14 De Voorzitter: Er zijn dus drie wijzigingen in het voorstel. Ik noem ze even voor ik de tweede ronde aan de orde stel. Het woord „architect" vervangen we door „bouwkundige", „Welstandscommissie" wordt „Welstandsadviescommissie", en in art. 10, lid 2, wordt „het" veranderd in „het advies". De heer 1$. P. van der Veen: Ik hoor het voorstel om „architect" te vervangen door „bouwkundige" en dan heb ik er toch wel behoefte aan te weten wat nu precies het verschil is. Ik dacht, dat het ging om de mate van deskundigheid, niet op een willekeurig ge bied, maar op het gebied van de uiterlijke vormgeving. Schoonheidscommissie, zei men vroeger, en ik dacht, dat dat bij uitstek het terrein van de architect, de bouwmeester, was. Indien de bouwkundige iets an ders is meer, minder of iets speciaals dan wil ik graag weten waar men aan gedacht heeft, omdat ik, als ik dat niet weet, voorlopig geen reden zie „bouw kundige" te prefereren boven „architect". Bij „archi tect" weet ik waar ik het over heb, bij „bouwkundige" weet ik dat niet. Ik denk ook even aan de laatste zin op pag. 1 van de raadsbrief waarin staat, dat men in de Schoonheidscommissie verschil maakte tussen ar chitecten en niet-architectendie laatsten werden ver deeld in kunstzinnigen en aannemers. (Gelach) (De Voorzitter: Maar dat staat niet in deze verordening.) Nee. Ik weet ook niet of het als tegenstelling bedoeld was, maar in ieder geval neem ik aan, dat die aanne mers wel gerekend zouden moeten worden tot de bouw kundigen. Als dat zo is, moet in art. 12 niet alleen „architect" vervangen worden door „bouwkundige", maar moeten de anderen die geen architect zijn ook geen bouwkundigen zijn, wilt U enige zin houden in art. 12. Ik vind het in ieder geval een onberaden voor stel van de heer Rijpma. (Gelach) En ik meen zo op het eerste gezicht ook, dat de Wethouder niet zo snel had moeten zijn met het overnemen van dit voorstel. Ik zou het prefereren het maar te houden zoals het is voorgesteld in de raadsbrief. Mevr. Visscher-BouwerNog even iets over de ter mijn van de herbenoembaarheid. De heer Tiekstra heeft mij al toegezegd het nog eens te willen bekijken. Het ging mij natuurlijk om het voorkomen van ex treme gevallen. Ik ben het verder met de heer Van der Veen eens; ik vind het ook veiliger het woord „architect" maar te laten staan. De heer Tiekstra (weth.): De wetstekst spreekt over deskundigen. In het algemeen wordt uiteraard, voor wat de uiterlijke verschijningsvormen van een plan betreft, de architect daarvoor in meerdere of mindere mate aangezien. Dat is juist. Maar ik geloof niet, dat men ten aanzien van de groep bouwkundigen zou kunnen zeggen, dat die daarover niet terecht een oordeel zouden kunnen hebben. Ik denk inderdaad wel aan de groep die de heer Van der Veen noemde, bijv. de aannemers; een aannemer kan ook bouwkundig inge nieur zijn en dan ook het arehitectenberoep uitoefe nen. Dat betekent dus, dat ik in mijn opstelling, uit gaande van het woord deskundigheid, even in het bijzonder in deze richting gedacht heb en naar het oordeel van de heer Van der Veen en mevr. Visscher kennelijk een beetje te vlot ben geweest in het over nemen van het voorstel van de heer Rijpma; de be slissing is uiteraard aan de Raad. Ik zie geen bezwa ren, maar we moeten wel de nodige zorgvuldigheid betrachten. Ik geloof overigens, mijnheer Van der Veen, dat al is het niet speciaal hun terrein men aan aannemers geen kunstzinnigheid kan ont zeggen, want wij hebben bijv. een aannemer in de Raad(De heer B. P. van der Veen: Niet quali- tate qua!) met zeer hoge vocale kwaliteiten. Dit is niet ernstig bedoeld hoor. (De heer B,. P. van der Veen: Ik stel voor, dat we dan ook een bouwboer nemen.) (Gelach) Ik geloof, dat ik klaar ben. De Voorzitter: Verlangt iemand stemming over het voorstel met inachtneming van de drie door mij ge noemde wijzigingen? De heer B. P. van der Veen: Ik verlang wel stem ming over het vervangen van het woord „architect" door „bouwkundige". De Voorzitter: Wij kunnen wel bij handopsteken stemmen. Ik vraag dus wie het woord architect willen handhaven. Bij handopsteken (23 tegen 10 stemmen) wordt be sloten het woord „architect" te vervangen door „bouw kundige". Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de drie door de Voorzitter genoemde wijzigingen. Punt 16 (bijlage no. 11). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 14). De Voorzitter: Om een verwarde discussie te voor komen, lijkt het me het beste, dat we, als iemand een bepaald onderdeel van de raadsbrief aan de orde stelt, dat onderdeel geheel afwerken. Leeuwarder Sportcentrum. De heer Meijerhof: Wij hebben de aanvraag om subsidie van het Leeuwarder Sportcentrum ook be handeld in de Raad voor Sportaangelegenheden; dat was in oktober 1971, in een grijs verleden dus. Toen is ook het eenmalig subsidie van f 1.500,ter sprake gekomen. De situatie is dus zo, dat het Sportcentrum onderdak heeft gevonden bij de Dienst voor Sport en Recreatie. Een grote wens van het Sportcentrum was te komen tot een eigen home; dat staat ook vermeld op pag. 3 van de raadsbrief. Nu was er bij de Dienst voor Sport en Recreatie nog een kamer vrij waar geen meubilair in stond en dat was een leuke aanleiding voor het Sportcentrum te proberen daar een start te maken met een eigen home. Deze kamer moest ge meubileerd worden en men vraagt daarvoor een een malig subsidie van f 1.500,Nu vind ik het wat dwaas, dat een organisatie die bij de Gemeente op visite is, geld krijgt om zelf meubilair aan te schaffen. De Gemeente gaat hier dus een eigendomsoverdracht aan met dat Leeuwarder Sportcentrum. Volgens mij zou het veel logischer geweest zijn, dat de Gemeente een krediet van f 1.500,aan de Dienst voor Sport en Recreatie beschikbaar had gesteld om meubilair aan te schaffen. Dan was dat meubilair eigendom ge bleven van de Gemeente. Een ander punt - ik heb het al even genoemd dat mij opvalt, is dat de zaak die reeds lang geleden in de Raad voor Sportaangelegenheden is behandeld, nu pas in de Raad komt. Ik moet volledigheidshalve wel even opmerken, dat dit punt ook in december 1972 nog eens op de agenda van de vergadering van de Raad voor Sportaangelegenheden heeft gestaan, m.n. de kwestie van het eenmalig subsidie. Ik krijg door de lange termijn die tussen deze besprekingen zit, de in druk, dat er misschien wat moeilijkheden geweest zijn, ook omdat het bedrag van het aanvullend subsidie ad f 450,een ander is dan het bedrag, dat oorspronke lijk is voorgesteld. Kan het College misschien ver tellen wat de oorzaak is van deze wijziging? De heer Weide (weth.): Het eenmalig subsidie voor het aanschaffen van meubilair is een kwestie van vestzak-broekzak. Ik dacht, dat het zo juist mogelijk in de boeken naar voren werd gebracht. De Dienst voor Sport en Recreatie stelt de ruimte beschikbaar, maar beschikt niet over overtollig meubilair. Het lijkt mij juist, dat daarom rechtstreeks aan het Leeuwarder Sportcentrum een subsidie wordt gegeven. Mocht deze organisatie in de toekomst nog eens een andere ruim te krijgen, dan kan men beschikken over eigen meu bilair. Of wij rechtstreeks het Sportcentrum subsi diëren of de dienst een krediet verlenen, het blijft f 1.500,kosten. De lange periode waarin dit voorstel in behandeling is geweest, is niet van invloed geweest op de wijziging van het subsidie-voorstel. Het College van B. en W. heeft de bedragen zeer intensief bekeken. In 1966 werd een bedrag opgenomen van f 500,voor de ad ministrateur; in 1970 is er f300,— aan toegevoegd voor bureaukosten. Wij hebben gemeend het Sport centrum was het daar ook mee eens dat wij het 15 bedrag ieder jaar aan de hand van de trend zouden moeten verhogenhet bedrag van f 500,vanaf 1966 aan de hand van de loonindex, het bedrag van de bu reaukosten vanaf 1970 aan de hand van de prijsindex. Als gevolg daarvan komen we nu op een bedrag van f 1.250,— Te ramen ontvangsten. Mevr. Visser-van den Bos: Als ik het wel heb, is de correctie niet helemaal volledig. Wij hebben een correctie gekregen over ik zou haast zeggen het bruto bedrag, maar de te ramen ontvangsten zou den naar mijn mening ook gecorrigeerd moeten wor den. Ik vind, dat het in de kolom „jaarlijks" vermelde bedrag van f3.900,(80 pet. uitkering gemeente fonds) niet voldoende is. Er wordt toch ook 80 pet. van „Stichting Dorpshuis Wirdum-Swichum" ontvan gen? Daarbij gaat het om f4.320,het bedrag staat ook in de raadsbrief vermeld. Waarom in de door mij bedoelde kolom f 3.900,staat, is mij niet duidelijk. Er ontbreekt ook nog 80 pet. van twee posten van „Stichting Sociaal Cultureel Werk voor de Jeugd" ad f 832,en 80 pet. van „Buurtwerk" ad f 1.860,Vol gens mij zou de post van f 3.900,verhoogd moeten worden met f7.012,(afgerond f7.000, De heer Weide (weth.): Ik kan de kwestie die mevr. Visser ons voorlegt, niet zo snel narekenen. Het is inderdaad zo, dat wij voor een aantal onderdelen 80 pet. van de kosten via de Financiële verhoudings wet terug kunnen vorderen. Wijzigingen kunnen even tueel alsnog worden aangebracht. Maar ik dacht, dat de Wethouder van Financiën dit wel even exact zal narekenen. De Voorzitter: Ik wil deze kwestie graag even af ronden. De begrotingswijzigingen zijn ter inzage ge legd. Mevr. Visser heeft gelijk, dat er nog enkele wij zigingen zullen moeten worden aangebracht. Wij heb ben de stukken nu niet bij de hand, maar ik vraag de Raad machtiging de wijzigingen op de ter inzage ge legde begrotingen aan te mogen brengen overeenkom stig de opmerkingen die door mevr. Visser zijn ge maakt. De Raad stemt hiermee in. Bejaardensociëteit Parochie St. Johannes de Dooper. Mevr. Visser-van den Bos: Uit de raadsbrief blijkt, dat door de Bejaardensociëteit Parochie St. Johannes de Dooper een subsidieverzoek is ingediend. Ik meen alle stukken goed te hebben bekeken, maar in de map kon ik de betreffende aanvraag niet vinden. Daarom heb ik niet kunnen zien wat de aanvragers zelf naar voren hebben gebracht. Nu zou ik willen vragen om de aanvraag even te willen aanhouden en deze in elk geval in handen te stellen van de Raad voor Bejaar denaangelegenheden. Die raad kan dan bekijken of dit een kerkelijke zaak is of een gewone bejaarden sociëteit in dat deel van de stad. In dat laatste geval zou men wel recht hebben op subsidie. De heer De Vries: Mijn opmerking heeft niet di rect betrekking op het onderwerp dat aan de orde is, maar houdt verband met een opmerking van mevr. Visser. Het is mij opgevallen, dat over de aan de orde zijnde zaken de functionele raden niet zijn gehoord. Mevr. Visser constateerde dit feit ten aanzien van de Bejaardensociëteit Parochie St. Johannes de Dooper; ik constateerde het ten aanzien van een aantal kwes ties met betrekking tot het jeugdwerk. Ik zou graag willen weten waarom de functionele raden niet zijn gehoord. De heer Weide (weth.)Mevr. Visser merkte op, dat de Raad voor Bejaardenaangelegenheden niet was ingeschakeld; de heer De Vries constateerde hetzelfde ten aanzien van de Raad voor Jeugdaangelegenheden. Ik hoef de subsidieverzoeken niet stuk voor stuk na te gaan. Een aantal aanvragen zijn in discussie ge weest in de presidia van de diverse raden. Niet over de directe uitvoering maar wel over het principe is overleg geweest met de functionele raden. Bovendien is een aantal aanvragen in discussie geweest in de Com missie Opbouwwerk. Gezien de haast die wij met deze subsidie-aanvragen hebben, leek het ons niet wenselijk het gehele voorstel nog weer in de diverse raden aan de orde te stellen. Dan zou het weer een paar maan den duren voor wij de zaak in de Raad zouden kunnen behandelen. De kwestie betreffende de bejaardensociëteit ligt, dacht ik, op het terrein van de heer Heetla. De heer Heetla (weth.): De aanvraag van deze be jaardensociëteit moet U zien als een nieuw subsidie verzoek. Nieuwe subsidieverzoeken nemen we alleen in behandeling wanneer ze een algemeen karakter dra gen. Het College was van mening, dat het dit verzoek niet in behandeling moest nemen omdat dat een pre cedent zou scheppen ten opzichte van andere instanties, verenigingen, crèches en wat dies meer zij, die met een subsidieverzoek zouden komen. Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb geen antwoord gekregen op mijn verzoek deze aanvraag toch in elk geval nog door de Raad voor Bejaardenaangelegenhe den te laten bekijken. Er zijn verschillende bejaarden sociëteiten die wel subsidie krijgen. Aangezien het een groot goed is, dat de bejaardensociëteiten zo goed mogelijk over de stad verspreid zijn, lijkt het mij wel de moeite waard eens te bekijken of we deze bejaar densociëteit misschien toch een paar honderd gulden moeten geven voor het een of ander. Ik vind, dat, als er een Raad voor Bejaardenaangelegenheden is, die toch zo'n aanvraag van een advies dient te voor zien. De Voorzitter: Als ik U goed begrepen heb, bent U van mening, dat deze aanvraag nog niet definitief afgewezen dient te worden, maar dat moet worden na gegaan of er niet reeds precedenten zijn. Ik dacht, dat het geen bezwaar was dit na te gaan. Maar dan gaat U er waarschijnlijk wel mee akkoord, dat wij op deze kwestie in een volgende raadsvergadering nog eens terug zouden komen als er inderdaad precedenten zijn. (Mevr. Visser-van den Bos: De Raad voor Be jaardenaangelegenheden dient in ieder geval de kans te krijgen deze zaak te bekijken.) Ik stel voor, dat wij deze kwestie nagaan. Er is geen bezwaar tegen over leg met de Raad voor Bejaardenaangelegenheden over de vraag of er niet reeds precedenten zijn. Zijn die er, dan komen wij terug bij de Raad, zijn die er niet, dan wijzen wij het subsidieverzoek af. Stichting Overkoepelend Jeugdwerk Leeuwarden en Omstreken. De heer Van der Wal: Ik wil niet zo zeer ingaan op de afwijzing van het subsidieverzoek; ik geloof, dat de mensen van S.O.L.O. zelf de moed ook al een beetje hebben opgegeven. Maar ik wil me wel duidelijk distan- ciëren van de motivering van de afwijzing, als zouden er nu en voor de toekomst wel genoeg jeugdvoor zieningen in Leeuwarden voorhanden zijn. De ergste achterstand wordt misschien zo langzamerhand inge haald, maar in Leeuwarden zijn jeugdvoorzieningen nog steeds niet op een redelijk peil voor een stad van deze grootte. In dit verband wil ik ook nog even in formeren naar de stand van zaken met betrekking tot het subsidieverzoek van de K.W.J. voor een centrum in de Speelmansstraat. (De Voorzitter: U pleit dus niet voor S.O.L.O.) Nee, het ging mij alleen om de motivering van de afwijzing. De Voorzitter: Dan ben ik van mening, dat wij hier vandaag niet verder over hoeven te praten. (De heer Van der Wal: Weth. Weide kan er toch wel even op ingaan.) (De heer Weide (weth.): Als U het hele jeugdwerk aansnijdt, kost het minstens een kwar tier U te antwoorden.) Het ging nu over S.O.L.O. en daar zijn geen vragen over. Wij hebben kennis ge nomen van Uw mening over de motivering. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inachtneming van de door de Voor zitter genoemde correcties ten aanzien van de te ra men posten en de toezegging ten aanzien van het subsi dieverzoek van de Bejaardensociëteit Parochie St. Jo hannes de Dooper.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1973 | | pagina 8