben kunnen nemen in de fraai gerestaureerde stadhuiskoe pel, hopen we in 1973 in gebruik te kunnen nemen: de opgeknapte bovenste etage van het stadhuis als „voorlichtingscentrum", terwijl daar waarschijnlijk ook een aanmerkelijk betere leeskamer voor de raadsleden verkregen zal kunnen worden en de beneden-etage van het voormalige Paleis, waar, naast de reeds in gebruik zijnde trouwzaal, werkvertrekken voor de wethouders en vergaderruimten beschikbaar zullen komen. Een enkel woord wil ik nog wijden aan de ontwik keling van het inwoner-aantal. Dat zal zoals U on dertussen hebt kunnen lezen voor Leeuwarden vrij belangrijk teruglopen, waarschijnlijk met ongeveer 1500. Dat is deels een gevolg van het geringe aantal woningen dat in 1971 en 1972 gereed kon komen. Het dieptepunt in de woningbouw hebben we gehad. Er wordt inmiddels volop èn in aantal èn in variatie in onze gemeente gebouwd. Dit gebeurt echter ook in de omringende gemeenten. Wanneer een en ander in het huidige tempo doorgaat, zal leegstand van nieuwbouw in deze regio niet kunnen uitblijven. Ik vraag me wel af, of de gezamenlijke gemeenten ongestraft op de huidige wijze voort kunnen gaan. Ook vraag ik me af, of het een zinvolle gang van zaken is buitenwijken van een stad te bouwen in omringende dorpen. Als ik dit zeg, mag men daaruit niet concluderen, dat ik ook maar enig bezwaar heb tegen nieuwbouw in de dorpen, maar dan moet die zich wel beperken binnen zodanige grenzen dat het wezenlijke karakter van die dorpen gehandhaafd blijft. Overigens is het onze taak het wezenlijke karakter van de stad te handhaven. Dat is een moeilijke, maar tegelijkertijd boeiende opgave. Met de hulp van een uitstekend ambtenarenkorps, dat ik gaarne bij dezen ook dank zeg voor zijn toewijding in het achter ons liggende jaar en hierbij betrek ik stellig ook al de genen, die werkzaam zijn bij het politiekorps en in de verschillende sectoren van het onderwijs zullen we die uitdaging met vertrouwen tegemoet kunnen treden. Daarvoor zal ook van U, leden van de Raad, in het jaar 1973 weer veel tijd en energie worden gevraagd. Gaarne wil ik tenslotte U allen, zowel in persoonlijk als in zakelijk opzicht, een gezegend en voorspoedig 1973 toewensen. De heer Heidinga: Mijnheer de Burgemeester, aller eerst dank ik U, namens de gehele Raad, voor de goede wensen, die U hebt gericht aan ons persoonlijk, en onze gezinnen. Wij stellen die op hoge prijs en hopen, dat U met Uw gezin in voorspoed en gezond heid daarin moogt meeleven. Met U spreken wij de hoop uit, dat de goede samen werking in Raad, College, en met U persoonlijk be stendigd mag blijven, en dat we, ook als de meningen of standpunten verschillend zijn, toch steeds van el kaar blijven aannemen, dat wij het goede zoeken voor onze gemeente. Het beroep, dat U gedaan hebt op de politieke partijen en op de burgerij om ervoor te blij ven zorgen, dat er bekwame mensen worden gekozen als lid van de Gemeenteraad, onderschrijven wij vol komen; het is van groot belang voor de gemeente; het is ook eervol raadslid te mogen zijn. Het is ook van belang, dat U eens even hebt ge wezen op de taken die vervuld worden op ander ge bied dan het strikt gemeentelijke. Ook daar wordt veel energie en idealisme ingezet voor de gemeenschap; de Raad stelt het op prijs, dat U deze keer daarop eens nadrukkelijk de aandacht hebt gevestigd. Er liggen voor 1973 weer vele belangrijke taken op ons te wachten en er moeten vérstrekkende beslissin gen worden genomen. U kunt ervan verzekerd zijn, dat deze Raad met de ter beschikking staande midde len en met inzet van de persoonlijke gaven en talenten zal trachten het te verrichten werk goed te volbrengen. Een van de grootste problemen lijkt wel te zijn het financieren van een aantal urgente zaken, zoals bijv. nieuwe schoolgebouwen en de renovatie van de bin nenstad. Wij kunnen alleen maar hopen, dat we dit jaar ten minste niet verder achteruitgaan, doch dat een nieuwe start op velerlei gebied mogelijk zal zijn. Zouden we dit jaar het probleem binnenstad niet eens van een andere kant kunnen benaderen Het zou, dacht ik, belangrijk kunnen zijn eens te weten hoeveel gezinnen graag in de binnenstad willen wonen, welke eisen deze dan stellen aan de woning en aan de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 2